Operating Instructions

4. Instellingen van focus, helderheid (belichting) en kleurtoon
94
Als u na het scherpstellen op een onderwerp in-/uitzoomt, kan de nauwkeurigheid van het
brandpunt verloren gaan. Stel het brandpunt in dat geval opnieuw in.
Onderwerpen en opname-omstandigheden waarbij het scherpstellen moeilijk
is
Snelbewegende onderwerpen, extreem helderen onderwerpen of onderwerpen zonder
contrast.
Wanneer u onderwerpen opneemt door ramen of in de buurt van glimmende voorwerpen.
Wanneer het donker is of wanneer er zich beeldbibber voordoet.
Wanneer het toestel zich te dicht bij het onderwerp bevindt of wanneer u een beeld maakt
van zowel onderwerpen ver weg als onderwerpen dichtbij.
Afstellen van de compositie terwijl de sluiterknop tot halverwege ingedrukt
wordt
Als opgenomen wordt met [
Ø
] volg dan onderstaande stappen als het onderwerp niet in
het midden van het beeld staat dat u wilt opnemen. (Als de focusmodus op [AFS] gezet is)
1 Richt de AF-zone rondom het onderwerp.
2 Druk de sluiterknop tot halverwege in.
Hierdoor zullen scherpstelling en belichting vergrendeld worden.
3 Terwijl u de functieknop tot halverwege ingedrukt blijft houden, beweegt u de camera
om het beeld samen te stellen dat u wilt opnemen.
4 Druk op de sluiterknop om de foto te maken.