Océ Gebruikershandleiding Océ CS193/CS173/CS163 Netwerkbeheerder - NL
Océ-Technologies B.V. Copyright © 2007, Océ Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, gekopieerd, bewerkt of overgedragen in welke vorm dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Océ. Océ geeft geen volledigheidsverklaring of garanties met betrekking tot de inhoud van deze handleiding. Océ geeft geen impliciete garantie met betrekking tot de verhandelbaarheid of de geschiktheid voor een bepaald doel.
Inhoud 1 2 Inleiding 1.1 1.1.1 1.1.2 1.2 Informatie over deze handleiding .................................................................................................. Inhoud ............................................................................................................................................... Voorstelling van de productnaam ..................................................................................................... Toelichting bij de standaardprocedures m.b.t.
2.8.3 2.8.4 2.9 2.9.1 2.9.2 Direct Hosting Setting ..................................................................................................................... WINS Setting ................................................................................................................................... Scangegevens via e-mail verzenden ........................................................................................... TCP/IP Settings .......................................................
2.15.3 Machinegegevens registreren ......................................................................................................... 2-61 Device Mail Address........................................................................................................................ 2-61 Machine Setting .............................................................................................................................. 2-62 2.15.4 2.15.5 2.15.6 2.15.7 2.15.8 2.15.9 2.15.10 2.15.11 2.16 2.16.
2.26 2.26.1 Afdrukken (NetWare) ..................................................................................................................... NetWare Setting .............................................................................................................................. Voor externe printermodus met NetWare 4.x Bindery -emulatie..................................................... Voor de afdrukservermodus met NetWare 4.x Bindery-emulatie...............................................
2.35 2.35.1 2.35.2 2.35.3 2.36 2.36.1 2.36.2 2.36.3 2.36.4 2.36.5 2.37 2.37.1 2.37.2 2.37.3 2.37.4 2.37.5 2.37.6 2.38 2.38.1 2.38.2 2.38.3 2.38.4 2.39 2.39.1 2.39.2 2.39.3 2.39.4 2.39.5 Gebruikers die deze machine gebruiken, beperken (Machine-authenticatie)....................... User Auth/Account Track .............................................................................................................. User Registration..............................................................................
2.44.4 De instelinformatie opnieuw instellen ............................................................................................ Network Setting Clear ................................................................................................................... Reset.............................................................................................................................................. Format All Destination ................................................................
3 Netwerkinstelling 3.1 3.2 4 Bijlage 4.1 4.2 5 Het scherm Netwerkinstelling weergeven .................................................................................... 3-3 Menulijst Netwerkinstelling ............................................................................................................ 3-6 Het scherm Netwerkinstelling (1/2) ................................................................................................... 3-6 Het scherm Netwerkinstelling (2/2) ................
Inhoud-8 CS 193/173/163
1 Inleiding
Inleiding 1 1 Inleiding Hartelijk dank voor uw aankoop van deze machine. Deze handleiding beschrijft de instelmethoden voor elke functie van de CS 193/173/163, waarbij hoofdzakelijk van Web Connection wordt gebruik gemaakt. Lees deze handleiding grondig door om het gebruik van dit product te starten en te genieten van een optimale functionaliteit en een optimaal gebruik.
Inleiding 1 1.2 Toelichting bij de standaardprocedures m.b.t. de handleiding De tekens en tekstindelingen die in deze handleiding gebruikt worden, zijn hieronder beschreven. Veiligheidsrichtlijnen 6 GEVAAR Als u de instructies die met dit symbool zijn aangeduid niet volgt, kan dit leiden tot fatale of ernstige letsels door de elektrische stroom. % Houd rekening met alle gevaren om letsels te voorkomen.
Inleiding 1 Speciale tekstmarkeringen De toets [Stop] De namen van de toetsen op het bedieningspaneel worden geschreven zoals hierboven weergegeven. MACHINE-INSTELLING Displayteksten zijn geschreven zoals hierboven getoond. 2 Opmerking De afbeeldingen van de machine in deze handleiding kunnen verschillen en zijn afhankelijk van de configuratie van de machine. 1.3 Handleidingen Deze machine wordt geleverd met gedrukte handleidingen en PDF-handleidingen op de cd met de handleidingen. 1.3.
1 1-6 Inleiding CS 193/173/163
2 Instelitems volgens bewerking
Instelitems volgens bewerking 2 2 Instelitems volgens bewerking 2.1 Algemene instellingen voor op TCP/IP gebaseerde communicatie opgeven % Geef de instellingen op om deze machine te gebruiken in een TCP/IP-netwerkomgeving. – Geef deze instelling vooraf op om deze machine te gebruiken door deze te verbinden met het netwerk. 2 Let op Om alle wijzigingen toe te passen op de netwerkinstellingen, moet de machine worden uitgeschakeld en opnieuw ingeschakeld.
Instelitems volgens bewerking 2 Item Definitie Voorafgaande bevestiging Standaard Gateway Om het IP-adres rechtstreeks op te geven, geeft u de standaard gateway op van het netwerk dat moet worden verbonden. Standaard gateway van deze machine Dynamische DNSinstelling Om de hostnaam die is opgegeven met [DNS hostnaam] automatisch te registreren voor de DNS-server die de functie Dynamische DNS ondersteunt, selecteert u [Activeren].
Instelitems volgens bewerking 2.2 2 Met Web Connection % Geef de instellingen op voor het gebruik van Web Connection. 2 Opmerking Deze handleiding beschrijft de manier waarop u de instellingen kunt opgeven die vereist zijn voor elke bewerking met Web Connection. Web Connection is een hulpprogramma voor apparaatbeheer dat wordt ondersteund door de HTTP-server die is geïntegreerd in de printercontroller.
Instelitems volgens bewerking 2 2.2.2 Web Connection instellingen 1 Selecteer [5 Netwerkinstelling] op het scherm Beheerderinstelling van het bedieningspaneel. 2 Selecteer [3 http-serverinst.]. ! Detail Raadpleeg "Het scherm Netwerkinstelling weergeven" op pagina 3-3 voor details over het weergeven het scherm Netwerkinstelling. 2-6 Item Definitie Web Connection instellingen Selecteer [AAN].
Instelitems volgens bewerking 2.2.3 2 TCP Socket Setting 1 Selecteer het tabblad Network in de beheerdersfunctie van Web Connection. 2 Selecteer "TCP Socket Setting" ! Detail Raadpleeg "Aanmelden bij de beheerdersfunctie van Web Connection" op pagina 2-8 voor meer informatie over het aanmelden bij de beheerdersfunctie van Web Connection. 2.2.4 Item Definitie TCP Socket (ASCII Mode) Om dit te gebruiken in het Flash-formaat, schakelt u het selectievakje "TCP Socket (ASCII Mode)" in. Port No.
Instelitems volgens bewerking 2 2.3 Aanmelden bij de beheerdersfunctie van Web Connection Om de instellingen voor deze machine op te geven met Web Connection, moet u zijn aangemeld bij de beheerdersfunctie. Hieronder wordt beschreven hoe u zich kunt aanmelden bij de gebruikersfunctie. ! Detail Wanneer u in de beheerdermodus bent aangemeld, wordt het bedieningspaneel van de machine geblokkeerd en kan deze niet worden gebruikt.
Instelitems volgens bewerking 4 2 Klik op [OK]. De pagina van de beheerdermodus verschijnt. 2 Let op Als "Functies verboden bij authenticatiefout" in de beheerdermodus is ingesteld op "Modus 2" en als een onjuist wachtwoord een bepaald aantal keer verkeerd wordt ingevoerd, is het niet langer mogelijk aan te melden op de beheerdermodus. Meer informatie over de parameter "Functies verboden bij authenticatiefout" vindt u in de handleiding – Kopieerbewerkingen.
Instelitems volgens bewerking 2 2.4 Een certificaat voor deze machine maken voor op SSL gebaseerde communicatie ! Detail Wanneer u een certificaat maakt voor deze machine, wordt de communicatie van een clientcomputer met deze machine gecodeerd met SSL om het onthullen van communicatie-inhoud en het wachtwoord te voorkomen.
Instelitems volgens bewerking 2.4.1 2 Create a self-signed Certificate 1 Selecteer het tabblad Security in de beheerdersfunctie van Web Connection. 2 Selecteer "SSL/TLS Setting". 3 Selecteer [Setup]. 4 Selecteer "Create a self-signed Certificate". Item Definitie Common Name Toont het IP-adres of de domeinnaam van de machine. Organization Voer de naam in van de organisatie of groep die wordt gebruikt voor het maken van een organisatiecertificaat (tot 63 tekens).
Instelitems volgens bewerking 2 2.4.2 2-12 Item Definitie Mode using SSL/TLS Geef de modus op die gebruik maakt van SSL/TLS. [OK] Maakt een zelf-ondertekend certificaat Het kan enkele minuten duren om een certificaat te maken. Voorafgaande bevestiging Request a Certificate 1 Selecteer het tabblad Security in de beheerdersfunctie van Web Connection. 2 Selecteer "SSL/TLS Setting". 3 Selecteer [Setup]. 4 Selecteer "Request a Certificate".
Instelitems volgens bewerking 2 Item Definitie Certificate Signing Request Data Toont de aanvraaggegevens voor het ondertekenen van een certificaat. [Save] Slaat de aanvraaggegevens voor het ondertekenen van het certificaat op als een bestand.
Instelitems volgens bewerking 2 2.4.3 2-14 Install a Certificate 1 Selecteer het tabblad Security in de beheerdersfunctie van Web Connection. 2 Selecteer "SSL/TLS Setting". 3 Selecteer [Setup]. 4 Selecteer "Install a Certificate". 5 Nadat u een certificaat hebt aangevraagd bij de certificeringsinstantie, moet u het certificaat dat u werd gestuurd door de certificeringsinstantie, op deze machine installeren.
Instelitems volgens bewerking 2.4.4 2 Item Definitie Encryption Strength Geeft de codeermethode op. Mode using SSL/TLS Geef het toepassingsbereik van SSL/TLS op. [Install] Installeert het certificaat. Voorafgaande bevestiging Set an Encryption Strength 1 Selecteer het tabblad Security in de beheerdersfunctie van Web Connection. 2 Selecteer "SSL/TLS Setting" 3 Selecteer [Setup]. 4 Selecteer "Set an Encryption Strength".
Instelitems volgens bewerking 2 2.4.5 2-16 Set Mode using SSL 1 Selecteer het tabblad Security in de beheerdersfunctie van Web Connection. 2 Selecteer "SSL/TLS Setting". 3 Selecteer [Setup]. 4 Selecteer "Set Mode using SSL". Item Definitie Mode using SSL/TLS Wijzig, indien nodig, het ingestelde SSL/TSL-toepassingsbereik. Geef het toepassingsbereik van SSL/TLS op.
Instelitems volgens bewerking 2.4.6 2 Remove a Certificate 1 Selecteer het tabblad Security in de beheerdersfunctie van Web Connection. 2 Selecteer "SSL/TLS Setting". 3 Selecteer [Setup]. 4 Selecteer "Remove a Certificate". – Verwijder, indien nodig, het certificaat dat op deze machine is geïnstalleerd. Om het geïnstalleerde certificaat te verwijderen, klikt u op [OK]. ! Detail Als Uitgebreide beveil.modus is ingesteld op "ON", kan het certificaat niet worden verwijderd.
Instelitems volgens bewerking 2 2.5 Het certificaat voor deze machine ophalen % Haal het certificaat voor deze machine op aan de zijde van de gebruiker. – Download het certificaat dat voor deze machine is gemaakt door deze machine te starten met Web Connection. Nadat het certificaat voor deze machine is opgehaald, worden de berichten gecodeerd op basis van het verkregen certificaat (openbare sleutel) en vervolgens door de gebruiker van deze machine verzonden.
Instelitems volgens bewerking 2.6 2 Een gebruikerscertificaat op deze machine registreren % Registreer een gebruikerscertificaat op deze machine – Wanneer u een certificaat op deze machine registreert, zijn de volgende methodes beschikbaar: handmatige registratie op het ogenblik van de adresregistratie en automatische registratie door een bericht met een digitale handtekening in bijlage te verzenden.
Instelitems volgens bewerking 2 2.6.1 E-mail Address 1 Selecteer het tabblad Store Address in de beheerdersfunctie van Web Connection. 2 Selecteer "Address Book". 3 Selecteer [New Registration]. 4 Selecteer "Address Book (E-mail)". Item Definitie Voorafgaande bevestiging Registration of Certification Information Schakel het selectievakje "Registration of Certification Information" in.
Instelitems volgens bewerking 2.6.2 2 Automatically Obtain Certificates 1 Selecteer het tabblad Network in de beheerdersfunctie van Web Connection. 2 Selecteer "E-mail Setting". 3 Selecteer "S/MIME". Item Definitie S/MIME Comm. Setting Selecteer "ON". Automatically Obtain Certificates Selecteer "ON".
Instelitems volgens bewerking 2 2.7 De datum en tijd op deze machine opgeven % Geef de datum en tijd van de interne klok van deze machine op. De volgende specificatiemethoden zijn beschikbaar: handmatige specificatie en ophalen van de NTP-server via het netwerk. Om de faxfunctie op deze machine te gebruiken, moet u de datum en tijd van deze machine vooraf opgeven. Om deze machine te laten aanmelden bij de Active Directory, kan het nodig zijn de datum en tijd van deze machine in te stellen.
Instelitems volgens bewerking 2.7.1 2.7.2 2 Manual Setting 1 Selecteer het tabblad Maintenance in de beheerdersfunctie van Web Connection. 2 Selecteer "Date/Time Setting". 3 Selecteer "Manual Setting". Item Definitie Year Voer het jaar in. Month Voer de maand in. Day Voer de dag in. Hour Voer het uur in. Minute Voer de minuten in. Time Zone Selecteer het tijdverschil met GMT. Daylight Saving Time Geef, indien nodig, de instelling voor de zomertijd op.
Instelitems volgens bewerking 2 2.7.4 2-24 Time Adjustment Setting 1 Selecteer het tabblad Maintenance in de beheerdersfunctie van Web Connection. 2 Selecteer "Date/Time Setting". 3 Selecteer "Time Adjustment Setting". Item Definitie Voorafgaande bevestiging Time Adjustment Setting Selecteer "ON". NTP Server Address Geef het adres van de NTP-server op. (Notatie: "***.***.***.***", bereik voor ***: 0 tot 255) Als de DNS-server is opgegeven, kan het adres worden opgegeven met de hostnaam.
Instelitems volgens bewerking 2.8 2 Scangegevens naar een Windows-computer verzenden % Geef de instellingen op voor het verzenden van scangegevens naar een Windows-computer. De scangegevens kunnen rechtstreeks naar een specifieke op het netwerk opgegeven computer worden verzonden. Om een bewerking Scan naar PC (SMB) uit te voeren, moet u eerst de instellingen voor gedeelde bestanden in Windows opgeven op de computer die de gegevens ontvangt. Deze machine ondersteunt de direct hosting-service.
Instelitems volgens bewerking 2 2.8.1 TCP/IP Settings % Geef de instellingen op om deze machine te gebruiken in een TCP/IP-netwerkomgeving. ! Detail Om een doelcomputer op te geven in de IPv6-omgeving door middel van de computernaam, moet de instelling Direct Hosting worden ingeschakeld. Om de instelling Direct Hosting in te schakelen, moet u een DNS-server voorbereiden en de DNS-instellingen van deze machine correct opgeven.
Instelitems volgens bewerking 2.8.3 2 Direct Hosting Setting 1 Selecteer het tabblad Network in de beheerdersfunctie van Web Connection. 2 Selecteer "SMB Setting". 3 Selecteer "Direct Hosting Setting". Item Definitie Voorafgaande bevestiging Direct Hosting Setting Om de direct hosting-service te gebruiken, selecteert u "ON". Om te communiceren met de bestemming door middel van een IPv6-adres, selecteert u "ON".
Instelitems volgens bewerking 2 2.8.4 2-28 WINS Setting 1 Selecteer het tabblad Network in de beheerdersfunctie van Web Connection. 2 Selecteer "SMB Setting". 3 Selecteer "WINS Setting". Item Definitie Voorafgaande bevestiging WINS Selecteer "ON" om de WINS-server te gebruiken. Auto Obtain Setting Om het WINS-serveradres automatisch te verkrijgen, selecteert u "Enable". Dit item is ingeschakeld wanneer DHCP is uitgeschakeld.
Instelitems volgens bewerking 2.9 2 Scangegevens via e-mail verzenden % Geef de instellingen op voor het verzenden van scangegevens via e-mail. ! Detail De scangegevens kunnen naar een opgegeven e-mailadres worden verzonden als een bestand in bijlage van het bericht. Als de SMTP-server SMTP over SSL of STARTTLS ondersteund, is deze instelling aanbevolen. Omdat communicatie kan worden gecodeerd via SSL/TLS, kan de machine veilig communiceren met de server.
Instelitems volgens bewerking 2 ! Detail Raadpleeg "Een adresboekbestemming registreren of bewerken" op pagina 2-185 voor meer informatie over het registreren van e-mailadressen. Raadpleeg de handleiding – Netwerkscan-/Fax-/Netwerkfaxbewerkingen voor meer informatie over op e-mail gebaseerde bestandsoverdracht. 2.9.1 TCP/IP Settings % Geef de instellingen op om deze machine te gebruiken in een TCP/IP-netwerkomgeving.
Instelitems volgens bewerking 2 Item Definitie E-Mail TX Setting Selecteer "ON". Scan to E-mail Selecteer "ON". SMTP Server Address Geef het adres van de SMTP-server op. (Notatie: "***.***.***.***", bereik voor ***: 0 tot 255) Als de DNS-server is opgegeven, kan het adres worden opgegeven met de hostnaam. Dit item kan ook worden opgegeven met IPv6. Adres van de server Port Number Standaardinstelling: 25 Geef het poortnummer op.
Instelitems volgens bewerking 2 Admin. E-mail Address 1 Selecteer het tabblad Maintenance in de beheerdersfunctie van Web Connection. 2 Selecteer "Machine Setting". 3 Geef het beheerdersadres op. Item Definitie Voorafgaande bevestiging Admin. E-mail Address Geef het adres op voor de beheerder (tot 128 tekens). Als het beheerdersadres niet is ingesteld, kunnen er geen berichten worden verzonden. Het ingestelde adres wordt weergegeven op het zendergedeelte van het bericht.
Instelitems volgens bewerking 2.9.3 2 SMTP over SSL/Start TLS E-mail TX (SMTP) 1 Selecteer het tabblad Network in de beheerdersfunctie van Web Connection. 2 Selecteer "E-mail Setting". 3 Selecteer "E-mail TX (SMTP)". 4 Geef de volgende instellingen op. Item Definitie Voorafgaande bevestiging Use SSL/TLS Om de communicatie tussen deze machine en de SMTPserver te coderen met SSL/TTS, selecteert u "SMTP over SSL" of "Start TLS".
Instelitems volgens bewerking 2 2.9.4 Item Definitie Action for Invalid Certificate Geef de bewerking op wanneer de geldigheidsperiode voor het ontvangen certificaat is verlopen. Als "Continue" is geselecteerd, gaat de verwerking verder, zelfs als de datum van het certificaat ongeldig is. Als "Delete the Job" is geselecteerd, wordt de opdracht verwijderd als de datum van het certificaat ongeldig is.
Instelitems volgens bewerking 2.9.5 2 POP Before SMTP POP Before SMTP 1 Selecteer het tabblad Network in de beheerdersfunctie van Web Connection. 2 Selecteer "E-mail Setting". 3 Selecteer "E-mail TX (SMTP)". 4 Geef de volgende instellingen op. Item Definitie Voorafgaande bevestiging POP Before SMTP Om POP voor SMTP uit te voeren, selecteert u "ON".
Instelitems volgens bewerking 2 2.9.6 Item Definitie E-Mail RX Setting Om POP voor SMTP uit te voeren, selecteert u "ON". POP Server Address Geef het adres van de POP-server op. (Notatie: "***.***.***.***", bereik voor ***: 0 tot 255) Als de DNS-server is opgegeven, kan het adres worden opgegeven met de hostnaam. Dit item kan ook worden opgegeven met IPv6. Login Name Geef de aanmeldingsnaam voor de POP-server op (tot 63 tekens).
Instelitems volgens bewerking 2 Action for Invalid Certificate 1 Selecteer het tabblad Security in de beheerdersfunctie van Web Connection. 2 Selecteer "SSL/TLS Setting". 3 Selecteer [Setup]. 4 Selecteer "Set Mode using SSL". ! Detail Om de instellingen voor "Action for Invalid Certificate" op te geven, maakt u vooraf een certificaat voor deze machine. Raadpleeg "Een certificaat voor deze machine maken voor op SSL gebaseerde communicatie" op pagina 2-10 voor meer informatie.
Instelitems volgens bewerking 2 2.9.7 APOP Authentication 1 Selecteer het tabblad Network in de beheerdersfunctie van Web Connection. 2 Selecteer "E-mail Setting". 3 Selecteer "E-mail RX (POP)". 4 Geef de volgende instellingen op. Item Definitie Voorafgaande bevestiging APOP Authentication Om de aanmeldingsnaam en het wachtwoord te coderen wanneer u zich aanmeldt bij een POP-server, selecteert u "ON".
Instelitems volgens bewerking 2.10 2 Scangegevens via e-mail verzenden (met de digitale handtekening in bijlage) % Geef de instellingen op voor het verzenden van scangegevens via e-mail met de digitale handtekening in bijlage. Wanneer de scangegevens via e-mail worden verzonden, kunnen ze worden verzonden met de digitale handtekening in bijlage. Het certificaat voor deze machine kan naar de gebruiker worden verzonden door een bericht te verzenden met de digitale handtekening in bijlage.
Instelitems volgens bewerking 2 Geef de instellingen op volgens het volgende stroomdiagram. TCP/IP Settings E-mail TX (SMTP) Create a Certificate S/MIME Communiceren met de SMTP-server met SSL/TLS? Ja SMTP over SSL/Start TLS SMTP Authentication? Nee Ja SMTP Authentication POP before SMTP? Nee Ja Nee POP Before SMTP (1) POP over SSL? (2) APOP? Ja Nee (1) POP over SSL (2) APOP Authentication Einde 2.10.
Instelitems volgens bewerking 2.10.2 2 E-mail TX (SMTP) % Geef de instellingen op voor het verzenden van berichten. ! Detail Raadpleeg "E-Mail TX (SMTP)" op pagina 2-30 voor meer informatie. 2.10.3 Create a Certificate % Maak een certificaat voor deze machine. ! Detail Raadpleeg "Een certificaat voor deze machine maken voor op SSL gebaseerde communicatie" op pagina 2-10 voor meer informatie. 2.10.4 S/MIME 1 Selecteer het tabblad Network in de beheerdersfunctie van Web Connection.
Instelitems volgens bewerking 2 2.10.5 SMTP over SSL/Start TLS % Geef de instellingen op voor SMTP over SSL/Start TLS. ! Detail Raadpleeg "SMTP over SSL/Start TLS" op pagina 2-33 voor meer informatie. 2.10.6 SMTP Authentication % Geef de instellingen op voor SMTP-authenticatie. ! Detail Raadpleeg "SMTP Authentication" op pagina 2-34 voor meer informatie. 2.10.7 POP Before SMTP % Geef de instellingen op voor POP voor SMTP.
Instelitems volgens bewerking 2.11 2 Scangegevens verzenden via e-mail (Openbare codering op basis van toetsen) % Geef de instellingen op voor het verzenden van scangegevens als een bericht dat door openbare sleutels is gecodeerd. Wanneer de scangegevens zijn verzonden via e-mail, kunnen de scangegevens worden verzonden door ze te coderen door middel van het gebruikerscertificaat dat vooraf in deze machine is geregistreerd.
Instelitems volgens bewerking 2 Geef de instellingen op volgens het volgende stroomdiagram. TCP/IP Setting E-mail TX (SMTP) S/MIME Communiceren met de SMTP-server met SSL/TLS? Ja SMTP over SSL/Start TLS SMTP Authentication? Nee Ja SMTP Authentication POP before SMTP? Nee Ja Nee POP Before SMTP (1) POP over SSL? (2) APOP? Ja Nee (1) POP over SSL (2) APOP Authentication Einde ! Detail Adressen waarvoor geen certificaat is geregistreerd, kunnen niet worden geselecteerd.
Instelitems volgens bewerking 2.11.2 2 E-mail TX (SMTP) % Geef de instellingen op voor het verzenden van berichten. ! Detail Raadpleeg "E-Mail TX (SMTP)" op pagina 2-30 voor meer informatie. 2.11.3 S/MIME 1 Selecteer het tabblad Network in de beheerdersfunctie van Web Connection. 2 Selecteer "E-mail Setting". 3 Selecteer "S/MIME". Item Definitie S/MIME Comm. Setting Selecteer "ON". E-mail Text Encrypt. Method Geef het coderingstype op voor de inhoud van e-mailberichten.
Instelitems volgens bewerking 2 2.11.4 SMTP over SSL/Start TLS % Geef de instellingen op voor SMTP over SSL/Start TLS. ! Detail Raadpleeg "SMTP over SSL/Start TLS" op pagina 2-33 voor meer informatie. 2.11.5 SMTP Authentication % Geef de instellingen op voor SMTP-authenticatie. ! Detail Raadpleeg "SMTP Authentication" op pagina 2-34 voor meer informatie. 2.11.6 POP Before SMTP % Geef de instellingen op voor POP voor SMTP.
Instelitems volgens bewerking 2.12 2 E-mailadressen van de LDAP-server zoeken % Geef de instellingen op voor het zoeken van e-mailadressen van de LDAP-server. Als de LDAP-server wordt gebruikt voor gebruikersbeheer, dan is de LDAP-server toegankelijk voor het zoeken van e-mailadressen. Als deze instelling is opgegeven, wordt de toets [LDAP zoeken] weergegeven op het bedieningspaneel.
Instelitems volgens bewerking 2 2.12.1 TCP/IP instelling % Geef de instellingen op om deze machine te gebruiken in een TCP/IP-netwerkomgeving. ! Detail Raadpleeg "Algemene instellingen voor op TCP/IP gebaseerde communicatie opgeven" op pagina 2-3 voor meer informatie. 2.12.2 Handmatige adresinvoer 1 Selecteer [Beveiligingsinstellingen] op het scherm Beheerderinstelling van het bedieningspaneel. 2 Selecteer [4 Beveiligingsdetails]. 3 Selecteer [Handmatige adresinvoer].
Instelitems volgens bewerking 2.12.3 2 LDAP Setting 1 Selecteer het tabblad Network in de beheerdersfunctie van Web Connection. 2 Selecteer "LDAP Setting". 3 Selecteer "LDAP Setting". Item Definitie Enabling LDAP Selecteer "ON".
Instelitems volgens bewerking 2 2.12.4 2-50 Setting Up LDAP 1 Selecteer het tabblad Network in de beheerdersfunctie van Web Connection. 2 Selecteer "LDAP Setting". 3 Selecteer "Setting Up LDAP". 4 Selecteer [Edit].
Instelitems volgens bewerking 2 Item Definitie Voorafgaande bevestiging LDAP Server Name Geef de naam op van de LDAP-server. Server Address Geef het adres van de LDAP-server op. (Notatie: "***.***.***.***", bereik voor ***: 0 tot 255) Als de DNS-server is opgegeven, kan het adres worden opgegeven met de hostnaam. Dit item kan ook worden opgegeven met IPv6. Adres van de server Port Number Standaardinstelling: 389 Geef het poortnummer op.
Instelitems volgens bewerking 2 2.12.5 LDAP over SSL LDAP Setting 1 Selecteer het tabblad Network in de beheerdersfunctie van Web Connection. 2 Selecteer "LDAP Setting". 3 Selecteer "Setting Up LDAP". 4 Selecteer [Edit]. 5 Geef de volgende instellingen op. Item Definitie Voorafgaande bevestiging Enable SSL Om de communicatie tussen deze machine en de LDAP-server te coderen met SSL, schakelt u het selectievakje "Enable SSL" in.
Instelitems volgens bewerking 2.12.6 2 Item Definitie Action for Invalid Certificate Geef de bewerking op wanneer de geldigheidsperiode voor het ontvangen certificaat is verlopen. Als "Continue" is geselecteerd, gaat de verwerking verder, zelfs als de datum van het certificaat ongeldig is. Als "Delete the Job" is geselecteerd, wordt de opdracht verwijderd als de datum van het certificaat ongeldig is.
Instelitems volgens bewerking 2 2.13 Scangegevens verzenden via FTP % Geef de instellingen op voor het verzenden van scangegevens naar de FTP-server. In een netwerkomgeving met een FTP-server kunnen de scangegevens naar een opgegeven map op de FTPserver op het netwerk worden verzonden. De gegevens die naar de FTP-server zijn verzonden, kunnen vanaf een computer op het netwerk worden gedownload. Deze functie is geschikt voor het verzenden van grote gegevens, zoals gegevens met een hoge resolutie.
Instelitems volgens bewerking 2.13.2 2 FTP TX Setting 1 Selecteer het tabblad Network in de beheerdersfunctie van Web Connection. 2 Selecteer "FTP Setting". 3 Selecteer "FTP TX Setting". Item Definitie FTP TX Selecteer "ON". Proxy Server Address Om gegevens via een proxyserver te verzenden, moet u het adres van de proxyserver opgeven. (Notatie: "***.***.***.***", bereik voor ***: 0 tot 255) Als de DNS-server is opgegeven, kan het adres worden opgegeven met de hostnaam.
Instelitems volgens bewerking 2 2.14 Scangegevens verzenden via WebDAV % Geef de instellingen op voor het verzenden van scangegevens naar de WebDAV-server. In een netwerkomgeving met een WebDAV-server kunnen de scangegevens naar een opgegeven map op de WebDAV-server op het netwerk worden verzonden. De gegevens die naar de WebDAV-server zijn verzonden, kunnen vanaf een computer op het netwerk worden gedownload. WebDAV is gebaseerd op uitgebreide specificaties van HTTP.
Instelitems volgens bewerking 2.14.1 2 TCP/IP Setting % Geef de instellingen op om deze machine te gebruiken in een TCP/IP-netwerkomgeving. ! Detail Raadpleeg "Algemene instellingen voor op TCP/IP gebaseerde communicatie opgeven" op pagina 2-3 voor meer informatie. 2.14.2 WebDAV Settings 1 Selecteer het tabblad Network in de beheerdersfunctie van Web Connection. 2 Selecteer "WebDAV Settings". Item Definitie WebDAV TX Setting Selecteer "ON".
Instelitems volgens bewerking 2 2.14.3 WebDAV over SSL 1 Selecteer het tabblad Security in de beheerdersfunctie van Web Connection. 2 Selecteer "SSL/TLS Setting". 3 Selecteer [Setup]. 4 Selecteer "Set Mode using SSL". ! Detail Om de instellingen voor "Action for Invalid Certificate" op te geven, maakt u vooraf een certificaat voor deze machine. Raadpleeg "Een certificaat voor deze machine maken voor op SSL gebaseerde communicatie" op pagina 2-10 voor meer informatie.
Instelitems volgens bewerking 2.15 2 Een internetfax verzenden % Geef de instellingen op voor het verzenden van een internetfax. ! Detail Om de Internetfaxfunctie te gebruiken, moeten de instellingen door de leverancier worden ingevoerd. Neem contact op met uw leverancier voor meer informatie. De internetfaxfunctie verzendt en ontvangt gescande originelen als een bestand in bijlage (TIFF-indeling) via het intranet of het internet.
Instelitems volgens bewerking 2 ! Detail Raadpleeg "Een adresboekbestemming registreren of bewerken" op pagina 2-185 voor meer informatie over het registreren van I-faxadressen. Raadpleeg de handleiding – Netwerkscan/fax/netwerkfaxbewerkingen voor meer informatie over de internetfaxbewerking. 2.15.1 TCP/IP instelling % Geef de instellingen op om deze machine te gebruiken in een TCP/IP-netwerkomgeving.
Instelitems volgens bewerking 2.15.3 2 Machinegegevens registreren Device Mail Address 1 Selecteer het tabblad Network in de beheerdersfunctie van Web Connection. 2 Selecteer "E-mail Setting". 3 Selecteer "E-mail TX (SMTP)". Item Definitie Voorafgaande bevestiging Device Mail Address Geef het adres op voor het apparaat (tot 320 tekens). Als er hier geen adres is opgegeven, kan de internetfax niet worden verzonden.
Instelitems volgens bewerking 2 Machine Setting 2-62 1 Selecteer het tabblad Maintenance in de beheerdersfunctie van Web Connection. 2 Selecteer "Machine Setting". Item Definitie Device Name Geef de apparaatnaam op (tot 255 tekens). Deze naam is opgenomen in het onderwerp van de internetfax.
Instelitems volgens bewerking 2.15.4 2 Header Information 1 Selecteer het tabblad Store Address in de beheerdersfunctie van Web Connection. 2 Selecteer "Header Information". Item Definitie Sender Fax No. Registreer het faxnummer van de afzender. Normaal is dit het faxnummer van deze machine. Default Als er geen afzendernaam is opgegeven wanneer een fax wordt verzonden, wordt de afzendernaam die met een vinkje is gemarkeerd, gebruikt. Sender Name Toont de namen van de geregistreerde afzenders.
Instelitems volgens bewerking 2 2.15.5 E-mail TX (SMTP) % Geef de instellingen op voor het verzenden van berichten. ! Detail Raadpleeg "E-Mail TX (SMTP)" op pagina 2-30 voor meer informatie. 2.15.6 I-Fax Advanced Setting 1 Selecteer het tabblad Network in de beheerdersfunctie van Web Connection. 2 Selecteer "E-mail Setting". 3 Selecteer "I-FAX Advanced Setting". ! Detail Als de internetfaxfunctie is uitgeschakeld, wordt dit menu-item niet weergegeven.
Instelitems volgens bewerking 2.15.7 2 Item Definitie MDN Request Selecteer "ON". Als de fax is afgedrukt aan de ontvangende zijde, kan een MDN-antwoord worden ontvangen. DSN Request Selecteer "ON". Als de fax de e-mailserver aan de ontvangende zijde bereikt, kan een DSN-respons worden ontvangen. Als MDN is ingesteld op "ON", is DSN niet vereist. MDN/DSN Response Observation Time Geef de wachttijd op voor de MDN- of DSN-respons.
Instelitems volgens bewerking 2 2.16 Internetfaxen ontvangen % Geef de instellingen op voor het ontvangen van internetfaxen. ! Detail Om de Internetfaxfunctie te gebruiken, moeten de instellingen door de leverancier worden ingevoerd. Neem contact op met uw leverancier voor meer informatie. De internetfaxfunctie verzendt en ontvangt gescande originelen als een bestand in bijlage (TIFF-indeling) via het intranet (interne bedrijfsnetwerken) of het internet.
Instelitems volgens bewerking 2.16.1 2 TCP/IP instelling % Geef de instellingen op om deze machine te gebruiken in een TCP/IP-netwerkomgeving. ! Detail Raadpleeg "Algemene instellingen voor op TCP/IP gebaseerde communicatie opgeven" op pagina 2-3 voor meer informatie. 2.16.2 Internetfaxfunctie % Schakel de internetfaxfunctie van deze machine in. ! Detail Raadpleeg "Internetfaxfunctie" op pagina 2-60 voor meer informatie.
Instelitems volgens bewerking 2 2.16.3 E-mail RX (POP) 1 Selecteer het tabblad Network in de beheerdersfunctie van Web Connection. 2 Selecteer "E-mail Setting". 3 Selecteer "E-mail RX (POP)". Item 2-68 Definitie E-Mail RX Setting Selecteer "ON". POP Server Address Geef het adres van de POP-server op. (Notatie: "***.***.***.***", bereik voor ***: 0 tot 255) Als de DNS-server is opgegeven, kan het adres worden opgegeven met de hostnaam. Dit item kan ook worden opgegeven met IPv6.
Instelitems volgens bewerking 2 ! Detail Wanneer u op [I-fax ontv.] op het scherm Fax/Scan van het bedieningspaneel drukt, kunnen emailberichten handmatig worden ontvangen. 2.16.4 I-Fax Advanced Setting 1 Selecteer het tabblad Network in de beheerdersfunctie van Web Connection. 2 Selecteer "E-mail Setting". 3 Selecteer "I-FAX Advanced Setting". ! Detail Als de internetfaxfunctie is uitgeschakeld, wordt dit menu-item niet weergegeven.
Instelitems volgens bewerking 2 2.16.5 POP over SSL % Geef de instellingen op voor POP over SSL. ! Detail Raadpleeg "POP over SSL" op pagina 2-36 voor meer informatie. 2.16.6 APOP Authentication % Geef de instellingen op voor APOP-authenticatie. ! Detail Raadpleeg "APOP Authentication" op pagina 2-38 voor meer informatie.
Instelitems volgens bewerking 2.17 2 Internetfaxen ontvangen die met de openbare sleutel van deze machine zijn gecodeerd % Geef de instellingen op voor het ontvangen van internetfaxen die door de openbare sleutels van deze machine zijn gecodeerd. Wanneer de machine van de afzender de codering van de internetfax ondersteunt, kan de gebruiker internetfaxen coderen voor het verzenden door middel van openbare sleutels voor deze machine die vooraf zijn opgehaald.
Instelitems volgens bewerking 2 2.17.2 2.17.3 S/MIME 1 Selecteer het tabblad Network in de beheerdersfunctie van Web Connection. 2 Selecteer "E-mail Setting". 3 Selecteer "S/MIME". Item Definitie S/MIME Comm. Setting Selecteer "ON". Print S/MIME information Selecteer "ON". Wanneer een gecodeerde internetfax wordt ontvangen, kan de S/MIME-informatie worden afgedrukt. Voorafgaande bevestiging POP over SSL % Geef de instellingen op voor POP over SSL.
Instelitems volgens bewerking 2.18 2 IP-adresfaxen verzenden en ontvangen % Geef de instellingen op voor het verzenden en ontvangen van IP-adresfaxen. ! Detail Om de IP-adresfaxfunctie te gebruiken, moet deze machine uitgerust zijn met een optionele faxkit. Om de IP-adresfaxfunctie te gebruiken, moeten de instellingen door de leverancier worden ingevoerd. Neem contact op met uw leverancier voor meer informatie. Met IP-adresfax is de communicatie op het IP-netwerk mogelijk.
Instelitems volgens bewerking 2 2.18.1 TCP/IP instelling % Geef de instellingen op om deze machine te gebruiken in een TCP/IP-netwerkomgeving. ! Detail Raadpleeg "Algemene instellingen voor op TCP/IP gebaseerde communicatie opgeven" op pagina 2-3 voor meer informatie. 2.18.2 IP-adres-faxfunctie 1 Selecteer [5 Netwerkinstelling.] op het scherm Beheerderinstelling van het bedieningspaneel. 2 Selecteer [2 Netwerkfax instelling]. 3 Selecteer [1 Inst. netwerkfaxfuncties].
Instelitems volgens bewerking 2.18.3 2 SMTP TX Setting 1 Selecteer het tabblad Network in de beheerdersfunctie van Web Connection. 2 Selecteer "Network Fax Setting". 3 Selecteer "SMTP TX Setting". Item Definitie Voorafgaande bevestiging Port Number Standaardinstelling: 25 Geef het poortnummer op. Te gebruiken poortnummer Connection Timeout Geef de tijd op voordat er een time-out optreedt in de verbinding van de server.
Instelitems volgens bewerking 2 2.18.4 2.18.5 SMTP RX Setting 1 Selecteer het tabblad Network in de beheerdersfunctie van Web Connection. 2 Selecteer "Network Fax Setting". 3 Selecteer "SMTP RX Setting". Item Definitie SMTP RX Selecteer "ON". Port Number Standaardinstelling: 25 Geef het poortnummer op. Connection Timeout Geef de tijd op voordat er een time-out optreedt in de verbinding van de server.
Instelitems volgens bewerking 2.19 2 Afbeeldingen importeren met de TWAIN-scan % Geef de instellingen op om deze machine als scanner te gebruiken. Wanneer u het TWAIN-stuurprogramma gebruikt, kan deze machine worden gebruikt als een scanner. Deze machine kan worden bestuurd vanaf een computer die met het netwerk is verbonden en de gescande gegevens kunnen in een toepassing op de computer worden geïmporteerd om te worden verwerkt. Geef de instellingen op volgens het volgende stroomdiagram.
Instelitems volgens bewerking 2 2.19.3 2-78 TCP Socket Setting 1 Selecteer het tabblad Network in de beheerdersfunctie van Web Connection. 2 Selecteer "TCP Socket Setting". Item Definitie TCP Socket Schakel het selectievakje "TCP Socket" in. Port Number Geef het poortnummer op.
Instelitems volgens bewerking 2.19.4 2 Network TWAIN 1 Selecteer het tabblad Maintenance in de beheerdersfunctie van Web Connection. 2 Selecteer "Network TWAIN". Item Definitie TWAIN Lock Time Geef de vergrendelingstijd voor het bedieningspaneel tijdens de TWAIN-scan op.
Instelitems volgens bewerking 2 2.20 Afdrukken (LPR/Poort9100) % Geef de instellingen op voor het afdrukken met LPR of Poort9100. LPR-afdruk wordt uitgevoerd via het netwerk met het LPR-protocol. LPR-afdruk wordt gebruik in besturingssystemen van het UNIX-type. Poort9100-afdruk wordt uitgevoerd via het netwerk door rechtstreeks de RAW-poort (Poort9100) van deze machine die met het TCP/IP-netwerk is verbonden, op te geven als een printer van de afdrukbestemming.
Instelitems volgens bewerking 2.20.1 2 TCP/IP Setting % Geef de instellingen op om deze machine te gebruiken in een TCP/IP-netwerkomgeving. ! Detail Raadpleeg "Algemene instellingen voor op TCP/IP gebaseerde communicatie opgeven" op pagina 2-3 voor meer informatie. 2.20.2 2.20.3 LPD Setting 1 Selecteer het tabblad Network in de beheerdersfunctie van Web Connection. 2 Selecteer "TCP/IP Setting". 3 Selecteer "TCP/IP Setting". 4 Geef de volgende instelling op.
Instelitems volgens bewerking 2 2.21 Afdrukken (SMB) % Geef de instellingen op voor het afdrukken met SMB. De printer kan worden gedeeld op het Windows-netwerk met het SMB-protocol. SMB-afdruk wordt uitgevoerd door deze machine rechtstreeks op te geven op het Windows-netwerk van de computer. Geef de instellingen op volgens het volgende stroomdiagram.
Instelitems volgens bewerking 2.21.2 2.21.3 2 Print Setting 1 Selecteer het tabblad Network in de beheerdersfunctie van Web Connection. 2 Selecteer "SMB Setting". 3 Selecteer "Print Setting". Item Definitie SMB Print Selecteer "ON". NetBIOS Name Geef de NetBIOS-naam op in hoofdletters (tot 15 tekens). Print Service Name Geef de naam van de afdrukservice op in hoofdletters (tot 12 tekens). Workgroup Geef de werkgroepnaam op in hoofdletters (tot 15 tekens).
Instelitems volgens bewerking 2 2.22 Afdrukken (IPP) % Geef de instellingen op voor de IPP-afdruk. IPP-afdruk wordt uitgevoerd via het netwerk met het IPP-protocol. Met het HTTP-protocol kunnen afdrukgegevens worden overgedragen naar de printer op het netwerk. Hierdoor is het ook mogelijk uit te voeren naar een externe printer via het internet. Geef de instellingen op volgens het volgende stroomdiagram.
Instelitems volgens bewerking 2.22.1 2 TCP/IP instelling % Geef de instellingen op om deze machine te gebruiken in een TCP/IP-netwerkomgeving. ! Detail Raadpleeg "Algemene instellingen voor op TCP/IP gebaseerde communicatie opgeven" op pagina 2-3 voor meer informatie. 2.22.2 Web Connection instellingen 1 Selecteer [5 Netwerkinstelling] op het scherm Beheerderinstelling van het bedieningspaneel. 2 Selecteer [3 http-serverinst.].
Instelitems volgens bewerking 2 2.22.3 IPP Setting 1 Selecteer het tabblad Network in de beheerdersfunctie van Web Connection. 2 Selecteer "IPP Setting". Item 2-86 Definitie IPP Setting Selecteer "ON". Accept IPP job Selecteer "ON". Printer Name Geef de printernaam op (tot 127 tekens). Printer Location Geef de printerlocatie op (tot 127 tekens). Printer Information Geef de printerinformatie op (tot 127 tekens).
Instelitems volgens bewerking 2.22.4 2 IPP Authentication Setting 1 Selecteer het tabblad Network in de beheerdersfunctie van Web Connection. 2 Selecteer "IPP Setting". Item Definitie IPP Authentication Setting Om de IPP-afdruk uit te voeren, schakelt u het selectievakje "IPP Authentication Setting" in. Authentication Method Geeft de authenticatiemethode op. User Name Geef de gebruikersnaam op (tot 20 tekens). Password Voer het wachtwoord in (tot 20 tekens).
Instelitems volgens bewerking 2 2.23 Afdrukken (IPPS) % Geef de instellingen op voor de IPPS-afdruk. Wanneer u IPP-afdruk uitvoert met deze machine, wordt de communicatie tussen de computer en deze machine gecodeerd met SSL. Het coderen van de communicatie met SSL verbetert de beveiliging wanneer u afdrukt met IPP. Geef de instellingen op volgens het volgende stroomdiagram.
Instelitems volgens bewerking 2.23.1 2 Print (IPP) % Geef de instellingen op voor het afdrukken met IPP. ! Detail Raadpleeg "Afdrukken (IPP)" op pagina 2-84 voor meer informatie. 2.23.2 SSL/TLS Setting % Codeer de communicatie met deze machine door middel van SSL. ! Detail Raadpleeg "Een certificaat voor deze machine maken voor op SSL gebaseerde communicatie" op pagina 2-10 voor meer informatie. 2.23.
Instelitems volgens bewerking 2 2.24 Afdrukken (Bonjour) % Geef de instellingen op voor het afdrukken door deze machine te verbinden met een Macintoshcomputer met behulp van Bonjour. – Wanneer u deze machine aansluit op een Macintosh-computer die werkt met Bonjour, moeten de Bonjour-instellingen worden opgegeven. ! Detail Raadpleeg de handleiding – Afdrukbewerkingen voor meer informatie over het installeren van het printerstuurprogramma.
Instelitems volgens bewerking 2.25 2 Afdrukken (AppleTalk) % Geef de instellingen op voor het afdrukken door deze machine te verbinden met een Macintoshcomputer met behulp van AppleTalk. – Wanneer u deze machine aansluit op een Macintosh-computer die werkt met AppleTalk, moeten de AppleTalk-instellingen worden opgegeven. ! Detail Raadpleeg de handleiding – Afdrukbewerkingen voor meer informatie over het installeren van het printerstuurprogramma.
Instelitems volgens bewerking 2 2.26 Afdrukken (NetWare) % Geef de instellingen op voor het afdrukken in een NetWare-omgeving. – Voordat u afdrukt in de NetWare-omgeving, moeten de instellingen voor het gebruikt van deze machine in de NetWare-omgeving worden opgegeven. ! Detail Raadpleeg de handleiding – Afdrukbewerkingen voor meer informatie over het installeren van het printerstuurprogramma. 2.26.1 NetWare Setting 1 Selecteer het tabblad Network in de beheerdersfunctie van Web Connection.
Instelitems volgens bewerking 2 Voor externe printermodus met NetWare 4.x Bindery -emulatie 0 Voordat u de bindery-emulatie gebruikt, moet u controleren of deze compatibel is met de NetWareserver. 1 Meld u bij NetWare aan vanaf een clientcomputer met de beheerdersmachtiging als Bindery. 2 Start Pconsole. 3 Selecteer onder "Available Options" de optie "Quick Setup". 4 Druk op de toets [Enter]. 5 Geef de juiste namen op in de velden "Print Server Name", "Printer Name" en "Print Queue Name".
Instelitems volgens bewerking 2 Item Definitie IPX Setting* Selecteer "ON". Ethernet Frame Type* Geef het kadertype op dat moet worden gebruikt. NetWare Print Mode* Selecteer "PServer". Print Server Name* Geef de naam op van de printerserver zodat deze kan dienst doen als Pserver (tot 63 tekens). Print Server Password* Voer, indien nodig, het wachtwoord in voor het aanmelden op de printerserver (tot 63 tekens). Polling Interval* Geef een interval op om query's voor opdrachten te maken.
Instelitems volgens bewerking 2 Voor de afdrukservermodus van NetWare 4.x/5.x/6 (NDS) 0 Om de printerservermodus te gebruiken, moet het IPX-protocol op de NetWare-server worden geladen. 1 Meld u op NetWare aan als een beheerder vanaf een client-computer. 2 Start NWadmin. 3 Selecteer de organisatie of organisatorische eenheidscontainer die de afdrukservice aanbiedt. 4 Klik op "Print Services Quick Setup (non-NDPS)" in het menu "Tools".
Instelitems volgens bewerking 2 Voor gedistribueerde afdrukservice van NetWare 5.x/6 Novell (NDPS) 0 0 Voordat u de instellingen voor NDPS instelt, moet u controleren of de NDPS-broker en NDPS-manager werden gemaakt en geladen. Controleer ook of het TCP/IP-protocol is opgegeven in de NetWare-server, of het IP-adres is opgegeven voor deze machine en of deze machine werkt. 1 Meld u op NetWare aan als een beheerder vanaf een client-computer. 2 Start NWadmin.
Instelitems volgens bewerking 2.26.2 2 NetWare Status 1 Selecteer het tabblad Network in de beheerdersfunctie van Web Connection. 2 Selecteer "NetWare Setting". 3 Selecteer "NetWare Status". – CS 193/173/163 Indien nodig, kan de NetWare-verbindingsstatus worden gecontroleerd.
Instelitems volgens bewerking 2 2.27 De WSD-afdrukfunctie gebruiken % Geef de instellingen op voor het afdrukken met WSD. Het afdrukken is mogelijk met de WSD-functie (Web Service on Devices) die nieuw is in Windows Vista. De WSD-functie detecteert dat deze machine verbonden is met het netwerk en installeert deze vervolgens als een WSD-printer.
Instelitems volgens bewerking 2.27.2 2 Web Service Common Settings 1 Selecteer het tabblad Network in de beheerdersfunctie van Web Connection. 2 Selecteer "Web Service Settings". 3 Selecteer "Web Service Common Settings". Item Definitie Friendly Name Geef de instelling op voor de Vriendelijke naam (tot 63 tekens).
Instelitems volgens bewerking 2 2.27.3 2-100 Printer Settings 1 Selecteer het tabblad Network in de beheerdersfunctie van Web Connection. 2 Selecteer "Web Service Settings". 3 Selecteer "Printer Settings". Item Definitie Print Function Selecteer "ON". Printer Name* Geef de printernaam op (tot 63 tekens). Printer Location* Geef de printerlocatie op (tot 63 tekens). Printer information* Geef de printerinformatie op (tot 63 tekens).
Instelitems volgens bewerking 2.28 2 De WSD-scanfunctie gebruiken % Geef de instellingen op voor het scannen met WSD. De gegevens kunnen worden gescand met de nieuwe WSD-functie (Web Service on Devices) van Windows Vista om de gescande gegevens naar de computer door te sturen. De WSD-functie detecteert dat deze machine verbonden is met het netwerk en installeert deze vervolgens als een WSD-scanner.
Instelitems volgens bewerking 2 2.28.2 2-102 Web Service Common Settings 1 Selecteer het tabblad Network in de beheerdersfunctie van Web Connection. 2 Selecteer "Web Service Settings". 3 Selecteer "Web Service Common Settings". Item Definitie Friendly Name Geef de instelling op voor de Vriendelijke naam (tot 63 tekens).
Instelitems volgens bewerking 2.28.3 2 Scanner Settings 1 Selecteer het tabblad Network in de beheerdersfunctie van Web Connection. 2 Selecteer "Web Service Settings". 3 Selecteer "Scanner Settings". Item Definitie Scan Function Selecteer "ON". Scanner Name* Geef de scannernaam op (tot 63 tekens). Scanner Location* Geef de scannerlocatie op (tot 63 tekens). Scanner Information* Geef de scannerinformatie op (tot 63 tekens).
Instelitems volgens bewerking 2 2.29 SSL gebruiken voor communicatie vanaf Vista naar deze machine met WSD % Wanneer u de WSD-functie gebruikt, moet u de instellingen opgeven voor een op SSL gebaseerde codering van de communicatie van een met Windows Vista uitgeruste computer naar deze machine. 2 Opmerking Deze instellingen garanderen een veiligere bestandsoverdracht door de codering van de op webservice gebaseerde communicatie door middel van SSL.
Instelitems volgens bewerking 2.29.1 2 TCP/IP Settings % Geef de instellingen op om deze machine te gebruiken in een TCP/IP-netwerkomgeving. ! Detail Raadpleeg "Algemene instellingen voor op TCP/IP gebaseerde communicatie opgeven" op pagina 2-3 voor meer informatie. 2.29.2 SSL/TLS Settings % Codeer de communicatie met deze machine door middel van SSL. ! Detail Raadpleeg "Een certificaat voor deze machine maken voor op SSL gebaseerde communicatie" op pagina 2-10 voor meer informatie. 2.29.
Instelitems volgens bewerking 2 2.30 SSL gebruiken voor communicatie vanaf deze machine naar Vista met WSD % Wanneer u de WSD-functie gebruikt, moet u de instellingen opgeven voor een op SSL gebaseerde codering van de communicatie van deze machine naar een met Windows Vista uitgeruste computer. 2 Opmerking Deze instellingen garanderen een veiligere bestandsoverdracht door de codering van de op webservice gebaseerde communicatie door middel van SSL.
Instelitems volgens bewerking 2.30.1 2 TCP/IP Settings % Geef de instellingen op om deze machine te gebruiken in een TCP/IP-netwerkomgeving. ! Detail Raadpleeg "Algemene instellingen voor op TCP/IP gebaseerde communicatie opgeven" op pagina 2-3 voor meer informatie. 2.30.2 SSL/TLS Settings % Codeer de communicatie met deze machine door middel van SSL. ! Detail Raadpleeg "Een certificaat voor deze machine maken voor op SSL gebaseerde communicatie" op pagina 2-10 voor meer informatie. 2.30.
Instelitems volgens bewerking 2 2.30.4 Action for Invalid Certificate 1 Selecteer het tabblad Security in de beheerdersfunctie van Web Connection. 2 Selecteer "SSL/TLS Setting". 3 Selecteer [Setup]. 4 Selecteer "Set Mode using SSL". ! Detail Om de instellingen voor "Action for Invalid Certificate" op te geven, maakt u vooraf een certificaat voor deze machine. Raadpleeg "Een certificaat voor deze machine maken voor op SSL gebaseerde communicatie" op pagina 2-10 voor meer informatie.
Instelitems volgens bewerking 2.31 2 Deze machine controleren met de SNMP manager % Geef de instellingen op voor het controleren van deze machine met de SNMP manager. ! Detail Op SNMP manager gebaseerde communicatie met deze machine maakt het mogelijk informatie van deze machine op te halen, te beheren en te controleren via het netwerk. SNMP werkt in een TCP/IP- of IPX/SPX-omgeving.
Instelitems volgens bewerking 2 2.31.2 NetWare Setting 1 Selecteer het tabblad Network in de beheerdersfunctie van Web Connection. 2 Selecteer "NetWare Setting". 3 Selecteer "NetWare Setting". Item 2-110 Definitie IPX Setting Selecteer "ON". Ethernet Frame Type Geef het kadertype op dat moet worden gebruikt.
Instelitems volgens bewerking 2.31.3 2 SNMP Setting 1 Selecteer het tabblad Network in de beheerdersfunctie van Web Connection. 2 Selecteer "SNMP Setting".
Instelitems volgens bewerking 2 2-112 Item Definitie Voorafgaande bevestiging SNMP Bepaalt of SSL moet worden gebruikt. Indien dat het geval is, moet u opgeven of u SNMP v1/v2 (IP), SNMP v3 of SNMP v1 (IPX) wilt gebruiken. SNMP v1 (IPX) kan alleen worden opgegeven wanneer IPX is ingeschakeld. Te gebruiken protocol (TCP/IP of IPX/SPX) UDP Port Setting Standaardinstelling: 161 Geef het UDP-poortnummer op. SNMP v1/v2c Setting Geef de instellingen op voor het gebruik van SNMP v1/v2c.
Instelitems volgens bewerking 2.32 2 De status van deze machine melden (E-mail) % Geef de instellingen om de beheerder via e-mail op de hoogte te brengen van de machinestatus. Deze functie zorgt voor meldingen naar een opgegeven adres wanneer een waarschuwingsbericht op deze machine optreedt. ! Detail Er is communicatie beschikbaar door POP voor SMTP, APOP, SMTP bevestiging of codering met SSL/TLS te combineren. Raadpleeg "Scangegevens via e-mail verzenden" op pagina 2-29 voor meer informatie.
Instelitems volgens bewerking 2 2.32.1 TCP/IP Setting % Geef de instellingen op om deze machine te gebruiken in een TCP/IP-netwerkomgeving. ! Detail Raadpleeg "Algemene instellingen voor op TCP/IP gebaseerde communicatie opgeven" op pagina 2-3 voor meer informatie. 2.32.2 2-114 E-mail TX (SMTP) 1 Selecteer het tabblad Network in de beheerdersfunctie van Web Connection. 2 Selecteer "E-mail Setting". 3 Selecteer "E-mail TX (SMTP)". 4 Geef de volgende instellingen op.
Instelitems volgens bewerking 2.32.3 2 Status Notification Setting 1 Selecteer het tabblad Maintenance in de beheerdersfunctie van Web Connection. 2 Selecteer "Status Notification Setting". 3 Selecteer "E-mail Address". 4 Selecteer [Edit]. Item Definitie Voorafgaande bevestiging Notification Address Geef het adres op voor de meldingen. Notification Address Replenish Paper Tray Geeft een melding wanneer het papier op raakt. JAM Geeft een melding wanneer het papier is vastgelopen.
Instelitems volgens bewerking 2 2.32.4 Item Definitie Fusing Unit Yield Geeft een melding wanneer de fixeereenheid moet worden vervangen. Transfer Belt Unit Yield Geeft een melding wanneer de transportriem moet worden vervangen. Voorafgaande bevestiging SMTP over SSL/Start TLS % Geef de instellingen op voor SMTP over SSL/Start TLS. ! Detail Raadpleeg "SMTP over SSL/Start TLS" op pagina 2-33 voor meer informatie. 2.32.5 SMTP Authentication % Geef de instellingen op voor SMTP-authenticatie.
Instelitems volgens bewerking 2.33 2 De status van deze machine melden (TRAP) % Geef de instellingen op voor het melden van de machinestatus aan de beheerder door middel van de TRAP-functie van SNMP. Deze functie zorgt voor meldingen naar een opgegeven IP-adres of IPX-adres wanneer een waarschuwingsbericht op deze machine optreedt. Geef de instellingen op volgens het volgende stroomdiagram.
Instelitems volgens bewerking 2 2.33.2 NetWare Setting 1 Selecteer het tabblad Network in de beheerdersfunctie van Web Connection. 2 Selecteer "NetWare Setting". 3 Selecteer "NetWare Setting". Item 2-118 Definitie IPX Setting Selecteer "ON". Ethernet Frame Type Geef het kadertype op dat moet worden gebruikt.
Instelitems volgens bewerking 2.33.3 2.33.4 2 TRAP Setting 1 Selecteer het tabblad Network in de beheerdersfunctie van Web Connection. 2 Selecteer "SNMP Setting". 3 Geef de volgende instellingen op. Item Definitie Allow Setting Selecteer "Allow". Trap Setting when Authentication Fails Selecteer of de TRAP-functie moet worden ingeschakeld wanneer de authenticatie is mislukt.
Instelitems volgens bewerking 2 2.34 De tellerinformatiestatus van deze machine melden via e-mail % Geef de instellingen op voor het voorzien van een melding via e-mail met de tellerinformatie van deze machine. Deze functie biedt een melding van de tellerinformatie die door deze machine wordt beheerd voor een opgegeven adres. De teller van deze machine kan worden gecontroleerd door het selecteren van Web Connection – tabblad Maintenance – "Meter Count".
Instelitems volgens bewerking 2.34.1 2 TCP/IP Setting % Geef de instellingen op om deze machine te gebruiken in een TCP/IP-netwerkomgeving. ! Detail Raadpleeg "Algemene instellingen voor op TCP/IP gebaseerde communicatie opgeven" op pagina 2-3 voor meer informatie. 2.34.2 E-mail TX (SMTP) 1 Selecteer het tabblad Network in de beheerdersfunctie van Web Connection. 2 Selecteer "E-mail Setting". 3 Selecteer "E-mail TX (SMTP)". 4 Geef de volgende instellingen op.
Instelitems volgens bewerking 2 2.34.3 2-122 Total Counter Notification Setting 1 Selecteer het tabblad Maintenance in de beheerdersfunctie van Web Connection. 2 Selecteer "Total Counter Notification Setting". Item Definitie Voorafgaande bevestiging Model Name Geef de modelnaam op die in de melding is aangegeven (tot 20 tekens). Schedule Setting Geef de voorwaarden op voor het notificatieschema. Schema's 1 en 2 kunnen met verschillende instellingen worden geregistreerd.
Instelitems volgens bewerking 2.34.4 2 SMTP over SSL/Start TLS % Geef de instellingen op voor SMTP over SSL/Start TLS. ! Detail Raadpleeg "SMTP over SSL/Start TLS" op pagina 2-33 voor meer informatie. 2.34.5 SMTP Authentication % Geef de instellingen op voor SMTP-authenticatie. ! Detail Raadpleeg "SMTP Authentication" op pagina 2-34 voor meer informatie. 2.34.6 POP Before SMTP % Geef de instellingen op voor POP voor SMTP.
Instelitems volgens bewerking 2 2.34.9 2-124 Meter Count 1 Selecteer het tabblad Maintenance in de beheerdersfunctie van Web Connection. 2 Selecteer "Meter Count". 3 De tellerinformatie die door de machine wordt beheerd, kan worden weergegeven.
Instelitems volgens bewerking 2.35 2 Gebruikers die deze machine gebruiken, beperken (Machineauthenticatie) % Geef de instellingen op om deze machine te gebruiken met de machine-authenticatie. Geef de instellingen op voor de gebruikersauthenticatie en de gebruikersregistratie om het gebruik van deze machine te kunnen controleren.
Instelitems volgens bewerking 2 2.35.1 User Auth/Account Track 1 Selecteer het tabblad Security in de beheerdersfunctie van Web Connection. 2 Selecteer "Authentication". 3 Selecteer "User Auth/Account Track". Item Definitie Voorafgaande bevestiging General Settings Selecteer "ON (MFP)". Public User Access Geef op of u openbare gebruikers wilt toestaan. Geef op of openbare gebruikers zijn toegestaan Account Track Selecteer "ON" om de gebruikersregistratiefunctie te gebruiken.
Instelitems volgens bewerking 2.35.2 2 User Registration 1 Selecteer het tabblad Security in de beheerdersfunctie van Web Connection. 2 Selecteer "User Registration". 3 Selecteer [New Registration].
Instelitems volgens bewerking 2 Item Definitie No. Geef het registratienummer op. User Name Voer de gebruikersnaam in. E-mail Address Voer het e-mailadres in. User Password Voer het wachtwoord in. Retype User Password Voer het wachtwoord opnieuw in. Account Name Registreer de account waarbij de gebruiker hoort. Voordat u de accountnaam selecteert, moet u de account registreren.
Instelitems volgens bewerking 2.35.3 2 Account Track Registration 1 Selecteer het tabblad Security in de beheerdersfunctie van Web Connection. 2 Selecteer "Account Track Registration". 3 Selecteer [New Registration]. Item Definitie No. Geef het registratienummer op. Account Name Voer de gebruikersnaam in. Password Voer het wachtwoord in. Retype Password Voer het wachtwoord opnieuw in. Output Permission (Print) Geef op of u kleur of zwart wilt toestaan voor de afdruk.
Instelitems volgens bewerking 2 2.36 Gebruikers die deze machine gebruiken, beperken (Active Directory) % Geef de instellingen op voor het beperken van de machinegebruikers met Active Directory. Gebruik deze instelling om de authenticatie uit te voeren met Active Directory van Windows 2000 Server of Windows 2003 Server. Deze instelling beperkt de beschikbare functies op basis van de gebruiker. Geef de instellingen op volgens het volgende stroomdiagram.
Instelitems volgens bewerking 2.36.2 2 External Server Registration 1 Selecteer het tabblad Security in de beheerdersfunctie van Web Connection. 2 Selecteer "Authentication". 3 Selecteer "External Server Registration". 4 Selecteer [Edit]. Item Definitie No. Toont het registratienummer. External Server Name Geef de naam op van de externe authenticatieserver (tot 32 tekens). External Server Type Selecteer "Active Directory". Default Domain Name Voer de standaard domeinnaam in.
Instelitems volgens bewerking 2 2.36.3 2-132 User Auth/Account Track 1 Selecteer het tabblad Security in de beheerdersfunctie van Web Connection. 2 Selecteer "Authentication". 3 Selecteer "User Auth/Account Track". Item Definitie General Settings Selecteer "ON (External Server)". Ticket Hold Time Setting (Active Directory) Geef de tijd op voor het behouden van het ticket.
Instelitems volgens bewerking 2.36.4 2 Default Function Permission 1 Selecteer het tabblad Security in de beheerdersfunctie van Web Connection. 2 Selecteer "Authentication". 3 Selecteer "Default Function Permission". Item Definitie Copy Beperkt functies die beschikbaar zijn voor gemachtigde gebruikers op deze machine. Geef op of u elke functie wilt toestaan. Scan Voorafgaande bevestiging Save to External Memory Fax Print User Box Print Scan/Fax from User Box 2.36.
Instelitems volgens bewerking 2 2.37 Gebruikers die deze machine gebruiken, beperken (Windowsdomein/werkgroep) % Geef de instellingen op voor het beperken van de machinegebruikers met NTLM-authenticatie. Gebruik deze instelling om de authenticatie uit te voeren met NTLM wanneer u Windows NT4.0 of Active Directory van Windows 2000 Server of Windows Server 2003 gebruikt. Deze instelling beperkt de beschikbare functies op basis van de gebruiker. Geef de instellingen op volgens het volgende stroomdiagram.
Instelitems volgens bewerking 2.37.2 2 External Server Registration 1 Selecteer het tabblad Security in de beheerdersfunctie van Web Connection. 2 Selecteer "Authentication". 3 Selecteer "External Server Registration". 4 Selecteer [Edit]. Item Definitie No. Toont het registratienummer. External Server Name Geef de naam op van de externe authenticatieserver (tot 32 tekens). External Server Type Selecteer "NTLM v1" of "NTLM v2". NTLMv2 wordt toegepast vanaf Windows NT 4.0 (Service Pack 4).
Instelitems volgens bewerking 2 2.37.3 2.37.4 User Auth/Account Track 1 Selecteer het tabblad Security in de beheerdersfunctie van Web Connection. 2 Selecteer "Authentication". 3 Selecteer "User Auth/Account Track". Item Definitie General Settings Selecteer "ON (External Server)". Voorafgaande bevestiging Default Function Permission Beperkt functies die beschikbaar zijn voor gemachtigde gebruikers op deze machine.
Instelitems volgens bewerking 2.37.5 2 Client Setting 1 Selecteer het tabblad Network in de beheerdersfunctie van Web Connection. 2 Selecteer "SMB Setting". 3 Selecteer "Client Setting". Item Definitie User Authentication (NTLM) Selecteer "ON". Voorafgaande bevestiging ! Detail Wanneer u "OFF" selecteert voor "User authentication (NTLM)", wordt de synchronisatie uitgevoerd met de Gebruikersauthenticatie-instelling, waarbij wordt overgeschakeld naar "ON (MFP)". 2.37.
Instelitems volgens bewerking 2 2.38 Gebruikers die deze machine gebruiken, beperken (NDS) % Geef de instellingen op voor het beperken van de machinegebruikers met NDS. Gebruik deze instelling om op NDS gebaseerde authenticatie uit te voeren met NetWare 5.1 of NetWare 6.0. Deze instelling beperkt de beschikbare functies op basis van de gebruiker. Geef de instellingen op volgens het volgende stroomdiagram. External Server Registration User Auth.
Instelitems volgens bewerking 2.38.1 2 External Server Registration 1 Selecteer het tabblad Security in de beheerdersfunctie van Web Connection. 2 Selecteer "Authentication". 3 Selecteer "External Server Registration". 4 Selecteer [Edit]. Item Definitie No. Toont het registratienummer. External Server Name Geef de naam op van de externe authenticatieserver (tot 32 tekens). External Server Type Select "NDS". Default NDS Tree name Voer de standaard NDS tree naam in.
Instelitems volgens bewerking 2 2.38.2 2.38.3 User Auth/Account Track 1 Selecteer het tabblad Security in de beheerdersfunctie van Web Connection. 2 Selecteer "Authentication". 3 Selecteer "User Auth/Account Track". Item Definitie General Settings Selecteer "ON (External Server)". Voorafgaande bevestiging Default Function Permission Beperkt functies die beschikbaar zijn voor gemachtigde gebruikers op deze machine.
Instelitems volgens bewerking 2.38.4 2 NetWare Setting 1 Selecteer het tabblad Network in de beheerdersfunctie van Web Connection. 2 Selecteer "NetWare Setting". 3 Selecteer "NetWare Setting". Item Definitie IPX Setting Selecteer "ON". Ethernet Frame Type Geef het kadertype op dat moet worden gebruikt. User Authentication Setting Selecteer "ON".
Instelitems volgens bewerking 2 2.39 Gebruikers die deze machine gebruiken, beperken (LDAP) % Geef de instellingen op voor het beperken van de machinegebruikers met de LDAP-server. Gebruik deze instelling om de authenticatie uit te voeren met de LDAP-server. Deze instelling beperkt de beschikbare functies op basis van de gebruiker. Geef de instellingen op volgens het volgende stroomdiagram. TCP/IP Settings External Server Registration User Auth.
Instelitems volgens bewerking 2.39.2 2 External Server Registration 1 Selecteer het tabblad Security in de beheerdersfunctie van Web Connection. 2 Selecteer "Authentication". 3 Selecteer "External Server Registration". 4 Selecteer [Edit].
Instelitems volgens bewerking 2 2.39.3 2-144 Item Definitie Voorafgaande bevestiging No. Toont het registratienummer. External Server Name Geef de naam op van de externe authenticatieserver (tot 32 tekens). External Server Type Selecteer "LDAP". Server Address Geef het adres van de LDAP-server op. (Notatie: "***.***.***.***", bereik voor ***: 0 tot 255) Als de DNS-server is opgegeven, kan het adres worden opgegeven met de hostnaam. Dit item kan ook worden opgegeven met IPv6.
Instelitems volgens bewerking 2.39.4 2 Default Function Permission Beperkt functies die beschikbaar zijn voor gemachtigde gebruikers op deze machine. ! Detail Raadpleeg "Default Function Permission" op pagina 2-133 voor meer informatie. 2.39.5 LDAP over SSL Externe serverregistratie 1 Selecteer het tabblad Security in de beheerdersfunctie van Web Connection. 2 Selecteer "Authentication". 3 Selecteer "External Server Registration". 4 Selecteer [Edit]. 5 Geef de volgende instellingen op.
Instelitems volgens bewerking 2 ! Detail Om de instellingen voor "Action for Invalid Certificate" op te geven, maakt u vooraf een certificaat voor deze machine. Raadpleeg "Een certificaat voor deze machine maken voor op SSL gebaseerde communicatie" op pagina 2-10 voor meer informatie. 2-146 Item Definitie Action for Invalid Certificate Geef de bewerking op wanneer de geldigheidsperiode voor het ontvangen certificaat is verlopen.
Instelitems volgens bewerking 2.40 2 IP-adresfilter uitvoeren % Geef de instellingen op voor het uitvoeren van de IP-adresfilter. – Het uitvoeren van de IP-adresfilter beperkt de toegang van opgegeven IP-adressen. – Geef de adressen op via dewelke deze machine wel en niet toegankelijk zijn. Geef de instellingen op volgens het volgende stroomdiagram. TCP/IP Settings IP Filtering Einde 2.40.1 TCP/IP Setting % Geef de instellingen op om deze machine te gebruiken in een TCP/IP-netwerkomgeving.
Instelitems volgens bewerking 2 2.40.2 2-148 IP Filtering 1 Selecteer het tabblad Network in de beheerdersfunctie van Web Connection. 2 Selecteer "TCP/IP Setting". 3 Select "IP Filtering". Item Definitie Permit Access Om toegelaten adressen op te geven, selecteert u "Enable". Set 1 to 5 Geef de toegelaten adressen op. (Notatie: "***.***.***.***", bereik voor ***: 0 tot 255) Deny Access Om geweigerde adressen op te geven, selecteert u "Enable". Set 1 to 5 Geef de geweigerde adressen op.
Instelitems volgens bewerking 2.41 2 Communiceren via IPv6 % Instellingen opgeven voor op IPv6 gebaseerde communicatie Gebruik deze instelling om het IPv6-adres van deze machine toe te wijzen. IPv6 kan tegelijkertijd met IPv4 werken. Ipv6 werkt echter niet onafhankelijk. Wanneer u deze machine gebruikt in de IPv6-omgeving, zijn de volgende beperkingen van toepassing. Afdrukken met SMB is niet beschikbaar (beschikbaar voor direct hosting-service).
Instelitems volgens bewerking 2 TCP/IP Setting 2-150 1 Selecteer het tabblad Network in de beheerdersfunctie van Web Connection. 2 Selecteer "TCP/IP Setting". 3 Selecteer "TCP/IP Setting".
Instelitems volgens bewerking 2 Item Definitie Voorafgaande bevestiging TCP/IP Selecteer "ON". IPv6 Selecteer "ON". Auto IPv6 Setting Om het IPv6-adres automatisch op te halen, selecteert u "ON". Link-Local Address Toont het lokaal adres koppelen dat op basis van het MAC-adres is gegenereerd. Global Address Wanneer het IPv6-adres niet automatisch wordt opgehaald, moet u het algemene IPv6-adres opgeven.
Instelitems volgens bewerking 2 2.42 Communiceren met IPsec % Geef de instellingen op voor op IPsec gebaseerde communicatie Communiceren met IPsec voorkomt het vervalsen en onthullen van gegevens per IP-pakket. Deze functie garandeert een veiligere communicatie, zelfs als een overdracht of toepassing die geen codering ondersteunt, wordt gebruikt Geef de instellingen op volgens het volgende stroomdiagram. TCP/IP Settings IPsec IKE Setting SA Setting Peer Einde 2.42.
Instelitems volgens bewerking 2.42.2 2 IPsec 1 Selecteer het tabblad Network in de beheerdersfunctie van Web Connection. 2 Selecteer "TCP/IP Setting". 3 Selecteer "IPsec". Item Definitie IPsec Selecteer "ON".
Instelitems volgens bewerking 2 2.42.3 IKE Setting 1 Selecteer het tabblad Network in de beheerdersfunctie van Web Connection. 2 Selecteer "TCP/IP Setting". 3 Selecteer "IPsec". 4 Selecteer "IKE". 5 Selecteer [Edit]. ! Detail Er kunnen maximaal vier groepen worden geregistreerd in "IKE". 2.42.4 2-154 Item Definitie Key Validity Period Geef de geldigheidsperiode op van een toets die wordt gegenereerd wanneer u een controletunnel maakt.
Instelitems volgens bewerking 2 ! Detail Er kunnen maximaal acht groepen worden geregistreerd in "SA". 2.42.5 Item Definitie Lifetime After Establishing SA Geef de geldigheidsperiode op van een toets die wordt gegenereerd wanneer u een communicatietunnel maakt. Security Protocol Selecteer het beveiligingsprotocol. ESP Encryption Algorithm Wanneer "ESP" is geselecteerd voor "Security Protocol", moet u het ESP-coderingsalgoritme opgeven.
Instelitems volgens bewerking 2 2.43 De functie TCP Socket/OpenAPI/FTP-server gebruiken % Geef de instellingen op voor TCP Socket, OpenAPI en FTP-server van deze machine. TCP-socket wordt gebruikt tijdens de gegevensoverdrachten tussen de computertoepassing en deze machine. Om deze machine te synchroniseren met een andere op OpenAPI gebaseerd systeem, geeft u de instellingen op voor OpenAPI.
Instelitems volgens bewerking 2.43.2 2 SSL/TLS Setting % Geef de instellingen op voor op SSL gebaseerde communicatie ! Detail Raadpleeg "Een certificaat voor deze machine maken voor op SSL gebaseerde communicatie" op pagina 2-10 voor meer informatie. 2.43.3 TCP Socket Setting 1 Selecteer het tabblad Network in de beheerdersfunctie van Web Connection. 2 Selecteer "TCP Socket Setting". ! Detail Installeer het certificaat vooraf om SSL/TLS te gebruiken.
Instelitems volgens bewerking 2 2.43.4 OpenAPI Setting 1 Selecteer het tabblad Network in de beheerdersfunctie van Web Connection. 2 Selecteer "OpenAPI Setting". ! Detail Installeer het certificaat vooraf om SSL/TLS te gebruiken. Raadpleeg "Een certificaat voor deze machine maken voor op SSL gebaseerde communicatie" op pagina 2-10 voor meer informatie. Item Definitie Port Number Geef het poortnummer op. Use SSL/TLS Om SSL/TLS te gebruiken, schakelt u het selectievakje "Use SSL/TLS" in.
Instelitems volgens bewerking 2.43.5 2 FTP Server Setting 1 Selecteer het tabblad Network in de beheerdersfunctie van Web Connection. 2 Selecteer "FTP Setting". 3 Selecteer "FTP Server Setting". Item Definitie FTP Server Selecteer "ON". Voorafgaande bevestiging ! Detail Als Uitgebreide beveil.modus is ingesteld op "ON", wordt het selectievakje "OFF" ingeschakeld.
Instelitems volgens bewerking 2 2.44 Overige items op het tabblad Maintenance Dit gedeelte beschrijft andere items die kunnen worden opgegeven op het tabblad Maintenance van Web Connection. 2.44.1 Het externe geheugen % Geef de instellingen op om het externe geheugen op deze machine te gebruiken. Om een extern geheugen te gebruiken, moet deze machine uitgerust zijn met een optionele lokale interfacekit.
Instelitems volgens bewerking 2.44.2 2 De timerfunctie gebruiken % Geef de instellingen op voor de timerfunctie van deze machine. – U kunt instellingen opgeven voor de spaarstandfunctie en de weektimerfunctie. Power Save Setting 1 Selecteer het tabblad Maintenance in de beheerdersfunctie van Web Connection. 2 Selecteer "Timer Setting". 3 Selecteer "Power Save Setting". Item Definitie Low Power Mode Setting Geef de tijd op tot de machine naar de spaarstand gaat.
Instelitems volgens bewerking 2 Weekly Timer Setting 2-162 1 Selecteer het tabblad Maintenance in de beheerdersfunctie van Web Connection. 2 Selecteer "Timer Setting". 3 Selecteer "Weekly Timer Setting". Item Definitie Use Weekly Timer Schakel dit selectievakje in om de weektimerfunctie te gebruiken en geef vervolgens de gebruiksdatum en -tijd in. Om het scherm voor het opgeven van datums weer te geven, klikt u op [Setting]. Er zijn wekelijkse en dagelijkse instellingen mogelijk.
Instelitems volgens bewerking 2.44.3 2 Instelinformatie importeren of exporteren De instelinformatie van deze machine importeren of exporteren. De machine-instellingen kunnen vanaf deze machine worden opgeslagen (geëxporteerd) naar de computer of kunnen van de computer naar de machine worden geschreven (geïmporteerd). Import/Export 1 Selecteer het tabblad Maintenance in de beheerdersfunctie van Web Connection. 2 Selecteer "Import/Export".
Instelitems volgens bewerking 2 2.44.4 De instelinformatie opnieuw instellen % De machine-instellingen opnieuw instellen. – U kunt de instellingen voor het netwerk, de controller en het externe adres opnieuw instellen. Network Setting Clear 1 Selecteer het tabblad Maintenance in de beheerdersfunctie van Web Connection. 2 Selecteer "Reset". 3 Selecteer "Network Setting Clear". 4 Om de standaard netwerkinstellingen opnieuw in te stellen, klikt u op [Clear].
Instelitems volgens bewerking 2 Reset 1 Selecteer het tabblad Maintenance in de beheerdersfunctie van Web Connection. 2 Selecteer "Reset". 3 Selecteer "Reset". 4 Om de controller opnieuw in te stellen, klikt u op [Reset].
Instelitems volgens bewerking 2 Format All Destination 2-166 1 Selecteer het tabblad Maintenance in de beheerdersfunctie van Web Connection. 2 Selecteer "Reset". 3 Selecteer "Format All Destination". 4 Om alle bestemmingen die op de machine zijn geregistreerd te verwijderen, klikt u op [Format].
Instelitems volgens bewerking 2.44.5 2 Ondersteunde informatie opgeven % Geef de ondersteuningsinformatie op voor de machine. Online Assistance 1 Selecteer het tabblad Maintenance in de beheerdersfunctie van Web Connection. 2 Selecteer "Online Assistance". Item Definitie Contact Name Geef de contactnaam op voor de machine (tot 63 tekens). Contact Information Geef de gegevens van de contactnaam op voor de machine, zoals het telefoonnummer of de URL (tot 127 tekens).
Instelitems volgens bewerking 2 2.44.6 De koptekst of voettekst registreren % Om kopieën te maken op deze machine, registreert u een tekst die als koptekst of voettekst kan worden afgedrukt. Header/Footer Registration 2-168 1 Selecteer het tabblad Maintenance in de beheerdersfunctie van Web Connection. 2 Selecteer "Header/Footer Registration". 3 Selecteer [Edit]. Item Definitie No. Toont het registratienummer. Name Geef de registratienaam op. Color Geef de kleur op.
Instelitems volgens bewerking 2.44.7 2 Item Definitie Distribution Number Geef de distributienummertekst op. Selecteer het uitvoerformaat en geef vervolgens het startnummer op. Header/Footer Bepaal of de volgende items moeten worden afgedrukt. • Header String/Footer String (elk tot 40 tekens) • Date/Time Setting • Distribution Number • Job Number • Serial Number • User Name/Account Name De ROM-versie controleren % Controleer de ROM-versie van deze machine.
Instelitems volgens bewerking 2 2.45 Overige items op het tabblad Security Dit gedeelte beschrijft andere items die kunnen worden opgegeven op het tabblad Security van Web Connection. 2.45.1 Toegankelijke bestemmingen beperken per gebruiker % Registreer Referentie toegelaten groepen en geef op of u referentie voor openbare gebruikers wilt toestaan.
Instelitems volgens bewerking 2 Item Definitie No. Toont het registratienummer. Reference Allowed Group Name Geef de naam voor Referentie toegelaten groep op (tot 24 tekens). Access Allowed Level Geef het toegelaten toegangsniveau op voor de groep. Public User Reference Setting 1 Selecteer het tabblad Security in de beheerdersfunctie van Web Connection. 2 Selecteer "Address Reference Setting". 3 Selecteer "Public User Reference Setting".
Instelitems volgens bewerking 2 2.45.2 De adresregistratie beperken per gebruiker De adresregistratie beperken of wijzigen door een algemene gebruiker. Permission of Address Change 1 Selecteer het tabblad Security in de beheerdersfunctie van Web Connection. 2 Selecteer "Permission of Address Change". Item Definitie Registering and Changing Addresses Selecteer "Restrict". Als "Restrict" is geselecteerd, wordt dit menu-item niet weergegeven op het tabblad Store Address in de gebruikersmodus.
Instelitems volgens bewerking 2.45.3 2 De automatische afmeldingstijd opgeven % Geef de duur op tot de beheerdermodus of gebruikersmodus automatisch wordt afgemeld. – Als er gedurende de hier opgegeven duur geen bewerking wordt uitgevoerd, wordt de gebruiker automatisch afgemeld. Auto Logout 1 Selecteer het tabblad Security in de beheerdersfunctie van Web Connection. 2 Selecteer "Auto Logout". Item Definitie Admin.
Instelitems volgens bewerking 2 2.45.4 Het beheerderwachtwoord opgeven % Geef het wachtwoord op voor de machinebeheerder. Administrator Password Setting 1 Selecteer het tabblad Security in de beheerdersfunctie van Web Connection. 2 Selecteer "Administrator Password Setting". ! Detail Als de uitgebreide beveiligingsmodus is ingesteld op "AAN", verschijnt dit menu-item niet. Als het certificaat voor deze machine niet is geïnstalleerd, wordt dit menu-item niet weergegeven.
Instelitems volgens bewerking 2.46 2 Instellingen tabblad Box Dit gedeelte beschrijft andere items die kunnen worden opgegeven op het tabblad Box van Web Connection. Vanaf het tabblad Box kunt u gebruikersboxen maken en standaard gebruikersboxinformatie weergeven. ! Detail Raadpleeg de handleiding – Mapbewerkingen voor meer informatie over het gebruik van gebruikersboxen. 2.46.
Instelitems volgens bewerking 2 2.46.2 Een nieuwe gebruikersbox maken ! Detail U kunt alleen openbare gebruikersboxen maken en ze kunnen niet worden gewijzigd in de beheerdersfunctie. Raadpleeg de Handleiding – Boxbewerkingen voor informatie over het maken van een gebruikersbox. Create User Box 2-176 1 Selecteer het tabblad Box in de beheerdersfunctie van Web Connection. 2 Selecteer "Create User Box".
Instelitems volgens bewerking 2 ! Detail Als "Wachtwoordregels" is ingeschakeld, kan er geen wachtwoord van minder dan 8 tekens worden geregistreerd. Als u al een gebruikerswachtwoord van minder dan acht tekens hebt geregistreerd, kunt u dat wijzigen naar een wachtwoord van acht tekens voordat u "Wachtwoordregels" inschakelt. Raadpleeg de handleiding – Kopieerbewerkingen voor details over de wachtwoordregels. 2.46.
Instelitems volgens bewerking 2 Instellingen "Relay User Box" Item Definitie User Box Number Toont het gebruikersboxnummer. User Box Name Geef de gebruikersboxnaam op (tot 20 tekens). Relay Address Geef het relay-adres op. Relay TX Password is changed. Schakel het selectievakje in om het relay gebruikersboxwachtwoord te wijzigen. Geef het huidige en het nieuwe wachtwoord op (tot 8 tekens). Instellingen "Annotation User Box" 2-178 Item Definitie User Box Number Toont het gebruikersboxnummer.
Instelitems volgens bewerking 2.46.4 2 Een nieuwe systeemgebruikersbox maken ! Detail Als de optionele fax is geïnstalleerd, kunnen "Bulletin Board gebruikersbox" en "Relay gebr.box" worden geselecteerd. Create System User Box 1 Selecteer het tabblad Box in de beheerdersfunctie van Web Connection. 2 Selecteer "Create System User Box".
Instelitems volgens bewerking 2 Wanneer "Relay User Box" is geselecteerd Item Definitie User Box Number Geef het registratienummer op van de box die moet worden gemaakt ("Use opening number" of "Direct input"). User Box Name Geef de gebruikersboxnaam op (tot 20 tekens). Om het gebruikersboxwachtwoord op te geven, schakelt u het selectievakje "Use Box Password" in en geeft u het wachtwoord op (tot 8 tekens). Relay Address Geef het relay-adres op.
Instelitems volgens bewerking 2.47 2 Instelling tabblad Print Setting Dit gedeelte beschrijft andere items die kunnen worden opgegeven op het tabblad Print Setting van Web Connection. % Geef op het tabblad Print Setting de instellingen op voor de afdrukfunctie van deze machine. ! Detail Raadpleeg de handleiding – Afdrukbewerkingen voor meer informatie over de afdrukfunctie. 2.47.1 De basisinstellingen voor de afdrukfunctie opgeven % Geef de basisinstellingen op voor de afdrukfunctie.
Instelitems volgens bewerking 2 Item Definitie Spool Print Jobs in HDD before RIP Selecteer of een afdrukopdracht in wachtrij moet worden geplaatst op de HDD. Banner Sheet Setting Bepaal of de eerste pagina op lang papier moet worden afgedrukt. Banner Sheet Paper Tray Selecteer de standaard papierlade die wordt gebruikt voor het afdrukken op lang papier.
Instelitems volgens bewerking 2 PS Setting 1 Selecteer het tabblad Print Setting in de beheerdersfunctie van Web Connection. 2 Selecteer "PS Setting". Item Definitie PS Error Print Geef op of het foutbericht moet worden afgedrukt wanneer er een fout optreedt tijdens de PS-rastering. ICC Profile Settings Geef het ICC-profiel op. Photo Geef de standaardwaarde van het profiel op wanneer "Photo" is geselecteerd door het printerstuurprogramma.
Instelitems volgens bewerking 2 XPS Settings 2.47.3 1 Selecteer het tabblad Print Setting in de beheerdersfunctie van Web Connection. 2 Selecteer "XPS Settings". Item Definitie Verify XPS Digital Signature Geef op of de digitale handtekening moet worden gecontroleerd. Wanneer "ON" is geselecteerd, wordt het document zonder een geldige handtekening niet afgedrukt. Print XPS Errors Geef op of het foutbericht moet worden afgedrukt wanneer er een fout optreedt tijdens de XPS-afdruk.
Instelitems volgens bewerking 2.48 2 Instellingen tabblad Store Address Vanaf het tabblad Store Address kunnen de verzendbestemmingen en gebruikersboxbewerkingen voor het opslaan van gegevens worden geregistreerd en kunnen hun instellingen worden gewijzigd. ! Detail Wanneer gebruikers de toestemming hebben adressen te registreren, is de adresregistratie en wijziging ook beschikbaar in de gebruikersfunctie.
Instelitems volgens bewerking 2 Item Definitie [New Registration] Registreert een nieuwe bestemming in het adresboek. Search from Number Selecteer een bereik van registratienummers en klik vervolgens op de knop [Go] om de lijst van bestemmingen van het geselecteerde nummer weer te geven. Search from Index Selecteer de zoektekst en klik vervolgens op [Go] om de lijst van bestemmingen van de geselecteerde teksten weer te geven. No. Toont het registratienummer.
Instelitems volgens bewerking 2 Wanneer "SMB" is geselecteerd met [New Registration] Item Definitie No. Geef het registratienummer op ("Use opening number" of "Direct Input"). Name Voer de adresnaam in (tot 24 tekens). Index Geef de indextekens op voor de bestemming. Om de bestemming normaal weer te geven op het bedieningspaneel, schakelt u het selectievakje "Main" in. Host Address Geef het IP-adres van de computer van de bestemming op.
Instelitems volgens bewerking 2 Wanneer "Fax" is geselecteerd met [New Registration] ! Detail Verschijnt alleen als de optionele faxkit is geïnstalleerd. Item Definitie No. Geef het registratienummer op ("Use opening number" of "Direct Input"). Name Voer de adresnaam in (tot 24 tekens). Index Geef de indextekens op voor de bestemming. Om de bestemming normaal weer te geven op het bedieningspaneel, schakelt u het selectievakje "Main" in.
Instelitems volgens bewerking 2.48.2 2 Een groepsbestemming registreren of bewerken % Registreer een nieuwe groepsbestemming of wijzig de instellingen van de groepsbestemmingen. – Registreer meerdere adressen als een groepsbestemming door ze te groeperen. – Gebruik deze functie om de fax te verzenden. – Om adressen in een groep te registreren, moeten ze vooraf in het adresboek zijn geregistreerd. Group 1 Selecteer het tabblad Store Address in de beheerdersfunctie van Web Connection.
Instelitems volgens bewerking 2 2.48.3 Een programmabestemming registreren of bewerken % Registreer een nieuwe groepsbestemming of wijzig de instellingen van de programmabestemmingen. – Programmabestemmingen kunnen worden geregistreerd door de gegevens van het adres, de communicatie en het origineel te combineren. Programm address 2-190 1 Selecteer het tabblad Store Address in de beheerdersfunctie van Web Connection. 2 Selecteer "Program".
Instelitems volgens bewerking 2 Wanneer "E-mail" is geselecteerd met [Registration] Item Definitie No. Toont het registratienummer. Name Voer de registratienaam in (tot 24 tekens). Destination Information Geef de adresgegevens op. Selecteer "Select from Address Book" of "Direct Input". Resolution Stelt de resolutie in. File Type Geef de bestandsindeling op. File Name Geef de bestandsnaam op (tot 30 tekens). Page Setting Geef de eenheid op van de gegevens die moet worden opgeslagen.
Instelitems volgens bewerking 2 Wanneer "FTP" is geselecteerd met [Registration] 2-192 Item Definitie No. Toont het registratienummer. Name Voer de registratienaam in (tot 24 tekens). Destination Information Geef de adresgegevens op. Selecteer "Select from Address Book" of "Direct Input". Resolution Stelt de resolutie in. File Type Geef de bestandsindeling op. File Name Geef de bestandsnaam op (tot 30 tekens). Page Setting Geef de eenheid op van de gegevens die moet worden opgeslagen.
Instelitems volgens bewerking 2 Wanneer "SMB" is geselecteerd met [Registration] Item Definitie No. Toont het registratienummer. Name Voer de registratienaam in (tot 24 tekens). Destination Information Geef de adresgegevens op. Selecteer "Select from Address Book" of "Direct Input". Resolution Stelt de resolutie in. File Type Geef de bestandsindeling op. File Name Geef de bestandsnaam op (tot 30 tekens). Page Setting Geef de eenheid op van de gegevens die moet worden opgeslagen.
Instelitems volgens bewerking 2 Wanneer "WebDAV" is geselecteerd met [Registration] 2-194 Item Definitie No. Toont het registratienummer. Name Voer de registratienaam in (tot 24 tekens). Destination Information Geef de adresgegevens op. Selecteer "Select from Address Book" of "Direct Input". Resolution Stelt de resolutie in. File Type Geef de bestandsindeling op. File Name Geef de bestandsnaam op (tot 30 tekens). Page Setting Geef de eenheid op van de gegevens die moet worden opgeslagen.
Instelitems volgens bewerking 2 Wanneer "User Box" is geselecteerd met [Registration] Item Definitie No. Toont het registratienummer. Name Voer de registratienaam in (tot 24 tekens). Destination Information Geef de adresgegevens op. Selecteer "Select from Address Book" of "Direct Input". Resolution Stelt de resolutie in. File Type Geef de bestandsindeling op. File Name Geef de bestandsnaam op (tot 30 tekens). Page Setting Geef de eenheid op van de gegevens die moet worden opgeslagen.
Instelitems volgens bewerking 2 Wanneer "Fax" is geselecteerd met [Registration] 2-196 Item Definitie No. Toont het registratienummer. Name Voer de registratienaam in (tot 24 tekens). Destination Information Geef de adresgegevens op. Selecteer "Select from Address Book" of "Direct Input". Resolution Stelt de resolutie in. File Type Geef de bestandsindeling op. Simplex/Duplex Geef op of het origineel tweezijdig is.
Instelitems volgens bewerking 2 Wanneer "IP Address Fax" is geselecteerd met [Registration] Item Definitie No. Toont het registratienummer. Name Voer de registratienaam in (tot 24 tekens). Destination Information Geef de adresgegevens op. Selecteer "Select from Address Book" of "Direct Input". Resolution Stelt de resolutie in. File Type Geef de bestandsindeling op. Simplex/Duplex Geef op of het origineel tweezijdig is.
Instelitems volgens bewerking 2 Wanneer "Internet Fax" is geselecteerd met [Registration] 2-198 Item Definitie No. Toont het registratienummer. Name Voer de registratienaam in (tot 24 tekens). Destination Information Geef de adresgegevens op. Selecteer "Select from Address Book" of "Direct Input". Resolution Stelt de resolutie in. Subject Geef het e-mailonderwerp op. Om het standaardonderwerp te gebruiken, selecteert u "Not Specified".
Instelitems volgens bewerking 2 Wanneer "Group" is geselecteerd met [Registration] Item Definitie No. Toont het registratienummer. Name Voer de registratienaam in (tot 24 tekens). Destination Information Geef de adresgegevens op. Selecteer "Select from Address Book" of "Direct Input". Resolution Stelt de resolutie in. File Type Geef de bestandsindeling op. File Name Geef de bestandsnaam op (tot 30 tekens). Page Setting Geef de eenheid op van de gegevens die moet worden opgeslagen.
Instelitems volgens bewerking 2 Wanneer "No Destination" is geselecteerd met [Registration] 2-200 Item Definitie No. Toont het registratienummer. Name Voer de registratienaam in (tot 24 tekens). Resolution Stelt de resolutie in. File Type Geef de bestandsindeling op. File Name Geef de bestandsnaam op (tot 30 tekens). Page Setting Geef de eenheid op van de gegevens die moet worden opgeslagen. Subject Geef het e-mailonderwerp op.
Instelitems volgens bewerking 2.48.4 2 Bestemmingen die tijdelijk moeten worden gebruikt, registreren of bewerken % Registreer bestemmingen die tijdelijk moeten worden gebruikt of wijzig de instellingen van de tijdelijk gebruikte bestemmingen. ! Detail Als "Handmatige adresinvoer" is ingesteld op "Toestaan", wordt "Tijd. sneltoets" weergegeven. Geef de instellingen op voor "Handmatige adresinvoer" via het bedieningspaneel.
Instelitems volgens bewerking 2 Text 2.48.6 1 Selecteer het tabblad Store Address in de beheerdersfunctie van Web Connection. 2 Selecteer "Text". 3 Selecteer [Edit]. Item Definitie No. Toont het registratienummer. Text Registreer de e-mailtekst (tot 256 tekens).
Instelitems volgens bewerking 2 Voor WalkUp Fax No. Knopnaam Functienaam Toetsenbordtype Standaardwaarde Opties 1 Sender Name (CS) Name ASCII Walkup - 2 Fax Number (CS) PersonalFaxNumber ASCII - - 3 TEL Number (CS) PersonalVoiceNumber ASCII - - 4 Subject Subject ASCII - - 5 BillingCode1 BillingCode1 ASCII - - 6 BillingCode2 BillingCode2 ASCII - - Voor fax met account No.
Instelitems volgens bewerking 2 No. Knopnaam Functienaam Toetsenbordtype Standaardwaarde Opties 6 BillingCode2 BillingCode2 ASCII - - 7 CoverSheet Type CoverSheet - - - 8 Document PW DocumentPassword ASCII - - 9 Delivery Method Delivery - - Secure Application Registration 2-204 1 Selecteer het tabblad Store Address in de beheerdersfunctie van Web Connection. 2 Selecteer "Application Registration". 3 Selecteer [Registration/Edit]. 4 Selecteer het sjabloontype.
Instelitems volgens bewerking 2 Function Settings Item Definitie No. Toont het nummer van het geselecteerde item. Button Name Geef de naam op van de knop (tot 16 tekens). Function Name Geef de functienaam op. Message on Panel Voer de naam in die op het scherm moet worden weergegeven (max. 32 tekens). Display Method Bepaal of de naam moet worden weergegeven. Default Value Voer de standaardwaarde in.
Instelitems volgens bewerking 2 2.48.7 Het invoeren van e-mailadressen vereenvoudigen % Om het invoeren van e-mailadressen te vereenvoudigen, moet u Prefix/Suffix registreren. Prefix/Suffix 2-206 1 Selecteer het tabblad Store Address in de beheerdersfunctie van Web Connection. 2 Selecteer "Prefix/Suffix". 3 Selecteer [Edit]. Item Definitie No. Toont het registratienummer. Prefix Registreer de prefix (tot 20 tekens). Suffix Registreer de suffix (tot 64 tekens).
3 Netwerkinstelling
Netwerkinstelling 3 3 Netwerkinstelling 3.1 Het scherm Netwerkinstelling weergeven Via de netwerkinstellingen kunt u doelgerichte instellingen opgeven met het bedieningspaneel van de machine. De netwerkinstellingen openen vanaf het scherm Beheerderinstelling. Voer de volgende stappen uit om het scherm Netwerkinstelling weer te geven. 1 Druk op de toets [Hulpprogramma]. 2 Druk op [3 Beheerderinstelling].
Netwerkinstelling 3 3 Voer het wachtwoord in en druk op [OK]. Het scherm Beheerderinstelling wordt weergegeven.
Netwerkinstelling 4 3 Druk op [5 Netwerkinstelling] in het scherm Beheerderinstelling. Het scherm Netwerkinstelling wordt weergegeven. Scherm 1/2 Scherm 2/2 2 Let op Om alle wijzigingen toe te passen op de netwerkinstellingen, moet de machine worden uitgeschakeld en opnieuw ingeschakeld. Wanneer u de hoofdvoedingsschakelaar uitschakelt en opnieuw inschakelt, moet u min. 10 seconden wachten voordat u de machine opnieuw inschakelt. Anders zal de machine niet correct werken.
Netwerkinstelling 3 3.2 Menulijst Netwerkinstelling Raadpleeg deze menulijst wanneer u doelgerichte instellingen opgeeft via het bedieningspaneel van deze machine. Dit gedeelte beschrijft de knoppen die beschikbaar zijn wanneer u op [5 Netwerkinstelling] drukt. ! Detail Raadpleeg "Het scherm Netwerkinstelling weergeven" op pagina 3-3 voor details over het weergeven het scherm Netwerkinstelling.
Netwerkinstelling 3 Menu eerste niveau Menu tweede niveau Menu derde niveau IP toegang toestaan Activeren Bereik 1 tot 5 Menu vierde niveau Menu vijfde niveau Algemeen adres Prefixlengte Uitschakelen IP toegang weigeren Activeren Bereik 1 tot 5 Uitschakelen IPv6- instellingen Auto IPv6-inst.
Netwerkinstelling 3 [2] NetWare instelling Menu eerste niveau Menu tweede niveau Menu derde niveau Menu vierde niveau IPX-instelling AAN Ethernet Frametype Auto detectie Menu vijfde niveau 802.2 802.3 Ethernet II 802.3SNAP UIT NetWareafdrukinstel. AAN PServer Printserver naam Printserver wachtwoord Polling interval Bindery/NDS instelling NDS NDS/Bindery File servernaam NDS context naam NDS tree naam Nprinter/Rprinter Printserver naam Printernummer UIT Status Gebruikersauth.
Netwerkinstelling Menu eerste niveau 3 Menu tweede niveau Menu derde niveau Menu vierde niveau Menu vijfde niveau Menu eerste niveau Menu tweede niveau Menu derde niveau Menu vierde niveau Menu vijfde niveau FTP TX-instel. AAN Proxy serveradres Hostnaam invoeren Wacht woord realm [4] FTP-instellingen IPv4-adresinvoer IPv6-adresinvoer Proxyserver Poortnummer Poortnr.
Netwerkinstelling 3 [6] LDAP instelling Menu eerste niveau Menu tweede niveau Activering LDAP AAN/UIT Instellen LDAP LDAP-servernaam Menu derde niveau Menu vierde niveau Menu vijfde niveau Max. aantal zoekresultaten Time-out Initiële instel.
Netwerkinstelling 3 [7] E-mailinstellingen Menu eerste niveau Menu tweede niveau Menu derde niveau E-Mail TX (SMTP) Scan naar E-mail AAN/UIT Statusmelding AAN/UIT Totaalteller melding AAN/UIT SMTP Serveradres Menu vierde niveau Menu vijfde niveau AAN Gebr.-ID Hostnaam invoeren IPv4-adresinvoer IPv6-adresinvoer Binary Division AAN/UIT Opgesplitst e-mailformaat Verbindingstime-out Servercapaciteit SSL- instellingen SMTP over SSL TLS starten UIT Poortnr.
Netwerkinstelling 3 Menu eerste niveau Menu tweede niveau Menu derde niveau Menu vierde niveau S/MIME communicatie-instelling AAN Digitale handtekening Nooit ondertekenen Menu vijfde niveau Altijd ondertek. Select. bij verz. Coderingsmeth. e-mailtekst RC2-40 RC2-64 RC2-128 DES 3DES AES-128 AES-192 AES-256 S/MIME- informatie afdr.
Netwerkinstelling 3 Menu eerste niveau Menu tweede niveau Menu derde niveau SNMP v3-instelling Beveiligingsniveau UIT Menu vierde niveau Menu vijfde niveau Menu vierde niveau Menu vijfde niveau Menu vierde niveau Menu vijfde niveau authenticatiewachtwoord auth.wachtwoord/priv.wachtwoord Wachtwoordinstelling (schrijven) Lees authenticatie Lees priv. Schrijf authenticatie Schrijf priv.
Netwerkinstelling 3 Het scherm Netwerkinstelling (2/2) De volgende instelitems zijn beschikbaar vanaf het scherm Netwerkinstelling (2/2).
Netwerkinstelling 3 [3] WebDAV Clientinstellingen Menu eerste niveau Menu tweede niveau Menu derde niveau Menu vierde niveau WebDAV clientinstelling AAN Proxy serveradres Hostnaam invoeren Menu vijfde niveau IPv4-adresinvoer IPv6-adresinvoer Proxyserver Poortnummer Gebr.naam Wacht woord Verbindingstime-out UIT [4] Webservice-instellingen Menu eerste niveau Menu tweede niveau Menu derde niveau Gedeelde Webservice- instellingen Vriendelijke naam SSL- instellingen AAN/UIT Afdrukinstel.
Netwerkinstelling 3 Detailinstellingen Menu eerste niveau Menu tweede niveau Apparaat instellen MAC adres Netwerksnelheid Menu derde niveau Menu vierde niveau Menu vijfde niveau Auto instelling 10Mbps Half Duplex 10Mbps Full Duplex 100 Mbps Half Dup. 100 Mbps Full Dup.
4 Bijlage
Bijlage 4 4 Bijlage 4.1 Productspecificaties (Netwerkfuncties) Item Specificaties Type Ingesloten Frametype IEEE802.2/802.3/Ethernet II/IEEE802.
Bijlage 4 4.2 4-4 Woordenlijst Term Beschrijving 10Base-T/ 10B100Base-TX/ 1000Base-T Een reeks specificaties onder de Ethernet-standaarden. Gebruikt kabels die bestaan uit paren gedraaide koperen draden. De overdrachtsnelheid van 10Base-T is 10 Mbps, van 100Base-TX 100 Mbps en van 1000Base-T 1.000 Mbps. 2in1 Dit is een functie om de paginaset te verzenden als een dubbele pagina door het document van 2 pagina's op 1 vel samen te voegen.
Bijlage 4 Term Beschrijving Bonjour Macintosh-netwerktechnologie voor het automatisch detecteren van apparaten die verbonden zijn met het netwerk en voor het opgeven van instellingen. Deze technologie werd eerder "Rendezvous" genoemd, maar de naam werd gewijzigd naar "Bonjour" vanaf Mac OS X v10.4. BOOTP Afkorting voor Bootstrap Protocol. Een protocol waarmee een clientcomputer op een TCP/IP-netwerk automatisch de netwerkinstellingen van de server opgeeft. Momenteel wordt vooral DHCP gebruikt.
Bijlage 4 4-6 Term Beschrijving DSN Afkorting voor Delivery Status Notifications. Een bericht met de statusmelding van de levering dat wordt teruggestuurd naar de afzender op het ogenblik dat de e-mail is ontvangen op de e-mailserver van de ontvanger. Dynamische authenticatie (LDAP instelling) Een Authenticatiemethode-optie voor het verbinden met de LDAP-server vanaf het multifunctionele product.
Bijlage 4 Term Beschrijving GSS-SPNEGO/ Simple/Digest MD5 Authenticatiemethoden voor het aanmelden op een LDAP-server. De authenticatiemethode (GSS-SPENGO, SIMPLE of Digest MD5) voor de LDAP-server verschilt afhankelijk van de server die wordt gebruikt en de serverinstellingen. Halftoon De methode om de lichte en donkere gedeelten van een afbeelding te produceren door de grootte van de zwarte en witte punten te variëren.
Bijlage 4 4-8 Term Beschrijving Kader wissen Met deze functie kan de zwarte schaduw rond het document worden gewist om vervolgens de fax te verzenden. Dit kan bijvoorbeeld gebeuren tijdens het scannen van het document dat als een boekje is gevormd of wanneer een document wordt gescand terwijl de ADF open is. Kerberos Een soort netwerkverificatiesysteem dat door Windows 2000 of hoger wordt gebruikt. Wordt gebruikt bij de Active Directory-verificatie.
Bijlage 4 Term Beschrijving NDS Afkorting voor Novell Directory Services. De servers en printers op een netwerk en de gedeelde bronnen van de gebruikersgegevens, evenals de toegangsbevoegdheden van de gebruiker voor deze items, kunnen worden geconsolideerd in de hiërarchische structuur. NetBEUI Afkorting voor NetBIOS Extended User Interface. Een netwerkprotocol dat door IBM werd ontwikkeld. Door gewoon de computernaam op te geven kunt u een klein netwerk bouwen.
Bijlage 4 4-10 Term Beschrijving Poortnummer Het nummer dat de transmissiepoort identificeert voor elk proces dat wordt uitgevoerd op een computer in het netwerk. Eenzelfde poort kan slechts voor één proces tegelijk worden gebruikt. POP Afkorting voor Post Office Protocol. Een protocol voor het ophalen van e-mailberichten van een e-mailserver. Op dit ogenblik wordt POP3 (de derde versie van POP) het vaakst gebruikt. POP vóór SMTP auth.
Bijlage 4 Term Beschrijving Remote RX- inst. Een functie om een richtlijn te geven voor het ontvangen van een oproep via een externe telefoon, door middel van een extern ontvangstnummer. Resolutie Toont de capaciteit om de details van de afbeeldingen te reproduceren en de onderwerpen correct af te drukken. RGB Afkorting voor rood, groen en blauw.
Bijlage 4 4-12 Term Beschrijving Standaardwaarde De instelwaarde die vooraf werd opgegeven op het ogenblik dat de machine de fabriek heeft verlaten. Sommige standaardinstellingen kunnen via het instellingenmenu worden gewijzigd. Het is handig om vaak gebruikte waarden in te stellen als de standaardinstellingen op basis van de gebruiksvoorwaarden. Stuurprogramma Software die werkt als een brug tussen een computer en een randapparaat.
Bijlage 4 Term Beschrijving Verzenden Een nummer kiezen. Hiermee wordt een document verzonden of wordt een nummer gekozen voor het afvragen in het geval van een faxverzending. Verzending tijdelijk doorsturen Dit is een functie om het ontvangen document in wachtrij handmatig door te sturen door de knop voor de bevestiging van de instelling op het bedieningspaneel in te drukken.
4 4-14 Bijlage CS 193/173/163
5 Index
Index 5 5 Index 2-zijdige afdruk 2-181 A Alle bestemmingen formatteren 2-166 Afmelden 2-173 Aanmelden 2-8 Annotatie gebruikersbox 2-177, 2-179 Active Directory 2-130 Adresboek 2-185 Adresregistratie 2-172 AppleTalk 2-91 AppleTalk instelling 3-6 APOP-authenticatie 2-38 B Beheerder wachtwoord 2-174 Beheerderinstelling 3-3 Beheerderfunctie 2-8, 2-173 Beveiliging 2-170 Bulletin Board gebruikersbox 2-177, 2-179 Bonjour 2-90 Bonjourinstellingen 3-6 C Certificaat 2-10, 2-17, 2-18, 2-19 Codering 2-71 Counter
Index 5 M Machine Setting 2-62 Machine-authenticatie 2-125 MAC adres 2-4 MDN-aanvraag 2-64 MDN-antwoord 2-69 N Nieten 2-181 Netwerk instelling wissen 2-164 Netwerkfaxinstellingen 3-14 Netwerkinstelling 3-3, 3-6 Netwerksnelheid 2-4 NetBIOS naam 2-83 NetWare 2-92 NetWare instelling 3-6 NDPS 2-96 NDS 2-138 NTLM 2-26 NTLM-authenticatie 2-134 NTP 2-24 O Onderhoud 2-160 Onderwerp 2-201 Ondersteun bewerking 2-167 Openbare gebruiker 2-171 OpenAPI 2-156, 2-158 P Papiercassette 2-181 Permission of Address Change
Index CS 193/173/163 5 5-5
5 5-6 Index CS 193/173/163
Commentaarformulier voor de lezer Commentaarformulier voor de lezer Vragen Vindt u deze handleiding nauwkeurig? O Ja O Nee Kon u na het lezen van deze handleiding het product bedienen? O Ja O Nee Geeft deze handleiding voldoende achtergrondinformatie? O Ja O Nee Is deze handleiding geschikt wat het formaat, de leesbaarheid en de structuur (layout, volgorde van de hoofdstukken, enzovoort) betreft? O Ja O Nee Kon u de informatie vinden die u nodig had? O Altijd O Meestal O Soms O Nooit Wat hebt u gebruikt om
Commentaarformulier voor de lezer Datum: Dit commentaarformulier is ingevuld door: (Indien u anoniem wenst te blijven, vul dan wel graag uw beroep in.) Naam: Beroep: Bedrijf: Telefoonnummer: Adres: Plaats: Land: Stuur dit formulier op naar: Océ-Technologies B.V. Ter attentie van ITC-gebruikersdocumentatie. Postbus 101 5900 MA Venlo Nederland E-mailadres: itc-userdoc@oce.com Kijk voor adressen van lokale Océ-organisaties op: http://www.oce.
Adressen van Océ-vestigingen Adressen van Océ-vestigingen [80] Océ-Australia Ltd. P.O. Box 363 Ferntree Gully MDC Vic 3165 Australia http://www.oce.com.au/ Océ-Österreich GmbH Postfach 95 1233 Wenen Austria http://www.oce.at/ Océ-Belgium N.V./S.A. J. Bordetlaan 32 1140 Brussel Belgium http://www.oce.be/ Océ-Brasil Comércio e Indústria Ltda. Av. das Nações Unidas, 11.857 Brooklin Novo São Paulo-SP 04578-000 Brasil http://www.oce-brasil.com.br/ Océ-Canada Inc.
Adressen van Océ-vestigingen Océ-Hungaria Kft. 1241 Budapest Pf.: 237 Hungary http://www.oce.hu/ Océ Ireland Ltd. 3006 Lake Drive Citywest Business Campus Saggart Co. Dublin Ireland http://www.oce.ie/ Océ-Italia S.p.A. Strada Padana Superiore 2/B 20063 Cernusco sul Naviglio (MI) Italia http://www.oce.it/ Océ Japan Corporation 3-25-1, Nishi Shinbashi Minato-Ku Tokio 105-0003 Japan http://www.ocejapan.co.jp/ Océ-Belgium S.A. Rue Astrid 2/A 1143 Luxembourg-Belair http://www.oce.lu/ Océ Malaysia Sdn. Bhd.
Adressen van Océ-vestigingen Océ España SA Business Park Mas Blau Osona, 2 08820 El Prat de Llobregat Barcelona Spain http://www.oce.es/ Océ-Svenska AB Sollentunavägen 84 191 27 Sollentuna Sweden http://www.oce.se/ Océ-Schweiz AG Sägereistrasse 10 CH8152 Glattbrugg Schweiz http://www.oce.ch/ Océ (Thailand) Ltd. B.B. Building 16/Floor 54 Asoke Road Sukhumvit 21 Bangkok 10110 Thailand Océ-Nederland B.V. Postbus 800 5201 AV 's-Hertogenbosch The Netherlands http://www.oce.