DIGITALE CAMERA http://www.olympus.com/ Beknopte handleiding Afleveradres goederen: Correspondentieadres: Wendenstrasse 14 – 18, 20097 Hamburg, Duitsland Tel.: +49 40 - 23 77 3-0 / Fax: +49 40 - 23 07 61 Bredowstrasse 20, 22113 Hamburg, Duitsland Postfach 10 49 08, 20034 Hamburg, Duitsland Europese Technische klantendienst: Bezoek ook onze homepage http://www.olympus-europa.
4 Camera WB (witbalans)-knop gBlz. 66 Witbalanssensor gBlz. 67 F (belichtingscorrectie)knop gBlz. 47 Bedieningspaneel gBlz. 7 LIGHT-knop gBlz. 15 Ingebouwde flitser gBlz. 76 ISO-knop gBlz. 50 Oogje voor de riem gBlz. 11 Flitsschoen gBlz. 78 #-knop (flitser) gBlz. 76 w (regelen van de flitssterkte)-knop gBlz. 76 Ontspanknop gBlz. 17, 35, 58 Functieknop gBlz. 4 Oogje voor de riem gBlz. 11 Bevestigingspunt externe flitser gBlz.
Zoeker gBlz. 6 LCD-monitor gBlz. 9, 10, 36 G (lichtmeet)-knop gBlz. 46
Functieknop De functieknop biedt u de mogelijkheid om de camera-instellingen moeiteloos aan het onderwerp aan te passen. Geavanceerde programma's • Voor geavanceerde en creatieve opnamen kunt u de diafragmawaarde en de sluitertijd zelf instellen. • De instellingen die in de geavanceerde programma's zijn uitgevoerd, worden ook behouden als de camera wordt uitgeschakeld. P Programmagestuurd fotograferen Hierbij kiest de camera zelf een combinatie van diafragma en sluitertijd. (gBlz.
Basisgids Kunstfilter/motiefprogramma instellen 1 Stel de functieknop in op g. • Het kunstfiltermenu verschijnt. Druk op d om het motiefmenu op te roepen. 1 POP ART 1 CHILDREN d b SET SET 2 Selecteer met ac de gewenste filter of het gewenste motiefprogramma. 3 Druk op knop i. • Om de instelling te wijzigen, drukt u nogmaals op de knop i om het menu op te roepen.
Zoeker Autofocusveld gBlz. 55 Spotmeetgebied gBlz. 46 Stand Fotograferen gBlz. 4, 42-44 Diafragmawaarde gBlz. 42-44 Aantal stilstaande beelden dat kan worden opgeslagen gBlz. 59 Sluitertijd gBlz. 42-44 Beeldstabilisator gBlz. 62 Super FP-flitser gBlz. 79 ISO-gevoeligheid gBlz. 50 Lichtmeetstand gBlz. 46 Witbalans (Verschijnt bij een andere instelling dan automatische witbalans.) gBlz. 66 AE-lock gBlz. 48 Flitssterkteregelaar gBlz. 76 AF-teken gBlz. 17, 36, 58 Auto bracketing gBlz.
Bedieningspaneel Belichtingsmeter gBlz. 44 Belichtingscorrectie-indicatie gBlz. 47 Programma-aanpassing gBlz. 42 Basisgids Auto bracketing gBlz. 48, 51, 69, 77 Lichtmeetstand gBlz. 46 ISO-gevoeligheid gBlz. 50 Zelfontspanner gBlz. 60 Afstandsbediening gBlz. 60 Beeldeffect (Monotone) gBlz. 70 Witbalans gBlz. 66, 68 Repeterende opnamen gBlz. 59 Ruisonderdrukking gBlz. 72 Flitserfunctie gBlz. 73 Sluitertijd gBlz. 42-44 Autofocusstand (AF) gBlz. 53 Diafragmawaarde gBlz. 42-44 Batterijcontrole gBlz.
Superbedieningspaneel Op het onderstaande scherm, het superbedieningspaneel, kunt u de fotografeerinstellingen niet alleen bekijken, maar ook aanpassen. Druk op de INFO-knop om op de LCD-monitor het superbedieningspaneel op te roepen. g“Instellen terwijl u op het superbedieningspaneel kijkt“ (Blz. 22) My Mode gBlz. 97 Sluitertijd gBlz. 42-44 Belichtingscorrectie-indicatie gBlz. 47 Belichtingsmeter gBlz. 44 Flitssterkte-indicatie gBlz. 76 De flitser wordt opgeladen gBlz. 76 Batterijcontrole gBlz.
LCD-monitor (Live view) Lichtmeetstand gBlz. 46 Diafragmawaarde gBlz. 42-44 Sluitertijd gBlz. 42-44 Basisgids Op de LCD-monitor kunt u naast de instellingen ook het zoekerbeeld bekijken (Live view). Druk op de knop u om Live view te activeren. g“Live view gebruiken“ (Blz. 34) Flitserfunctie gBlz. 73 Home-positie p gBlz. 57 RC-flitsstand q gBlz. 79 Super FP-flitsstand s gBlz. 79 Auto bracketing t gBlz. 48, 51, 69, 77 AE-lock u gBlz. 48 AF-modus live bekijken po gBlz. 35 Beeldstabilisator vws gBlz.
LCD-monitor (weergave) U kunt het monitorbeeld omschakelen met de knop INFO. g“Informatiedisplay“ (Blz. 85) Batterijcontrole gBlz. 15 Beeldkwaliteit gBlz. 64 Aantal pixels, compressiefactor gBlz. 64 Selectievinkje gBlz. 90, 91, 92 Flitssterkteregelaar gBlz. 76 ISO-gevoeligheid gBlz. 50 Belichtingscorrectie gBlz. 47 Stand Fotograferen gBlz. 4, 42-44 Diafragmawaarde gBlz. 42-44 Brandpuntsafstand gBlz. 129 (De brandpuntsafstand wordt in eenheden van 1 mm weergegeven.) Beveiligen gBlz.
Het uitpakken van de doos Camera Beschermkap van de camera Camerariem BCM-2 lithiumionlaadapparaat USB-kabeltje Videokabel Basisgids Bij de camera worden de volgende onderdelen meegeleverd. Als er een onderdeel ontbreekt of beschadigd is, neemt u contact op met de dealer waarbij u de camera hebt gekocht. BLM-1 lithiumionbatterij Zoekerafdekkapje • CD-ROM met OLYMPUS Master 2 • Handleiding • Garantiekaart Steek het zoekerafdekkapje door het ene uiteinde van de camerariem.
De batterij gereedmaken voor gebruik 1 W Batterij opladen BLM-1 lithium-ionbatterij Indicator voor laadtoestand Rood lichtje: bezig met opladen Groen lichtje: opladen voltooid (Laadtijd: ca. 5 uur) Verwijder de beschermkap van de batterij. BCM-2 lithiumionlaadapparaat Lichtnetkabeltje Lijn de batterij uit t.o.v. de pijl.
Een lens op de camera bevestigen Basisgids 1 Verwijder de beschermkap van de camera en de achterkap van de lens. Achterkap van de lens Beschermkap van de camera 2 Een lens op de camera bevestigen • Houd de rode koppelingsmarkering op de lens tegenover de rode markering op de camera en steek de lens in het camerahuis (1). • Draai de lens in de richting van de pijl tot u een klik hoort (2).
Het kaartje plaatsen xD-Picture Card CompactFlash / Microdrive Open het klepje van het kaartje (1, 2). Steek het contactvlak van het kaartje zo ver mogelijk in de sleuf (3). Klepje van het kaartje Connector Indicatie-LED Dataverkeer CF-kaartsleuf W-markering Geheugenkaartje verwijderen CompactFlash / Microdrive • Druk de uitwerpknop helemaal in om het eruit te laten springen. Druk de uitwerpknop opnieuw helemaal in om het kaartje uit te werpen. • Neem de kaart eruit.
Camera inschakelen Basisgids 1 Zet de cameraschakelaar op ON. • Om de camera uit te schakelen, zet u de cameraschakelaar op OFF. LIGHT-knop Bedieningspaneel Schakelt de verlichting van het bedieningspaneel aan en uit. Zodra u de camera inschakelt, verschijnt de batterijcontrole op het bedieningspaneel. Functieknop Stel de functieknop in op AUTO.
Datum en tijd instellen Informatie over datum en tijd worden samen met de beelden opgeslagen op het kaartje. De bestandsnaam is ook inbegrepen bij de informatie over datum en tijd. Zorg ervoor dat u de juiste datum en tijd instelt voor u de camera gebruikt. 1 Druk op de knop MENU. • Het menuscherm verschijnt op de LCD-monitor. CARD SETUP CUSTOM RESET PICTURE MODE GRADATION WB BACK NORM N AUTO MENU knop 5 Pendelknop acbd Herhaal deze procedure tot u datum en tijd volledig heeft ingesteld.
Fotograferen 2 Zoeker Ontspanknop Kijk door de zoeker en richt het autofocusveld op het onderwerp. Basisgids 1 Stel scherp Indicatie-LED Dataverkeer Druk de ontspanknop half in. Zoeker Autofocusveld Bedieningspaneel Diafragma waarde Sluitertijd • De scherpstelling is vastgezet als u een pieptoon hoort. Het AF-teken en en het autofocusveld verschijnen in de zoeker. • De door de camera automatisch gekozen combinatie van sluitertijd en diafragmawaarde verschijnt.
Vasthouden van de camera Zorg er ook voor dat u niet uw vingers en de camerariem voor de lens, de flitser en de witbalanssensor houdt. Horizontale stand Het is mogelijk om de LCD-monitor als zoeker te gebruiken en de compositie van het onderwerp te controleren, of om te fotograferen terwijl u een vergrote weergave op de LCD-monitor bekijkt. g“Live view gebruiken“ (Blz.
Weergeven / Wissen Als u op knop q (weergeven) drukt, verschijnt de laatstgemaakte foto. Toont het beeld dat 10 opnamen geleden is opgeslagen. q-knop Basisgids Beelden weergeven Geeft het volgende beeld weer Geeft het vorige beeld weer Pendelknop Toont het beeld dat 10 opnamen later is opgeslagen. Close-up weergeven Telkens als u de hoofdregelaar naar U draait, wordt het beeld vergroot in stappen van 2x tot 14x. Hoofdregelaar Geef het beeld weer dat u wilt wissen en druk op knop D.
Basisfuncties U kunt deze camera op drie manieren bedienen. Het gebruik van de directe knoppen bij het bedienen van de camera gBlz. 21 U kunt functies instellen terwijl de hoofdregelaar of de subregelaar en de directe knoppen aan een functie zijn toegewezen. Terwijl u een functie instelt, wordt de instelinformatie weergegeven in de zoeker en op het bedieningspaneel en het superbedieningspaneel.
Het gebruik van de directe knoppen bij het bedienen van de camera Basisgids U kunt de directe knoppen op twee manieren gebruiken. 1 Subregelaar Terwijl u een directe knop ingedrukt houdt, draait u aan de hoofdregelaar of de subregelaar 3 k 21 4 5 6 • Laat de knop los om de functie in te stellen. Als u één of twee knoppen tegelijk heeft ingedrukt, draait u aan de hoofdregelaar of aan de subregelaar Hoofdregelaar j 7 • De functie blijft gedurende ongeveer 8 seconden geselecteerd.
Instellen terwijl u op het superbedieningspaneel kijkt 1 Subregelaar Druk op de knop INFO om het superbedieningspaneel weer te geven k Hoofdregelaar • Om het superbedieningspaneel uit te schakelen, drukt u nogmaals op de INFO-knop. • Om tijdens Live view het superbedieningspaneel op te roepen, drukt u op knop i. 2009. 03.
Instellen in het menu Subregelaar Druk op de knop MENU om de instelling weer te geven CARD SETUP CUSTOM RESET PICTURE MODE GRADATION Bedieningsaanwijzingen WB BACK Druk op de knop MENU om één scherm terug te keren k Hoofdregelaar Basisgids 1 j NORM N AUTO SET Druk op de knop i om uw instelling te bevestigen i-knop p Pendelknop 2 Selecteer een tabblad met ac en druk daarna op d W X q Y Z 3 METERING RC MODE Fotografeermenu 1 Fotografeermenu 2 Weergavemenu Custom menu 1: Fotografeerfuncties aanp
Inhoudsopgave Basisgids 2 Lijst met de namen van de cameraonderdelen en de basisstappen voor fotograferen en weergeven. Namen van onderdelen en functies ............................................................................................2 Camera .....................................................................................................................2 Functieknop ..............................................................................................................4 Zoeker.......
2 Belichting 42 Hier worden de belichtingsfuncties beschreven die belangrijk zijn bij het fotograferen. Deze functies dienen voor het bepalen van de diafragmawaarde, de sluitertijd en andere instellingen aan de hand van het meten van de helderheid van het beeld. Programmagestuurd fotograferen.............................................................................................42 Diafragmavoorkeuze......................................................................................................
5 Gebruik van de flitser 73 Hier wordt beschreven hoe u kunt fotograferen met de ingebouwde of een externe flitser. Flitserfunctie instellen ...............................................................................................................73 Fotograferen met de ingebouwde flitser ...................................................................................76 Regelen van de flitssterkte......................................................................................................
c RELEASE/j......................................................................................................................97 RLS PRIORITY S/RLS PRIORITY C ......................................................................97 O fps ..................................................................................................................97 d DISP/8/PC.........................................................................................................................98 8 .................
VIDEO OUT ..........................................................................................................108 REC VIEW ............................................................................................................108 PIXEL MAPPING ..................................................................................................108 FIRMWARE ..........................................................................................................108 Camera-instellingen resetten........
11 Informatie 127 Raadpleeg deze paragraaf voor informatie over leverbare accessoires, cameraspecificaties en andere nuttige informatie over het fotograferen. Info over het kaartje ................................................................................................................127 Toepasbare geheugenkaartjes..............................................................................127 Het geheugenkaartje formatteren ........................................................................
Snelgids Fotograferen Foto's maken met automatische instellingen Correcte scherpstelling is niet mogelijk. Scherpstellen op één gebied Foto's maken van onderwerpen dichtbij Foto's maken en het resultaat controleren Gebruiksduur van de batterijen verlengen Stel de functieknop in op AUTO en maak foto's. Blz. 4 Gebruik het scherpstelgeheugen. Blz. 58 Selecteer het AF-kader en maak de foto. Blz. 55 De minimale afstand is afhankelijk van de lens.
Foto's maken bij weinig licht Verhoog de ISO-waarde. zonder de flitser Stel de beeldstabilisatorfunctie in. De camera instellen om automatisch te flitsen als er weinig licht is Automatisch flitsen uitschakelen Monotint-foto's maken Blz. 62 Stel de flitser in op [AUTO]. Blz. 73 Als de functieknop op AUTOstaat, springt de flitser automatisch omhoog en wordt er geflitst als er weinig licht is. Blz. 4, Blz. 76 Stel de flitser in op [$]. Blz.
Stel de spotmeting in voor lichte of schaduwpartijen. Als het onderwerp zich niet in het midden van het beeld bevindt, Blz. 46, gebruikt u AE-lock om de belichting te vergrendelen, Blz. 48 Foto's maken zodat de witte waarna u de kadrering wijzigt en de foto maakt. tinten witter worden en de Pas de belichtingscorrectie aan. Als u niet zeker bent wat Blz. 47, zwarte tinten donkerder de beste belichtingscorrectiewaarde is, kunt u eventueel Blz. 48 AE bracketing gebruiken.
Nagaan of het onderwerp scherp staat Snel het gewenste beeld zoeken Beelden bekijken op een televisie Beelden vergelijken Gebruik gezoomd weergeven om na te gaan of het onderwerp scherp staat. Blz. 82 Met indexweergave kunt u zoeken in een index van 4 tot 100 beelden. Blz. 84 Gebruik de kalenderweergave om te zoeken op de datum waarop de foto werd gemaakt. Blz. 84 Gebruik de videokabel om opgenomen beelden weer te geven op uw televisie. U kunt de beelden ook als een diashow bekijken. Blz.
1 Live view gebruiken Live bekijken activeren U kunt de LCD-monitor ook als zoeker gebruiken. U kunt het belichtings- of witbalanseffect en de compositie van het onderwerp bekijken terwijl u de foto maakt. 1 1 Druk op de knop u. Live view gebruiken • De spiegel klapt omhoog en het onderwerp verschijnt op de LCD-monitor. • Als [AF MODE] is ingesteld op [C-AF], wordt het automatisch ingesteld op [S-AF] (of [S-AF+MF] indien het was ingesteld op [C-AF+MF]).
Het mechanisme van live bekijken Tijdens het live bekijken is het beeld op de LCD-monitor hetzelfde als het beeld van het beeldopneemelement (Live MOS-sensor / -imager) dat tijdens het fotograferen wordt gebruikt. Op deze manier kunt u op de LCD-monitor de belichtingscorrectie of de witbalans controleren. Bovendien kunt u ook een deel van het onderwerp vergroten om hierop scherp te stellen of lijnen weergeven om zo de compositie te controleren.
Een foto maken met [IMAGER AF] 1 2 Druk de ontspanknop half in. AF-teken • Zodra de camera heeft scherpgesteld, stoppen het AF-teken en het AF-kader met knipperen. 250 F5.6 Maak een foto door de ontspanknop helemaal in te drukken. I-AF 1 Live view gebruiken LN 38 Autofocusteken Een foto maken met [AF SENSOR] 1 Druk de ontspanknop helemaal in. AF-teken • De spiegel gaat naar beneden en de foto wordt gemaakt zodra de scherpstelling wordt vastgehouden.
Autofocus gebruiken tijdens live bekijken Status van de camera tijdens autofocus Imager AF Half indrukken 1 Live view gebruiken [IMAGER AF] Als u de ontspanknop half ingedrukt houdt, wordt er door het beeldopneemelement scherpgesteld. [AF SENSOR] Als u de ontspanknop helemaal indrukt, wordt de scherpstelling ingeschakeld en wordt de foto gemaakt op dezelfde manier als met de zoeker (scherpstelling wordt niet ingeschakeld door de ontspanknop half in te drukken).
De gezichtsherkenningsfunctie gebruiken Door [g FACE DETECT] in te stellen op [ON], detecteert de camera gezichten van mensen in het kader en past hij de scherpstelling en de meting automatisch aan. 1 Live view gebruiken Directe knop < (De instelling verandert telkens als u op de knop drukt.) Superbedieningspaneel i p [g FACE DETECT] Menu MENU [Y] [d] [g FACE DETECT] [ON] • Om de knop < te gebruiken, dient [Fn FACE DETECT] vooraf ingesteld te zijn in het menu. g“; FUNCTION“ (Blz.
Het informatiedisplay omschakelen Telkens als u op INFO drukt, verschijnt er andere informatie op de LCD-monitor. U kunt de weergegeven informatie ook omschakelen door aan de regelaar te draaien terwijl u op de INFO-knop drukt. Informatiedisplay aan Histogramweergave Vergrote weergave (gBlz. 40) 250 F5.6 250 F5.6 250 F5.6 1 38 38 Live view gebruiken LN 38 *2 250 F5.6 0.0 +0.3 +0.7 38 Schaalweergave*1 WB/F Alleen beeld +1.0 SET Multi-weergave (gBlz. 40) *1 Met [INFO SETTING] (gBlz.
Een foto maken terwijl u het effect vergelijkt U kunt de belichtingscorrectie of de witbalans controleren op een scherm met vier beelden. 1 1 Live view gebruiken 2 Druk herhaaldelijk op de knop INFO om de multiweergave weer te geven. g“Het informatiedisplay omschakelen“ (Blz. 39) • De vergelijkingsscherm voor de belichtingscorrectie verschijnt. Druk op a om over te schakelen naar het vergelijkingsscherm voor de witbalans. Druk op ac om van scherm te veranderen. 0.
Panoramaopnamen U kunt gemakkelijk van panoramaopnamen genieten door de OLYMPUS xD-Picture Card te gebruiken. Met OLYMPUS Master (bijgevoegde CD-ROM) kunt een aantal opnamen daar waar het onderwerp overlapt samenvoegen en zodoende één enkel samengesteld beeld maken. Panoramaopnamen zijn tot maximaal 10 opnamen mogelijk. 250 F5.6 [3] [2] 1 EXIT EXIT • Let er bij het fotograferen van het onderwerp op, dat de opnamen elkaar overlappen. 1 2 Modus instellen g“Kunstfilter/motiefprogramma instellen“ (Blz.
2 Belichting Programmagestuurd fotograferen Aan de hand van de helderheid van het onderwerp kiest de camera een optimale combinatie van diafragmawaarde en sluitertijd. Stel de functieknop in op P. 2 • Als de ontspanknop half is ingedrukt, worden de sluitertijd en diafragmawaarde weergegeven op de zoeker en op het bedieningspaneel.
Stel de functieknop in op A en draai de hoofdregelaar (of de subregelaar) om de diafragmawaarde in te stellen. Zoeker Diafragma sluiten (f-waarde is verhoogd) Diafragmawaarde 2 Bedieningspaneel De scherptediepte bij de ingestelde diafragmawaarde controleren: Belichting Diafragma verder openen (F-waarde wordt lager) TIPS j Zie “Preview-functie“ (gBlz. 45). Het interval van de belichtingsaanpassing wijzigen: j Kan worden ingesteld in stappen van 1/3 EV, 1/2 EV of 1 EV. g“EV STEP“ (Blz.
TIPS De foto is onscherp: j Tijdens macro- en telefoto-opnamen is het risico groot dat u de camera niet stil genoeg houdt waardoor de opname onscherp wordt. Om dit te voorkomen, kiest u een snellere sluitertijd, of gebruikt u een statief met 1 of 3 poten. j Als de sluitertijd lang is, is de kans groter dat de camera beweegt. U kunt bewegingen van de camera beperken door gebruik te maken van de beeldstabilisator. g“Beeldstabilisator“ (Blz.
TIPS De foto is onscherp: j Het gebruik van een statief met 1 of 3 poten wordt aanbevolen bij het fotograferen met een lange sluitertijd. j Als de sluitertijd lang is, is de kans groter dat de camera beweegt. U kunt bewegingen van de camera beperken door gebruik te maken van de beeldstabilisator. g“Beeldstabilisator“ (Blz. 62) Het interval van de belichtingsaanpassing wijzigen: j Kan worden ingesteld in stappen van 1/3 EV, 1/2 EV of 1 EV. g“EV STEP“ (Blz.
Lichtmeetmethode wijzigen De camera kan de helderheid van het onderwerp op vijf manieren meten: digitale ESP-meting, lichtmeting met nadruk op het centrum en drie soorten spotmeting. Selecteer de methode die het meest geschikt is voor de lichtomstandigheden.
Belichtingscorrectie Soms kunt u betere resultaten krijgen als u de belichting die de camera heeft berekend, handmatig bijregelt. Vaak komen heldere onderwerpen (zoals sneeuw) donkerder op de foto dan ze in feite zijn. Door een beetje over te belichten (belichtingscorrectie richting +) gaan deze tinten eruitzien zoals ze in werkelijkheid zijn. Op dezelfde wijze kunt u de tinten van donkere onderwerpen corrigeren, maar nu in de richting –. U kunt de belichting stapsgewijs corrigeren binnen een bereik van –5.
AE-lock De gemeten belichtingswaarde kunt u vasthouden met knop AEL / AFL (AE-lock). Gebruik AE-lock als u een andere belichting wilt toepassen dan de gebruikelijke belichting bij deze situatie. Door de ontspanknop half in te drukken worden normaliter zowel de scherpstelling (AF – autofocus) als de automatische belichting AE vastgehouden, maar u kunt ook alleen de belichting vasthouden door knop AEL / AFL in te drukken.
Belichtingscorrectiewaarde: 0.3, 0.7 of 1.0 • De compensatiewaarde wijzigt als de EV-stap wordt gewijzigd. g“EV STEP“ (Blz. 100) Aantal beelden: 3 of 5 Directe knop G + AF j/k Menu MENU [X] [AE BKT] Instellingenvenster Zoeker Aantal beelden Bedieningspaneel Aantal beelden EV-STAP EV-STAP Belichting Bracketing 2 Correctiebereik • De belichtingswaarde voor de resterende beelden knippert tijdens het fotograferen. Begin met fotograferen.
ISO-waarde instellen Hoe hoger de ISO-waarde, hoe hoger de lichtgevoeligheid van de camera en hoe minder licht u nodig hebt om te kunnen fotograferen. Bij hoge ISO-waarden gaat uw foto's er echter korrelig uitzien. 2 k Directe knop ISO j/k Superbedieningspaneel i p: [ISO] Menu MENU [W] [ISO] ISO-knop j [AUTO] Belichting : De gevoeligheid wordt automatisch ingesteld aan de hand van de lichtomstandigheden.
ISO-bracketing De camera maakt automatisch foto's met verschillende ISO-gevoeligheid maar met dezelfde sluitertijd en diafragmawaarde. 3 beelden met verschillende belichting worden opgenomen in de volgorde van de ingestelde ISO-gevoeligheid (optimale belichting bij instelling op [AUTO]), belichting in de richting – en belichting in de richting +. Belichtingscorrectiewaarde: 0.3, 0.7 of 1.0 • De correctiewaarde wordt ingesteld in stappen van 1/3 EV, ongeacht de instelling voor de ISO-stap.
TIPS Het beeld tijdens de opname annuleren: j Als u op knop D drukt, wordt de laatst gemaakte foto geannuleerd. Meerdere foto's maken terwijl u de kadrering van elk beeld controleert: j Fotograferen met live bekijken. De overlappende beelden worden semi-transparant op de LCD-monitor weergegeven, zodat u tijdens het fotograferen de positie van de beeldoverlapping kunt controleren.
3 Scherpstellen en opnamefuncties Autofocusstand selecteren Deze camera beschikt over drie autofocusstanden: S-AF, C-AF, en MF. U kunt foto's maken door de S-AF- of C-AF-functie met de MF-functie te combineren.
TIPS Bij weinig licht kan de camera in een AF-stand soms moeilijk automatisch scherpstellen: j De ingebouwde flitser kan als AF-lichtbron fungeren. Op die manier kunt u gemakkelijker scherpstellen als er weinig licht is en u de AF-stand gebruikt. g“AF ILLUMINAT.“ (Blz. 93) Als u snel wenst om te schakelen van de AF-stand naar MF: j Als u [MF] vastlegt onder de knop <, kunt u op de knop < drukken om naar de MF-stand te gaan. g“; FUNCTION“ (Blz.
De methoden S-AF en MF gelijktijdig gebruiken (S-AF+MF) Met deze functie kunt u, zodra de camera heeft scherpgesteld met de methode S-AF, de scherpstelling handmatig bijregelen met de scherpstelring. • Druk de ontspanknop half in. Als AF bevestigd is, draait u aan de scherpstelring om de scherpstelling fijn bij te regelen.
NDynamisch enkelvoudig AF-kader Als de camera niet kan scherpstellen op het onderwerp met behulp van het geselecteerde AF-kader, stelt de camera scherp met behulp van het naastliggende AF-kader. Geselecteerd AF-kader Directe knop 3 P + j/k Scherpstellen en opnamefuncties • Als de knop wordt losgelaten, wordt het momenteel geselecteerde AF-kader gemarkeerd. Als M of N ingesteld is, kunt u het AF-kader selecteren dat op dat ogenblik moet worden gebruikt.
Een AF-kaderstand vastleggen U kunt een vaak gebruikte AF-kaderstand en de positie van het AF-kader vastleggen. Vervolgens kunt u de vastgelegde instelling (“home-positie“) snel laden en gebruiken tijdens het fotograferen. Vastleggen 1 In het scherm uit Stap 2 van “Positie van het AF-kader selecteren“ (gBlz. 56) drukt u tegelijk op de knop < en op de knop F. • De home-positie wordt vastgelegd als u op de knoppen drukt. • De home-positie kan niet worden vastgelegd als u zich in een menu bevindt.
Focus lock – Als het scherpstellen niet lukt (scherpstelgeheugen) De autofocus van de camera kan eventueel niet scherpstellen op het onderwerp als het onderwerp zich niet in het midden van het beeld bevindt. Als dit gebeurt, kunt u het beste het scherpstelgeheugen (focus lock) gebruiken. Gebruik dit als bij de compositie het onderwerp buiten de AF-kaders valt, of bij een onderwerp waarop moeilijk kan worden scherpgesteld.
Repeterende opnamen Enkelbeeldopnamen o Telkens als u de ontspanknop indrukt, maakt de camera één foto (in de stand Fotograferen). Repeterende opnamen H l Zolang u de ontspanknop ingedrukt houdt, maakt de camera 5 opnamen/sec. (in de stand S-AF, MF). Repeterende opnamen L O Maakt foto's met de ingestelde snelheid (g“O fps“ (Blz. 97)) zolang u de ontspanknop ingedrukt houdt. • Druk de ontspanknop helemaal in en houd deze ingedrukt. De camera blijft achter elkaar door fotograferen tot u de knop loslaat.
Fotograferen met de zelfontspanner Deze functie maakt fotograferen met de zelfontspanner mogelijk. U kunt hierbij de camera zo instellen dat de foto na 12 seconden of na 2 seconden wordt gemaakt. Bij fotograferen met de zelfontspanner kunt u de camera het beste op een statief zetten. Voor de instelmethode, zie “Repeterende opnamen“ (gBlz. 59). Druk de ontspanknop helemaal in.
Zet de camera stevig op een statief, richt de afstandsbediening op de ontvanger op de camera en druk op de ontspanknop van de afstandsbediening. • Als <0s is geselecteerd: De scherpstelling en belichting worden vastgehouden, het afstandsbedieningslampje knippert en de foto wordt gemaakt. • Als <2s is geselecteerd: De scherpstelling en belichting worden vastgehouden, de afstandsbedienings-LED knippert en na ongeveer 2 seconden wordt de foto gemaakt.
Tijdopnamen met de afstandsbediening Zet de functieknop op M (Manual) en de sluitertijd op [BULB] (tijdopname). g“Tijdopnamen“ (Blz. 45) Druk bij de afstandsbediening op knop W om de sluiter te openen. Zodra de bij “BULB TIMER“ (gBlz. 100) ingestelde tijd is verstreken, gaat de sluiter automatisch dicht. Druk op knop T om de sluiter te sluiten.
De brandpuntsafstand instellen Door vooraf de brandpuntsafstand van de lens in te stellen, kunt u de beeldstabilisator ook gebruiken met andere lenzen dat Four Thirds-lenzen. Deze instelling wordt uitgeschakeld als u een Four Thirds-lens bevestigt. 1 2 IMAGE STABILIZER OFF Druk op de knop F als de beeldstabilisator ingeschakeld is. Gebruik de regelaar of ac om de brandpuntsafstand in te stellen, en druk op i. I.S. 1 I.S. 2 I.S.
4 Beeldkwaliteit, witbalans en beeldeffect De beeldkwaliteit selecteren U kunt de beeldkwaliteit kiezen waarmee de foto wordt opgeslagen. Kies de beeldkwaliteit die het beste past bij het doel van de foto (printen, bewerken op een pc, bewerken voor een website, enz.). Opnameformaten JPEG 4 Voor JPEG-beelden selecteert u een combinatie van resolutie (Y, X, W) en compressiefactor (SF, F, N, B). Beelden zijn opgebouwd uit pixels (puntjes).
RAW Dit zijn onverwerkte gegevens waarvan de witbalans, scherpte, contrast of kleur niet veranderd werden. Gebruik de OLYMPUS Master om ze als een beeld op de computer weer te geven. RAW-gegevens kunnen niet weergegeven worden op een andere camera of met normale software, en kunnen niet geselecteerd worden voor printreservering. RAW-bestanden hebben de extensie “.ORF“. RAW-beelden kunnen met deze camera worden bewerkt en opgeslagen als JPEG-gegevens. g“Foto's bewerken“ (Blz.
Witbalans selecteren 4 De kleurweergave varieert altijd naargelang de lichtomstandigheden. Als u bijvoorbeeld daglicht en gloeilamplicht afwisselend op een blad wit papier laat schijnen, ziet u dat de kleur wit telkens een andere tint heeft. Een digitale camera kan met zijn digitale processor de kleur van het wit aanpassen zodat de keur er natuurlijker uitziet. Dit noemen we de witbalans. Met deze camera kunt u de witbalans (WB) op vier manieren aanpassen.
Auto WB / preset / custom WB instellen U kunt de witbalans instellen door de juiste kleurtemperatuur voor de heersende lichtomstandigheden te kiezen. F-knop Directe knop WB j/k Superbedieningspaneel i p: [WB] WB-knop j • U stelt uw eigen witbalans (CWB) in door [CWB] te selecteren en dan met ingedrukte F-knop de regelaar te verdraaien. MENU [W] [WB] Menu i-knop MENU knop Instellingenvenster Zoeker WB-stand • Als u een eigen witbalans instelt, wordt de kleurtemperatuur weergegeven.
Witbalanscorrectie Hiermee kunt u de instelling van Auto WB en Preset WB bijregelen. WB + F k: aanpassen in richting A/ j: aanpassen in richting G Directe knop • Gebruik de subregelaar om in te stellen in de richting A, of de hoofdregelaar om in te stellen in de richting G. Superbedieningspaneel i p: [>] Menu MENU [W] [WB] • Selecteer de witbalans die u wilt bijregelen en druk op d.
TIPS De aangepaste witbalans controleren: j Na het instellen van de correctiewaarde richt u de camera op het onderwerp om testopnamen te maken. Als u op knop AEL / AFL drukt, verschijnen de testbeelden die u met de huidige witbalansinstellingen hebt gemaakt. Alle instellingen van de witbalans in één keer aanpassen: j Zie “ALL >“ (gBlz. 101). Een one-touch witbalans instellen (witbalans met één knop) Dit komt van pas als de gewenste witbalans nauwkeuriger moet zijn dan de beschikbare preset WB's.
Instellingenvenster EV-stap in de richting G-M: 2STEP Zoeker EV-stap in de richting A-B: 4STEP • Selecteer [OFF], [3F 2STEP], [3F 4STEP] of [3F 6STEP] voor de EV-stap voor de richting A-B (amber-blauw) en de richting G-M (groen-magenta). • Als u de ontspanknop helemaal indrukt, worden automatisch 3 beelden gemaakt die aangepast zijn in de opgegeven kleurrichtingen.
Gradatie Naast de [NORMAL] gradatie-instelling, kunt u drie andere gradatie-instellingen selecteren. [HIGH KEY] : Gradatie bij een helder onderwerp. [LOW KEY] : Gradatie bij een donker onderwerp. [AUTO] : Deelt het beeld op in kleinere gebieden en bepaalt voor elke gebied afzonderlijk de helderheid. Dit werkt goed bij beelden waarin gebieden met een hoog contrast voorkomen zodat de lichte partijen te helder, en de donkere partijen te donker zouden worden.
Superbedieningspaneel i p: [GRADATION] Menu MENU [W] [GRADATION] x Opmerkingen • Contrastaanpassing werkt niet in de standen [HIGH KEY], [LOW KEY] en [AUTO]. Ruisonderdrukking 4 Hiermee reduceert u de ruis die optreedt bij erg lange sluitertijden. Met name bij nachtelijke opnamen gebruikt u lange sluitertijden en kan in de opnamen beeldruis verschijnen. Met [NOISE REDUCT.] onderdrukt de camera automatisch ruis om scherpere foto's te maken.
5 Gebruik van de flitser Flitserfunctie instellen De camera kiest de flitserfunctie aan de hand van diverse factoren zoals een reeks flitsen en het flitsmoment. Welke flitserfuncties beschikbaar zijn, hangt af van het gekozen programma. De flitserfuncties zijn ook beschikbaar op apart verkrijgbare externe flitsers. Autoflitsen AUTO Bij weinig licht of tegenlicht ontsteekt de flitser automatisch. Om een onderwerp bij tegenlicht te fotograferen, richt u het autofocusveld op het onderwerp.
Trage synchronisatie (2e sluitergordijn) #SLOW2 / 2nd CURTAIN Bij een “2e sluitergordijn-flits“ ontsteekt de flitser pas net voordat de sluiter dichtgaat. Door het flitsmoment te wijzigen, kunt u interessante effecten bereiken, bijvoorbeeld het suggereren van beweging door de achterlichten van een rijdende auto als strepen weer te geven. Hoe langer de sluitertijd, des te sterker zal het effect zijn. In de standen S / M zal de flitser altijd flitsen. Als de sluitertijd op 2 sec.
Handmatig flitsen (Manual) Hiermee kunt u de ingebouwde flitser een vaste hoeveelheid licht laten afgeven. Bij handmatig flitsen is de F-waarde die u moet instellen afhankelijk van de afstand tot het onderwerp.
Fotograferen met de ingebouwde flitser Bij gebruik van een lens met een brandpuntsafstand van minder dan 14mm (vergelijkbaar met een 28mm lens op een kleinbeeldcamera) kunnen bij het licht van de flitser de randen van de foto donkerder worden (vignettering). Of dit effect inderdaad optreedt, hangt ook af van het lenstype en de lichtomstandigheden (zoals de afstand tot het onderwerp). 1 Druk op de #-knop om de ingebouwde flitser omhoog te laten springen.
Directe knop F-knop w+k k w-knop Superbedieningspaneel i p: [w] Menu MENU [X] [w] Instellingenvenster Zoeker Bedieningspaneel TIPS 5 De flitser aanpassen met de regelaars: x Opmerkingen • Dit werkt niet bij handmatig flitsen. • Dit werkt niet als de externe flitser is ingesteld op MANUAL. • Als u de flitssterkte op de externe flitser hebt ingesteld, wordt dit gecombineerd met de flitssterkte-instelling van de camera.
Fotograferen met een externe flitser Naast de ingebouwde flitser kunt u ook gebruikmaken van externe flitsers die geschikt zijn voor deze camera. Hiermee beschikt u bij flitsopnamen over een groter aantal mogelijkheden bij verschillende lichtomstandigheden. De externe flitsers communiceren met de camera, zodat u de flitserfuncties van de camera kunt uitbreiden met andere flitserfuncties zoals TTL-AUTO en Super FP. Monteer een voor deze camera geschikte externe flitser op de flitsschoen van de camera.
x Opmerkingen • De ingebouwde flitser kan niet gebruikt worden als er een externe flitser op de flitsschoen is aangebracht. Super FP-flitser Super FP-flitsen is mogelijk met de flitsers FL-50R en Super FP-flitser FL-36R. U kunt de Super FP-flitser gebruiken, zelfs als normale flitsers niet in combinatie met een snelle sluitertijd kunnen worden gebruikt. Zoeker Ook invulflitsen met een ver geopend diafragma (zoals bij portretopnamen buitenshuis) zijn mogelijk met Super FP.
4 Op het superbedieningspaneel kunt u de flitsstand en de andere instellingen voor elke groep aanpassen. Flitssterkte Groep • Selecteer de flitserfunctie en pas de flitssterkte afzonderlijk aan voor de groepen A, B en C. Voor de MANUAL-functie selecteert u de flitssterkte. 5 Gebruik van de flitser 80 NL 5 6 7 8 x 2009. 03.16 TTL M OFF Normale flitser / Super FP-flitser • Selecteer Normaal flitsen of Super FP-flitsen. RC +1.
Gebruik van andere in de handel verkrijgbare flitsers Met deze camera kunt u de flitssterkte alleen maar goed instellen voor flitsers die geschikt zijn voor deze camera, en dus niet voor andere soorten flitsers. Om gebruik te maken van een andere in de handel verkrijgbare flitser, monteert u deze in de flitsschoen of verbindt u het synchronisatiesnoer met de connector voor de externe flitser. Stel op de camera de fotografeerstand in op M.
6 Weergavefuncties Enkel beeld / Gezoomd weergeven De basisprocedure voor het bekijken van foto's wordt hieronder beschreven. Voordat u dit gaat doen, dient u echter eerst stap 1 hieronder uit te voeren. U kunt de camera zó instellen dat deze na het maken van een foto automatisch overschakelt naar enkelbeeldweergave. g“REC VIEW“ (Blz. 108) 1 2 Druk op knop q (enkelbeeldweergave). • Het laatst opgenomen beeld verschijnt. • Als u binnen ca. 1 minuut niets doet, schakelt de LCD-monitor zichzelf uit.
Lichtbakweergave U kunt het weergegeven beeld en een ander beeld samen aan de linker- en rechterzijde van de monitor weergeven. Dit is handig om beelden te vergelijken die u met bracketing heeft gemaakt. 1 2 3 Druk op knop P tijdens enkelbeeldweergave. P-knop • Het beeld dat u bekijkt, bevindt zich links op de monitor, terwijl het volgende beeld rechts staat. Het beeld wordt weergegeven met dezelfde vergroting als het beeld dat u bekijkt. • Het beeld links is het referentiebeeld.
Indexweergave / kalenderweergave Met deze functie kunt u op de monitor verschillende beelden tegelijkertijd weergeven. Dit is handig als u tussen een aantal foto's een bepaalde foto wilt opzoeken. Telkens als u tijdens enkelbeeldweergave de draaiknop naar G draait, wijzigt het aantal beelden dat wordt weergegeven tussen 4, 9, 16, 25, 49 en 100.
Informatiedisplay Hiermee kunt u gedetailleerde informatie over een foto oproepen. Informatie over de beeldhelderheid kunt u ook laten weergeven met een histogram en highlight-weergave (lichte partijen). Druk meerdere keren op de knop INFO tot de gewenste informatie verschijnt. U kunt de weergegeven informatie ook omschakelen door aan de regelaar te draaien terwijl u op de INFO-knop drukt. • De instelling wordt opgeslagen en verschijnt als het informatiedisplay de volgende keer opgeroepen wordt.
Diashow Hierbij worden de beelden die op het kaartje zijn opgeslagen, één voor één weergegeven. De diashow begint bij het beeld dat op het scherm staat, en laat de volgende beelden 5 seconden lang op het scherm verschijnen. U kunt de diashow starten vanuit de indexweergave. Het aantal beelden dat de diashow laat zien, kunt u instellen op 1, 4, 9, 16, 25, 49 of 100. 1 2 3 4 MENU [q] [m] Gebruik ac om het aantal weergegeven beelden te selecteren. Druk op i om de diashow te starten.
Weergave op een televisie Gebruik de bijgeleverde videokabel om opgenomen beelden op uw televisie weer te geven. 1 2 3 Schakel eerst de camera en de televisie uit en sluit de videokabel aan zoals aangegeven in de afbeelding. Zet de televisie aan en zet deze in op de videostand. Raadpleeg voor informatie over het omschakelen naar de video-ingang-modus de handleiding van uw televisie. Schakel de camera in en druk op knop q (weergeven).
JPEG-beelden bewerken [SHADOW ADJ] Maakt de schaduwpartijen lichter. [REDEYE FIX] Voor het corrigeren van rode ogen op flitsopnamen. [P] De grootte van de uitsnede instellen met de hoofdregelaar en de positie van de uitsnede met de pendelknop. [BLACK & WHITE] Hiermee maakt u een beeld zwart/wit. [SEPIA] Voor beelden in sepia-tinten. [SATURATION] Voor het instellen van de kleurdiepte (kleurverzadiging). De kleurverzadiging aanpassen terwijl u de foto op het SET scherm bekijkt.
Beeldoverlapping U kunt tot 4 RAW-beelden die met de camera werden gemaakt, op elkaar plaatsen en als een afzonderlijk beeld opslaan. Het beeld wordt opgeslagen met de beeldkwaliteit die ingesteld is op het ogenblik waarop het beeld wordt opgeslagen. 1 2 3 MENU [q] [EDIT] [IMAGE OVERLAY] Selecteer het aantal beelden dat u op elkaar wenst te plaatsen, en druk op de i-knop. Gebruik p om een beeld te selecteren en druk IMAGE OVERLAY op de knop i.
Beelden kopiëren Hiermee kunt u beelden van het ene naar het andere geheugenkaartje kopiëren, van xD-Picture Card naar CompactFlash/Microdrive, en omgekeerd. U kunt dit menu selecteren als er twee geheugenkaartjes in de camera zitten. Het geselecteerde kaartje is de bron van waaruit u gaat kopiëren. g“r/p“ (Blz. 107) Enkelbeeldkopie 1 2 Roep het beeld op dat u wilt kopiëren en druk op COPY / <. Selecteer met ac de optie [YES] en druk daarna op knop i.
Beelden beveiligen Beveilig de beelden die niet mogen worden gewist. Beveiligde beelden kunnen niet worden gewist met de functie “enkel beeld/alle beelden wissen“. Enkelbeeldbeveiliging Roep het beeld op dat u wilt beveiligen en druk op de 0-knop. 0-knop • 9 (beveiligingsteken), verschijnt in de rechterbovenhoek van het scherm. De beveiliging opheffen Roep de beveiligde beelden op en druk op knop 0.
Beelden wissen Hiermee kunt u opnamen wissen. U kunt kiezen tussen enkel beeld wissen, waarbij alleen het momenteel weergegeven beeld wordt gewist; alle beelden wissen, waarbij alle beelden worden gewist die op het kaartje staan; of geselecteerde beelden wissen, waarbij alleen de geselecteerde beelden worden gewist. x Opmerkingen • Als u het wissen van alle beelden of van geselecteerde beelden uitvoert voor beelden die met RAW+JPEG zijn opgenomen, worden zowel de RAW- als ook de JPEG-beelden gewist.
7 De camera volgens uw wensen instellen Via de custom-menu's kunt u de camera aan uw eigen wensen aanpassen. In Custom Menu 1 kunt u de fotografeerfuncties aanpassen, en in Custom Menu 2 de basisfuncties van de camera. Custom-menu 1 bestaat uit 9 tabbladen (a t/m i) die weer zijn onderverdeeld volgens de functies die u kunt instellen.
P SET UP Selecteert de werking van de regelaars of van de pendelknop als u het AF-kader selecteert. [OFF] Stopt nadat u naar het AF-kader aan het einde bent gegaan. [LOOP] Nadat u naar het AF-kader aan het einde bent gegaan, gaat u naar het AF-kader aan het tegenoverliggende uiteinde van dezelfde rij of dezelfde kolom. Selecteert alle AF-kaders voor u naar het AF-kader aan het tegenoverliggende uiteinde gaat, en [AF AREA] wordt ingesteld op B.
• [F] on [MENU] komt overeen met de horizontale functie van de regelaar (komt overeen met indrukken van bd). [G] komt overeen met de verticale functie van de regelaar (komt overeen met indrukken van ac). DIAL MENU F G BACK SET bd ac DIAL DIRECTION U kunt de draairichting van de regelaar en de richting waarin u de sluitersnelheid/ diafragmawaarde verhoogt of verlaagt, selecteren.
Basisfuncties [mode1] Om tijdens het scherpstellen de belichting in te stellen. Zolang u de knop AEL / AFL ingedrukt houdt, is AE-lock geactiveerd zodat u de scherpstelling en de belichtingsinstelling apart kunt uitvoeren. [mode2] Om de belichting pas in te stellen zodra u de ontspanknop helemaal indrukt. Dit is handig in situaties waarbij de verlichting sterk wisselt, bijvoorbeeld op een podium. [mode3] Om scherp te stellen met de knop AEL / AFL in plaats van met de ontspanknop.
MY MODE SETUP U kunt twee vaak gebruikte instellingen opslaan als My Mode. U kunt vooraf bepalen welke My Mode-instelling moet worden gebruikt door de stappen onder “Uitvoeren“ hierna uit te voeren. Om My Mode te gebruiken, stelt u [; FUNCTION] in op [MY MODE] en houdt u de <-knop tijdens het fotograferen ingedrukt. g“; FUNCTION“ (Blz. 96) Vastleggen 1) Selecteer [MY MODE1] of [MY MODE2] en druk op d. 2) Selecteer [SET] en druk op de i-knop. • De actuele instellingen worden vastgelegd in de camera.
Custom Menu 1 d DISP/8/PC 8 U kunt het piepgeluid, dat afgegeven wordt als de scherpstelling vastgezet wordt, uitschakelen door op de ontspanknop te drukken. SLEEP Als de camera gedurende een bepaalde tijd niet wordt bediend, springt hij automatisch op sluimerstand (stand by) om de batterijen te sparen. Zodra het superbedieningspaneel gedurende een bepaalde tijd is weergegeven, gaat de achtergrondverlichting ervan uit. Na verloop van nog een bepaalde tijd, schakelt de camera naar de sluimerstand.
LIVE VIEW BOOST Tijdens fotograferen met live bekijken, kunt u de monitor lichter maken voor gemakkelijkere bevestiging van uw onderwerp. [OFF] Het onderwerp wordt weergegeven op de monitor met het helderheidsniveau dat is aangepast aan de ingestelde belichting. U kunt, terwijl u vooraf via de monitor bevestigt, een foto naar uw wens maken. [ON] De camera past het helderheidsniveau automatisch aan en geeft het onderwerp op de monitor weer voor gemakkelijkere bevestiging.
Indicatie op de monitor: Druk zo vaak op de INFO-knop tot het waterpas verschijnt. g“Het informatiedisplay omschakelen“ (Blz. 39) TIPS Waterpas kalibreren: j g“LEVEL ADJUST“ (Blz. 107) Verschijnt als het weergavegebied wordt overschreden. Waterpas eenvoudig in- en uitschakelen: j Door [LEVEL GAUGE] vast te leggen onder de <-knop, kunt u op de <-knop drukken om het waterpas weer te geven of te verbergen. g“; FUNCTION“ (Blz.
Custom Menu 1 f # CUSTOM #X-SYNC. U kunt de sluitertijd instellen die zal worden gebruikt als de flitser flitst. De sluitertijd kan worden ingesteld van 1/60 tot 1/250 in stappen van 1/3 EV. #SLOW LIMIT U kunt de trage grens van de sluitertijd instellen die zal worden gebruikt als de flitser flitst. De sluitertijd kan worden ingesteld van 1/30 tot 1/250 in stappen van 1/3 EV.
SHADING COMP. In bepaalde gevallen kunnen de randen van het beeld in de schaduw komen te liggen ten gevolge van de eigenschappen van de lens. De functie Schaduwcompensatie corrigeert dit door de helderheid aan de donkere rand van het beeld te verhogen. Deze functie is met name interessant als u een groothoeklens gebruikt. x Opmerkingen • Deze functie is niet beschikbaar als u een teleconverter of een tussenring op de camera heeft bevestigd.
ASPECT SHOOTING Als de breedte-hoogteverhouding voor de opname ingesteld is op een andere instelling dan [4:3], bepaalt u of de instelling enkel wordt toegepast als u fotografeert met behulp van live bekijken, of altijd wordt toegepast als u foto's maakt met de zoeker of met live bekijken. [LV] De instelling is enkel van toepassing als u foto's maakt met live bekijken. [ALL] De instelling is van toepassing als u foto's maakt met de zoeker of met live bekijken.
FILE NAME Als u een foto maakt, slaat de camera die foto onder een unieke bestandsnaam op in een map. Hoe bestandsnamen worden toegekend, ziet u in de onderstaande afbeelding. Alle mappen Mapnaam 000 OLYMP Mapnummer (100 – 999) Bestandsnaam Pmdd0000.
AF FOCUS ADJ. U kunt de AF-sensor gebruiken om de scherpstelpositie fijn bij te regelen in een bereik van ±20 stappen (–: dichter, +: naar )). Normaal hoeft u dit niet te wijzigen. [SET AF DATA] Regel de AF-standaardwaarde bij en leg de instelling vast. U kunt de instelling ook vastleggen overeenkomstig de gebruikte lens. [OFF] De AF-focusaanpassing wordt niet uitgevoerd.
Het verschil in de aanpassingswaarde vergelijken: j U kunt de lichtbakweergave gebruiken om de aanpassingswaarden te vergelijken. De aanpassingswaarden worden ook weergegeven tijdens de lichtbakweergave. g“Lichtbakweergave“ (Blz. 83) Twee soorten aanpassingswaarden vastleggen (met het brandpunt van de lens voor en achter het onderwerp): j U kunt verschillende aanpassingswaarden voor dezelfde lens vastleggen.
f WARNING LEVEL U kunt de tijd instellen wanneer f verschijnt (aangaat). Normaal hoeft u dit niet te wijzigen. x Opmerkingen • De batterijspanningsindicator vormt geen waarschuwing dat de batterij moet worden opgeladen. Als f knippert, dient u de batterij op te laden. g“Camera inschakelen“ (Blz. 15) LEVEL ADJUST Als u denkt dat het waterpas niet pas staat, kunt u het waterpas kalibreren. [RESET] :Herstelt de standaardinstellingen af fabriek. [ADJUST] Stelt de huidige camerapositie in als het nulpunt.
VIDEO OUT Afhankelijk van het type videosignaal van uw televisie kunt u NTSC of PAL selecteren. In het buitenland moet u deze instelling misschien wijzigen als u de camera op een TV wilt aansluiten en beelden wilt weergeven. Zorg dat u het juiste type videosignaal hebt geselecteerd voordat u de videokabel aan gaat sluiten. Als u het verkeerde type videosignaal hebt geselecteerd, worden de foto's niet goed weergegeven op uw televisie.
Reset-instellingen gebruiken Hiermee wordt de camera weer op de standaard fabrieksinstellingen gezet. U kunt de camera ook resetten naar de instelling [RESET1] of [RESET2]. [RESET] Herstelt de standaardinstellingen af fabriek. Voor de standaardinstellingen, zie “Menulijst“ (gBlz. 139). [RESET1] / [RESET2]Herstelt de vastgelegde instellingen. Directe knoppen F + ISO • Door de knop F en de knop ISO tegelijk gedurende 2 seconden ingedrukt te houden, voert u de [RESET] uit.
8 Printen Printreservering (DPOF) Printreservering Het printreserveringssysteem biedt u de mogelijkheid om samen met de op het kaartje opgeslagen beelden ook printgegevens (het aantal prints en datum- en tijdinformatie) op te slaan. De met printreservering opgeslagen beelden kunt u op de volgende manieren printen. DPOF (Digital Print Order Format) Dit is voor het opslaan van gewenste printinstellingen op digitale camera's.
3 Selecteer met bd het beeld waarvoor u een printreservering wilt instellen en selecteer met ca het aantal prints. x 2 • Om een printreservering voor meerdere foto's in te stellen, herhaalt u deze stap. 4 5 Druk op de knop i als u klaar bent. BACK SET Selecteer de gewenste datumweergave en druk op i. [NO] [DATE] [TIME] 6 100-0009 15 • Het menu voor reservering van een enkel beeld verschijnt. De beelden worden zonder datum en tijd geprint. De foto's worden geprint met de datum van fotograferen.
Printreserveringsgegevens resetten U kunt alle printreserveringsgegevens annuleren of alleen de gegevens voor geselecteerde foto's. 1 MENU [q] [<] Printreserveringsgegevens van alle foto's annuleren 2 3 Selecteer [<] of [U] en druk op de i-knop. Selecteer [RESET] en druk op i. PRINT ORDER SETTING PRINT ORDERED RESET KEEP BACK SET Annuleren van de printreserveringsgegevens van een geselecteerde foto 2 3 4 5 6 7 Selecteer [<] en druk op i. Selecteer [KEEP] (bewaren) en druk op i.
Camera aansluiten op een printer Gebruik het meegeleverde USB-kabeltje om de camera aan te sluiten op een printer die compatibel is met PictBridge. 1 Schakel de printer in en verbind de USB-kabel met de multiconnector van de camera en de USB-poort van de printer. • Voor meer informatie over hoe u de printer inschakelt en over de plaats van de USB-poort, raadpleegt u de handleiding van de printer. USB-kabeltje 2 3 Schakel de camera in.
Printen volgens de specificatie van de klant 1 Volg de bedieningsaanwijzingen op voor het instellen van een printoptie. PRINT MODE SELECT PRINT ALL PRINT MULTI PRINT ALL INDEX PRINT ORDER Printfunctie selecteren Selecteer de manier van printen (printfunctie) De beschikbare printfuncties staan hieronder vermeld. [PRINT] Print geselecteerde foto's. [ALL PRINT] Print u alle beelden die opgeslagen zijn op het kaartje en maakt van elke foto een print.
Printgegevens instellen 2 Selecteert of u printgegevens zoals de datum en het tijdstip of de bestandsnaam op de foto wilt afdrukken. Als de printfunctie ingesteld is op [ALL PRINT] en [OPTION SET] geselecteerd is, verschijnt het volgende scherm. [
9 Gebruik van de OLYMPUS Master software Werkvolgorde Sluit de camera met het USB-kabeltje aan op een computer. Met de meegeleverde OLYMPUS Master software kunt u nu eenvoudig beelden die op het kaartje zijn opgeslagen overbrengen naar de computer. Voor te bereiden • 2 CD-ROM's met OLYMPUS Master • USB-kabeltje • Computer die aan de systeemeisen voldoet (Deze systeemeisen vindt u in de installatiehandleiding van OLYMPUS Master.
Camera aansluiten op een computer Sluit de camera aan op uw computer met het meegeleverde USB-kabeltje. 1 Gebruik de meegeleverde USB-kabel om de USB-poort van de computer met de multiconnector van de camera te verbinden. • De plaats van de USB-poort is afhankelijk van het soort computer. Voor details raadpleegt u de handleiding van de computer. Zoek dit teken. Contact 2 3 4 Multiconnector USB-kabeltje Zet de cameraschakelaar op ON.
Activeer de OLYMPUS Master software Windows 1 Dubbelklik op het pictogram “OLYMPUS Master 2“ op het bureaublad. Macintosh 1 Dubbelklik op het pictogram “OLYMPUS Master 2“ “OLYMPUS Master 2“. in de map • Het venster “Bladeren“ verschijnt. • Als OLYMPUS Master voor de eerste keer na installatie wordt opgestart, worden het eerste instelmenu en het venster voor gebruikersregistratie van OLYMPUS Master weergegeven vóór het venster “Bladeren“. Ga te werk volgens de aanwijzingen op het scherm.
2 Geef op de computer aan dat u het USB-kabeltje wilt verwijderen. Windows 1) Klik op het pictogram “Unplug or Eject Hardware“ in de knoppenbalk. 2) Klik op de getoonde melding. 3) Klik op “OK“ in het venster “Safe to Remove Hardware“. Macintosh x Trek de plug van het USB-kabeltje uit de camera. Opmerkingen • Voor gebruikers van Windows: Als u op “Unplug or Eject Hardware“ klikt, is het mogelijk dat er een waarschuwing verschijnt.
Beelden overbrengen naar uw computer zonder OLYMPUS Master te gebruiken Uw camera voldoet aan de normen voor USB Mass Storage Class. U kunt beelden overbrengen naar een computer door de camera met het meegeleverde USB-kabeltje op een computer aan te sluiten. Dit kan zelfs zonder dat u hiervoor OLYMPUS Master gebruikt. De volgende besturingssystemen ondersteunen de USB-aansluiting: Windows : 2000 Professional/XP Home Edition/XP Professional/Vista Macintosh : Mac OS X v10.
10 Fotografeertips en onderhoud Fotografeertips en -informatie De camera schakelt niet in, zelfs niet als batterijen zijn geplaatst De batterij is niet volledig opgeladen • Laad de batterij op met het laadapparaat. De batterijen werken tijdelijk niet vanwege een te lage temperatuur. • Bij lage temperatuur nemen de prestaties van batterijen af. Het opladen helpt niet om de camera in te schakelen. Verwijder de batterij en warm deze op door hem een tijdje in uw zak te houden.
Onderwerpen waarop de camera moeilijk kan scherpstellen Het kan moeilijk zijn om met autofocus in de volgende situaties scherp te stellen. AF-teken knippert Deze onderwerpen worden niet scherpgesteld. Object met weinig contrast Extreem fel licht in het midden van het beeld Een onderwerp met patronen die zich herhalen Onderwerpen op verschillende afstanden Snel bewegende objecten Het onderwerp valt niet binnen het AF-gebied AF-teken gaat branden maar het onderwerp is niet scherpgesteld.
Foutcodes Indicaties in de zoeker Indicaties op het bedieningspaneel Normal indication Indicatie op de monitor NO CARD CARD ERROR Mogelijke oorzaak U hebt geen kaartje Steek een kaartje erin in de camera of steek een ander geplaatst of het kaartje erin. kaartje wordt niet herkend. Er is een probleem Plaats het kaartje opnieuw met het kaartje. in de camera. Blijft het probleem bestaan, dan moet u het kaartje formatteren. Als het kaartje niet geformatteerd kan worden, kan dit niet gebruikt worden.
Indicaties in de zoeker Indicaties op het bedieningspaneel Indicatie op de monitor Mogelijke oorzaak Er heeft zich een probleem met de geselecteerde foto voorgedaan, waardoor dit beeld met de camera niet Geen indicatie Geen indicatie kan worden PICTURE ERROR weergegeven. Of het beeld kan met deze camera niet worden weergegeven. Geen indicatie Geen indicatie THE IMAGE CANNOT BE EDITED Oplossing Gebruik de beeldbewerkingssoftware om het beeld op een PC te bekijken.
Indicaties in de zoeker Indicaties op het bedieningspaneel Geen indicatie Geen indicatie Indicatie op de monitor Mogelijke oorzaak Oplossing SETTINGS CHANGED De papiercassette van de printer is verwijderd of de printer werd bediend, terwijl de instellingen op de camera gemaakt werden. Bedien de printer niet, terwijl u instellingen op de camera maakt. Er heeft zich een probleem met de printer en/of de camera voorgedaan. Schakel camera en printer uit.
x Opmerkingen • Gebruik geen sterke oplosmiddelen zoals benzine of alcohol of een met chemicaliën behandeld reinigingsdoekje. • Berg de camera niet op in ruimtes waar met chemicaliën gewerkt wordt, om de camera te beschermen tegen roest. • Laat u de camera met een vuile lens liggen, dan kan schimmelvorming op de lens optreden. • Controleer alle onderdelen van de camera als u hem langere tijd niet heeft gebruikt.
11 Informatie Info over het kaartje Toepasbare geheugenkaartjes Met “Kaartje“ in deze handleiding wordt een opslagmedium bedoeld. In deze camera kunt u de volgende geheugenkaartjes gebruiken: CompactFlash, Microdrive en xD-Picture Card (optioneel). CompactFlash Microdrive xD-Picture Card Een CompactFlash-kaart bevat een chip met een groot flashgeheugen. Deze kaarten zijn gewoon in de winkel verkrijgbaar. Een Microdrive is in feite een compacte harde schijf met veel opslagruimte.
Batterij en laadapparaat z Gebruik één enkele Olympus lithium-ionbatterij (BLM-1). Andere batterijen kunnen niet worden gebruikt. z Het verbruik van de camera varieert aanzienlijk, afhankelijk van het gebruik en andere omstandigheden. z Aangezien de volgende functies veel energie verbruiken, zelfs zonder fotograferen, zal de batterij snel leeg zijn. • Het vaak half indrukken van de ontspanknop in de stand Fotograferen waardoor de autofocus herhaaldelijk wordt ingeschakeld.
Verwisselbare lenzen Selecteer de lens waarmee u wilt fotograferen. Gebruik een Four Thirds-lens (Four Thirds-lensvatting). Als u een andere lens dan de aanbevolen types gebruikt, zal autofocus en de lichtmeting niet goed werken. Soms zullen ook andere functies niet werken. FOUR THIRDS-lensvatting Ontwikkeld door Olympus als lensvattingstandaard voor het Four-Thirds-systeem.
Lijst E-systeem Standaardlens 18-36mm (kleinbeeldequivalent) ZUIKO DIGITAL ED 9-18 mm 1:4.0-5.6 Ultrawijde zoom Combineerbaar met 28-84mm (kleinbeeldequivalent) ZUIKO DIGITAL ED 14-42 mm 1:3.5-5.6 Standaardzoom Combineerbaar met 35-90mm (kleinbeeldequivalent) ZUIKO DIGITAL 17,5-45mm 1:3.5-5.6 Standaardzoom (alleen verkrijgbaar in speciale kit) Combineerbaar met 36-360mm (kleinbeeldequivalent) ZUIKO DIGITAL ED 18-180 mm 1:3.5-6.
Afstandsbediening Adapter ZUIKO DIGITAL 1,4x Teleconverter EC-14 ZUIKO DIGITAL 2,0x Teleconverter EC-20 EX-25 MF-1 RM-1 RM-UC1 Tussenring OM-adapter Afstandsbediening Kabeltje met afstandsbediening Flitsersysteem SRF-11 Ringflitser-set (incl.
ZUIKO DIGITAL – lensspecificaties Namen van onderdelen 1 Kapvatting 2 Filtervatting 3 Zoomring 4 Scherpstelring 5 Index lensvatting 6 Elektrische contacten 7 Voorkap van de lens 8 Achterkap van de lens 9 Zonnekap Bevestigen van de kap Opbergen van de kap • Fotografeert u een object in tegenlicht, gebruik dan de zonnekap. Belangrijkste technische gegevens Functies 14 – 42 mm Lensvatting Brandpuntsafstand Informatie 11 14 – 42 mm 14 – 54 mm 12 – 60 mm f3.5 – 5.6 f2.8 – 3.5 f2.8 – 4.
Geschikt voor gebruik met de optionele EX-25 tussenring onder de volgende voorwaarden. De scherpstelling als EX-25 wordt gebruikt is MF (handmatig). Lens, brandpuntsafstand 14 mm 14 – 42 mm 14 – 54 mm Er kan niet gefotografeerd worden omdat er niet scherpgesteld kan worden op de objecten met deze brandpuntsafstand.
Flitsersynchronisatie en sluitertijd Stand Fotograferen P A S M Bovengrens van synchronisatiemoment*1 Flitsmoment 1/ (brandpuntsafstand van lens x 2) of synchronisatiemoment, waarbij de traagste waarde voorrang heeft Vast moment als flitser flitst*2 1/60 1/250 k De ingestelde sluitertijd *1 Kan worden gewijzigd met het menu: 1/60 – 1/250 g“#X-SYNC.“ (Blz. 101) *2 Kan worden gewijzigd met het menu: 1/30 – 1/250 g“#SLOW LIMIT“ (Blz.
Beschikbare flitsstanden in de diverse fotografeerstanden Stand Fotograferen Indicaties in de zoeker Indicaties Indicaties op op het Flitserfunctie het bedieningssuperpaneel bedieningspaneel # AUTO AUTO i Autoflitsen (rode ogen onderdrukken) # Invulflitsen $ Flitser uit ! SLOW Trage synchronisatie (rode ogen onderdrukken) # SLOW Trage synchronisatie (1e sluitergordijn) # SLOW2 Trage synchronisatie (2e sluitergordijn) # FULL Handmatig flitsen (Manual) (FULL) l & j / *2 Autoflitsen ! P
Stand Fotograferen Indicaties in de zoeker Indicaties Indicaties op op het Flitserfunctie het bedieningssuperpaneel bedieningspaneel Voorwaarden om de flitser Grens van sluitertijd te laten flitsen # Invulflitsen H Invulflitsen (rode ogen onderdrukken) 1e sluitergordijn Ontsteekt altijd 60 sec. – 1/250 sec. $ Flitser uit k k k 2e sluitergordijn Invulflits/ trage synchronisatie (2de sluitergordijn) 2e sluitergordijn # FULL Handmatig flitsen (Manual) (FULL) Ontsteekt altijd 60 sec.
Beeldkwaliteit en bestandsgrootte / het aantal foto's dat kan worden opgeslagen De in de tabel aangegeven bestandsgrootte geldt bij benadering voor bestanden met een breedte-hoogteverhouding van 4:3. Beeldkwaliteit Aantal pixels (PIXEL COUNT) RAW YSF 4.032 x 3.024 Compressiefactor Bestandsformaat Bestandsgrootte (MB) Verliesvrije compressie ORF Aantal foto's dat kan worden opgeslagen (op een 1 GB xD-Picture Card) Ca. 13,9 72 1/2,7 Ca. 8,2 121 175 1/4 Ca. 5,7 YN 1/8 Ca.
Functies die kunnen worden vastgelegd met My Mode en Custom Reset Setting Informatie 11 138 NL Functie Vastleggen als My Mode Vastleggen als custom reset Functie Vastleggen als My Mode Vastleggen als custom reset F 9 9 A k 9 Beeldstabilisator 9 9 n FUNCTION k 9 9 < / Y / j* 9 9 RLS PRIORITY S 9 PICTURE MODE 9 9 RLS PRIORITY C 9 9 GRADATION 9 9 O fps k 9 K 9 9 8 k 9 NOISE REDUCT.
Functie Vastleggen als My Mode Vastleggen als custom reset Functie Vastleggen als My Mode Vastleggen als custom reset AF FOCUS ADJ. 9 9 EDIT FILENAME k k EXPOSURE SHIFT 9 9 s k k BATTERY TYPE 9 9 W k k f WARNING LEVEL k k VIDEO OUT k k LEVEL ADJUST k k REC VIEW k 9 X k k PIXEL MAPPING k k r/p k k FIRMWARE k k 9: Kan worden vastgelegd. k: Kan niet worden vastgelegd. * Inclusief anti-shock Menulijst Fotografeermenu Tabblad Functie Instelling Zie Blz.
Tabblad Functie Instelling e* METERING (meten) Zie Blz. ESP + AF / ESP* J 5 Blz. 46 5HI 5SH #RC MODE OFF* / ON Blz. 79 w –3.0 – 0.0*– +3.0 Blz. 76 AF MODE S-AF* / C-AF / MF / S-AF+MF / C-AF+MF Blz. 53 AF AREA B*/M/N Blz. 55 ANTI-SHOCKz OFF*/1SEC – 30SEC Blz. 62 AE BKT OFF*/3F 0.3EV/3F 0.7EV/3F 1.0EV/5F 0.3EV/5F 0.7EV/5F 1.0EV Blz. 48 WB BKT FL BKT ISO BKT MULTIPLE EXPOSURE A-B G-M OFF*/3F 2STEP/3F 4STEP/3F 6STEP Blz. 69 OFF*/3F 0.3EV/3F 0.7EV/3F 1.0EV Blz. 77 OFF*/3F 0.
Custom Menu 1 Tabblad a b Functie Instelling AF / MF Blz. 93 AF ILLUMINAT. OFF / ON* Blz. 93 FOCUS RING b* / c Blz. 93 C-AF LOCK OFF*/ON Blz. 93 AF AREA POINTER OFF/ON* Blz. 93 AF SENSITIVITY NORMAL*/SMALL Blz. 93 P SET UP OFF*/LOOP/SPIRAL Blz. 94 RESET LENS OFF/ON* Blz. 94 BULB FOCUSING OFF/ON* Blz. 94 LIVE VIEW AF MODE AF SENSOR/HYBRID AF/IMAGER AF* BUTTON/DIAL DIAL FUNCTION DIAL DIRECTION AEL / AFL Blz. 35 Blz. 94 P %*/F/w A FNo.
Tabblad Functie d DISP / 8 / PC Instelling Blz. 98 8 OFF / ON* SLEEP OFF/1MIN*/3MIN/5MIN/10MIN Blz. 98 BACKLIT LCD 8SEC*/30SEC/1MIN/HOLD Blz. 98 4 h TIMER OFF/4 h* Blz. 98 USB MODE AUTO*/STORAGE/MTP/CONTROL/
Tabblad i Functie Instelling K UTILITY CLEANING MODE k EXT. WB DETECT OFF/ON* AF FOCUS ADJ. Zie Blz. Blz. 104 Blz. 126 Blz. 104 SET AF DATA OFF*/DEFAULT DATA/ LENS DATA DATA LIST CHECK/DELETE/EDIT Blz. 105 e EXPOSURE SHIFT J –1 – +1 Blz. 106 5 BATTERY TYPE b* /c/d Blz. 106 f WARNING LEVEL –2 – 0* – +2 Blz. 107 LEVEL ADJUST RESET/ADJUST Blz. 107 * Standaardinstellingen af fabriek Custom Menu 2 Tabblad Functie Instelling Zie Blz. X k Blz. 16 r/p r*/p Blz.
Technische gegevens Technische gegevens van de camera Soort camera Soort camera : Eénogige digitale spiegelreflexcamera met verwisselbaar lenssysteem Lens : Zuiko Digital, Four Thirds-systeem lens Lensvatting : Four Thirds-lensvatting Equivalente brandpuntsafstand op een kleinbeeldcamera : ca. tweemaal de brandpuntsafstand van de lens Beeldopneemelement Producttype Totale aantal pixels Aantal effectieve pixels Schermgrootte Breedte-hoogteverhouding : : : : : 4/3” Live MOS-sensor ca. 13.100.
Fotofuncties ISO-gevoeligheid Belichtingscorrectie : (1) AUTO : volautomatisch (2) P : Programma AE (programma-aanpassing mogelijk) (3) A : Diafragmavoorkeuze AE (4) S : Sluitertijdvoorkeuze AE (5) M : Handmatig : 100 – 3.
Specificaties batterij / laadapparaat BLM-1 lithium-ionbatterij MODEL NO. Producttype Nominale spanning Nominale capaciteit Aantal keren laden en ontladen Omgevingstemperatuur Afmetingen Gewicht : : : : PS-BLM1 Oplaadbare lithium-ionbatterij DC 7,2 V 1.500 Ah : Ca. 500 keer (afhankelijk van de gebruiksomstandigheden) : 0 °C – 40 °C (laden) –10 °C – 60 °C (bediening) –20 °C – 35 °C (opslag) : ca. 39 mm (B) x 55 mm (D) x 21,5 mm (H) : Ong.
VEILIGHEIDSMAATREGELEN LET OP GEVAAR VOOR ELEKTRISCH SCHOK – NIET OPENEN LET OP: OM HET GEVAAR VOOR EEN ELEKTRISCHE SCHOK TE VOORKOMEN, MAG DE BEHUIZING (OF ACHTERKANT) NIET VERWIJDERD WORDEN. IN DE CAMERA BEVINDEN ZICH GEEN ONDERDELEN WAARAAN U ONDERHOUD KUNT VERRICHTEN. LAAT DAT OVER AAN ERKENDE SERVICETECHNICI VAN OLYMPUS.
( Houd de camera uit de buurt van kleine kinderen en zuigelingen. • Gebruik en berg de camera altijd op buiten het bereik van kleine kinderen en zuigelingen omdat anders de volgende gevaarlijke situaties kunnen ontstaan die ernstig letsel kunnen veroorzaken: • Verward raken in de riem van de camera, wat verstikking tot gevolg kan hebben. • Per ongeluk inslikken van de batterijen, kaartjes of andere kleine onderdelen.
LET OP • Controleer de batterij voor het opladen altijd op lekkage, verkleuringen, vervormingen of andere afwijkingen. • Tijdens langdurig gebruik kunnen de batterijen heet worden. Verwijder de batterij nooit onmiddellijk na gebruik van de camera om kleine brandwonden te voorkomen. • Denkt u de camera langere tijd achtereen niet te gebruiken, haal de batterijen er dan uit. • Deze camera gebruikt een door Olympus voorgeschreven lithium-ionbatterij. Gebruik geen ander type batterij.
Wettelijke en andere bepalingen • Olympus geeft geen enkele garantie of waarborg ten aanzien van mogelijke kosten of van winstverwachtingen door rechtmatig gebruik van dit apparaat, of van aanspraken van derden, die voortvloeien uit ondeskundig gebruik van dit apparaat. • Olympus geeft geen enkele garantie of waarborg ten aanzien van mogelijke kosten of van winstverwachtingen door rechtmatig gebruik van dit apparaat die voortvloeien uit het verloren gaan van beeldgegevens.
Gebruik uitsluitend toepassingsgerichte oplaadbare batterijen en batterijlader We adviseren u om uitsluitend de originele toepassingsgerichte oplaadbare batterijen en batterijlader van Olympus bij deze camera te gebruiken. Het gebruik van niet originele oplaadbare batterijen en/of batterijlader kan brand of persoonlijk letsel veroorzaken als gevolg van lekken, verhitting, ontbranding of beschadiging van de batterij.
Garantiebepalingen 1. Indien dit product gebreken vertoont, hoewel het op de juiste wijze gebruikt wordt (in overeenstemming met de meegeleverde documentatie Voorzichtig gebruik en gebruiksaanwijzingen), wordt dit product, gedurende een periode van twee jaar vanaf de datum van aankoop, bij een geautoriseerde Olympus-dealer binnen het zakengebied van Olympus Imaging Europa GmbH zoals bepaald op de website: http://www.olympus.com, gerepareerd of, naar Olympus' keuze, kosteloos vervangen.
Index Symbolen AF ILLUMINAT. ..............................................93 AF MODE ...................................................... 53 AF SENSITIVITY ........................................... 93 AF SENSOR .................................................. 35 AF-kader P ..................................................55 Af-kaderstand .................................................57 Afstandsbediening < .......................................60 ALL > ...........................................
Compressiefactor .......................................... 64 Continu scherpstellen (C-AF) ......................... 54 CONTRAST ................................................... 71 CONTROL..................................................... 98 COPY ALL ..................................................... 90 CUSTOM RESET ........................................ 108 Custom-witbalans CWB ................................. 66 D Datum-/tijdinstelling X .................................
LEVEL ADJUST .......................................... 107 LEVEL GAUGE ....................................... 96, 99 Lichtbakweergave.......................................... 83 Lichtmeting met nadruk op het centrum H ... 46 Lichtnetadapter ............................................ 128 LIGHT TONE (Lichte tint) m ............................ 5 Lithium-ionbatterij .................................. 12, 128 Lithium-ionlaadapparaat ........................ 12, 128 LIVE PREVIEW ............................
sRGB ........................................................... 101 Stofreductie ........................................... 15, 125 STORAGE ............................................. 98, 117 SUNSET * ..................................................... 5 Super FP-flitser .............................................. 79 Superbedieningspaneel ............................. 8, 22 T TEST PICTURE ............................................. 96 Tijdopnamen............................................
Memo 157 NL
Memo 158 NL
Memo 159 NL
Memo 160 NL
Memo 161 NL
Memo 162 NL
Memo 163 NL