Operating Instructions

13. Overige
184
Controleer of de belichting correct gecompenseerd is. (P70)
Is de aandrijfstand op een andere modus dan [Enkel] gezet? (P86)
Het onderwerp ligt buiten het brandpuntbereik van de camera. (P35)
De sluitertijd zal langer worden en de beeldstabilisatorfunctie kan mogelijk niet naar behoren
werken als foto's gemaakt worden, met name op donkere plaatsen.
> Wij raden aan een statief en de zelfontspanner (P91) te gebruiken wanneer u opnamen
maakt met een langzame sluitertijd.
Probeer het volgende:
> De ISO-gevoeligheid verminderen. (P71)
> Verhoog de instelling voor [Ruisreductie] in [Fotostijl] of verlaag de instelling voor ieder van
de items behalve [Ruisreductie]. (P123)
Als u een bewegend onderwerp opneemt met gebruik van de elektronische sluiter, of als u een
film of een 4K-foto opneemt, kan het onderwerp vervormd op het beeld verschijnen. Dit is een
kenmerk van MOS-sensoren die als de pickup-sensoren van het toestel werken. Het is geen
storing.
Dit is kenmerkend voor MOS-sensoren die dienst doen als de
pickupsensoren van de camera.
Dit is geen storing.
Als de elektronische sluiter (P127) gebruikt wordt, zal het verlagen van
de sluitertijd het effect van de horizontale strepen verkleinen.
Het beeld is te licht of te donker.
Er worden in één keer meervoudige beelden opgenomen.
Het object is niet goed scherp.
Het opgenomen beeld is wazig.
De beeldstabilisator is niet doeltreffend.
Het opgenomen beeld ziet er onafgewerkt uit.
Er verschijnt ruis op het beeld.
Het onderwerp verschijnt vervormd op het beeld.
Er kunnen strepen of beeldflikkering verschijnen onder verlichting zoals
fluorescente verlichting en LED-verlichting-inrichting.