Operation Manual

37 38
5.3.8 Kantelhulp
1) Zet voor een hindernis één voet op de kantelhulp (zie afb. 38) en duw de kantelhulp omlaag.
2) Wanneer tegelijkertijd ook de duwhandvatten omlaag worden gedrukt, kan de rolstoel gemakkelijk een stukje wor
den gekanteld.
5.3.9 Transitwielen
VOORZICHTIG
Kniehevelremmen werken niet, wanneer de aandrijfwielen verwijderd zijn
Omkantelen, vallen
Houd er rekening mee dat allleen de begeleider de rolstoel kan afremmen.
VOORZICHTIG
Hoogte verkeerd ingesteld
Omkantelen, vallen
Stel de hoogte aan weerszijden altijd hetzelfde in.
1) Druk de vergrendelingspen in en stel de hoogte in (aan weerszijden hetzelfde) (1). De vergrendelingspen moet
hoorbaar vastklikken.
2) Verwijder de aandrijfwielen.
Daarbij mag de gebruiker - voor zover dit mogelijk is - niet in de rolstoel zitten. Wanneer de gebruiker wel in de rol
stoel zit, moet als volgt te werk worden gegaan:
3) De eerste begeleider houdt de rolstoel vast en zorgt ervoor dat eerst het ene aandrijfwiel wordt ontlast en na ver
wijdering daarvan het andere aandrijfwiel.
4) De tweede begeleider haalt eerst voorzichtig het ene aandrijfwiel en daarna het andere van de rolstoel af.
De rolstoel kan op de transitwielen worden geschoven.
2512/2010
Gebruik