Operating Instructions
63
Opnamemodus
Foto’s maken met automatische instellingen (Intelligent Auto modus)
Fotograferen met verschillende kleurtonen, onscherpte- en
helderheidsniveaus
Opnamemodus:
■
Kleur instellen
Druk op de [ ]-knop ( ) om het instelscherm weer te geven
Draai het functiewieltje achterop om de kleur aan te passen
• Druk op [MENU/SET] om terug te gaan naar het opnamescherm.
• De instelling voor kleur keert terug naar het standaardniveau
(middelpunt) als dit apparaat uitgeschakeld wordt of de camera op
een andere opnamemodus wordt ingesteld.
■
Onscherpte van de achtergrond (onscherpteregelingsfunctie) instellen
Druk op de [Fn7]-knop om het instelscherm weer te geven
5.64.02.8
250 125 60 30 15
Draai het functiewieltje achterop om de
achtergrondonscherpte aan te passen
• Druk op [MENU/SET] om terug te keren naar het opnamescherm.
• Wanneer u op de [Fn7]-knop op het instelscherm voor onscherpte
drukt, wordt de instelling geannuleerd.
• De automatische scherpstelmodus staat ingesteld op [
]. De
plaats van het AF-gebied kan worden ingesteld door het scherm
aan te raken. (U kunt de grootte niet wijzigen.)
■
Helderheid instellen
Druk op de [ ]-knop
Draai het functiewieltje achterop om de helderheid aan te
passen
•
U kunt de inhoud van de instelling op het belichtingscompensatiescherm
aanpassen vanuit [Inst. belichtingscomp scherm] in het menu
[Voorkeuze] ([Bediening]). (→199)
• Druk opnieuw op de [ ]-knop om terug te keren naar het
opnamescherm.
■
Bij bediening via het aanraakscherm
Raak [ ] aan
Raak het item aan dat u wilt instellen
[ ]: Kleur
[ ]: Mate van onscherpte
[ ]: Helderheid
Sleep de schuifbalk of de belichtingsmeter om in te stellen
• Druk op [MENU/SET] om terug te gaan naar het opnamescherm.










