Operating Instructions
224
8. Helderheid (belichting)/Kleur/Beeldeffect
• In de [ ]-modus is de bediening anders dan in andere opnamemodussen.
– [Standaard] of [Zwart-wit] kunnen ingesteld worden.
– De instelling zal op [Standaard] gereset worden als de camera op een
andere opnamemodus geschakeld of uitgeschakeld wordt.
– De beeldkwaliteit kan niet afgesteld worden.
• Alleen de aanpassing van de beeldkwaliteit kan worden ingesteld in de
[
]-modus.
• Als [Filterinstellingen] gebruikt wordt, is [Fotostijl] niet beschikbaar.
De afbeeldingskwaliteit aanpassen
Druk op om het type Fotostijl te selecteren.
Druk op om een item te selecteren
en druk vervolgens op
om het af
te stellen.
• U kunt de aangepaste details registreren in
[Custom] door op [DISP.] te drukken.
Standaard
Druk op .
• Wanneer de afbeeldingskwaliteit aangepast
is, wordt de Fotostijl-icoon op het
opnamescherm aangeduid met [+].
Items instellen (Aanpassing afbeeldingskwaliteit)
[Contrast]
*
1
Past het contrast in het beeld aan.
[Scherpte] Past de contouren in het beeld aan.
[Ruisreductie]
Past het ruisreductie-effect aan.
• De vergroting van het effect kan een kleine afname
van de fotoresolutie veroorzaken.
[Verzadiging]
*
2
Past de levendigheid van kleuren aan.
[Kleurtoon]
*
3
Past de blauwe en gele tinten aan.










