Gebruikershandleiding Nokia E70 9242127 Uitgave 3
OVERENSSTEMMELSESERKLÆRING Hierbij verklaart, NOKIA CORPORATION, dat het toestel RM-10 in overeenstemming is met de essentiële eisen en de andere relevante bepalingen van richtlijn 1999/5/EG. Een kopie van de conformiteitsverklaring kunt u vinden op de volgende website:http://www.nokia.com/phones/declaration_of_conformity/.
Inhoudsopgave Voor uw veiligheid.......................................................................6 Informatie over het apparaat................................................................6 NETWERKDIENSTEN....................................................................................6 Toebehoren, batterijen en laders.........................................................7 1. Aan de slag................................................................................
Inhoudsopgave Speciale berichten...................................................................................43 Dienstopdrachten verzenden...........................................................43 6. Connectiviteit.........................................................................45 Internettoegangspunten......................................................................45 Een internettoegangspunt voor gegevensoproepen definiëren..........................................................
Inhoudsopgave Beveiligingsinstellingen........................................................................79 Netwerkinstellingen...............................................................................79 Toebehoreninstellingen........................................................................80 Instellingen Teksttelefoon................................................................80 12. Organiser...............................................................................81 Agenda....
Voor uw veiligheid Lees deze eenvoudige richtlijnen. Het niet opvolgen van de richtlijnen kan gevaarlijk of onwettig zijn. Lees de volledige gebruikershandleiding voor meer informatie. SCHAKEL HET APPARAAT ALLEEN IN ALS HET VEILIG IS Schakel het apparaat niet in als het gebruik van mobiele telefoons verboden is of als dit storing of gevaar zou kunnen opleveren. VERKEERSVEILIGHEID HEEFT VOORRANG Houd u aan de lokale wetgeving. Houd terwijl u rijdt uw handen vrij om uw voertuig te besturen.
Voor uw veiligheid Mogelijk krijgt u van uw serviceprovider extra instructies voor het gebruik van de diensten en informatie over de bijbehorende kosten. Bij sommige netwerken gelden beperkingen die het gebruik van netwerkdiensten negatief kunnen beïnvloeden. Zo bieden sommige netwerken geen ondersteuning voor bepaalde taalafhankelijke tekens en diensten. Het kan zijn dat uw serviceprovider verzocht heeft om bepaalde functies uit te schakelen of niet te activeren in uw apparaat.
1. Aan de slag Opmerking: Het kan zijn dat uw serviceprovider heeft verzocht om bepaalde functies in uw apparaat uit te schakelen of niet te activeren. In dat geval worden deze functies niet in het menu weergegeven. Verder is uw apparaat mogelijk speciaal geconfigureerd voor uw netwerkoperator. Deze configuratie kan wijzigingen in pictogrammen, menunamen en de volgorde van de menu's tot gevolg hebben. Neem contact op met uw serviceprovider voor meer informatie.
Aan de slag 5. Plaats de klemmetjes van de achtercover in de daarvoor bestemde openingen (1) en schuif de cover in de richting van de pijl (2). In plaats van een SIM-kaart kunt u ook gebruikmaken van een USIM-kaart. Deze uitgebreide variant van de SIM-kaart wordt ondersteund door mobiele UMTS-telefoons (netwerkdienst). Neem contact op met uw serviceprovider voor meer informatie en instellingen. Een geheugenkaart plaatsen Als u een geheugenkaart hebt, volgt u de aanwijzingen om deze te plaatsen.
Aan de slag 3. U schakelt het apparaat uit door op de aan/uit-toets te drukken. Tip: Wanneer u het apparaat inschakelt, wordt mogelijk de SIM-kaartprovider herkend en worden de juiste instellingen voor tekstberichten, multimediaberichten en GPRS automatisch geconfigureerd. Als dat niet het geval is, neemt u contact op met uw serviceprovider voor de juiste instellingen of gebruikt u de toepassing Instelwizrd.
Aan de slag Toetsen en onderdelen Klep geopend 1 — Verlichtingstoets. Druk op de toets om het toetsenblok een bepaalde tijd te verlichten. 2 — Aan/uit-toets 3 — Selectietoetsen 4 — Internettoets. Houd de toets ingedrukt vanuit de standby-modus om op internet te surfen. 5 — Wistoets (Backspace) 6 — Chr-toets. Druk op de Chr-toets om een tekentabel te openen waarin u speciale tekens kunt selecteren. 7 — Menu-toets. Druk op de Menu-toets om de toepassingen in het apparaat te openen.
Aan de slag 1 — Aan/uit-toets 2 — Luidspreker 3 — Infraroodpoort 4 — Linkerselectietoets, joystick en rechterselectietoets. Druk op een van de twee selectietoetsen om de functie uit te voeren die boven de selectietoets wordt weergegeven in het display. Druk op de joystick om een selectie in te voeren of om veelgebruikte functies in verschillende toepassingen te openen. Gebruik de joystick om naar links, naar rechts, omhoog en omlaag over het display te bewegen.
Aan de slag Antenne's Uw apparaat heeft twee interne antennes. Opmerking: Zoals voor alle radiozendapparatuur geldt, dient onnodig contact met beide antennes te worden vermeden als het apparaat is ingeschakeld. Het aanraken van de antenne kan een nadelige invloed hebben op de gesprekskwaliteit en kan ervoor zorgen dat het apparaat meer stroom verbruikt dan noodzakelijk is.
Aan de slag 1 — Serviceprovider 2 — Indicator signaalsterkte 3 — Opdracht voor linkerselectietoets 4 — Opdracht voor rechterselectietoets 5 — Indicator batterijcapaciteit Snelkoppelingen in de standby-modus In de standby-modus kunt u de volgende snelkoppelingen gebruiken. Deze snelkoppelingen zijn gewoonlijk niet beschikbaar in de actieve standby-modus, waarin de joystick wordt gebruikt om te bladeren. Druk op de beltoets om de laatst gekozen telefoonnummers weer te geven.
Aan de slag en Geven de telefoonlijn aan die u hebt geselecteerd als u een abonnement voor twee telefoonlijnen hebt (netwerkdienst). Alle oproepen worden naar een ander nummer doorgeschakeld. Er is een hoofdtelefoon aangesloten op het apparaat. De verbinding met een Bluetooth-hoofdtelefoon is verbroken. Er is een handsfree carkit aangesloten op het apparaat. Er is een hoorapparaat aangesloten op het apparaat. Er is een Teksttelefoon aangesloten op het apparaat.
Aan de slag Typ het eerste deel van een samenstelling en bevestig dit door de joystick naar rechts te drukken. Typ het laatste deel van het samengestelde woord. Voltooi het samengestelde woord door een spatie in te voeren met 0. Druk op de wijzigtoets en selecteer Tekstvoorspelling > Uit als u tekstinvoer met tekstvoorspelling voor alle editors in het apparaat wilt uitschakelen. Tekst naar het klembord kopiëren 1. Houd de wijzigtoets ingedrukt om letters en woorden te selecteren.
Aan de slag Menu > Instrumenten > Geheugenkaart > Opties > Reservekopie. Als u de informatie wilt terugzetten van de geheugenkaart naar het apparaatgeheugen, selecteert u Menu > Instrumenten > Geheugenkaart > Opties > Herst. vanaf kaart. Als u de geheugenkaart wilt verwijderen, drukt u op de aan/uit-toets en selecteert u Geheugenkrt verw.. Verwijder de geheugenkaart niet terwijl er een bewerking met de kaart plaatsvindt.
Aan de slag Inhoud uitwisselen tussen apparaten U kunt inhoud, zoals contactpersonen, van een compatibel Nokia-apparaat overbrengen naar uw Nokia E70 via Bluetooth of infrarood. Het soort inhoud dat kan worden overgebracht, is afhankelijk van het type apparaat. Als het andere apparaat synchronisatie ondersteunt, kunt u ook gegevens synchroniseren tussen het andere apparaat en uw Nokia E70.
2. Het apparaat Wanneer u het apparaat inschakelt, wordt mogelijk de SIM-kaartprovider herkend en worden de juiste instellingen voor tekstberichten, multimediaberichten en GPRS automatisch geconfigureerd. U kunt de instellingen ook ontvangen in een speciaal tekstbericht van uw serviceprovider. Menu Het Menu is een beginpunt van waaruit u alle toepassingen in de communicator of op een geheugenkaart kunt openen. Het Menu bevat toepassingen en mappen, waarin soortgelijke toepassingen zijn samengebracht.
Het apparaat Als u verschillende items wilt selecteren, bijvoorbeeld berichten, bestanden of contacten, drukt u de joystick omhoog, omlaag, naar links of naar rechts om het gewenste item te markeren. Selecteer Opties > Markeringen aan/uit > Markeren om één item te selecteren of Opties > Markeringen aan/uit > Alle markeren om alle items te selecteren.
3. Bellen Wanneer het apparaat is vergrendeld, kunt u soms nog wel het geprogrammeerde alarmnummer kiezen. Als u een nummer wilt kiezen terwijl het apparaat in het profiel Offline staat, moet u mogelijk de beveiligingscode intoetsen en het apparaat instellen op een belprofiel voordat u een nummer kiest, ook als het een alarmnummer betreft.
Bellen Aannemen — Een inkomende oproep beantwoorden tijdens een gesprek als Oproep in wachtrij actief is. Weigeren — Een inkomende oproep weigeren tijdens een gesprek als Oproep in wachtrij actief is. Toetsblk. blokkeren — Toetsen blokkeren tijdens een gesprek. Conferentie — Een actief gesprek en een gesprek in de wachtstand samenvoegen in een conferentiegesprek (netwerkdienst). Privé — Een privégesprek voeren met een geselecteerde deelnemer in het conferentiegesprek (netwerkdienst).
Bellen Blokkeren van internetoproepen Als u oproepen via internet wilt blokkeren, selecteert u Menu > Instrum. > Instell. > Oproepblokk. > Internetopr. blokk.. Als u internetoproepen van anonieme bellers wilt blokkeren, selecteert u Anonieme oproepen > Aan. DTMF-tonen verzenden U kunt DTMF-tonen (Dual Tone Multi-Frequency) verzenden tijdens een actieve oproep om de voicemailbox of andere telefoondiensten te besturen.
Bellen Logboekinstellingen Als u wilt instellen hoe lang communicatiegebeurtenissen in het Logboek bewaard moeten blijven, selecteert u Opties > Instellingen > Duur vermelding log, gevolgd door een optie in de lijst en OK. Als u tijdens een oproep de duur van de oproep wilt zien, selecteert u Opties > Instellingen > Duur oproep tonen > Ja. Push to talk (P2T) Selecteer Menu > Connect. > P2T.
Bellen P2T-oproepen Waarschuwing: Houd het apparaat niet dicht bij uw oor wanneer de luidspreker wordt gebruikt, aangezien het volume erg luid kan zijn. Selecteer Opties > P2T-contacten. Als u een P2T-oproep wilt verzenden, selecteert u een of meer contacten in de lijst en drukt u op de spraaktoets. Vergeet niet het apparaat vóór u te houden tijdens een P2T-gesprek zodat u het display kunt zien. Het display laat zien wanneer het uw beurt is om te spreken.
Bellen Tip: U kunt een privégesprek starten vanuit het P2T-logboek door de gewenste logboekgebeurtenis te selecteren en op de spraaktoets te drukken. P2T afsluiten Selecteer Opties > Afsluiten. Selecteer Ja om u af te melden en de dienst te sluiten. Druk op Nee als u de toepassing op de achtergrond actief wilt houden. Internetoproepen Uw apparaat ondersteunt bellen via internet. Alarmnummers worden bij voorkeur via het mobiele netwerk gekozen.
Bellen Wanneer de oproepen beperkt zijn tot specifieke gebruikersgroepen, kunt u mogelijk nog wel het geprogrammeerde alarmnummer kiezen. Definieer de volgende instellingen: • PIN-code vragen — Selecteer Aan om naar de PIN-code te vragen wanneer het apparaat wordt ingeschakeld. Deze instelling kan niet worden gewijzigd als het apparaat is uitgeschakeld. Voor sommige SIM-kaarten kan het verzoek om de PIN-code niet worden uitgeschakeld. • PIN-code — De PIN-code wijzigen.
4. Contacten Selecteer Menu > Contacten. U kunt alle contactgegevens, zoals telefoonnummers en adressen, beheren. Voeg een persoonlijke beltoon, een spraaklabel of een miniatuurafbeelding toe aan een contact. U kunt contactgegevens naar compatibele apparaten verzenden of contactgegevens als visitekaartjes van compatibele apparaten ontvangen en toevoegen aan uw eigen lijst met contacten. Als u een contact wilt toevoegen, selecteert u Opties > Nieuw contact. Voer de contactgegevens in en selecteer Gereed.
Contacten Contacten kopiëren tussen SIM- en apparaatgeheugen Raadpleeg de leverancier van uw SIM-kaart voor informatie over het gebruik van SIM-diensten. Dit kan de serviceprovider, netwerkoperator of een andere leverancier zijn. Als u contacten wilt kopiëren van een SIM-kaart naar het apparaatgeheugen, selecteert u Opties > SIM-contacten > SIMtelefoonb. om het SIM-telefoonboek te openen. Markeer de contacten die u wilt kopiëren of selecteer Alle markeren om alle contacten te kopiëren.
5. Berichten Selecteer Menu > Berichten. Voordat u berichten kunt verzenden of ontvangen, moet u wellicht het volgende doen: • Een geldige SIM-kaart in het apparaat plaatsen en controleren of het apparaat zich binnen het bereik van het netwerk bevindt. • Controleren of het netwerk de berichtfuncties ondersteunt die u wilt gebruiken en of deze zijn geactiveerd op de SIM-kaart. • Internettoegangspunten (IAP) definiëren in het apparaat. Zie 'Toegangspunten', p. 75.
Berichten • Sorteren op — Berichten sorteren op afzender, type of andere gegevens. • Verplaats naar map — Een bericht in een andere map opslaan. Ga naar de gewenste map en selecteer OK. • Nieuwe map — Nieuwe mappen maken. De beschikbare opties kunnen verschillen. Als u een bericht of map wilt verwijderen, gaat u naar het gewenste item en drukt u op de wistoets. Conceptberichten Berichten die u gemaakt hebt maar nog niet hebt verzonden, worden opgeslagen in de map Ontwerpen.
Berichten • Verzonden ber. opsl. — Geef aan of u verzonden berichten wilt opslaan in de map Verzonden. • Aantal opgesl. ber. — Geef op hoeveel verzonden berichten u wilt opslaan. Wanneer de limiet wordt bereikt, wordt het oudste bericht verwijderd. • Mappenweergave — Geef aan hoe de berichten in de inbox moeten worden weergegeven. • Gebruikt geheugen — Geef aan waar ontvangen berichten moeten worden opgeslagen. U kunt berichten alleen op de geheugenkaart opslaan als er een is geïnstalleerd.
Berichten Tekstberichten op de SIM-kaart Tekstberichten kunnen worden opgeslagen op de SIM-kaart. Voordat u SIM-berichten kunt bekijken, moet u deze naar een map in uw apparaat kopiëren. Nadat u de berichten naar een map hebt gekopieerd, kunt u ze bekijken in die map of verwijderen van de SIM-kaart. Selecteer Opties > SIM-berichten. 1. Selecteer Opties > Markeringen aan/uit > Markeren of Alle markeren om alle berichten te markeren. 2. Selecteer Opties > Kopiëren. 3.
Berichten Multimediaberichten Een multimediabericht (MMS) kan tekst en objecten zoals afbeeldingen en geluids- en videoclips bevatten. Opmerking: Alleen compatibele apparaten die deze functie ondersteunen, kunnen multimediaberichten ontvangen en weergeven. De manier waarop een bericht wordt weergegeven, kan verschillen, afhankelijk van het ontvangende apparaat. Voordat u multimediaberichten kunt verzenden en ontvangen, moet u eerst de instellingen voor multimediaberichten definiëren.
Berichten • Voorbeeld — Bekijken hoe uw multimediapresentatie er uitziet wanneer deze wordt geopend. Multimediapresentaties kunnen alleen worden weergegeven op compatibele apparaten met ondersteuning voor presentaties. Op andere apparaten kan de weergave verschillen. • Achtergr.instel. — De achtergrondkleur van de presentatie en achtergrondafbeeldingen voor verschillende dia's selecteren. • Effectinstellingen — Het overgangseffect tussen afbeeldingen of dia's selecteren.
Berichten Tip: Als u een multimediaobject in een multimediabericht hebt geselecteerd, kunt u dit weergeven of afspelen door Afbeelding bekijken, Geluidsclip afspelen of Videoclip afspelen te selecteren. Als u de naam en grootte van een bijlage wilt weergeven, opent u het bericht en selecteert u Opties > Objecten. Als u een multimediaobject wilt opslaan, selecteert u achtereenvolgens Opties > Objecten, het object en Opties > Opslaan.
Berichten 5. Ga naar Server uitg. mail, voer de naam in van de externe server waarmee u uw e-mail verzendt en selecteer Volgende. Afhankelijk van uw netwerkoperator moet u mogelijk de server voor uitgaande e-mail van de netwerkoperator gebruiken in plaats van die van de e-mailprovider. 6. Ga naar Toegangspunt en selecteer het internettoegangspunt dat uw apparaat moet gebruiken bij het ophalen van e-mail.
Berichten Als u naar een e-mailbericht in uw mailbox wilt zoeken, selecteert u Opties > Zoeken. Voer de zoekterm in en selecteer OK. Als u een bijlage wilt openen, selecteert u Opties > Bijlagen. Ga naar de bijlage en druk op de joystick. Als u alleen de afzender van het e-mailbericht een antwoord wilt sturen, opent u het e-mailbericht en selecteert u Opties > Beantwoorden > Naar afzender.
Berichten De instellingen die gewijzigd kunnen worden, kunnen verschillen. Sommige instellingen kunnen reeds door uw serviceprovider zijn ingesteld. Als u probeert mailboxinstellingen te bewerken, maar nog geen e-mailaccount hebt ingesteld, worden aanwijzingen weergegeven om een e-mailaccount in te stellen. Instellingen voor ontvangen e-mail Selecteer Inkomende e-mail en maak een keuze uit de volgende instellingen: Gebruikersnaam — Voer de gebruikersnaam voor de e-maildienst in.
Berichten • E-mailmeldingen — Geef aan of een melding wilt ontvangen wanneer er nieuwe e-mail wordt ontvangen in uw externe mailbox. Selecteer Altijd ingeschakeld om nieuwe e-mail altijd automatisch uit uw externe mailbox op te halen, of Uitsl. eigen netw. om nieuwe e-mail alleen automatisch uit uw externe mailbox op te halen wanneer uw eigen netwerk actief is, en niet wanneer u bijvoorbeeld op reis bent. • Ophaaldagen — Selecteer de dagen waarop e-mailberichten naar uw apparaat worden gedownload.
Berichten Als u een afbeelding wilt invoegen in een chatbericht, selecteert u achtereenvolgens Opties > Afbeelding verzenden en het bericht dat u wilt verzenden. Als u een gespreksdeelnemer wilt opslaan in uw chatcontacten, selecteert u Opties > Toev. aan chatcont.. Als u een gesprek wilt opslaan, gaat u naar de gespreksweergave en selecteert u Opties > Chat opnemen. Het gesprek wordt opgeslagen in een tekstbestand, dat u kunt openen en weergeven in de toepassing Notities.
Berichten • Groepsleden — Als u de groep wilt sluiten en alleen geselecteerde chatgebruikers wilt toestaan om deel te nemen, selecteert u Alleen geselect. > Opties > Deelnr toevoegen. • Uitsluitingslijst — Als u gebruikers wilt uitsluiten van deelname aan de groep, selecteert u Opties > Toev. aan uitsl.lijst. • Privégespr. toestaan — Als u wilt voorkomen dat groepsleden privéberichten uitwisselen, selecteert u Nee.
Berichten Uitnodigingen weergeven Selecteer Gesprekken. Ga naar een uitnodiging en druk op de joystick. Selecteer Opties en maak een keuze uit de volgende opties: • • • • Deelnemen — Deelnemen aan de chatgroep. Weigeren — De uitnodiging weigeren en een bericht verzenden naar de afzender. Verwijderen — De uitnodiging verwijderen. Blokkeeropties — Ontvangst van uitnodigingen van deze afzender voorkomen. Opgeslagen gesprekken Als u een opgeslagen gesprek wilt weergeven, selecteert u Opgen.
Berichten Als u een dienstaanvraag naar uw serviceprovider wilt verzenden, selecteert u Opties > Dienstopdracht. Voer de dienstaanvraag in de vorm van een tekstbericht in en selecteer Opties > Verzenden. Copyright © 2006 Nokia. All Rights Reserved.
6. Connectiviteit Auteursrechtbescherming kan meebrengen dat bepaalde afbeeldingen, muziek (inclusief beltonen) en andere inhoud niet mogen worden gekopieerd, gewijzigd, overgedragen of doorgestuurd. Uw apparaat biedt verschillende opties om verbinding te maken met internet, een intranet of een ander apparaat of pc. U kunt gebruikmaken van draadloze verbindingsmethoden zoals WLAN, Bluetooth en infrarood.
Connectiviteit • Proxy-poortnummer — Voer het poortnummer van de proxyserver in. Proxyservers zijn tussenliggende servers tussen een browserdienst en de gebruikers daarvan. Sommige serviceproviders gebruiken dergelijke servers om extra veiligheid en een snellere toegang tot de dienst te kunnen bieden. • Terugbellen gebruik. — Selecteer Ja als u werkt met een dienst die terugbelt naar het apparaat wanneer u een internetverbinding tot stand brengt. • Terugbellen — Selecteer Gebruik servernr.
Connectiviteit • Naam verbinding — Voer een beschrijvende naam in voor de verbinding. • Drager gegevens — Selecteer Wireless LAN. • WLAN-netwerknaam — Als u de SSID (Service Set Identifier) ofwel de naam waarmee het wireless LAN wordt geïdentificeerd, wilt invoeren, selecteert u Handmatig opgeven. Als u het netwerk wilt kiezen uit de wireless LAN's in het bereik, selecteert u Netw.namen zken. • Netwerkstatus — Selecteer Verborgen als het netwerk waarmee u verbinding maakt, verborgen is.
Connectiviteit Een gegevenskabel instellen voor gebruik van IP-passthrough U kunt IP-passthrough gebruiken zoals u een internettoegangspunt gebruikt om te browsen of om op afstand te synchroniseren. Als geen draadloze netwerkverbinding beschikbaar is, gebruikt u IP-passthrough voor toegang tot internet of een LAN. U kunt IP-passthrough niet gelijktijdig met Nokia PC Suite gebruiken. U kunt de modem niet activeren als u IP-passthrough selecteert bij de instellingen voor een kabelverbinding.
Connectiviteit • Naam van mijn telef. — Geef een naam op voor uw apparaat. De naam is zichtbaar voor andere apparaten die zoeken naar apparaten met Bluetooth-technologie. De naam kan uit maximaal 30 tekens bestaan. • Externe SIM-modus — Selecteer Aan om ervoor te zorgen dat een ander apparaat, zoals een compatibele carkit, gebruik kan maken van de SIM-kaart in uw apparaat om verbinding met het netwerk te maken. Zie 'SIM-toegangsprofiel', p. 50.
Connectiviteit Tip: Als er momenteel een verbinding actief is tussen uw apparaat en een ander apparaat en u de koppeling met dat apparaat annuleert, wordt de koppeling onmiddellijk opgeheven en de verbinding verbroken. Apparaat autoriseren Als u een gekoppeld apparaat vertrouwt, kunt u dat apparaat automatisch verbinding laten maken met uw apparaat.
Connectiviteit Als u de verbinding voor externe SIM-toegang wilt beëindigen, selecteert u Menu > Connect. > Bluetooth > Externe SIMmodus > Uit. Infrarood Richt de IR(infrarood)-straal niet op andermans ogen en vermijd dat deze storen met andere IR-apparaten. Dit apparaat is een Klasse 1 laserproduct. Gebruik infrarood om twee apparaten met elkaar te verbinden en gegevens tussen de apparaten uit te wisselen.
Connectiviteit Als u het apparaat naar een andere locatie verplaatst binnen het wireless LAN en buiten het bereik van een wireless LANtoegangspunt, kan de roamingfunctionaliteit automatisch een verbinding tot stand brengen tussen het apparaat en een ander toegangspunt dat tot hetzelfde netwerk behoort. Zo lang u binnen het bereik van toegangspunten blijft die tot hetzelfde netwerk behoren, kan de verbinding tussen uw apparaat en het netwerk in stand blijven.
Connectiviteit • De juiste stuurprogramma's moeten op de computer zijn geïnstalleerd. U moet stuurprogramma's voor uw kabelverbinding hebben geïnstalleerd en wellicht moeten de stuurprogramma's voor Bluetooth of infrarood worden geïnstalleerd of bijgewerkt. Als u verbinding wilt maken met een compatibele computer via een infaroodverbinding, drukt u op de joystick.
Connectiviteit • Beleidsservernaam — Een naam voor de server invoeren van maximaal 30 tekens. • Beleidsserveradres — Het adres van de server invoeren. Het adres van de beleidsserver kan niet worden bewerkt nadat u verbinding hebt gemaakt met de server om VPN-beleid te installeren of bij te werken. • Internettoeg.punt — Het internettoegangspunt selecteren om verbinding te maken met de VPN-beleidsserver. • Ww. beveil. sleutel — Het wachtwoord van de persoonlijke sleutelopslag wijzigen.
7. Web Selecteer Menu > Web (netwerkdienst). De browser Web is een van de twee browsers op het apparaat. Met Web kunt u gewone websites weergeven. Deze pagina's maken gebruik van XHTML (Extensible Hypertext Markup Language) of HTML (Hypertext Markup Language). Als u WAP-pagina's wilt weergeven, gebruikt u Menu > Media > Diensten. Beide browsers gebruiken dezelfde bookmarks. De koppelingen in de berichten die u ontvangt, kunt u openen in de browser Diensten.
Web Items downloaden Belangrijk: Installeer en gebruik alleen toepassingen en andere software van bronnen die adequate beveiliging en bescherming bieden tegen schadelijke software. U kunt verschillende items, zoals beltonen, afbeeldingen, operatorlogo's, thema's en videoclips, downloaden. Als u een item wilt downloaden, gaat u naar het item en drukt u op de joystick. Deze items worden gratis aangeboden of u kunt ze aanschaffen.
Web • Cookies — Geef aan of u het verzenden en ontvangen van cookies wilt toestaan of weigeren. Cookies bevatten informatie die de netwerkserver verzamelt over uw bezoeken aan diverse webpagina's. Ze zijn nodig bij het winkelen op het web, bijvoorbeeld om informatie over de door u gekochte items te bewaren totdat u de pagina hebt bereikt waarop u de betaling verricht. Er kan echter misbruik van deze info worden gemaakt, waardoor u bijvoorbeeld ongewenste advertenties ontvangt.
8. Mediatoepassingen Auteursrechtbescherming kan meebrengen dat bepaalde afbeeldingen, muziek (inclusief beltonen) en andere inhoud niet mogen worden gekopieerd, gewijzigd, overgedragen of doorgestuurd. Selecteer Menu > Media. Media bevat verschillende mediatoepassingen waarmee u afbeeldingen kunt opslaan en weergeven, geluiden kunt opnemen en geluidsclips kunt afspelen. Galerij Selecteer Menu > Media > Galerij.
Mediatoepassingen Als u de naam van een afbeelding wilt wijzigen, selecteert u de afbeelding en Opties > Naam wijzigen. Typ de nieuwe naam en selecteer OK. Als u een afbeelding als achtergrond wilt instellen, selecteert u de afbeelding en Opties > Inst. als achtergr.. Als u een afbeelding aan een contactkaart wilt toevoegen, selecteert u de afbeelding en Opties > Toew. aan contact. De contactenweergave wordt geopend en u kunt het contact voor de afbeelding selecteren.
Mediatoepassingen Als u een ingevoegde mediaclip wilt verwijderen, selecteert u Opties > Bijlage verwijderen > Ja. Videobestanden ontvangen Selecteer Menu > Berichten. Open een bericht dat een videoclip bevat. Ga naar de clip en druk op de joystick. Selecteer Pauze of Stoppen en selecteer vervolgens Opties en: • Afspelen — De clip vanaf het begin afspelen. • Op volledig scherm — De clip in een volledig scherm afspelen. Liggende clips worden 90 graden gedraaid.
Mediatoepassingen Als u de bandbreedte voor een van de netwerken in de lijst wilt bewerken, gaat u naar de instelling en drukt u op de joystick. Ga naar de gewenste waarde en selecteer OK. Als u de bandbreedte zelf wilt invoeren, selecteert u Door gebr. gedef.. Neem contact op met uw serviceprovider voor de juiste instellingen. Als u de instellingen wilt opslaan, drukt u op Terug.
Mediatoepassingen 3. Druk de joystick omhoog of omlaag om te schakelen tussen de verschillende frequentiebanden en stel voor elke band de gewenste frequentie in. Druk de joystick naar links of naar rechts om te schakelen tussen de banden. 4. Selecteer Terug om de nieuwe frequentie-instelling op te slaan of selecteer Opties > Std.waarden herst. om de banden op een neutrale frequentie in te stellen en opnieuw te beginnen.
9. Camera Houd u, wanneer u beelden of video-opnamen maakt of gebruikt, aan alle regelgeving en eerbiedig de lokale gewoonten, privacy en legitieme rechten van anderen. U kunt foto's maken of videoclips opnemen met de ingebouwde camera. De cameralens bevindt zich aan de achterzijde van het apparaat en het display fungeert als zoeker. Met de camera kunt u afbeeldingen in JPEG-indeling en videoclips in 3GPP-indeling maken. Een foto maken 1. Selecteer Menu > Media > Camera.
Camera • Afbeeldingsresolutie — Selecteer de resolutie van de beelden die u vastlegt. • Stand.naam afbeeld. — Selecteer Datum of Tekst voor de standaardnaam die aan een foto wordt toegekend. Datum gebruikt de datum van het vastleggen als naam. Tekst gebruikt de door u opgegeven term samen met een nummer. • Gebruikt geheugen — Selecteer het geheugen voor het opslaan van beelden: Telefoongeheugen of Geheugenkaart.
10. Kantoortoepassingen Selecteer Menu > Kantoor. Sommige kantoortoepassingen zijn niet in alle talen beschikbaar. Het is mogelijk dat grote bestanden niet kunnen worden geopend of dat het openen veel tijd in beslag neemt. Bestandsbeheer Met Best.beh. kunt u de inhoud en eigenschappen van bestanden en mappen beheren. U kunt bestanden en mappen openen, maken, verplaatsen, kopiëren, zoeken en een andere naam geven.
Kantoortoepassingen Tip: Druk op * om te schakelen tussen de volledige en normale schermweergave in een open document. Voor inzoomen drukt u op 5, voor uitzoomen drukt u op 0. Objecten in een document weergeven Als u alle objecten, zoals tabellen, opmerkingen, werkmappen en videoclips, wilt weergeven op hun specifieke locatie in het document, selecteert u de middelste weergave en Opties > Bladeren > Pagina's en objecten.
Kantoortoepassingen Als u de pagina-indeling wilt in- en uitzoomen, selecteert u de weergave rechts, gaat u naar de gewenste pagina en selecteert u Opties > Pannen & zoomen. Boven de pagina-indeling verschijnt een zwart selectiekader dat het zoomgebied aanduidt. Selecteer het gebied en Opties > Zoomen. Maak een keuze uit de volgende opties: • In of Uit — Selecteer In om in het geselecteerde gebied één stap in te zoomen of Uit om één stap uit te zoomen.
Kantoortoepassingen Als u de overzichtsweergave wilt openen, gaat u naar de map en het bestand en drukt u op de joystick. De overzichtsweergave wordt geopend. Het laatst gebruikte werkblad wordt geopend met de laatste weergave en instellingen. Als u grafieken en cellen wilt weergeven en verbergen, gaat u naar het werkblad, drukt u op de joystick en selecteert u Opties > Samenvouwen of Uitvouwen.
Kantoortoepassingen Voorbeeld: Als u bijvoorbeeld verschillende rentepercentages wilt vergelijken en berekenen, kunt u de getalnotatie instellen op Percentage. Werken met cellen Als u een cel wilt bewerken, selecteert u de cel en selecteert u Opties > Celveld weergeven > Celveld bewerken. Een bewerkingsveld voor het bovenste gedeelte wordt geopend. Voer de gegevens in en selecteer Gereed om de bewerking te voltooien.
Kantoortoepassingen Tekst zoeken Als u tekst wilt zoeken, opent u de werkbladweergave en selecteert u Opties > Zoeken. Typ de tekst in het veld Zoeken: en druk op de joystick. Wanneer de cel wordt gevonden, drukt u nogmaals op de joystick voor de volgende overeenkomst. Als u de inhoud en richting van de zoekopdracht wilt wijzigen, selecteert u Opties > Zoekopties. Als u een cel met tekst wilt zoeken en vervangen, opent u de werkbladweergave en selecteert u Opties > Zoeken.
Kantoortoepassingen Als u de layoutweergave wilt gebruiken, selecteert u Opties. U kunt dia's bewerken en invoegen, schakelen tussen verschillende weergaven, dia's verwijderen of verbergen, wijzigingen ongedaan maken of opnieuw uitvoeren, en een diapresentatie weergeven. U kunt de presentatie ook opslaan en verzenden naar een ander apparaat. De beschikbare opties kunnen verschillen. Overzichtsweergave In de overzichtsweergave kunt u door lange presentaties bladeren.
Kantoortoepassingen Als u lettertype-instellingen wilt definiëren, opent u de layoutweergave en selecteert u Opties > Dia bewerken. Ga naar het tekstveld en selecteer Opties > Tekst bewerken > Opties > Opmaak > Lettertype. U kunt het lettertype, de grootte en de kleur van het lettertype wijzigen Als u de tekenopmaak wilt wijzigen, opent u de layoutweergave en selecteert u Opties > Dia bewerken. Ga naar het tekstveld en selecteer Opties > Tekst bewerken > Opties > Opmaak > Tekenopmaak.
Kantoortoepassingen Niet alle toepassingen ondersteunen deze functie. De externe viewer kan op twee manieren worden gestart: vanuit de map Kantoor of vanuit een toepassing die de viewer ondersteunt. Scherminhoud weergeven Als u scherminhoud wilt weergeven met een dataprojector, opent u de toepassing voor schermexport en selecteert u Opties > Apparaat selecteren. Ga in de lijst met beschikbare apparaten naar het apparaat dat u wilt gebruiken en selecteer OK.
11. Instell. Selecteer Menu > Instrum. > Instell.. U kunt diverse instellingen voor het apparaat definiëren en wijzigen. Als u deze instellingen wijzigt, is dat van invloed op de werking van verschillende toepassingen in het apparaat. Sommige instellingen kunnen vooraf in het apparaat zijn ingesteld of u in een configuratiebericht zijn toegestuurd door uw netwerkoperator of serviceprovider. Het is mogelijk dat u deze instellingen niet kunt wijzigen.
Instell. • Identificatie verz. — Selecteer Ja om uw telefoonnummer weer te geven aan de persoon naar wie u belt, of selecteer Ingst. door netw. om het netwerk te laten bepalen of uw beller-ID wordt verzonden. • Netoproep-ID verzndn — Schakel deze functie in om uw internetoproep-ID weer te geven voor de persoon naar wie u belt.
Instell. Een toegangspuntengroep wordt gebruikt voor het onderbrengen van toegangspunten en het geven van prioriteiten aan toegangspunten. Een toepassing kan in plaats van één toegangspunt een groep als verbindingsmethode gebruiken. In dat geval wordt het best beschikbare toegangspunt binnen een groep gebruikt voor het tot stand brengen van de verbinding en - in geval van e-mail - ook voor roaming.
Instell. • • • • • • • Stndrdtoegangspunt — Selecteer het toegangspunt dat u voor de internetverbinding wilt gebruiken. Openb. gebr.naam — Voer uw gebruikersnaam in, die u hebt ontvangen van uw serviceprovider. Compressie gebruiken — Selecteer of compressie wordt gebruikt. Registratie — Selecteer de wijze van registratie. Beveiliging gebruiken — Selecteer of beveiligingsonderhandeling moet worden uitgevoerd. Proxy-server — Voer de proxyserverinstellingen voor dit SIP-profiel in.
Instell. Als u een indicator wilt weergeven wanneer op uw huidige locatie een wireless LAN beschikbaar is, selecteert u Beschikbrhd tonen > Ja. Als u het tijdsinterval wilt instellen waarna uw apparaat moet scannen op beschikbare wireless LAN's en de indicator moet bijwerken, selecteert u Zoeken nr netwerken. Geavanceerde WLAN-instellingen Selecteer Menu > Instrum. > Instell. > Verbinding > Wireless LAN > Opties > Geavan. instellingen.
Instell. De instellingen die gewijzigd kunnen worden, kunnen verschillen. WPA-beveiligingsinstellingen Selecteer Menu > Instrum. > Instell. > Verbinding > Toegangspunten. Selecteer Opties > Nieuw toegangspunt of selecteer een toegangspunt en vervolgens Opties > Bewerken. Selecteer WLAN-beveil.modus > WPA/WPA2 in de instellingen voor het toegangspunt. Selecteer WLAN-beveil.instell. en maak en keuze uit volgende opties: • WPA-modus — Selecteer EAP (Extensible Authentication Protocol) of Vooraf ged.
Instell. • Netwerkmodus (alleen weergegeven indien ondersteund door netwerkoperator) — Selecteer het netwerktype. U kunt GSM of UMTS selecteren om het respectievelijke netwerk te gebruiken, of u kunt Dual mode selecteren om automatisch tussen beide netwerken te schakelen. Deze instelling kan vooraf voor uw apparaat zijn gedefinieerd en kan mogelijk niet worden gewijzigd.
12. Organiser Selecteer Menu > Organiser. Organiser bevat hulpmiddelen waarmee u de details van verschillende persoonlijke of zakelijke gebeurtenissen kunt organiseren en beheren. Agenda Selecteer Menu > Organiser > Agenda. In de Agenda kunt u geplande gebeurtenissen en afspraken noteren en bekijken. U kunt ook een alarm instellen voor agendaitems. Met behulp van Nokia PC Suite kunt u de agenda-items synchroniseren met een compatibele computer.
Organiser Als u een taak wilt herstellen, gaat u naar de taak in de lijst en selecteert u Opties > Markeer: niet volbr.. Agenda-instellingen Selecteer Opties > Instellingen om Agenda-alarmtoon, Standaardweergave, Week begint met en Titel weekweergave aan te passen. Agendaweergaven Als u wilt schakelen tussen de verschillende agendaweergaven, selecteert u Opties in een van deze weergaven. Selecteer een weergavetype in de lijst.
Organiser Tijdens het bekijken van een notitie kunt u Opties > Zoeken selecteren om in de notitie te zoeken naar telefoonnummers, internettelefoonadressen, e-mailadressen of webadressen. Rekenm. Opmerking: Deze rekenmachine heeft een beperkte nauwkeurigheid en is ontworpen voor eenvoudige berekeningen. Selecteer Menu > Organiser > Rekenm.. Voer het eerste getal van de berekening in. Ga naar een functie zoals optellen of aftrekken in het functieoverzicht en selecteer deze.
Organiser Klokinstellingen Als het tijdstip voor het alarmsignaal is aangebroken terwijl het apparaat is uitgeschakeld, schakelt het apparaat zichzelf in en wordt het waarschuwingssignaal afgespeeld. Als u Stop selecteert, wordt u gevraagd of het apparaat moet worden geactiveerd voor oproepen. Selecteer Nee als u het apparaat wilt uitschakelen of Ja als u het apparaat wilt gebruiken om te bellen en gebeld te worden.
13. Instrumenten Selecteer Menu > Instrumenten. De map Instrum. bevat toepassingen die u gebruikt voor het configureren van andere toepassingen en van uw apparaat. Geheugenkaart—Zie 'Geheugenkaart', p. 16. Overdracht—Zie 'Inhoud uitwisselen tussen apparaten', p. 18. Profielen—Zie 'Profielen', p. 97. Instell.—Zie 'Instell.', p. 74.
Instrumenten op nul en de waarden opnieuw berekenen. Wissen De waarden van de reismeter verwijderen nadat u de reismeter hebt gestopt. Positie opslaan Uw huidige positie opslaan als plaatsbepaling of locatie. Satellietstatus De signaalsterkte weergeven van de satellieten die de positiegegevens voor navigatie verschaffen. Opgeslagen locaties De locaties weergeven die u tijdelijk in uw apparaat hebt opgeslagen om u te ondersteunen bij de navigatie.
Instrumenten • Categor. bewerken — De plaatsbepalingscategorieën toevoegen, bewerken of verwijderen. • Plaatspictogram — Het pictogram van de plaatsbepaling wijzigen. Ga naar het gewenste pictogram en druk op de joystick. De beschikbare opties kunnen verschillen. Plaatsbepalingscategorieën bewerken Selecteer Opties > Categor. bewerken. Selecteer Opties en maak een keuze uit de volgende opties: • Nieuwe plaats — Een plaatsbepaling rechtstreeks vanuit de categorie maken.
Instrumenten Een toepassing starten met een spraakopdracht Het apparaat maakt spraaklabels voor de toepassingen die zijn ingesteld in de toepassing Spraakopdrachten. Als u een toepassing wilt starten met een spraakopdracht, houdt u de spraaktoets ingedrukt en spreekt u de opdracht duidelijk uit. Als de herkende toepassing niet correct is, selecteert u Volgende om een lijst met andere overeenkomsten weer te geven of Stoppen om te annuleren.
Instrumenten Push to talk (P2T) Push to talk (P2T; netwerkdienst) maakt rechtstreekse gesproken communicatie mogelijk met een enkele druk op een knop. Met P2T kunt u uw apparaat gebruiken als een portofoon. 1. Als u Push to Talk (netwerkdienst) wilt bewerken, selecteert u Menu > Instrum. > Instelwizard > Push to Talk. Instelwizrd neemt de beschikbare netwerkoperators waar. Als het apparaat meerdere netwerkoperators waarneemt, selecteert u een netwerkoperator en kiest u OK.
Instrumenten Tijdens de installatie wordt de integriteit van het te installeren product gecontroleerd. Er wordt informatie weergegeven over de uitgevoerde controles. Bovendien hebt u de mogelijkheid om de installatie voort te zetten of te annuleren. Als u toepassingen installeert waarvoor een netwerkverbinding vereist is, kan het energieverbruik oplopen wanneer u deze toepassingen gebruikt.
Instrumenten Certificaatbeheer Belangrijk: Verwittigt u ervan dat, zelfs als het gebruik van certificaten de risico's van externe verbindingen en de installatie van software aanzienlijk beperkt, de certificaten wel op de juiste wijze gebruikt moeten worden om te kunnen profiteren van een verbeterde beveiliging. De aanwezigheid van een certificaat biedt op zichzelf geen enkele beveiliging; de beveiliging wordt pas verbeterd als de certificaten correct, authentiek of vertrouwd zijn.
Instrumenten • Certificaat nog niet geldig — De geldigheidsperiode van het geselecteerde certificaat is nog niet begonnen. • Certificaat beschadigd — Het certificaat kan niet worden gebruikt. Neem contact op met de uitgever van het certificaat. Beveiligingsinstellingen van een certificaat Maak een keuze uit de volgende opties: • Software-installatie — Geef aan of u alleen ondertekende toepassingen of alle toepassingen wilt installeren. • Online certif.
Instrumenten Ga naar de hoofdweergave van Nokia Catalogs, selecteer Opties en maak een keuze uit de volgende opties: • Toegangspunt — Het standaardtoegangspunt selecteren, dat u wilt gebruiken met de toepassing Nokia Catalogs. • Automatisch openen — Aangeven of u de gedownloade toepassing automatisch wilt openen. • Voorbeeldbevestiging — Aangeven of er een bevestigingsmelding wordt weergegeven voordat u een voorbeeld van het item downloadt.
14. Apparaatbeheer Beheer gegevens en software op uw apparaat. Serverprofielinstellingen Selecteer Menu > Connectiviteit > App.beh.. Als u een serverprofiel wilt maken, selecteert u Opties > Nieuw serverprofiel en maakt u een keuze uit de volgende opties: • Servernaam — Voer een naam in voor de configuratieserver. • Server-ID — Voer een unieke ID in om de configuratieserver aan te duiden. Neem contact op met uw serviceprovider voor de juiste instellingen.
Apparaatbeheer • Config. toestaan — Selecteer Ja om de server toe te staan om een configuratiesessie te initiëren. • Autom. accepteren — Selecteer Ja als u niet wilt dat de server om bevestiging vraagt wanneer deze een configuratiesessie initieert. Gegevenssynchronisatie Menu > Connectiviteit > Synchr.. U kunt Synchr. gebruiken om uw contacten, agenda-items of notities te synchroniseren met de betreffende toepassingen op een compatibele computer of externe internetserver.
Apparaatbeheer • Synchronisatietype — De richting van de synchronisatie selecteren. Selecteer Normaal om gegevens van het apparaat naar de externe database en terug te synchroniseren, Alleen naar telefoon om gegevens van de externe database naar het apparaat te synchroniseren, of Alleen naar server om gegevens van het apparaat naar de externe database te synchroniseren.
15. Aanpassen Profielen Waarschuwing: In het profiel Offline kunt u geen oproepen doen of ontvangen, en kunnen ook overige functies waarvoor netwerkdekking vereist is, niet worden gebruikt. Soms kunt u nog wel het geprogrammeerde alarmnummer kiezen. Als u wilt bellen, moet u de telefoonfunctie eerst activeren door een ander profiel te kiezen. Als het apparaat vergrendeld is, moet u de beveiligingscode invoeren. Selecteer Menu > Instrumenten > Profielen.
Aanpassen Thema's Selecteer Menu > Instrumenten > Thema's. U kunt het uiterlijk van het display veranderen. Als u het display een ander uiterlijk wilt geven, markeert u het gewenste thema en selecteert u Opties > Toepas.. Als u een thema wilt bewerken, markeert u het gewenste thema en selecteert u Opties > Bewerken.
16. Sneltoetsen Hieronder worden enkele van de op het apparaat beschikbare sneltoetsen vermeld. Sneltoetsen kunnen het gebruik van toepassingen efficiënter maken. Sommige sneltoetsen zijn toepassingspecifiek en kunnen derhalve niet voor alle toepassingen worden gebruikt. Actieve standby-modus Linkserselectietoets + * Toetsenblok vergrendelen en vrijgeven. Beltoets Het coproepenlogboek openen. 0 Houd deze toets ingedrukt om uw homepage te openen in de webbrowser.
Informatie over de batterij Het apparaat werkt op een oplaadbare batterij. De volledige capaciteit van een nieuwe batterij wordt pas benut nadat de batterij twee of drie keer volledig is opgeladen en ontladen. De batterij kan honderden keren worden opgeladen en ontladen, maar na verloop van tijd treedt slijtage op. Wanneer de gesprekstijd en stand-by-tijd aanmerkelijk korter zijn dan normaal, moet u een nieuwe batterij aanschaffen.
Informatie over de batterij 4. Controleer of de 20-cijferige code geldig is door de instructies op www.nokia.com/batterycheck te volgen. Als u een tekstbericht wilt maken, toetst u de 20-cijferige code in (bijvoorbeeld 12345678919876543210) en stuurt u het bericht naar +44 7786 200276. Er zijn nationale en internationale operatorkosten van toepassing. U dient een bericht te ontvangen dat aangeeft of de code is geverifieerd.
Verzorging en onderhoud Uw apparaat is een product van toonaangevend ontwerp en vakmanschap en moet met zorg worden behandeld. De tips hieronder kunnen u helpen om de garantie te behouden. • Houd het apparaat droog. Neerslag, vochtigheid en allerlei soorten vloeistoffen of vocht kunnen mineralen bevatten die corrosie van elektronische schakelingen veroorzaken. Wordt het apparaat toch nat, verwijder dan de batterij en laat het apparaat volledig opdrogen voordat u de batterij terugplaatst.
Aanvullende veiligheidsinformatie Gebruiksvoorschriften Houd u aan speciale voorschriften die in een bepaald gebied van kracht zijn en schakel het apparaat altijd uit op plaatsen waar het verboden is het apparaat te gebruiken of waar het gebruik ervan storing of gevaar kan veroorzaken. Gebruik het apparaat alleen in de normale posities.
Aanvullende veiligheidsinformatie op dergelijke plaatsen een explosie of brand veroorzaken, waardoor er gewonden of zelfs doden kunnen vallen. Schakel het apparaat uit bij benzinestations. Houd u aan de beperkingen voor het gebruik van radioapparatuur in brandstofopslagplaatsen, chemische fabrieken of op plaatsen waar met explosieven wordt gewerkt. Plaatsen met explosiegevaar worden vaak, maar niet altijd, duidelijk aangegeven.
Index A certificaatdetails 91 certificaten 91 chat 40 chatten 40 contacten beltonen 29 gegevens kopiëren 29 groepen 28 standaardinformatie 28 toevoegen 28 contactgegevens 29 contactgroepen 28 aanpassen 97, 98 ad-hoc netwerk 52 afbeeldingen instellen als achtergrond 58 inzoomen of uitzoomen 58 toevoegen aan contacten 58 afbeeldingsberichten 33 afdrukken 73 afspelen muziek 61 spraakopnamen 62 video en audio 59 agenda 81 apparaatbeheer 94 een profiel maken 94 instellingen 94 apparaat in- en uitschakelen 9 au
Index Zie e-mail mediatoepassingen 58 menu 19 mini SD-kaart 17 mobiel VPN Zie VPN modem 52 multimediaberichten beantwoorden 35 bijlagen 35 instellingen 36 maken 34 ontvangen 35 verzenden 34 muziek beluisteren 61 muziekspeler 61 tellers 23 grafiekbladen 69 H Help I 19 inbox 30 infrarood 51 infraroodpoort 12 installeren batterij 8 SIM-kaart 8 toepassingen 89 instant messaging 40 instellingen agenda 82 algemeen 74 apparaatbeheer 94 berichtencentrales 31 beveiliging 26 beveiliging van Java-toepassingen 9
Index V SIM-toegangsprofiel 50 SMS-berichten 32 beantwoorden 32 berichtencentrales bewerken 31 berichten op de SIM-kaart beheren 33 invoeren 32 verzenden 32 SMTP-instellingen 54 snelkeuze 21 snelkoppelingen 14 sneltoetsen 99 software installeren 89 verwijderen 90 speciale berichten 43 spraakgestuurd bellen 87 spraakopdrachten 87 standby instellingen 74 modus 13 surfen in webpagina's 55 surfen op webpagina's 57 Symbian-toepassingen 89 symbolen 14 synchroniseren 95 verbindingen GPRS-instellingen 46 instell