Operation Manual

Table Of Contents
CS 193/173/163 8-11
Uitleg van rapporten/lijsten
8
Af te drukken items
!
Detail
Sommige items worden mogelijk niet afgedrukt, afhankelijk van optionele instellingen.
Item Omschrijving
Nummer Serienummers worden afzonderlijk aan TX- en RX-opdrachten toegewezen.
Bestemming Een van de volgende items wordt afgedrukt. Als er geen informatie beschikbaar is,
blijft dat veld leeg.
TX rapport: geregistreerde namen van bestemmingen voor Verkort kiezen of de
programmabestemmingen
RX rapport: geregistreerde namen van bestemmingen voor Verkort kiezen
Telefoonnummer ontvanger.
Starttijd Het tijdstip waarop de communicatie is gestart, wordt afgedrukt.
Duur Duur die nodig is voor de communicatie
Aantal pagina's Het aantal verzonden/ontvangen pagina's wordt afgedrukt op het rapport. Bij geheu-
genverzending worden het aantal verzonden pagina en het totaal aantal pagina's af-
gedrukt als breuken.
Resultaat OK: wordt afgedrukt wanneer de verzending met succes is voltooid
S-OK: wordt afgedrukt wanneer het verzenden is geannuleerd
PW-UIT: wordt afgedrukt wanneer de voeding wordt uitgeschakeld tijdens de
verzending
TELEFOON: wordt afgedrukt wanneer een telefoonoproep wordt ontvangen
NG: wordt afgedrukt wanneer een verzendfout is opgetreden
Doorgaan: wordt afgedrukt wanneer een verzendfout is opgetreden en de op-
dracht in wachtrij werd geplaatst om opnieuw te worden verzonden (foutpagina
opnieuw kiezen)
Geen antwoord: wordt afgedrukt wanneer de ontvanger niet antwoordt
Bezet: wordt afgedrukt wanneer de lijn van de ontvanger bezet is en de verzen-
ding is uitgeschakeld
Geheugen vol: wordt afgedrukt wanneer het faxbestandgeheugen vol is en de
ontvangst is mislukt
POVR: de hoogste limiet van ontvangen pagina's is overschreden. Wordt afge-
drukt wanneer er meer dan 2.000 pagina's zijn ontvangen (IP-adresfax/Internet-
fax)
FIL: bestandsfout. Wordt afgedrukt wanneer het type van het ontvangen bestand
niet wordt ondersteund (IP-adresfax/Internetfax)
DC: decodeerfout. Wordt afgedrukt wanneer een fout is opgetreden tijdens het
decoderen van het ontvangen bestand (IP-adresfax/Internetfax)
MDN: wordt afgedrukt wanneer een fout is opgetreden tijdens de ontvangst van
het MDN-antwoord (Internetfax)
DSN: wordt afgedrukt wanneer een fout is opgetreden tijdens de ontvangst van
het DSN-antwoord (Internetfax)
Opmerkingen Een van de volgende items wordt afgedrukt.
L1: hoofdlijn
TMR: Timer TX
ORG: origineel formaat opgegeven
MIX: gemengde modusverzending
CSRC: externe diagnose
PC: PC-FAX
SP: Speciaal origineel
RTX: opnieuw verzenden
MBX: vertrouwelijk
L2: hulplijn
POL: opvragen
FME: verzending met gewist kader
CALL: handmatige verzending
FWD: doorsturen
BND: inbindpositie van het origineel
FCODE: F-code gespecificeerd
•RLY: Relay
BUL: Bulletin
•IPADR: IP-adresfax
I-fax: internetfax