Operation Manual

Table Of Contents
3
Bedieningspaneel/ tiptoetsscherm
3-4 CS 193/173/163
7 VOORZICHTIG
Pas geen overmatige druk toe op het tiptoetsscherm aangezien dit krassen of schade kan
veroorzaken.
% Druk nooit met kracht op het tiptoetsscherm en gebruik nooit een hard of spits voorwerp voor het
maken van een keuze op het tiptoetsscherm.
8 Toets [Stop] Wanneer u tijdens het scannen op de toets [Stop] drukt, wordt de scanbe-
werking tijdelijk gestopt.
9 Toets [Voorbeeldkopie] Indrukken om één testkopie af te drukken als controle voordat u een groot
aantal exemplaren afdrukt.
10 Toets [Start] Indrukken om het scannen te starten. Wanneer de machine klaar is om het
scannen te starten, licht de indicator op de toets [Start] blauw op. Als de
indicator op de toets [Start] oranje oplicht, kan het scannen niet worden
gestart.
Indrukken voor het opnieuw starten van een gestopte opdracht.
11 Gegevensindicator Knippert blauw terwijl een afdrukopdracht wordt ontvangen
Licht blauw op wanneer gegevens worden afgedrukt.
12 Toets [C] Indrukken voor het wissen van een waarde (zoals het aantal kopieën, een
zoomfactor of een formaat) die ingevoerd is met de cijfertoetsen.
13 Toetsenbord Gebruiken voor het invoeren van het aantal exemplaren dat moet worden
afgedrukt.
Gebruiken voor het invoeren van de zoomfactor.
Gebruiken voor het invoeren van verschillende instellingen.
14 Toets [Help] Druk op deze toets om het Help-scherm te openen. Het scherm Help kan
de beschrijving en bedieningsprocedure voor elke functie weergeven.
15 Toets [Display vergroten] Indrukken voor het activeren van de functie Display vergroten.
16 Toets [Toegankelijkheid] Indrukken om het scherm voor het opgeven van de instellingen voor de
toegankelijkheidsfuncties voor de gebruiker.
17 Toets [Spaarstand] Indrukken om de spaarstandfunctie te activeren. Wanneer het apparaat
zich in de energiespaarstand bevindt, licht de indicatie op de toets
[Spaarstand] groen op en het tiptoetsscherm gaat uit. Druk voor het verla-
ten van de spaarstandfunctie opnieuw op de toets [Spaarstand].
18 Toets [Toegang] Als de gebruikersauthenticatie of de gebruikersregistratie-instellingen
werden toegepast, drukt u op deze toets nadat u de gebruikersnaam en
het wachtwoord (voor gebruikersauthenticatie) of de accountnaam en het
wachtwoord (voor gebruikersregistratie) hebt ingevoerd, om deze machine
te gebruiken. Deze toets wordt ook gebruikt om af te melden.
19 Schakelaar [Helderheid] Gebruiken om de helderheid (het contrast) van het tiptoetsscherm aan te
passen.
20 Toets [Box] Indrukken om de gebruikersboxfunctie te openen.
Wanneer de machine in de gebruikersboxfunctie is, licht de indicator op
de toets [Box] groen op. Raadpleeg ‘Handleiding – Mapbewerkingen' voor
meer informatie over het gebruik van gebruikersboxen.
21 Toets [Fax/Scan] Indrukken om de Fax/scanfunctie te openen.
Wanneer de machine in de fax/scanfunctie is, licht de indicator op de toets
[Fax/Scan] groen op.
22 Toets [Kopie] Indrukken voor het opvragen van de kopieerfunctie. (Standaard bevindt
het apparaat zich in de kopieerfunctie.)
Wanneer het apparaat zich in de kopieerfunctie bevindt, licht de indicator
op de toets [Kopie] groen op. Raadpleeg ‘Handleiding – Kopieerbewerkin-
gen' voor meer informatie.
No. Onderdeelnaam Omschrijving