Operating Instructions
99
4. Opnamemodus
2
Stel de sluitertijd in.
● Draai aan of .
3
Begin met de opname.
• Als de correcte belichting niet bereikt
wordt wanneer de ontspanknop tot
halverwege ingedrukt wordt, knipperen de
diafragmawaarde en de sluitertijd rood.
• De effecten van de ingestelde diafragmawaarde en sluitertijd zullen niet op
het opnamescherm zichtbaar zijn.
Gebruik [Voorvertoning] om de effecten op het opnamescherm te
controleren. (106)
• De helderheid van het opnamescherm en van de op dat moment
opgenomen beelden kan verschillend zijn.
Controleer de beelden op het afspeelscherm.
• Sluitertijden korter dan 1/50 seconde zijn niet beschikbaar als u de flitser
activeert. (232)
• U kunt de bediening van de draaiknop aanpassen aan uw voorkeur:
[
] [ ] [Instellingen wieltje] [Wieltje toewijzen (F/SS)]/
[Draairichting (F/SS)] (340)
• Het opnamescherm kan een belichtingsmeter weergeven die het verband
tussen de diafragmawaarde en de sluitertijd aangeeft:
[
] [ ] [Lichtmeter] (347)










