Operation Manual

6
TIJD EN DATUM INSTELLEN EN DE METER CODEREN
De meter coderen
Houd het volgende bij de hand als u uw bloedglucose test:
Plaats een teststrip om de meter in te schakelen.
Begin met uitgeschakelde meter. Als u de meter hebt ingeschakeld om instellingen te wijzigen of eerdere
resultaten te bekijken, schakelt u deze uit. Neem een teststrip uit het buisje. Als uw handen schoon en droog
zijn, kunt u de teststrip overal aanraken. De teststrips mogen op geen enkele wijze worden gebogen,
gescheurd of gewijzigd. Gebruik elke teststrip onmiddellijk nadat u deze uit het buisje hebt genomen.
Houd de meter vast als in de afbeelding en plaats de teststrip in de testpoort. Zorg ervoor dat de drie contactstaaes
naar u toe gericht zijn. Druk de teststrip in de meter tot deze niet verder kan. Buig de teststrip niet.
LET OP: Het buisje teststrips bevat een zakje gevuld met een droogmiddel dat schadelijk kan zijn bij
inademen of inslikken en dat irritatie aan de huid of de ogen kan veroorzaken.
LET OP: Neem contact op met een arts/diabetesverpleegkundige of de OneTouch®-lijn via 0800-022 24 45 als u de test niet
kunt uitvoeren vanwege een probleem met de testtoebehoren. Als de test niet wordt uitgevoerd, kan dit leiden tot vertraging in de
behandelingsbesluiten en een ernstige medische aandoening.
Controleer de code op het buisje teststrips voordat u de teststrip plaatst
Aan de hand van codenummers wordt de meter gekalibreerd met de teststrips die u gebruikt zodat nauwkeurige
testresultaten worden verkregen. Als u de meter voor het eerst gebruikt en telkens wanneer u een nieuw buisje
teststrips aanbreekt, moet de meter worden gecodeerd.
OneTouch® UltraEasy® meter
• OneTouch® Ultra® teststrips
• Prikpen
• Steriele lancetten met beschermschijes
• OneTouch® Ultra® controlevloeistof
OPMERKING:
Gebruik bij uw OneTouch® UltraEasy® meter alleen OneTouch® Ultra® teststrips.
Zorg ervoor dat de meter en de teststrips ongeveer dezelfde temperatuur hebben voordat u begint met de test.
De test moet worden uitgevoerd in een omgeving waarvan de temperatuur binnen het gebruiksbereik (6–44 °C) ligt. Probeer de test zo
dicht mogelijk bij kamertemperatuur (20–25 °C) uit te voeren, zodat nauwkeurige resultaten worden verkregen.