Operating Instructions

129
6. Scherpstellen/Zoom
Low illumination AF
In een donkere omgeving werkt low illumination AF automatisch en wordt de
focusweergave aangeduid als [
].
Scherpstellen kan langer duren dan normaal.
Starlight AF
Als de camera sterren in de nachthemel detecteert nadat low illumination AF
vastgesteld is, zal Starlight AF geactiveerd worden.
Als de scherpstelling verkregen is, zal de focusweergave [
] weergeven en zal
het AF-gebied weergegeven worden op de scherpgestelde zone.
De randen van het scherm kunnen Starlight AF niet detecteren.
Onderwerpen en opname-omstandigheden die het scherp stellen met de
AF mode moeilijk maken
Snel bewegende onderwerpen
Extreem heldere onderwerpen
Onderwerpen zonder contrast
Onderwerpen die achter glas opgenomen zijn
Onderwerpen vlakbij glanzende objecten
Onderwerpen op zeer donkere plaatsen
Als onderwerpen zowel ver als dichtbij opgenomen worden
Als de volgende handelingen worden uitgevoerd tijdens het opnemen met
[AFF] of [AFC] kan het enige tijd duren voordat de camera is scherpgesteld.
Bij het inzoomen van het groothoek-uiteinde naar het telefoto-uiteinde
Wanneer het onderwerp plotseling verandert van ver weg naar dichtbij
Als de zoom gebruikt wordt nadat scherp gesteld is, kan de scherpstelling
verkeerd zijn. Pas de scherpstelling in dat geval opnieuw aan.
U kunt de ontspanner snel loslaten door de ontspanknop tot halverwege in
te drukken:
[
] [ ] [Ontsp. knop half indr.] (333)
Als de camerabeweging vermindert, is het mogelijk om automatisch scherp
te stellen:
[
] [ ] [Quick AF] (334)