4343-PS246-02 Network Management Utility Handleiding
x Inhoud
Inhoud 1 2 Systeemvereisten 1.1 Netwerkomgeving ............................................................................ 1-3 1.2 server ................................................................................................. 1-3 1.3 Client .................................................................................................. 1-4 De server installeren en starten 2.1 De server installeren ........................................................................
3 4 5 6 x-4 Gebruik van de Network Management Utility client 3.1 Client opstarten .................................................................................3-3 3.2 Help weergeven .................................................................................3-5 Om help-informatie te zien in het inlogscherm ...............................3-5 Om help-informatie te zien in de schermen waarin u instellingen moet invoeren ..............................................................3-5 3.
.5 Een beheerd apparaat verwijderen ................................................. 6-9 Het scherm Lijstbeheerder weergeven .......................................... 6-9 Een apparaat verwijderen .............................................................. 6-9 6.6 Het apparaatopsporingsbereik specificeren ............................... 6-10 Het scherm Zoekinstelling weergeven ......................................... 6-10 Sectie Discovery-netwerk/bereik .............................................
x-6 6.11 Instellingen voor gebruikersgroep configureren ..........................6-28 Het scherm Instelling gebruikersgroep weergeven ......................6-28 Een gebruikersgroep aanmaken ...................................................6-28 Instellingen voor gebruikersgroep bekijken ..................................6-29 Instellingen voor gebruikersgroep aanpassen ..............................6-29 Een gebruikersgroep kopiëren ......................................................
7 8 9 Centraal beheer voor het besturen van meerdere servers 7.1 Verbinden met andere Network Management Utility servers ...... 7-5 Procedure ....................................................................................... 7-5 7.2 Informatie-instellingen voor Network Management Utility server specificeren ....................................................................................... 7-7 Procedure .......................................................................................
x-8 9.4 Om van de functie gebruik te kunnen maken, moeten eerst de Network Management Utility serverinstellingen worden gespecificeerd – 1 .............................................................................9-8 Procedure .......................................................................................9-8 9.5 Om van de functie gebruik te kunnen maken, moeten eerst de Network Management Utility Server serverinstellingen worden gespecificeerd – 2 .............................................
Welkom - - Network Management Utility is een hulpprogramma waarmee u printers, kopieerapparaten en andere apparaten op een netwerk centraal kunt beheren. Met Network Management Utility kunt u uw webbrowser gebruiken om de status van elk apparaat op het netwerk te controleren en apparaatinstellingen te configureren.
Erkenning van handelsmerken Apple en Macintosh zijn gedeponeerde handelsmerken van Apple Computer, Inc. Ethernet is een gedeponeerd handelsmerk van Xerox Corporation. Linux is een gedeponeerd handelsmerk van Linus Torvalds. Microsoft, Windows en Windows NT zijn gedeponeerde handelsmerken of handelsmerken van Microsoft Corporation in de Verenigde Staten en/of andere landen. Netscape en de Netscape N en Ship’s Wheel logo's zijn gedeponeerde handelsmerken van Netscape Communications Corporation in de V.S.
1 Systeemvereisten
Systeemvereisten 1 1 Systeemvereisten De onderstaande systeemconfiguratie is minimaal vereist voor het gebruik van Network Management Utility. 1.1 Netwerkomgeving LAN-type Protocol Ethernet (10/100BaseT) TCP/IP Token Ring (4/16 Mbps) 1.2 server Besturingssysteem Hardware [Windows-platform (IA32)] • Windows 98/Me • Windows NT 4.
Systeemvereisten 1 1.3 Client Java-modus Besturingssysteem Webbrowser Java-omgeving [Windows-platform (IA32)] • Windows 98/Me* • Windows NT 4.0 met Service Pack6a of hoger • Windows 2000 Professional Service Pack 3 of hoger* • Windows 2000 Server • Windows XP Home Service Pack 1 of hoger* • Windows XP Professional Service Pack 2 of hoger • Windows Server 2003 Web/ Standard/Enterprise/Datacenter Editions • Microsoft Internet Explorer 5.5 Service Pack 2 of hoger • Netscape 6.2.
2 De server installeren en starten
De server installeren en starten 2 De server installeren en starten 2.1 De server installeren 2 Windows platform 1 Open het archief van Network Management Utility. Dit archief pakt zichzelf uit en hiermee wordt het installatieprogramma automatisch opgestart. 2 Volg de instructies op het scherm om de installatie te voltooien. Solaris and Linux platform 1 Pak het tar-archief van Network Management Utility (ingepakt met gzip) uit in de door u gewenste directory.
De server installeren en starten 2 2.2 Installatie van upgrade De upgrade van Network Management Utility versie 4.0 of hoger wordt ondersteund. U kunt geen upgrade uitvoeren van Network Management Utility versie 3.x of vroeger. - Als de oudere versie van Network Management Utility op de server actief is, moet u deze afsluiten. - Installeer Network Management Utility Version 5.
De server installeren en starten 2.3 2 De server opstarten Windows 98 of Me platform % Klik op [Start] % [Programma's] % [Network Management Utility] % [Start Server]. Tijdens het installeren van Network Management Utility kunt u de Network Management Utility server zodanig instellen dat deze, telkens wanneer het systeem geboot wordt, automatisch opstart. Windows NT 4.0 of 2000 platform 1 Klik op [Start] % [Instellingen] % [Configuratiescherm]. 2 Dubbelklik op het pictogram [Services].
De server installeren en starten 2 Solaris- en Linux-platforms 7 VOORZICHTIG Let op % Voer de volgende bewerking met root-privileges uit. % Wijzig het pad op basis van de omgeving. % Nadat u Network Management Utility hebt geïnstalleerd, wordt het automatisch opgestart. U kunt de volgende opdracht gebruiken om het programma zo nodig handmatig op te starten. # /etc/init.
De server installeren en starten 2.4 2 Console Tools opstarten De Console Tools bieden verschillende functies voor het onderhoud van Network Management Utility. De volgende werkzaamheden kunt u uitvoeren met Console Tools.
De server installeren en starten 2 2.5 De server opnieuw opstarten Procedure 1 Selecteer de koppeling [Console Tools] op het aanmeldingsscherm. Het scherm Console Tools wordt weergegeven. 2 Klik op [Opnieuw opstarten]. 3 Klik op de knop [Opnieuw opstarten]. Een bericht verschijnt met de vraag het opnieuw opstarten van de server te bevestigen. Klik op de knop [Ja] om de server opnieuw op te starten.
De server installeren en starten 2.6 2 De server uitzetten Windows 98 of Me platform 1 Klik met de rechter muistoets op het Network Management Utility pictogram in het taakoverzicht, en selecteer vervolgens [Exit]. 2 Klik op [Afsluiten] in het bevestigingsvenster dat verschijnt. Windows NT 4.0 of 2000 platform 1 Klik op [Start] % [Instellingen] % [Configuratiescherm]. 2 Dubbelklik op het pictogram [Services]. Bij Windows 2000 bevindt het pictogram Services zich in de map Systeembeheer.
De server installeren en starten 2 Windows XP platform 1 Klik op [Start] % [Configuratiescherm]. 2 Klik bij Windows XP Professional op het pictogram [Prestaties en onderhoud]. Klik in het venster Prestaties en onderhoud op [Systeembeheer]. – Klik bij Windows XP Home Edition op het pictogram [Systeembeheer]. 3 Dubbelklik op het pictogram [Services]. 4 Selecteer in het venster Services de optie [Network Management Utility] en klik vervolgens op [De service stoppen] aan de linkerkant van het venster.
De server installeren en starten 2.7 2 Deïnstalleren 2 Opmerking Zorg ervoor dat de Network Management Utility server uit staat (niet actief is) voordat u deze gaat deïnstalleren. Zie “De server uitzetten” op pagina 2-9 voor meer informatie. Windows 98 of Me platform 1 Klik op [Start] % [Instellingen] % [Configuratiescherm]. 2 Dubbelklik op het pictogram [Software].
De server installeren en starten 2 Windows XP/Server 2003-platform 1 Klik op [Start] % [Configuratiescherm]. 2 Klik op het pictogram [Software] (dubbeliklik op het pictogram in Windows Server 2003). 3 Selecteer in het venster [Software] [Network Management Utility] in de lijst met programma's, en klik vervolgens op de knop [Vervangen/verwijderen]. 4 Volg de instructies op het scherm om de deïnstallatie te voltooien.
3 Gebruik van de Network Management Utility client
Gebruik van de Network Management Utility client 3 3 Gebruik van de Network Management Utility client De volgende bewerking wordt toegelicht met behulp van de Java-modus. 3.1 Client opstarten Start uw webbrowser op en ga naar de onderstaande URL. http://server_name:port_number/ Typ in plaats van “server_name” in bovenstaande URL de naam of het IP-adres van de host waarop de Network Management Utility server draait. Voorbeeld: als het IP-adres van de Network Management Utility-server 192.9.200.
Gebruik van de Network Management Utility client 3 Hiermee krijgt u toegang tot de Network Management Utility server en verschijnt het inlogscherm van Network Management Utility. ! Detail Als Windows Firewall in Windows XP Service Pack 2 of Windows Server 2003 Service Pack 1 is ingesteld op Aan (aanbevolen), zal het aanmeldingsscherm niet verschijnen. Om het aanmeldingsscherm weer te geven, voert u een van de volgende bewerkingen uit.
Gebruik van de Network Management Utility client 3.2 3 Help weergeven Bij Network Management Utility beschikt u over Help-informatie die op elk scherm gedetailleerde beschrijvingen biedt van de knoppen en bedieningselementen. Gebruik deze Help-informatie om een probleem dat u eventueel hebt met een bewerking, op te lossen of om meer gedetailleerde informatie over een functie te zoeken.
Gebruik van de Network Management Utility client 3 3.3 Inloggen Procedure 1 Selecteer in het deel Taal de taal die u wilt gebruiken voor Network Management Utility tekst. U kunt kiezen uit de volgende talen. – Engels – Tsjechisch – Deens – Duits – Spaans – Frans – Italiaans – Japans – Nederlands De client kan de talen die door de webbrowser worden ondersteund uitbreiden door de geschikte taalinvoegtoepassing toe te voegen.
Gebruik van de Network Management Utility client 3 ! Detail Het inloggen van een client in de Java-modus waar de Java plug-in niet is geïnstalleerd toont vervolgens een bericht waarin wordt gevraagd of u de Java plug-in wilt installeren. Wat er gebeurt nadat u akkoord gaat hang af van de Webbrowser die u gebruikt, zoals hieronder staat beschreven. Internet Explorer: De Java-invoegtoepassing wordt automatisch gedownload van het internet en geïnstalleerd.
Gebruik van de Network Management Utility client 3 3.4 Opsporingsbereik specificeren Via de volgende procedure kunt u naar een bepaald apparaat in het netwerk zoeken. (Raadpleeg “Het apparaatopsporingsbereik specificeren” op pagina 6-10 voor meer informatie over de procedure voor het specificeren van instellingen.) Procedure 1 Log in als Beheerder. Raadpleeg “Inloggen” op pagina 3-6 voor meer details.
Gebruik van de Network Management Utility client 3 4 De lijst Discovery-netwerk / bereik toont het lokale netwerk dat bij de Network Management Utility server hoort. Telkens wanneer de Network Management Utility server opstart, wordt het lokale netwerk dat bij de server hoort, automatisch toegevoegd aan de opsporingsbereiklijst. Als het netwerk om een of andere reden niet opgespoord kan worden, of als u andere netwerken wilt toevoegen, klik dan op de knop [Toevoegen].
3 3-10 Gebruik van de Network Management Utility client Network Management Utility
4 Apparaatbeheer
Apparaatbeheer 4 4 Apparaatbeheer Met behulp van de in dit hoofdstuk beschreven procedures kunt u apparaten op het netwerk beheren en configureren. Let er wel op, dat de weergave op het scherm voor het beheren en configureren van apparaten afhankelijk is van het desbetreffende soort apparaat. Zie Network Management Utility online help voor meer informatie over de hier beschreven functies. De volgende bewerking wordt toegelicht met behulp van de Java-modus. 4.
Apparaatbeheer 4 – 2 Klik op de [Tellerlijst] knop om de tellers weer te geven (totaal, kopieën, afdrukken en scans) voor de getoonde apparaten in de Apparatenlijst. U kunt het beeld van de lijst wijzigen door een dubbelklik op een punt in het menu Apparaatbeheer (één klik in de HTML-modus). – Beeld Alle apparaten: toont alle beheerde apparaten. – Subnet tonen: Apparaten zijn gerangschikt volgens netwerkadres. – Beeld Gebruikersgroep: Apparaten zijn gerangschikt volgens gebruikersgroep.
Apparaatbeheer 4.2 4 Venster Apparaatpaneel Hieronder wordt de layout van het apparaatpaneel getoond, dat wordt gebruikt voor apparaatbeheer en -configuratie. 1 2 3 Pos. Item Beschrijving 1 Knoppen Elke knop vertegenwoordigt een categorie van apparaatbeheer en instelfuncties. Door op een knop te klikken verschijnen er, in het gedeelte onder de knoppen, tabs voor de functies die bij de desbetreffende categorie horen. Zie “Functies” op pagina 4-6 voor informatie over elke knop.
Apparaatbeheer 4 4.3 Functies Hieronder worden de functies beschreven van de knoppen in het scherm voor apparaatbeheer en -configuratie. - Status Toont een grafische voorstelling van de apparaatstatus en de soorten opties waarmee het apparaat is uitgerust. - Netwerk Toont tabbladen voor het configureren van netwerkinstellingen voor het apparaat. - Systeem Toont gedetailleerde informatie over het apparaat en maakt ook de configuratie van apparaatinstellingen mogelijk.
5 Gebruik van multisetting
Gebruik van multisetting 5 5 Gebruik van multisetting Wanneer de Network Management Utility server meerdere apparaten van hetzelfde type op het netwerk bestuurt, dan kunt u een sjabloon van de instellingen van één van deze apparaten maken, en dit sjabloon gebruiken om dezelfde instellingen toe te passen op andere apparaten van hetzelfde type. De onderstaande procedure voor multisetting wordt beschreven met behulp van de Java-modus.
Gebruik van multisetting 5 5.1 Het menu Multisetting weergeven Klik op de pijl-omlaag knop boven het vak langs de linkerkant van het venster, en selecteer vervolgens Multisetting in de lijst die verschijnt. Als u de HTML-modus gebruikt, selecteer dan Multisetting in de lijst en klik vervolgens op de knop [Ga]. De apparaten die verschijnen in het menu Multisetting, zijn afhankelijk van het feit, of een beheerder of geregistreerde gebruiker ingelogd is.
Gebruik van multisetting 5.2 5 Een sjabloon aanmaken Procedure 1 Dubbelklik in het menu Multisetting op het pictogram van de apparaten waarvan u de instelling in een sjabloon wilt zetten (één keer klikken in de HTML-modus). 2 Nadat u gecontroleerd heeft, dat de naam van het apparaat dat u wilt selecteren, in de titelbalk van het scherm Multisetting wordt getoond, klikt u op de knop [Aanmaken]. 3 In het vak Naam sjabloon typt u de naam voor de sjabloon.
Gebruik van multisetting 5 6 U kunt de volgende knoppen gebruiken voor het bewerken van een bestaande sjabloon. – Bewerken: Voor het bewerken van sjablooninstellingen – Kopiëren: Voor het kopiëren van sjablooninstellingen – Verwijderen: Voor het wissen van een sjabloon 2 Opmerking Het is niet mogelijk om een sjabloon te maken met dezelfde naam als van een bestaand sjabloon voor apparaten van hetzelfde type.
Gebruik van multisetting 5.3 5 Een multisetting-bewerking uitvoeren Een sjabloon ophalen 1 Dubbelklik in het menu Multisetting op het pictogram van het apparaat waarvan u de sjabloon wilt ophalen (één keer klikken in de HTMLmodus). Het scherm Multisetting verschijnt. 2 Selecteer in het scherm Multisetting de sjabloon die u wenst (wanneer u de HTML-modus gebruikt, selecteert u het keuzerondje naast de sjabloonnaam), en klik vervolgens op de knop [Ophalen].
5 5-8 Gebruik van multisetting Network Management Utility
6 Network Management Utility instellingen configureren
Network Management Utility instellingen configureren 6 6 Network Management Utility instellingen configureren Dit hoofdstuk beschrijft de configuratie van verschillende instellingen van de Network Management Utility server. De volgende procedures worden toegelicht met behulp van de Java-modus. ! Detail De instellingen die kunnen worden ingesteld hangen af van het feit of een systeembeheerder, geregistreerde gebruiker of een gast is ingelogd.
Network Management Utility instellingen configureren 6 6.2 Voorkeurinstellingen Gebruik dit scherm voor het configureren van instellingen die regelen hoe Network Management Utility met de apparaten op het netwerk communiceert. Het instellingsscherm weergeven % 6-4 Dubbelklik op het pictogram [Voorkeur] (één keer klikken in de HTMLmodus).
Network Management Utility instellingen configureren 6 De voorkeursinstellingen configureren 1 Configureer de hieronder beschreven instellingen zoals gewenst. – Sectie Status opvraaginterval Apparatenlijst (min.): – Voer de update-interval, in minuten, in voor informatie over apparaten die in de apparatenlijst worden getoond. Rubriek SNMP-communicatie instellen Timeout (sec.
Network Management Utility instellingen configureren 6 6.3 Instellingen initialiseren Gebruik de onderstaande procedures voor het initialiseren van Network Management Utility instellingen die geconfigureerd zijn door een beheerder of geregistreerd gebruiker. Het scherm Initialiseren weergeven % 6-6 Dubbelklik op het pictogram [Initialiseren] (één keer klikken in de HTML-modus).
Network Management Utility instellingen configureren 6 Instellingen initialiseren 1 Selecteer de keuzerondjes naast een of meer van de hieronder beschreven items, en klik vervolgens op de knop [Toepassen]. – Standaardvoorkeur herstellen: Het selecteren van deze optie zet de instellingen die in het scherm Voorkeur door een beheerder geconfigureerd zijn, terug naar de standaardwaarden. Zie “Voorkeurinstellingen” op pagina 6-4 voor meer informatie.
Network Management Utility instellingen configureren 6 6.4 Beheerde apparaten selecteren Gebruik de onderstaande procedure voor het selecteren van specifieke apparaten voor beheer uit de apparaten die op het netwerk gedetecteerd werden. Alleen de hier geselecteerde apparaten verschijnen als beheerde apparaten in de lijst in het menu Apparaatbeheer. Het scherm Lijstbeheerder weergeven 1 Dubbelklik op het pictogram [Lijstbeheerder] (één keer klikken in de HTML-modus).
Network Management Utility instellingen configureren 6.5 6 Een beheerd apparaat verwijderen U kunt het scherm Lijstbeheerder gebruiken om een apparaat dat op het netwerk gevonden is uit de Network Management Utility database te verwijderen, wanneer u dit niet meer nodig heeft. Het scherm Lijstbeheerder weergeven 1 Dubbelklik op het pictogram [Lijstbeheerder] (één keer klikken in de HTML-modus).
Network Management Utility instellingen configureren 6 6.6 Het apparaatopsporingsbereik specificeren Gebruik dit scherm voor het specificeren van het netwerkbereik voor apparaatopsporing. Het scherm Zoekinstelling weergeven % Dubbelklik op het pictogram [Zoekinstelling] (één keer klikken in de HTML-modus). – Als u een Java-modus gebruikt en de menustructuur van Serverinstelling niet is opengevouwen, dubbelklikt u op de volgende pictogrammen: [Serverinstelling] % [Lijstbeheerder] % [Zoekinstelling].
Network Management Utility instellingen configureren 6 Rubriek Discovery-instelling IP-broadcast: Selecteer Ingeschakeld als een IP-broadcast moet worden gebruikt wanneer naar apparaten wordt gezocht. Een bericht wordt naar de apparaten in het netwerk verzonden en de zoekactie wordt uitgevoerd. Hierdoor wordt de zoeksnelheid verhoogd. Apparaten die niet compatibel zijn met de broadcast, kunnen echter niet worden gevonden.
Network Management Utility instellingen configureren 6 SNMPv3-tabel: Hiermee kunt u de gebruikersnamen, contextnamen en poortnummers die worden gebruikt wanneer wordt gezocht naar apparaten die compatibel zijn met SNMPv3, toevoegen of verwijderen.
Network Management Utility instellingen configureren 6 Netwerk aan opsporingsbereik toevoegen 1 Klik in het scherm Zoekinstelling op de knop [Toevoegen] in het deel Discovery-netwerk / bereik. Items voor de netwerkinstellingen worden getoond in het deel Netwerkbereik invoeren. 2 Voer in de vakjes Netwerkadres het IP-adres in van het netwerk dat u wilt toevoegen. 3 Voer in het vakje Subnetmasker de waarde van het subnetmasker in van het netwerk dat u wilt toevoegen.
Network Management Utility instellingen configureren 6 6 Als u ook wilt zoeken naar RFC-1759 printer-MIB compatibele apparaten van andere fabrikanten, vink dan het aankruisvakje naast de optie Generische apparaatopsporing activeren aan, en klik vervolgens op de knop [Toepassen]. Netwerk uit opsporingsbereik verwijderen 1 Klik in de lijst Discovery-netwerk / bereik op het netwerk dat u wilt verwijderen uit het opsporingsbereik en klik vervolgens op de knop [Verwijderen].
Network Management Utility instellingen configureren 6 Instellingen toevoegen die worden gebruikt in een zoekactie naar apparaten die compatibel zijn met SNMPv1 1 Klik in de sectie SNMP-instelling van het scherm Zoekinstelling op de knop [Toevoegen] naast de SNMPv1-tabel. Het scherm SNMPv1-instelling wordt weergegeven. 2 Voer de instellingen in de vakjes Community-naam zoeken en Poortnummer in. 3 Klik op de knop [Toepassen]. Voor het annuleren van de bewerking klikt u op de knop [Annuleren].
Network Management Utility instellingen configureren 6 Instellingen verwijderen die worden gebruikt in een zoekactie naar apparaten die compatibel zijn met SNMPv1 1 Selecteer het selectievakje Kiezen, links van de instellingen die u wilt verwijderen uit de SNMPv1-tabel en klik vervolgens op de knop [Verwijderen]. 2 In de Java-modus verschijnt een bericht met de vraag het verwijderen van de instellingen te bevestigen. Klik op de knop [OK], om de geselecteerde instellingen te verwijderen.
Network Management Utility instellingen configureren 6 Instellingen verwijderen die worden gebruikt in een zoekactie naar apparaten die compatibel zijn met SNMPv3 1 Selecteer het selectievakje Kiezen, links van de instellingen die u wilt verwijderen uit de SNMPv3-tabel en klik vervolgens op de knop [Verwijderen]. 2 In de Java-modus verschijnt een bericht met de vraag het verwijderen van de instellingen te bevestigen. Klik op de knop [OK], om de geselecteerde instellingen te verwijderen.
Network Management Utility instellingen configureren 6 6.7 Apparaat handmatig toevoegen Apparaten die niet werden gevonden wanneer in de sectie Apparaatopsporing op de knop Start werd geklikt tijdens de procedure die in “Het apparaatopsporingsbereik specificeren” op pagina 6-10 werd beschreven, kunnen aan de Lijstbeheerder worden toegevoegd vanaf het scherm Apparaat toevoegen. Het scherm Apparaat toevoegen weergeven 1 Dubbelklik op het pictogram [Apparaat toevoegen] (één keer klikken in de HTML-modus).
Network Management Utility instellingen configureren 2 6 Geef de SNMP-instelling op die wordt gebruikt wanneer wordt gezocht naar het apparaat dat moet worden toegevoegd. – Sectie SNMP-instelling SNMPv1: selecteer deze optie wanneer u apparaten zoekt die compatibel zijn met SNMPv1. Community-naam zoeken: geef de naam op van de leescommunity die moet worden gebruikt wanneer u apparaten zoekt die compatibel zijn met SNMPv1.
Network Management Utility instellingen configureren 6 6.8 IP-adres aan een apparaat toekennen Door het toekennen van een IP-adres aan een apparaat in het netwerk, kunt u een apparaat toevoegen aan het Lijstbeheerder scherm. Denk eraan, dat u eerst het MAC-adres van de netwerkinterface van het apparaat waaraan u een IP-adres wilt toekennen, moet kennen voordat u deze procedure kunt uitvoeren.
Network Management Utility instellingen configureren 6 IP-adres aan een apparaat toekennen 1 Voer in de vakjes IP-adres het IP-adres in dat u wilt toekennen aan het apparaat. 2 Voer in de vakjes MAC-adres het MAC-adres in van de apparaatnetwerkinterface. 3 Nadat alles is zoals u het wilt, klikt u op de knop [Toepassen]. Voor het annuleren van uw instellingen klikt u op de knop [Annuleren] in plaats van [Toepassen].
Network Management Utility instellingen configureren 6 6.9 Apparaatverbindingsinstellingen configureren Wanneer een apparaat dat door de Network Management Utility server beheerd wordt, uitgerust is met meerdere NIC's (zoals een apparaat dat zowel de printer-NIC als de scanner-NIC heeft), kan Apparaatverbinding instellen gebruikt worden om hun apparaatpanelen te verbinden.
Network Management Utility instellingen configureren 6 Verbinding tussen apparaten verbreken 1 Klik op de pijl-omlaag van het vak bovenaan het scherm Apparaatverbinding instellen en selecteer [Verbinding apparaten verbreken] in de lijst die verschijnt. Als u de HTML-modus gebruikt, selecteer dan [Verbinding apparaten verbreken] in de lijst en klik vervolgens op de knop [Ga].
Network Management Utility instellingen configureren 6 6.10 Gebruikers registreren en verwijderen Gebruik de procedures in dit hoofdstuk voor het registreren en verwijderen van gebruikers op de Network Management Utility server. U kunt ook wachtwoorden en e-mailadressen instellen voor geregistreerde gebruikers. Het scherm Gebruikerslijst weergeven % Dubbelklik op het pictogram [Gebruikerslijst] (één keer klikken in de HTML-modus).
Network Management Utility instellingen configureren 6 Een gebruiker registreren 1 Klik in het scherm Gebruikerslijst op de knop [Nieuw]. Hiermee wordt een sectie Gebruikersinstelling weergegeven op het scherm Gebruikerslijst met de instellingen die moeten worden geconfigureerd voor het registreren van een nieuwe gebruiker. 2 Configureer instellingen voor de hieronder beschreven items. – Gebruikersnaam: Voer de gebruikersnaam in. – Wachtwoord: Voer het gebruikerswachtwoord in.
Network Management Utility instellingen configureren 6 3 Nadat alles is zoals u het wilt, klikt u op de knop [Toepassen]. Voor het annuleren van uw instellingen klikt u op de knop [Annuleren] in plaats van [Toepassen]. Gebruikersregistratie-instellingen aanpassen 1 Klik in het scherm Gebruikerslijst op de gebruiker waarvan u de registratie-instellingen wilt aanpassen. In de HTML-modus selecteert u het aankruisvakje links van de naam van de gebruiker. 2 Klik op de knop [Bewerken].
Network Management Utility instellingen configureren 6 Een gebruiker wissen 1 Klik in het scherm Gebruikerslijst op de gebruiker die u wilt wissen. In de HTML-modus selecteert u het aankruisvakje links van de naam van de gebruiker. 2 Klik op de knop [Verwijderen]. 3 Als een bevestigingsdialoogvenster verschijnt, klik dan op de knop [OK] om de door u geselecteerde gebruiker te wissen. Voor het annuleren van het wissen klikt u op de knop [Annuleren] in plaats van [Toepassen].
Network Management Utility instellingen configureren 6 6.11 Instellingen voor gebruikersgroep configureren Gebruik de procedures in dit hoofdstuk voor het aanmaken van gebruikersgroepen van beheerde apparaten. Het scherm Instelling gebruikersgroep weergeven 1 Dubbelklik op het pictogram [Instelling gebruikersgroep] (één keer klikken in de HTML-modus).
Network Management Utility instellingen configureren 6 Instellingen voor gebruikersgroep bekijken % Selecteer in het scherm Instelling gebruikersgroep de naam van de groep waarvan u de instellingen wilt bekijken (selecteer in de HTMLmodus het aankruisvakje links van de groepsnaam), en klik vervolgens op de knop [Weergave]. Nu verschijnt er een lijst met apparaten die in de geselecteerde groep opgenomen zijn.
Network Management Utility instellingen configureren 6 3 Nadat alles is zoals u het wilt, klikt u op de knop [Toepassen]. Voor het annuleren van de bewerking klikt u op de knop [Annuleren] in plaats van [Toepassen]. 2 Opmerking De naam die u toekent aan de kopie, kan niet hetzelfde zijn als de naam van een bestaande gebruikersgroep. Zorg ervoor, dat de groepsnaam die u toekent aan de kopie, een unieke naam is.
Network Management Utility instellingen configureren 6.12 6 Bruikbare apparaten voor elke gebruiker registreren Door de gewenste apparaten van alle apparaten die door de Network Management Utility-server worden beheerd onder Mijn apparaat te registreren, kunnen alleen de apparaten die tot Mijn apparaat behoren in de Apparatenlijst worden weergegeven. Het scherm Mijn apparaatinstelling weergeven % Dubbelklik op het pictogram [Mijn apparaatinstelling] (één keer klikken in de HTML-modus).
Network Management Utility instellingen configureren 6 Een apparaat uit Mijn apparaat verwijderen 6-32 1 Selecteer in de apparatenlijst in het scherm Mijn apparaatinstelling de aankruisvakjes in de kolom Mijn apparaat van de apparaten die u wilt verwijderen uit Beeld Mijn apparaat. 2 Nadat alles is zoals u het wilt, klikt u op de knop [Toepassen]. Voor het annuleren van de bewerking klikt u op de knop [Annuleren] in plaats van [Toepassen].
Network Management Utility instellingen configureren 6.13 6 E-mail-overdracht/ontvangstinstellingen specificeren De SMTP en POP instellingen die nodig zijn voor de overdracht en ontvangst van e-mail worden hier gespecificeerd. Deze instellingen worden gebruikt door de volgende functies. - Functie die periodiek een melding van de informatie van de Tellerlijst via e-mail verzendt.
Network Management Utility instellingen configureren 6 E-mail-overdracht/ontvangstinstellingen 1 Dubbelklik op het pictogram [E-mailfunctie/-server] (Één keer klikken in de HTML-modus) om het E-mailfunctie/-server scherm weer te geven. 2 Als u een Java-modus gebruikt en de menustructuur van Serverinstelling niet is uitgevouwen, dubbelklikt u op de volgende pictogrammen: [Serverinstelling] % [E-mail instellen] % [E-mailfunctie/-server].
Network Management Utility instellingen configureren – 6 POP-account: Voer de POP-accountnaam van de Network Management Utility server in. – POP-wachtwoord: Voer het POP-accountwachtwoord van de Network Management Utility server in. – POP-interval (min.): Voer het interval voor de controle van e-mail van de POP-server in minuten in. De standaard interval is 10 minuten. 4 Nadat alles is zoals u het wilt, klikt u op de knop [Toepassen].
Network Management Utility instellingen configureren 6 6.14 Instellingen opgeven voor Tellermelding, Melding apparaatstatus, Melding serverinformatie en Commando postondersteuning De instellingen voor de tellermelding, de melding van de apparaatstatus, de melding van de serverinformatie en voor de commando postondersteuning worden hier opgegeven. 2 Opmerking Let er op dat u de mailinstellingen moet configureren voordat u deze functies kunt gebruiken.
Network Management Utility instellingen configureren 3 6 Voor Tellermelding, Melding apparaatstatus, Melding Serverinformatie en Commando postondersteuning, schakelt u het overeenkomende selectievakje in de sectie E-mailfunctie instellen in. Bovendien kunt u meer dan een selectievakje worden ingeschakeld. – Tellermelding: wanneer deze optie is geselecteerd, wordt periodiek via e-mail een bericht verzonden met een melding van de informatie van de Tellerlijst.
Network Management Utility instellingen configureren 6 De instellingen voor de tellermelding configureren Gebruik de hieronder beschreven procedure om op te geven of er al dan niet een melding van de informatie over de Tellerlijst via e-mail moet worden verzonden. De informatie voor de Tellerlijst wordt op de server opgeslagen als een bestand met CSV-indeling.
Network Management Utility instellingen configureren 2 6 Om de ontvangst van e-mailberichten met tellerlijstinformatie mogelijk te maken, schakelt u het selectievakje E-mailbericht in de sectie Melding instellen en geef vervolgens de geadresseerde van het e-mailbericht op. – Een geadresseerde toevoegen Klik op de knop [Toevoegen] in de sectie Melding instellen om de sectie E-mail instellen. Geef in de sectie E-mail instellen de instellingen op voor de volgende zaken.
Network Management Utility instellingen configureren 6 – Eenmaal per week: Wanneer deze optie is geselecteerd, wordt de Tellerlijstinformatie eenmaal per week ontvangen/opgeslagen. – Week: Als u Eenmaal per week hebt geselecteerd, selecteert u de dag van de week voor het ontvangen/opslaan van de informatie in de vervolgkeuzelijst. – Tijd: Als u Eenmaal per week hebt geselecteerd, selecteert u de tijd voor het ontvangen/opslaan van de informatie in de vervolgkeuzelijst.
Network Management Utility instellingen configureren 6 Instellingen voor Statusmelding apparaat configureren 1 Dubbelklik op het pictogram [Statusmelding apparaat] (één keer klikken in de HTML-modus). – 2 Als u een Java-modus gebruikt en de menustructuur niet wordt uitgevouwen, dubbelklikt u op de volgende pictogrammen: [Serverinstelling] % [E-Mail instellen] % [Statusmelding apparaat].
Network Management Utility instellingen configureren 6 – E-mailadres (alleen lezen): Toont het e-mailadres van de momenteel ingelogde gebruiker. Zie “Een gebruiker registreren” op pagina 6-25 voor meer informatie. – Taal van de e-mail: Klik op de Taal van de e-mail pijl-omlaag en selecteer vervolgens de taal van de e-mail uit de lijst die verschijnt. De talen die u kunt selecteren, zijn de talen die ondersteund worden door de Network Management Utility server.
Network Management Utility instellingen configureren 6 Mailsyntax van e-mails op commando Commando mail is e-mail met specifieke tekst in de onderwerpregel. Een helpbestand met meer informatie over het gebruik van de commando's kan van de server worden ontvangen wanneer een e-mail zonder onderwerp en zonder tekst wordt gestuurd naar een mailadres dat is geregistreerd als mail server.
Network Management Utility instellingen configureren 6 6.15 Beveiligingsinstellingen voor Network Management Utility opgeven Hieronder vindt u een beschrijving van de beveiligingsinstellingen van Network Management Utility, zoals de aanmeldingsmachtigingen voor gasten, de tijd tot het afmelden en de SSL-verzendinstellingen. Het scherm Beveiligingsinstelling weergeven % 6-44 Dubbelklik op het pictogram [Beveiligingsinstelling] (één keer klikken in de HTML-modus).
Network Management Utility instellingen configureren 6 De beveiligingsinstellingen configureren 1 Wijzig de instellingen voor de volgende items, zoals vereist. – Sectie Instelling toestemming Aanmelding gast Om gasten de toestemming te verlenen zich aan te melden, selecteert u Inschakelen. Als Uitgeschakeld is geselecteerd, is Gast niet langer beschikbaar op het aanmeldingsscherm.
Network Management Utility instellingen configureren 6 – Sectie SSL-instelling SSL ingeschakeld/uitgeschakeld: Selecteer Ingeschakeld om SSL te gebruiken om te verzenden tussen de server en de client. Selecteer Uitgeschakeld om de te verzenden zonder SSL te gebruiken. Om de opgegeven instellingen toe te passen, moet de Network Management Utility-server opnieuw worden opgestart. (Raadpleeg “De server opnieuw opstarten” op pagina 2-8.
Network Management Utility instellingen configureren 6 2 Opmerking Wanneer u via SSL op een gesloten netwerk verzendt, is er geen servercertificaat van een externe certificeringsinstantie vereist om de serverveiligheid te garanderen. Als het nodig is een servercertificaat aan te vragen van een externe certificeringsinstantie, raadpleeg dan “Een servercertificaat bij een externe certificeringsinstantie aanvragen” op pagina 6-48 en voer de aanvraag uit.
Network Management Utility instellingen configureren 6 Een servercertificaat bij een externe certificeringsinstantie aanvragen Om een servercertificaat aan te vragen bij een externe certificeringsinstantie, moeten CSR-gegevens (certificate signing request) die werden gemaakt door het servercertificaat dat door de Network Management Utility-server wordt bijgehouden, worden verzonden aan de certificeringsinstantie om de SSL-verzending de certificeren.
Network Management Utility instellingen configureren 4 6 Voer de instellingen in voor de volgende items, zoals vereist. – Algemene naam: Voer FQDN (URL ingevoerd als een adres in de browser voor een SSL-verbinding) voor de server die de toepassing verzendt. Voer de domeinnaam, de subdomeinnaam en de hostnaam volledig in, zonder enige weglatingen. – Organisatie: Voer de naam in van de organisatie die de aanvraag verzendt. Geef de volledige wettelijke naam op.
Network Management Utility instellingen configureren 6 5 Klik op de knop [Toepassen]. Voor het annuleren van de bewerking klikt u op de knop [Annuleren]. < > ~ ! @ # $ % ^ * / \ ( ) ? . , & kunnen niet worden gebruikt wanneer een servercertificaat naar een externe certificeringsinstantie wordt verzonden. Klik op de knop [Standaard] om de standaardwaarden te herstellen.
Network Management Utility instellingen configureren 9 6 De opgeslagen CSR-gegevens naar de certificeringsinstantie verzenden. Raadpleeg de richtlijnen van de certificeringsinstantie waarnaar u de aanvraag hebt verzonden voor details over het verzenden van CSRgegevens naar de certificeringsinstantie. 10 Nadat het goedgekeurde door de certificeringsinstantie is verleend, klikt u op de knop [Installeren] op het scherm waar de sectie Huidige certificaat werd weergegeven.
Network Management Utility instellingen configureren 6 11 Installeer het goedgekeurde certificaat dat door de certificeringsinstantie is verleend. Het goedgekeurde certificaat als een bestand installeren % Voor een certificaat dat als een bestand is verleend, selecteert u Installeren op bestand. Klik vervolgens op de knop [Bladeren] en selecteer vervolgens het verleende certificaat.
Network Management Utility instellingen configureren 6.16 6 Modellen die compatibel zijn met Network Management Utility controleren U kunt een lijst weergeven met apparaten die compatibel zijn met Network Management Utility (ondersteunde modellen). Het scherm Ondersteunde modellen weergeven % Dubbelklik op het pictogram [Ondersteunde modellen] (één keer klikken in de HTML-modus).
Network Management Utility instellingen configureren 6 6.17 Talen die compatibel zijn met Network Management Utility controleren U kunt een lijst weergeven met de weergavetalen voor de Network Management Utility-clients. Het scherm Ondersteunde taal weergeven % Dubbelklik op het pictogram [Ondersteunde taal] (één keer klikken in de HTML-modus).
Network Management Utility instellingen configureren 6.18 6 De versie van Network Management Utility controleren Het versiescherm toont informatie over de versie van Network Management Utility. Het scherm Versie weergeven Selecteer Info in de vervolgkeuzelijst aan de linkerkant van het venster. Als u de HTML-modus gebruikt, selecteer dan Info in de vervolgkeuzelijst en klik vervolgens op de knop [Ga].
6 6-56 Network Management Utility instellingen configureren Network Management Utility
7 Centraal beheer voor het besturen van meerdere servers
Centraal beheer voor het besturen van meerdere servers 7 7 Centraal beheer voor het besturen van meerdere servers Als er meerdere Network Management Utility servers zijn, dan kan de apparaatinformatie worden bekeken door naar elke Network Management Utility server te gaan. Dit vermindert echter wel de efficiëntie. Daarom kan, in dit geval, door alle Network Management Utility servers met elkaar te verbinden, alle apparaatinformatie worden bekeken door naar één van de servers te gaan.
Centraal beheer voor het besturen van meerdere servers 7 Wanneer servers verbonden zijn, levert elke verbonden server informatie over de apparaten die hij beheert aan de andere servers. Hierdoor kan elke server informatie tonen over alle apparaten. U hoeft dus maar naar één van de verbonden Network Management Utility servers van een Network Management Utility client te gaan om alle apparaatinformatie te kunnen zien. Network Management Utility v5.
Centraal beheer voor het besturen van meerdere servers 7.1 7 Verbinden met andere Network Management Utility servers Procedure U kunt vanaf de Network Management Utility server waarop u momenteel bent ingelogd een verbinding maken naar een andere Network Management Utility server. 1 Klik op de pijl-omlaag knop boven het vak langs de linkerkant van het venster, en selecteer vervolgens Bijbehorende server in de lijst die verschijnt.
Centraal beheer voor het besturen van meerdere servers 7 3 Klik op de knop [Nieuw] om een scherm voor het verbinden van servers te zien. Geef de benodigde instellingen op. – IP-adres: Voer het IP-adres in van de Network Management Utility server die verbonden moet worden. – Poortnummer: Voer het poortnummer in van de Network Management Utility server die verbonden moet worden. (Het standaard poortnummer is “9090”). 4 7-6 Klik op de knop [Toepassen].
Centraal beheer voor het besturen van meerdere servers 7.2 7 Informatie-instellingen voor Network Management Utility server specificeren Procedure U kunt informatie specificeren over de Network Management Utility server waarop u momenteel bent ingelogd voor verspreiding naar andere Network Management Utility servers. 1 Dubbbelklik op het pictogram [Deze serverinformatie] (één keer klikken in de HTML-modus) in de menustructuur Bijbehorende server om het instellingsscherm te zien.
Centraal beheer voor het besturen van meerdere servers 7 2 Voer de informatie in. – Bijnaam server: Voer de naam in van de Network Management Utility server waarop u momenteel ingelogd bent. – – – – – 3 7-8 Serverlocatie: Voer de locatie in van de Network Management Utility server waarop u momenteel ingelogd bent. IP-adres (alleen lezen): Dit venster toont het IP-adres van de Network Management Utility server waarop u momenteel bent ingelogd.
Centraal beheer voor het besturen van meerdere servers 7.3 7 Apparaatinformatie bekijken vanaf een Network Management Utility Client Procedure De lijst van apparaten die worden beheerd door elke server die is aangesloten kan worden gecombineerd en weergegeven. 1 Dubbelklik op het pictogram [Lijst met bijbehorende servers] (één keer klikken in de HTML modus) in de Bijbehorende server menustructuur voor het weergeven van het Lijst met bijbehorende servers scherm.
Centraal beheer voor het besturen van meerdere servers 7 2 Opmerking Dubbelklik op een Network Management Utility server in het scherm Lijst met bijbehorende servers (klik in de HTML-mode op de knop Ga) om in te loggen op de server. De apparatenlijst op de servers waar Aanmelding gast in de sectie Instelling toestemming is ingesteld op Uitgeschakeld (zoals beschreven in “Beveiligingsinstellingen voor Network Management Utility opgeven” op pagina 6-44), kan niet worden weergegeven.
Centraal beheer voor het besturen van meerdere servers 7.4 7 Een server loskoppelen Procedure De verbinding met een andere Network Management Utility server kan worden verwijderd. 1 Dubbelklik op het [Lijst met bijbehorende servers] pictogram (één keer klikken in de HTML modus) in de Bijbehorende server menustructuur voor het weergeven van het Lijst met bijbehorende servers scherm. 2 Selecteer de Network Management Utility server die moet worden losgekoppeld. 3 Klik op de knop [Verwijderen].
7 7-12 Centraal beheer voor het besturen van meerdere servers Network Management Utility
8 Verkrijgen en bekijken van apparaat taakgeschiedenisgegevens
Verkrijgen en bekijken van apparaat taakgeschiedenisgegevens 8 8 Verkrijgen en bekijken van apparaat taakgeschiedenisgegevens Network Management Utility onderhoud de taakgeschiedenisgegevens (afdrukken, kopieën, ontvangsten en transmissies) welke is verkregen van elk apparaat. De gebruiker kan de taakgeschiedenisgegevens van elk apparaat bekijken. Door de taakgeschiedenisgegevens te bekijken, kunt u controleren wie welk type handeling heeft uitgevoerd (instellingen).
Verkrijgen en bekijken van apparaat taakgeschiedenisgegevens 8 8.1 De eerste instellingen opgeven voor Network Management Utility Server voor het verkrijgen van taakgeschiedenisgegevens-1 2 Opmerking Deze instellingen hoeven niet gespecificeerd te worden bij apparaten waarbij de FTP Server functie in gebruik is om informatie te verkrijgen over uitgevoerde taken.
Verkrijgen en bekijken van apparaat taakgeschiedenisgegevens 8.2 8 De eerste instellingen opgeven voor Network Management Utility Server voor het verkrijgen van taakgeschiedenisgegevens-2 Procedure 1 Klik op de pijl-omlaag knop boven het vak langs de linkerkant van het venster, en selecteer vervolgens Opdrachtenlijst bekijken in de lijst die verschijnt. Als u de HTML-modus gebruikt, selecteer dan Opdrachtenlijst bekijken in de lijst en klik vervolgens op de knop [Ga].
Verkrijgen en bekijken van apparaat taakgeschiedenisgegevens 8 8.3 Specificeren van initiële apparaatinstellingen voor het verkrijgen van taakgeschiedenisgegevens Procedure Om taakgeschiedenisgegevens te kunnen verkrijgen, moet de volgende procedure worden uitgevoerd voor het specificeren van de initiële instellingen. 8-6 1 Dubbelklik op het pictogram [Apparaatinstelling](één keer klikken in de HTML-modus) in de Opdrachtenlijst bekijken menuboomstructuur.
Verkrijgen en bekijken van apparaat taakgeschiedenisgegevens 3 8 Geef de instellingen op voor de volgende parameters. – Opdrachtgeschiedenis activeren: Schakel dit selectievakje in zodat de taakgeschiedenisgegevens kunnen worden opgehaald. Deze instellingen hoeven niet gespecificeerd te worden bij apparaten waarbij de FTP Server functie in gebruik is om informatie te verkrijgen over uitgevoerde taken. – E-mailadres (Van): Voer het e-mailadres van het apparaat in.
Verkrijgen en bekijken van apparaat taakgeschiedenisgegevens 8 8.4 Taakgeschiedenisgegevens bekijken Procedure U kunt de taakgeschiedenisgegevens weergeven voor apparaten die door de Network Management Utility-server worden beheerd. 8-8 1 Dubbelklik op het pictogram [Opdrachtgeschiedenis] (één keer klikken in de HTML-modus) in de Opdrachtenlijst bekijken menuboomstructuur. De apparaten die met deze functie worden beheerd, verschijnen in de lijst.
Verkrijgen en bekijken van apparaat taakgeschiedenisgegevens 3 8 Het scherm Instelling voorwaarden verschijnt. Geef het bereik op dat moet worden weergegeven en klik dan op de knop [OK]. – Taakfunctie: Selecteer of alle taken, alleen kopieertaken, alleen afdruktaken, alleen ontvangtaken of alleen zendtaken moeten worden getoond. – Termijn: Specificeer het te tonen gedeelte. De taakgeschiedenis van het apparaat wordt getoond.
Verkrijgen en bekijken van apparaat taakgeschiedenisgegevens 8 8.5 De taakgeschiedenisgegevenslijst-weergave veranderen Procedure De taakgeschiedenisonderdelen die worden getoond kunnen worden veranderd. 8-10 1 Klik op de knop [Beeldinstelling] op de taakgeschiedenislijst die het laatst verschijnt. 2 Schakel de selectievakjes in voor de items die u wilt weergeven.
9 Verkrijgen en bekijken van apparaat tellerinformatie
Verkrijgen en bekijken van apparaat tellerinformatie 9 9 Verkrijgen en bekijken van apparaat tellerinformatie De Network Management Utility-server bewaart de tellergegevens die van elk apparaat zijn opgehaald. De gebruiker kan de tellerinformatie voor elk apparaat bekijken. De tellergegevens omvatten de totale telling en het aantal vellen dat werd gebruikt voor elk papierformaat, voor elke accountnaam (of accountcode) en voor elke gebruiker.
Verkrijgen en bekijken van apparaat tellerinformatie 9 Apparaat compatibel met de Teller lezer functie Tellerinformatie Network Management Utility v5.5 server Wat is de Copy Track-functie? De Kopiebeheerfunctie houdt bij hoeveel vellen papier werden gebruikt door elk accountnummerr. Wanneer de Kopiebeheerfunctie is ingeschakeld, moet iedereen die het kopieerapparaat gebruikt eerst het juiste wachtwoord opgeven dat in het bedieningspaneel van het kopieerapparaat is gekoppeld aan het accountnummer.
Verkrijgen en bekijken van apparaat tellerinformatie 9.1 9 E-mail verzend- en ontvangstinstellingen van apparaten configureren Deze procedure wordt uitgevoerd vanaf het apparaat. Bepaalde instellingen moeten worden gespecificeerd, zodat het apparaat e-mails kan versturen. De procedure van het specificeren van de instellingen verschilt per apparaat. Neem contact op met uw servicevertegenwoordiging voor meer details over deze instelling.
Verkrijgen en bekijken van apparaat tellerinformatie 9 9.2 De Copy Track-functie op het apparaat autoriseren Deze procedure wordt uitgevoerd vanaf het apparaat. Om account tellerinformatie te verkrijgen en te bekijken, moet de Copy Track functie van een apparaat zijn geactiveerd. De procedure van het specificeren van de instellingen verschilt per apparaat. Zie hiervoor de handleiding van het apparaat.
Verkrijgen en bekijken van apparaat tellerinformatie 9.3 9 Activeren van de Gebruikerbevestigingsfunctie op het apparaat Deze procedure wordt uitgevoerd vanaf het apparaat. Om gebruikers tellerinformatie te verkrijgen en te bekijken, moet de Gebruikersbevestigingsfunctie van een apparaat zijn geactiveerd. De procedure van het specificeren van de instellingen verschilt per apparaat. Zie hiervoor de handleiding van het apparaat.
Verkrijgen en bekijken van apparaat tellerinformatie 9 9.4 Om van de functie gebruik te kunnen maken, moeten eerst de Network Management Utility serverinstellingen worden gespecificeerd – 1 Deze procedure wordt uitgevoerd vanaf de Network Management Utility-server. 2 Opmerking Deze instelling hoeft niet te worden opgegeven voor apparaten die de FTP Server functie of HTTP Server functie gebruiken om teller-informatie te verkrijgen.
Verkrijgen en bekijken van apparaat tellerinformatie 9.5 9 Om van de functie gebruik te kunnen maken, moeten eerst de Network Management Utility Server serverinstellingen worden gespecificeerd – 2 Deze procedure wordt uitgevoerd vanaf de Network Management Utility-server. Procedure Specificeer de volgende instellingen om deze functie te kunnen gebruiken. 1 Klik op de pijl-omlaag knop boven het vak langs de linkerkant van het venster, en selecteer vervolgens Tellerlezer in de lijst die verschijnt.
Verkrijgen en bekijken van apparaat tellerinformatie 9 9.6 Het registeren van apparaten die deze functie gebruiken bij de Network Management Utility Server Deze procedure wordt uitgevoerd vanaf de Network Management Utility-server. Procedure Registreer van de apparaten die deze functie ondersteunen die apparaten die ermee moeten worden beheerd bij de Network Management Utility server.
Verkrijgen en bekijken van apparaat tellerinformatie 9.7 9 Tellerinformatie bekijken De tellerinformatie kan worden bekeken. In de procedure voor het weergeven van informatie, kunt u kiezen of de totaaltellers, de formaattellers, de accounttellers of de gebruikerstellers moet worden weergegeven. Procedure 1 Dubbelklik op het [Tellerinformatie] pictogram (Eén keer klikken in de HTML modus) in de Tellerlezer menuboom. De apparaten die met deze functie worden beheerd, verschijnen in de lijst.
Verkrijgen en bekijken van apparaat tellerinformatie 9 3 Het scherm Instelling voorwaarden verschijnt. Geef het bereik op dat moet worden weergegeven en klik dan op de knop [OK]. – Tellermenu: Selecteer Totaalteller, Formaatteller, Sporenteller of Gebruikersteller. De optie voor de informatie van de gebruikersteller verschijnt niet bij modellen die de gebruikersverifcatie niet ondersteunen. – Termijn: Specificeer het te tonen gedeelte.
Verkrijgen en bekijken van apparaat tellerinformatie 4 9 De tellerinformatie van het apparaat wordt getoond.
Verkrijgen en bekijken van apparaat tellerinformatie 9 Sporentellers 9-14 Network Management Utility
Verkrijgen en bekijken van apparaat tellerinformatie 9 2 Opmerking U kunt gedetailleerde tellergegevens weergeven, gerangschikt op account of op datum. Om details volgens account weer te geven, selecteert u de account waarvan u de informatie wilt weergeven. Selecteer Selectie track in de vervolgkeuzelijst onderaan op het scherm (maak in HTML-modus uw keuze uit de opties) en klik vervolgens op de knop Detail.
Verkrijgen en bekijken van apparaat tellerinformatie 9 Gebruikerteller 9-16 Network Management Utility
Verkrijgen en bekijken van apparaat tellerinformatie 9 2 Opmerking U kunt gedetailleerde tellergegevens weergeven, gerangschikt op gebruiker of op datum. Om details volgens gebruiker weer te geven, selecteert u de gebruiker waarvan u de informatie wilt weergeven. Selecteer Selectie gebruiker in de vervolgkeuzelijst onderaan op het scherm (maak in HTML-modus uw keuze uit de opties) en klik vervolgens op de knop [Detail].
9 9-18 Verkrijgen en bekijken van apparaat tellerinformatie Network Management Utility
2007.