Gebruikershandleiding Nokia E61 9246606 Uitgave 4
OVERENSSTEMMELSESERKLÆRING Hierbij verklaart, NOKIA CORPORATION, dat het toestel RM-89 in overeenstemming is met de essentiële eisen en de andere relevante bepalingen van richtlijn 1999/5/EG. Een kopie van de conformiteitsverklaring kunt u vinden op de volgende website:http://www.nokia.com/phones/declaration_of_conformity/.
Inhoudsopgave Voor uw veiligheid.......................................................................6 Informatie over het apparaat................................................................6 NETWERKDIENSTEN....................................................................................6 Toebehoren, batterijen en laders.........................................................7 1. Aan de slag................................................................................
Inhoudsopgave Agenda-items verzenden......................................................................44 Ontvangen agenda-items aan de agenda toevoegen.................44 8. Klok............................................................................................45 Wekker.....................................................................................................45 Steden toevoegen en verwijderen.....................................................45 9. Connectiviteit.................
Inhoudsopgave Afbeeldingen..........................................................................................80 Afbeeldingbestanden beheren.....................................................80 Afbeeldingen ordenen.....................................................................81 RealPlayer .................................................................................................81 Videoclips en streaming media afspelen......................................
Voor uw veiligheid Lees deze eenvoudige richtlijnen. Het niet opvolgen van de richtlijnen kan gevaarlijk of onwettig zijn. Lees de volledige gebruikershandleiding voor meer informatie. SCHAKEL HET APPARAAT ALLEEN IN ALS HET VEILIG IS Schakel het apparaat niet in als het gebruik van mobiele telefoons verboden is of als dit storing of gevaar zou kunnen opleveren. VERKEERSVEILIGHEID HEEFT VOORRANG Houd u aan de lokale wetgeving. Houd terwijl u rijdt uw handen vrij om uw voertuig te besturen.
Voor uw veiligheid Mogelijk krijgt u van uw serviceprovider extra instructies voor het gebruik van de diensten en informatie over de bijbehorende kosten. Bij sommige netwerken gelden beperkingen die het gebruik van netwerkdiensten negatief kunnen beïnvloeden. Zo bieden sommige netwerken geen ondersteuning voor bepaalde taalafhankelijke tekens en diensten. Het kan zijn dat uw serviceprovider verzocht heeft om bepaalde functies uit te schakelen of niet te activeren in uw apparaat.
1. Aan de slag Opmerking: Het kan zijn dat uw serviceprovider heeft verzocht om bepaalde functies in uw apparaat uit te schakelen of niet te activeren. In dat geval worden deze functies niet in het menu weergegeven. Verder is uw apparaat mogelijk speciaal geconfigureerd voor uw netwerkoperator. Deze configuratie kan wijzigingen in pictogrammen, menunamen en de volgorde van de menu's tot gevolg hebben. Neem contact op met uw serviceprovider voor meer informatie.
Aan de slag 5. Plaats de klemmetjes van de achtercover in de daarvoor bestemde openingen (1) en schuif de cover in de richting van de pijl (2). In plaats van een SIM-kaart kunt u ook gebruikmaken van een USIM-kaart. Deze uitgebreide variant van de SIM-kaart wordt ondersteund door mobiele UMTS-telefoons (netwerkdienst). Neem contact op met uw serviceprovider voor meer informatie.
Aan de slag Het apparaat inschakelen 1. U schakelt het apparaat in door op de aan/uit-toets te drukken. 2. Als het apparaat vraagt om een PIN-code (of UPIN-code als u een USIM-kaart gebruikt) of een blokkerings- of beveiligingscode, voert u de code in en selecteert u OK. 3. U schakelt het apparaat uit door op de aan/uit-toets te drukken.
Aan de slag 15 — Spraaktoets 16 — Volumetoetsen 17 — Luidspreker 18 — Indicatorlampje voor e-mailberichten 1 — Luidspreker 2 — Volumetoetsen 3 — Spraaktoets Toetsfuncties Selectietoetsen Druk op een van de twee selectietoetsen om de functie uit te voeren die boven de selectietoets wordt weergegeven in het display. Zie 'Standby-modi', p. 13. Als u de snelkoppelingen in de standby-modus wilt wijzigen, selecteert u Menu > Instrum. > Instellingen > Telefoon > Standby-modus.
Aan de slag Als u Bluetooth wilt activeren, drukt u tegelijkertijd op de blauwe functietoets en de Ctrl-toets. Als u Bluetooth wilt uitschakelen, drukt u nogmaals op de blauwe functietoets en de Ctrl-toets. Als u infrarood wilt activeren, drukt u tegelijkertijd op de blauwe functietoets en de Chr-toets. Menu-toets. Als toepassingen op de achtergrond worden uitgevoerd, vergt dit extra batterijcapaciteit en neemt de gebruiksduur van de batterij af.
Aan de slag Opmerking: Zoals voor alle radiozendapparatuur geldt, dient onnodig contact met beide antennes te worden vermeden als het apparaat is ingeschakeld. Het aanraken van de antenne kan een nadelige invloed hebben op de gesprekskwaliteit en kan ervoor zorgen dat het apparaat meer stroom verbruikt dan noodzakelijk is. U kunt de prestaties van de antenne en de gesprekstijd van het apparaat optimaliseren door het antennegebied tijdens een gesprek niet aan te raken.
Aan de slag In de standby-modus kunt u de volgende snelkoppelingen gebruiken. Deze snelkoppelingen zijn gewoonlijk niet beschikbaar in de actieve standby-modus, waarin de joystick wordt gebruikt om te bladeren. Druk op de beltoets om de laatst gekozen telefoonnummers weer te geven. Ga naar een nummer of naam en druk nogmaals op de beltoets om het nummer te bellen. Als u uw voicemail wilt bellen (netwerkdienst), houdt u 1 ingedrukt. Druk de joystick naar rechts om agenda-items weer te geven.
Aan de slag Er is een hoorapparaat aangesloten op het apparaat. Er is een Teksttelefoon aangesloten op het apparaat. Het apparaat is bezig met synchroniseren. Er is een actieve DVS-verbinding. , , Symbolen voor de geselecteerde tekenmodus. U hebt eenmaal op de blauwe functietoets gedrukt om een blauw gemarkeerd cijfer of teken in te voegen. U hebt tweemaal op de blauwe functietoets gedrukt om alleen blauw gemarkeerde cijfers of tekens in te voegen.
Aan de slag Geheugenkaart > Opties > Reservekopie. Als u gegevens van de geheugenkaart naar het apparaatgeheugen wilt terugzetten, selecteert u Menu > Instrumenten > Geheugenkaart > Opties > Herst. vanaf kaart. Als u een geheugenkaart niet kunt gebruiken, is het kaarttype mogelijk niet geschikt, is de kaart niet geformatteerd voor het apparaat of is het bestandssysteem op de kaart beschadigd.
2. Het apparaat Wanneer u het apparaat inschakelt, wordt mogelijk de SIM-kaartprovider herkend en worden de juiste instellingen voor tekstberichten, multimediaberichten en GPRS automatisch geconfigureerd. U kunt de instellingen ook ontvangen in een speciaal tekstbericht van uw serviceprovider. Menu Het Menu is een beginpunt van waaruit u alle toepassingen in de communicator of op een geheugenkaart kunt openen. Het Menu bevat toepassingen en mappen, waarin soortgelijke toepassingen zijn samengebracht.
Het apparaat Als u wilt schakelen tussen hoofdletters en kleine letters, drukt u op de Shift-toets zodat in het display wordt weergegeven. Tekst knippen en plakken 1. Houd de Shift-toets ingedrukt om letters en woorden te selecteren. Druk de joystick tegelijkertijd in de gewenste richting om een woord, zin of regel te markeren. Alle tekst die u op deze manier selecteert, wordt gemarkeerd. 2.
3. Inhoud overbrengen tussen apparaten U kunt inhoud, zoals contactpersonen, van een compatibel Nokia-apparaat overbrengen naar uw Nokia E61 via Bluetooth of infrarood. Het soort inhoud dat kan worden overgebracht, is afhankelijk van het type apparaat. Als het andere apparaat synchronisatie ondersteunt, kunt u ook gegevens synchroniseren tussen het andere apparaat en uw Nokia E61.
4. Berichten Selecteer Menu > Berichten. Voordat u berichten kunt verzenden of ontvangen, moet u wellicht het volgende doen: • Een geldige SIM-kaart in het apparaat plaatsen en controleren of het apparaat zich binnen het bereik van het netwerk bevindt. • Controleren of het netwerk de berichtfuncties ondersteunt die u wilt gebruiken en of deze zijn geactiveerd op de SIM-kaart. • Internettoegangspunten (IAP) definiëren in het apparaat. Zie 'Toegangspunten', p. 88.
Berichten • Gebruikt geheugen — Geef aan waar ontvangen berichten moeten worden opgeslagen. U kunt berichten alleen op de geheugenkaart opslaan als er een is geïnstalleerd. De instellingen die gewijzigd kunnen worden, kunnen verschillen. Instellingen voor tekstberichtencentrales Selecteer Opties > Instellingen > SMS > Berichtencentrales. Als u een berichtencentrale wilt bewerken, selecteert u de centrale en Opties > Bewerken.
Berichten De e-mailtoets configureren Uw apparaat is uitgerust met een e-mailtoets. Met de e-mailtoets hebt u toegang tot uw standaard inbox voor e-mail of kunt u uw standaardeditor voor e-mailberichten openen vanuit de actieve standby-modus. Deze functionaliteit is tevens afhankelijk van de serviceprovider van uw mailbox. Als u de e-mailtoets wilt configureren, selecteert u Menu > Instrum. > E-mailtoets. Selecteer de e-mailaccount die u via de emailtoets wilt gebruiken.
Berichten Als u alleen de afzender van het e-mailbericht een antwoord wilt sturen, opent u het e-mailbericht en selecteert u Opties > Beantwoorden > Naar afzender. Als u alle ontvangers van een e-mailbericht een antwoord wilt sturen, opent u het e-mailbericht en selecteert u Opties > Beantwoorden > Naar allen. Tip: Als u een e-mailbericht wilt verzenden dat bestanden als bijlage bevat, worden de bijlagen niet in het antwoord opgenomen.
Berichten Als u probeert mailboxinstellingen te bewerken, maar nog geen e-mailaccount hebt ingesteld, worden aanwijzigingen weergegeven om een e-mailaccount in te stellen. Instellingen voor ontvangen e-mail Selecteer Inkomende e-mail en maak een keuze uit de volgende instellingen: • • • • • • • • • Gebruikersnaam — Voer de gebruikersnaam voor de e-maildienst in. Wachtwoord — Voer het wachtwoord voor de e-maildienst in. Server inkom.
Berichten Instellingen voor automatisch ophalen Selecteer Automatisch ophalen en maak een keuze uit de volgende instellingen: • E-mailmeldingen — Geef aan of een melding wilt ontvangen wanneer er nieuwe e-mail wordt ontvangen in uw externe mailbox. Selecteer Altijd ingeschakeld om nieuwe e-mailberichten altijd automatisch uit uw externe mailbox op te halen, of Uitsl. eigen netw.
Berichten Als u berichten op de SIM-kaart wilt weergeven, opent u de map waarnaar u de berichten hebt gekopieerd en opent u een bericht. Als u een tekstbericht van de SIM-kaart wilt verwijderen, selecteert u het bericht en drukt u op de wistoets (Backspace). Instellingen voor tekstberichten Selecteer Opties > Instellingen > SMS. Definieer de volgende opties: • Berichtencentrales — Bekijk de beschikbare berichtencentrales voor uw apparaat. • Ber.centrale in gebr.
Berichten Multimediaberichten opstellen en verzenden De standaardinstelling voor de multimediaberichtendienst is meestal ingeschakeld. Selecteer Nieuw bericht > Multimediabericht. Auteursrechtbescherming kan meebrengen dat bepaalde afbeeldingen, muziek (inclusief beltonen) en andere inhoud niet mogen worden gekopieerd, gewijzigd, overgedragen of doorgestuurd. 1.
Berichten Tip: Als u het bericht wilt opslaan in Ontwerpen zonder het te verzenden, selecteert u Gereed. Multimediaberichten ontvangen en beantwoorden Belangrijk: Objecten in multimediaberichten kunnen virussen bevatten of anderszins schadelijk zijn voor uw apparaat of PC. Open geen bijlagen als u niet weet of de afzender betrouwbaar is. Voordat u multimediaberichten kunt verzenden en ontvangen, moet u eerst de instellingen voor multimediaberichten definiëren.
Berichten • Grootte afbeelding — Selecteer Klein of Groot om de grootte van afbeeldingen in multimediaberichten aan te passen. Selecteer Origineel om de oorspronkelijke grootte van multimediaberichten te behouden. • MMS-aanmaakmodus — Selecteer Beperkt om te voorkomen dat uw apparaat inhoud in multimediaberichten invoegt, die niet wordt ondersteund door het netwerk of door het ontvangende apparaat. Selecteer Met begeleiding als u een waarschuwing wilt ontvangen voor dergelijke inhoud.
Berichten • Opslaan — De groep opslaan. Gesprekken met één chatgebruiker De Gesprekken-weergave toont een lijst met de verschillende deelnemers met wie u een lopend gesprek voert. Lopende gesprekken worden automatisch beëindigd wanneer u Chatten afsluit. Als u een gesprek wilt weergeven, gaat u naar een deelnemer en drukt u op de joystick. Als u het gesprek wilt voortzetten, voert u uw bericht in en drukt u op de joystick.
Berichten Instellingen voor chatgroepen Selecteer Chatgroepen > Opties > Groep > Instellingen. U kunt instellingen voor een chatgroep alleen bewerken als u bewerkingsrechten hebt voor die groep. Maak een keuze uit de volgende instellingen: Naam groep: — Voer een naam in voor de chatgroep. Groeps-ID — De groeps-ID wordt automatisch gemaakt en kan niet worden toegevoegd of gewijzigd. Onderwerp groep — Voer een onderwerp in voor het groepsgesprek.
Berichten • Aanmelden — Een verbinding tot stand brengen met een chatserver als u zich niet hebt aangemeld bij het starten van de toepassing. • Afmelden — De verbinding met de chatserver verbreken. • Instellingen — Instellingen voor de toepassing Chatten of voor de chatserver wijzigen. De beschikbare opties kunnen verschillen. Als u een chatcontact wilt verwijderen, drukt u op de wistoets (Backspace). Uitgesloten contacten Selecteer Chatcontacten > Opties > Blokkeeropties > Blok.lijst bekijken.
Berichten eigen netwerk bevindt. Selecteer Bij start toep. om verbinding te maken met de server wanneer u de toepassing Chatten opent. Selecteer Handmatig om altijd handmatig verbinding te maken met uw server. Speciale berichten Uw apparaat kan verschillende typen gegevensberichten ontvangen: • Operatorlogo — Als u het logo wilt opslaan, selecteert u Opties > Opslaan. • Beltoon — Als u een beltoon wilt opslaan, selecteert u Opties > Opslaan.
5. Bellen Wanneer het apparaat is vergrendeld, kunt u soms nog wel het geprogrammeerde alarmnummer kiezen. Als u een alarmnummer wilt kiezen terwijl het apparaat in het profiel Offline staat, moet u mogelijk de beveiligingscode intoetsen en het apparaat instellen op een belprofiel voordat u een nummer kiest, ook als het een alarmnummer betreft.
Bellen Aannemen — Een inkomende oproep beantwoorden tijdens een gesprek als Oproep in wachtrij actief is. Weigeren — Een inkomende oproep weigeren tijdens een gesprek als Oproep in wachtrij actief is. Toetsblk. blokkeren — Toetsen blokkeren tijdens een gesprek. Conferentie — Een actief gesprek en een gesprek in de wachtstand samenvoegen in een conferentiegesprek (netwerkdienst). Privé — Een privégesprek voeren met een geselecteerde deelnemer in het conferentiegesprek (netwerkdienst).
Bellen DTMF-tonen verzenden U kunt DTMF-tonen (Dual Tone Multi-Frequency) verzenden tijdens een actieve oproep om de voicemailbox of andere telefoondiensten te besturen. Als u een DTMF-toonreeks wilt verzenden, voert u een oproep uit en wacht u tot de oproep wordt beantwoord. Selecteer Menu > Opties > DTMF verzenden. Typ de DTMF-toonreeks of selecteer een vooraf gedefinieerde toonreeks. Als u een DTMF-toonreeks aan contactkaarten wilt koppelen, selecteert u Menu > Contacten.
Bellen DVS (drukken-voor-spreken; netwerkdienst) maakt rechtstreekse gesproken communicatie mogelijk met een enkele druk op een knop. Met DVS kunt u uw apparaat gebruiken als een portofoon. Met DVS kunt u een gesprek voeren met een of meer personen, of deelnemen aan een DVS-kanaal. Een DVS-kanaal is een soort chat-ruimte: u maakt verbinding met het kanaal om te zien of er iemand online is.
Bellen Druk op de eindetoets om de DVS-oproep te beëindigen. Wanneer u een DVS-oproep ontvangt, drukt u op de beltoets om de oproep te beantwoorden of op de eindetoets om de oproep te weigeren. Terugbelverzoeken Als u een terugbelverzoek wilt verzenden, selecteert u Opties > P2T-contacten, gaat u naar het gewenste contact en selecteert u Opties > Terugbelverz. verzndn. Als u een terugbelverzoek wilt beantwoorden, selecteert u Tonen om het terugbelverzoek te openen.
Bellen Internetoproepen Uw apparaat ondersteunt bellen via internet. Alarmnummers worden bij voorkeur via het mobiele netwerk gekozen. Als een alarmoproep niet via het mobiele netwerk kan worden uitgevoerd, wordt getracht om de alarmoproep uit te voeren via uw internetprovider. Gezien de aard van mobiele telefonie, verdient het de voorkeur om indien mogelijk een mobiel netwerk te gebruiken voor alarmoproepen.
Bellen Als voor een contact meerdere nummers zijn opgeslagen, wordt het standaardnummer geselecteerd als dit is ingesteld. Anders wordt het eerst beschikbare nummer in de volgende velden geselecteerd: Mobiel, Mobiel (thuis), Mobiel (werk), Telefoon, Telefoon (thuis) en Tel. (werk) Toepassing starten Het apparaat maakt spraaklabels voor de toepassingen die zijn ingesteld in de toepassing Spraakopdrachten.
6. Contacten Selecteer Menu > Contacten. Beheer al uw contactgegevens, zoals telefoonnummers en adressen. Voeg een persoonlijke beltoon, een spraaklabel of een miniatuurafbeelding toe aan een contactpersoon. Verzend contactgegevens naar compatibele apparaten of ontvang contactgegevens als visitekaartje van compatibele apparaten en voeg ze toe aan uw eigen lijst met contacten. Als u een contact wilt toevoegen, selecteert u Opties > Nieuw contact. Voer de contactgegevens in en selecteer Gereed.
Contacten Contacten kopiëren tussen de SIM-kaart en het apparaatgeheugen Raadpleeg de leverancier van uw SIM-kaart voor informatie over het gebruik van SIM-diensten. Dit kan de serviceprovider, netwerkoperator of een andere leverancier zijn. Als u contacten wilt kopiëren van een SIM-kaart naar het apparaatgeheugen, selecteert u Opties > SIM-contacten > SIMtelefoonb. om de SIM-map te openen. Markeer de contacten die u wilt kopiëren of selecteer Alle markeren om alle contacten te kopiëren.
7. Agenda Selecteer Menu > Organiser > Agenda. In de Agenda kunt u geplande gebeurtenissen en afspraken noteren en bekijken. U kunt ook een alarm instellen voor agendaitems. Met behulp van Nokia PC Suite kunt u de agenda-items synchroniseren met een compatibele computer. Zie de handleiding bij Nokia PC Suite voor meer informatie over synchroniseren. Agenda-items maken U kunt vier typen agenda-items maken: • Vergadering-items hebben een specifieke datum en tijd.
Agenda Agendaweergaven Als u wilt schakelen tussen de verschillende agendaweergaven, selecteert u Opties in een van deze weergaven. Selecteer een weergavetype in de lijst. Tip: Wanneer u de Agenda in een van de weergaven bekijkt, kunt u op de blauwe functietoets en op * drukken om snel naar een andere weergave te gaan. Als u de standaard agendaweergave wilt instellen, selecteert u Opties > Instellingen > Standaardweergave > Maandweergave. Weekweergave, Dagweergave of Takenweergave.
8. Klok Selecteer Menu > Klok. Tip: Als u de datum en tijd automatisch wilt laten bijwerken (netwerkdienst), selecteert u Opties > Instellingen > Tijd via netw.operator > Automatisch aanpassen. Als u het kloktype wilt wijzigen, selecteert u Opties > Instellingen > Type klok > Analoog of Digitaal.
9. Connectiviteit Auteursrechtbescherming kan meebrengen dat bepaalde afbeeldingen, muziek (inclusief beltonen) en andere inhoud niet mogen worden gekopieerd, gewijzigd, overgedragen of doorgestuurd. Uw apparaat biedt verschillende opties om verbinding te maken met internet, een intranet of een ander apparaat of pc. U kunt gebruikmaken van draadloze verbindingsmethoden zoals WLAN, Bluetooth en infrarood.
Connectiviteit Geavanceerde internettoegangspuntinstellingen voor gegevensoproepen Nadat u de basisinstellingen voor het internettoegangspunt voor Gegevensoproep of Hoge snelheid gegevens (alleen GSM) hebt gedefinieerd, selecteert u Opties > Geavanc. instell. en definieert u de volgende geavanceerde instellingen: • • • • • • • • • • • IPv4-instellingen — Het IP-adres en naamserveradres van het apparaat voor het IPv4-internetprotocol invoeren.
Connectiviteit Een wireless LAN-internettoegangspunt definiëren 1. Selecteer Menu > Instrum. > Instell. > Verbinding > Toegangspunten. 2. Selecteer Opties > Nieuw toegangspunt. Als u een bestaand toegangspunt wilt gebruiken als basis voor een nieuw toegangspunt, selecteert u Huidige inst. gebruik.. Als u wilt beginnen met leeg toegangspunt, selecteert u Standaardinst. gebr.. 3. Definieer de volgende instellingen: • Naam verbinding — Voer een beschrijvende naam in voor de verbinding.
Connectiviteit • Gegevensoverdracht — U kunt de kabelverbinding gebruiken om gegevens zoals muziekbestanden of afbeeldingbestanden te openen en uit te wisselen met de computer. Voor het gebruik van de modus Gegevensoverdracht moet u ervoor zorgen dat USB niet als verbindingstype is geselecteerd in het beheer van verbindingsinstellingen in Nokia PC Suite.
Connectiviteit Aangezien Bluetooth-apparaten communiceren via radiogolven, hoeft er tussen de apparaten geen visuele verbinding te bestaan. Wel mogen de beide apparaten niet meer dan 10 meter van elkaar zijn verwijderd. Bovendien kan de verbinding hinder ondervinden van storing door obstakels als muren of andere elektronische apparaten. Bluetooth gebruiken Selecteer Menu > Connect. > Bluetooth. Als u Bluetooth wilt activeren, drukt u tegelijkertijd op de blauwe functietoets en de Ctrl-toets.
Connectiviteit Apparaten koppelen Selecteer Menu > Connect. > Bluetooth en druk de joystick naar rechts om het tabblad Gekopp. apparaten te openen. Voordat u gaat koppelen, stelt u uw toegangscode in (1 tot 16 cijfers) en spreekt u met de eigenaar van het andere apparaat af die toegangscode te gebruiken. Apparaten zonder gebruikersinterface gebruiken een standaardtoegangscode. U hoeft u de toegangscode alleen in te voeren wanneer u de apparaten voor het eerst koppelt.
Connectiviteit Het SIM-toegangsprofiel beheren 1. Selecteer Menu > Connect. > Bluetooth om Bluetooth-connectiviteit in uw apparaat te activeren. 2. Als u de externe SIM-modus wilt activeren, gaat u naar Externe SIM-modus en drukt u op de joystick. 3. Activeer Bluetooth in de carkit. 4. Gebruik uw carkit om het zoeken naar compatibele apparaten te starten. Zie de gebruikershandleiding bij uw carkit voor instructies. 5. Selecteer uw apparaat in de lijst met compatibele apparaten. 6.
Connectiviteit Tijdens een oproep is het niet mogelijk een GPRS-verbinding tot stand te brengen en wordt een bestaande GPRS-verbinding in de wachtstand geplaatst tenzij het netwerk overdrachten in dual mode ondersteunt. UMTS UMTS (Universal Mobile Telecommunications System) is een 3G-verbinding voor mobiele communicatie. Naast spraak en gegevens kan UMTS ook audio en video overbrengen naar draadloze apparaten. Het apparaat kan automatisch schakelen tussen GSM- en UMTS-netwerken.
Connectiviteit Zoeken naar wireless LAN's Als u wilt zoeken naar beschikbare LAN's binnen het bereik, selecteert u Menu > Connect. > Verb.beh. > Beschk. WLAN. Er wordt een lijst met gevonden netwerken weergegeven. In de weergave voor beschikbare wireless LAN's wordt een lijst met wireless LAN's binnen het bereik weergegeven, de bijbehorende netwerkmodus (infrastructuur of ad-hoc), het pictogram voor de signaalsterkte en de pictogrammen voor netwerkcodering.
Connectiviteit • Beleid installeren — Een beleid installeren. Voer uw gebruikersnaam en wachtwoord voor de VPN-beleidsserver in. Neem contact op met uw systeembeheerder voor uw gebruikersnaam en wachtwoord. • VPN-toeg.punt def. — Een VPN-toegangspunt maken dat is samengesteld uit een internettoegangspunt en een VPN-beleid. • Beleid bijwerken — Het geselecteerde VPN-beleid bijwerken. • Beleid verwijderen — Het geselecteerde VPN-beleid verwijderen.
Connectiviteit • • • • • SMTP-server — De naam of het IP-adres van de server bewerken. Beveiligde verbinding — Geef aan of u gebruik wilt maken van een beveiligde verbinding. Verificatie gebruiken — Geef aan of u gebruik wilt maken van verificatie. Gebruikersnaam — Bewerk uw gebruikersnaam voor de SMTP-server. Wachtwoord — Bewerk uw wachtwoord voor de SMTP-server.
10. Web Selecteer Menu > Web (netwerkdienst). Web is een van de twee browsers op het apparaat. Met Web kunt u gewone websites weergeven. Deze pagina's maken gebruik van XHTML (Extensible Hypertext Markup Language) of HTML (Hypertext Markup Language). Als u WAP-pagina's wilt weergeven, gebruikt u Menu > Media > Diensten. Beide browsers gebruiken dezelfde bookmarks. De hyperlinks in de berichten die u ontvangt, worden geopend in de browser Diensten.
Web Items downloaden Belangrijk: Installeer en gebruik alleen toepassingen en andere software van bronnen die adequate beveiliging en bescherming bieden tegen schadelijke software. U kunt onder verschillende items, zoals beltonen, afbeeldingen, operatorlogo's, thema's en videoclips, downloaden. Als u een item wilt downloaden, gaat u naar het item en drukt u op de joystick. Deze items worden gratis aangeboden of u kunt ze aanschaffen.
Web • Cookies — Geef aan of u het verzenden en ontvangen van cookies wilt toestaan of weigeren. Cookies bevatten informatie die de netwerkserver verzamelt over uw bezoeken aan diverse webpagina's. Ze zijn bijvoorbeeld nodig bij het winkelen op het web, bijvoorbeeld om informatie over de door u gekochte items te bewaren totdat u de pagina hebt bereikt waarop u de betaling verricht. Er kan echter misbruik van deze info worden gemaakt, waardoor u bijvoorbeeld ongewenste advertenties ontvangt.
11. Kantoortoepassingen Selecteer Menu > Kantoor. Sommige kantoortoepassingen zijn niet in alle talen beschikbaar. Het is mogelijk dat grote bestanden niet kunnen worden geopend of dat het openen veel tijd in beslag neemt. Bestandsbeheer Met Best.beh. kunt u de inhoud en eigenschappen van bestanden en mappen beheren. U kunt bestanden en mappen openen, maken, verplaatsen, kopiëren, zoeken en een andere naam geven.
Kantoortoepassingen Objecten in een document weergeven Als u alle objecten, zoals tabellen, opmerkingen, werkmappen en videoclips, wilt weergeven op hun specifieke locatie in het document, selecteert u de middelste weergave en Opties > Bladeren > Pagina's en objecten. Als u een tabel of opmerking wilt openen, gaat u naar het object of naar het betreffende pictogram en drukt u tweemaal op de joystick.
Kantoortoepassingen • In of Uit — Selecteer In om in het geselecteerde gebied één stap in te zoomen of Uit om één stap uit te zoomen. • Aanpassen aan scherm — Pas het zoomniveau zodanig aan dat de pagina overeenkomt met de breedte van het scherm. • Percentage — Bewerk het zoomniveau, geef een zoomfactor tussen 10 en 999 op en selecteer OK. Tip: Terwijl het selectiekader wordt weergegeven, gaat u met de joystick naar links, naar rechts, omhoog of omlaag om een andere positie op de pagina in te nemen.
Kantoortoepassingen Als u werkbladen, grafieken of benoemde cellen wilt verwijderen of de naam ervan wilt wijzigen, gaat u naar het betreffende item, selecteert u Opties > Werkblad, Grafiek of Benoemde cel en selecteert u de gewenste optie. Als u een nieuw werkblad, nieuwe grafiek of nieuwe benoemde cel wilt maken, gaat u naar de positie waar u het nieuwe item wilt toevoegen en selecteert u Opties > Invoegen > Werkblad, Grafiek of Benoemde cel.
Kantoortoepassingen Werken met cellen Als u een cel wilt bewerken, selecteert u de cel en selecteert u Opties > Celveld weergeven > Celveld bewerken. Een bewerkingsveld voor het bovenste gedeelte wordt geopend. Voer de gegevens in en selecteer Gereed om de bewerking te voltooien. Als u cellen wilt invoegen, selecteert u het gebied waarin u nieuwe cellen wilt invoegen en selecteert u Opties > Cellen > Invoegen. U kunt cellen invoegen boven (Cellen nr bened.
Kantoortoepassingen Als u de inhoud en richting van de zoekopdracht wilt wijzigen, selecteert u Opties > Zoekopties. Als u een cel met tekst wilt zoeken en vervangen, opent u de werkbladweergave en selecteert u Opties > Zoeken. Typ de te vervangen tekst in het veld Zoeken:, typ de nieuwe tekst in het veld Vervangen door: en druk op de joystick. Wanneer de cel is gevonden, selecteert u Vervangen om de tekst te vervangen en naar de volgende overeenkomst te gaan.
Kantoortoepassingen Overzichtsweergave In de overzichtsweergave kunt u door lange presentaties bladeren. In deze weergave kunt u snel verticaal bladeren, dia's ordenen en objecten bewerken. Als u de overzichtsweergave wilt openen, gaat u naar de linkerweergave. In de overzichtsweergave heeft elke dia een eigen pictogram in het hoofdniveau. Onder het hoofdniveau bevindt zich een subniveau met de tekstvelden en objecten. Als u de inhoud van de dia wilt weergeven, selecteert u Opties > Uitvouwen.
Kantoortoepassingen Als u de tekenopmaak wilt wijzigen, opent u de layoutweergave en selecteert u Opties > Dia bewerken. Ga naar het tekstveld en selecteer Opties > Tekst bewerken > Opties > Opmaak > Tekenopmaak. Selecteer de juiste opmaakoptie. U kunt tekst vet en cursief maken, onderstrepen, doorhalen, en de tekst als superscript of subscript weergeven. Als u een alinea wilt opmaken, opent u de layoutweergave en selecteert u Opties > Dia bewerken.
Kantoortoepassingen Scherminhoud weergeven Als u scherminhoud wilt weergeven met een dataprojector, opent u de toepassing voor schermexport en selecteert u Opties > Apparaat selecteren. Ga in de lijst met beschikbare apparaten naar het apparaat dat u wilt gebruiken en selecteer OK. Selecteer Opties > Inschakelen als u scherminhoud wilt weergeven. Als u de scherminhoud wilt verbergen, selecteert u Opties > Verbergen. De toepassing voor schermexport wordt naar de achtergrond verplaatst.
12. Organiser Selecteer Menu > Organiser. Organiser bevat hulpmiddelen waarmee u de details van verschillende persoonlijke of zakelijke gebeurtenissen kunt organiseren en beheren. Agenda—Zie 'Agenda', p. 43. Notities Selecteer Menu > Organiser > Notities. U kunt notities maken en verzenden naar andere compatibele apparaten en u kunt tekstbestanden (indeling .txt) opslaan die u ontvangt in Notities. Als u een nieuwe notitie wilt schrijven, selecteert u Opties > Nieuwe notitie.
Organiser Voordat u valuta's kunt omrekenen, moet u een basisvaluta kiezen en wisselkoersen toevoegen. De koers van de basisvaluta is altijd 1. De basisvaluta bepaalt de wisselkoers van de andere valuta's. 1. Als u de wisselkoers voor de valuta wilt instellen, gaat u naar het veld Type en selecteert u Opties > Wisselkoersen. 2. Er wordt een lijst met valuta's geopend. De huidige basisvaluta staat bovenaan.
13. Gegevens- en softwarebeheer Toepassingsbeheer Selecteer Menu > Instrum. > Toep.beh.. Wanneer u toepassingsbeheer opent, wordt alle geïnstalleerde software weergegeven op naam, versie, type en grootte. U kunt de details van geïnstalleerde toepassingen bekijken, toepassingen van het apparaat verwijderen en installatie-instellingen opgeven. Toepassingen en software installeren Belangrijk: Installeer alleen toepassingen van bronnen die voldoende beveiliging bieden tegen schadelijke software.
Gegevens- en softwarebeheer Beveiligingsinstellingen voor Java-toepassingen opgeven Als u beveiligingsinstellingen voor een Java-toepassing wilt opgeven, selecteert u Opties > Suiteinstellingen. U kunt opgeven van welke functies de Java-toepassing gebruik kan maken. De waarde die u voor elke functie kunt instellen, is afhankelijk van het beveiligingsdomein van het softwareproduct. • • • • • • • Netwerktoegang — Een gegevensverbinding met het netwerk maken. Berichten — Berichten verzenden. Toep. autom.
Gegevens- en softwarebeheer Gegevenssynchronisatie Menu > Connectiviteit > Synchr.. U kunt Synchr. gebruiken om uw contacten, agenda-items of notities te synchroniseren met de betreffende toepassingen op een compatibele computer of externe internetserver. Uw synchronisatie-instellingen worden opgeslagen in een synchronisatieprofiel. De toepassing maakt gebruik van SyncML-technologie voor synchronisatie op afstand.
Gegevens- en softwarebeheer Synchronisatie-instellingen definiëren voor Agenda Als u synchronisatie-instellingen wilt definiëren voor de toepassing Agenda, gaat u naar het gewenste profiel, en selecteert u Opties > Synchr. prof. bijw. > Toepassingen > Agenda > Bewerken en maakt u een keuze uit de volgende opties: • Tijdens synchronisatie — Aangeven of uw agenda wordt gesynchroniseerd met dit synchronisatieprofiel.
14. Instrum. Selecteer Menu > Instrum.. De map Instrum. bevat toepassingen die u gebruikt voor het configureren van andere toepassingen en van uw apparaat. Toep.beh.—Zie 'Toepassingsbeheer', p. 71. Geheugenkaart—Zie 'Geheugenkaart', p. 15. Overdracht—Zie 'Inhoud overbrengen tussen apparaten', p. 19. Profielen—Zie 'Profielen', p. 85. Thema's—Zie 'Thema's', p. 86. Instell.—Zie 'Instell.', p. 87. E-mailtoets—Zie 'De e-mailtoets configureren', p. 22. Snelkeuze—Zie 'Snelkeuze', p. 34.
Instrum. • Toepassing — Selecteer Info om informatie weer te geven over de toepassing of Vrijwaring om de vrijwaringsverklaring van de provider weer te geven. • Homepage — De hoofdweergave van Nokia Catalogs openen. Instellingen voor Nokia Catalogs Selecteer Menu > Catalogi of Menu > Instrum. > Catalogi.
Instrum. 2. Voor sommige operators is een Adres voor video delen, een gebruikersnaam en een wachtwoord vereist. Selecteer elk item en selecteer Opties > Wijzigen. Voer de gegevens in en selecteer OK. 3. Selecteer Opties > OK wanneer u klaar bent. 4. Selecteer OK om te bevestigen dat u video delen voor de opgegeven operator wilt instellen. 5. Nadat u de instellingen voor het delen van video hebt aangebracht, vraagt de Instelwizrd of u uw eigen contact wilt maken of bijwerken. Selecteer Ja of Nee.
Instrum. Maak een keuze uit de volgende opties: Positie opslaan Uw huidige positie opslaan als locatie of plaatsbepaling. Satellietstatus De signaalsterkte weergeven van de satellieten die de positiegegevens voor navigatie verschaffen. Opgeslagen locaties De locaties weergeven die u tijdelijk in uw apparaat hebt opgeslagen om u te ondersteunen bij de navigatie. Reismeterweergave De reismeter berekent de gereisde afstand en de duur van uw reis en de gemiddelde en maximum reissnelheid.
Instrum. • Bewerken — Plaatsbepalingsgegevens wijzigen, bijvoorbeeld de naam, de categorie, het adres, de lengte- en breedtegraad en de hoogte. • Nieuwe plaats — Een plaatsbepaling rechtstreeks vanuit de categorie maken. Selecteer Huidige positie om een netwerkverzoek te verzenden voor de lengte- en breedtecoördinaten van uw huidige locatie, of selecteer Handmatig opgeven om de benodigde informatie zelf in te vullen (bijvoorbeeld de naam, de categorie, het adres, de lengte- en breedtegraad en de hoogte).
15. Mediatoepassingen Auteursrechtbescherming kan meebrengen dat bepaalde afbeeldingen, muziek (inclusief beltonen) en andere inhoud niet mogen worden gekopieerd, gewijzigd, overgedragen of doorgestuurd. Selecteer Menu > Media. Media bevat verschillende mediatoepassingen waarmee u afbeeldingen kunt opslaan en weergeven, geluiden kunt opnemen en geluidsclips kunt afspelen. Galerij Selecteer Menu > Media > Galerij.
Mediatoepassingen Als u een afbeelding aan een contactkaart wilt toevoegen, selecteert u de afbeelding en Opties > Toew. aan contact. De contactenweergave wordt geopend en u kunt het contact voor de afbeelding selecteren. Afbeeldingen ordenen Als u een nieuwe map wilt maken waarin u berichten kunt onderbrengen, selecteert u Opties > Organiseren > Nieuwe map. Typ een naam voor de map en selecteer OK.
Mediatoepassingen Videobestanden ontvangen Selecteer Menu > Berichten. Open een bericht dat een videoclip bevat. Ga naar de clip en druk op de joystick. Selecteer Pauze of Stoppen en selecteer vervolgens Opties en: • Afspelen — De clip vanaf het begin afspelen. • Op volledig scherm — De clip in een volledig scherm afspelen. Liggende clips worden 90 graden gedraaid. Als u wilt terugschakelen naar de normale weergave, drukt u op een willekeurige toets. • Doorgaan — Het afspelen hervatten. • Drg. op voll.
Mediatoepassingen Als u de bandbreedte zelf wilt invoeren, selecteert u Door gebr. gedef.. Neem contact op met uw serviceprovider voor de juiste instellingen. Als u de instellingen wilt opslaan, drukt u op Terug. Muziekspeler Waarschuwing: Houd het apparaat niet dicht bij uw oor wanneer de luidspreker wordt gebruikt, aangezien het volume erg luid kan zijn. Selecteer Menu > Media > Muziekspeler. Met de muziekspeler kunt u muziekbestanden afspelen en afspeellijsten maken en beluisteren.
Mediatoepassingen 4. Selecteer Terug om de nieuwe frequentie-instelling op te slaan of selecteer Opties > Std.waarden herst. om de banden op een neutrale frequentie in te stellen en opnieuw te beginnen. Als u een standaard frequentie-instelling wilt bewerken, selecteert u Opties > Nwe voorinstelling of Opties > Bewerken. Als u de frequentie van een standaardinstelling wilt wijzigen, gaat u naar de frequentiebanden en drukt u de joystick omhoog of omlaag om de waarden te verhogen of verlagen.
16. Aanpassen Profielen Waarschuwing: In het profiel Offline kunt u geen oproepen doen of ontvangen, ook geen alarmoproepen, en kunnen ook overige functies waarvoor netwerkdekking vereist is, niet worden gebruikt. Als u wilt bellen, moet u de telefoonfunctie eerst activeren door een ander profiel te kiezen. Als het apparaat vergrendeld is, moet u de beveiligingscode invoeren. Selecteer Menu > Instrumenten > Profielen.
Aanpassen Thema's Selecteer Menu > Instrumenten > Thema's. U kunt de weergave in het display van het apparaat wijzigen. Als u de weergave van het display wilt wijzigen, markeert u het thema dat u wilt gebruiken en selecteert u Opties > Toepas.. Als u een thema wilt bewerken, markeert u het thema en selecteert u Opties > Bewerken.
17. Instell. Selecteer Menu > Instrum. > Instell.. U kunt diverse instellingen voor het apparaat definiëren en wijzigen. Als u deze instellingen wijzigt, is dat van invloed op de werking van verschillende toepassingen in het apparaat. Sommige instellingen kunnen vooraf in het apparaat zijn ingesteld of u in een configuratiebericht zijn toegestuurd door uw netwerkoperator of serviceprovider. Het is mogelijk dat u deze instellingen niet kunt wijzigen.
Instell. • Netoproep-ID verzndn — Stel deze functie alleen in als u uw internet-beller-ID wilt weergeven aan de persoon met wie u belt. • Oproep in wachtrij — Selecteer Activeren om een melding van een inkomende oproep te ontvangen wanneer u in gesprek bent, of selecteer Controleer status om te controleren of de functie actief is in het netwerk. • Wachtende internetopr. — Activeer deze functie als u een melding wilt ontvangen als een nieuwe oproep binnenkomt wanneer u bezig bent met een internetoproep.
Instell. Een toegangspuntengroep wordt gebruikt voor het onderbrengen van toegangspunten en het geven van prioriteiten aan toegangspunten. Een toepassing kan in plaats van één toegangspunt een groep als verbindingsmethode gebruiken. In dat geval wordt het best beschikbare toegangspunt binnen een groep gebruikt voor het tot stand brengen van de verbinding en - in geval van e-mail - ook voor roaming.
Instell. • • • • • • • Stndrdtoegangspunt — Selecteer het toegangspunt dat u voor de internetverbinding wilt gebruiken. Openb. gebr.naam — Voer uw gebruikersnaam in, die u hebt ontvangen van uw serviceprovider. Compressie gebruiken — Selecteer of compressie wordt gebruikt. Registratie — Selecteer de wijze van registratie. Beveiliging gebruiken — Selecteer of beveiligingsonderhandeling moet worden uitgevoerd. Proxy-server — Voer de proxyserverinstellingen voor dit SIP-profiel in.
Instell. Als u een indicator wilt weergeven wanneer op uw huidige locatie een wireless LAN beschikbaar is, selecteert u Beschikbrhd tonen > Ja. Als u het tijdsinterval wilt instellen waarna uw apparaat moet scannen op beschikbare wireless LAN's en de indicator moet bijwerken, selecteert u Zoeken nr netwerken. Geavanceerde WLAN-instellingen Selecteer Menu > Instrum. > Instell. > Verbinding > Wireless LAN > Opties > Geavan. instellingen.
Instell. Selecteer WLAN-beveil.instell. en selecteer de volgende opties: • WPA-modus — Selecteer EAP (Extensible Authentication Protocol) of Vooraf ged. sleutel (een geheime sleutel die wordt gebruikt voor identificatie van het apparaat). • Instell. EAP-plug-in — Als u WPA-modus > EAP selecteert, selecteert u de EAP-plug-ins die in uw apparaat zijn gedefineerd voor gebruik met het toegangspunt. • Vooraf ged. sleutel — Als u WPA-modus > Vooraf ged.
Instell. Toebehoreninstellingen Selecteer Menu > Instrum. > Instell. > Toebehoren. Waarschuwing: Wanneer u de hoofdtelefoon gebruikt, kan uw vermogen om geluiden van buitenaf te horen negatief worden beïnvloed. Gebruik de hoofdtelefoon niet wanneer dit uw veiligheid in gevaar kan brengen. Voor de meeste toebehoren kunt u de volgende instellingen selecteren: • Standaardprofiel — Selecteer het profiel dat moet worden geactiveerd wanneer u een toebehoren op het apparaat aansluit. • Autom.
18. Beveiliging Apparaatbeveiliging Selecteer Menu > Instrumenten > Instell. > Beveiliging > Telefoon en SIM. U kunt de beveiligingsinstellingen voor de PIN-code, automatische blokkering en het verwisselen van de SIM-kaart wijzigen en codes en wachtwoorden aanpassen. Zorg ervoor dat u toegangscodes gebruikt die afwijken van de alarmnummers, om te voorkomen dat u per ongeluk het alarmnummer kiest. Codes worden als sterretjes weergegeven.
Beveiliging • Vaste nrs. activeren — Uitgaande oproepen vanaf het apparaat beperken. Als u de dienst wilt annuleren, selecteert u Vaste nrs. deact.. U hebt uw PIN2-code nodig om de dienst voor vaste nummers in en uit te schakelen of om uw contacten met vast nummer te bewerken. Neem contact op met uw serviceprovider als u deze code niet hebt. • Nieuw SIM-contact — Een telefoonnummer toevoegen aan de lijst met nummers waarnaar gebeld mag worden. Voer de naam en het telefoonnummer van het contact in.
Beveiliging Door een certificaat te vertrouwen, autoriseert u het certificaat voor het controleren van webpagina's, e-mailservers, softwarepakketten en andere gegevens. Alleen vertrouwde certificaten kunnen worden gebruikt voor het controleren van diensten en software. Als u vertrouwensinstellingen wilt wijzigen, selecteert u een certificaat en selecteert u Opties > Inst. Vertrouwen. Selecteer een toepassingsveld en selecteer Ja of Nee.
19. Sneltoetsen Hieronder worden enkele van de op het apparaat beschikbare sneltoetsen vermeld. Sneltoetsen kunnen het gebruik van toepassingen efficiënter maken. Sommige sneltoetsen zijn toepassingspecifiek en kunnen derhalve niet voor alle toepassingen worden gebruikt. Actieve standby-modus Linkerselectietoets + blauwe functietoets Toetsenblok vergrendelen en vrijgeven. Beltoets Het Logboek openen. 0 Ingedrukt houden om Diensten te openen en verbinding te maken met internet.
Informatie over de batterij Het apparaat werkt op een oplaadbare batterij. De volledige capaciteit van een nieuwe batterij wordt pas benut nadat de batterij twee of drie keer volledig is opgeladen en ontladen. De batterij kan honderden keren worden opgeladen en ontladen maar na verloop van tijd treedt slijtage op. Wanneer de gesprekstijd en stand-by-tijd aanmerkelijk korter zijn dan normaal, moet u een nieuwe batterij aanschaffen.
Informatie over de batterij 4. Controleer of de 20-cijferige code geldig is door de instructies op www.nokia.com/batterycheck te volgen. Als u een tekstbericht wilt maken, toetst u de 20-cijferige code in (bijvoorbeeld 12345678919876543210) en stuurt u het bericht naar +44 7786 200276. Er zijn nationale en internationale operatorkosten van toepassing. U dient een bericht te ontvangen dat aangeeft of de code is geverifieerd.
Verzorging en onderhoud Uw apparaat is een product van toonaangevend ontwerp en vakmanschap en moet met zorg worden behandeld. De tips hieronder kunnen u helpen om de garantie te behouden. • Houd het apparaat droog. Neerslag, vochtigheid en allerlei soorten vloeistoffen of vocht kunnen mineralen bevatten die corrosie van elektronische schakelingen veroorzaken. Wordt het apparaat toch nat, verwijder dan de batterij en laat het apparaat volledig opdrogen voordat u de batterij terugplaatst.
Aanvullende veiligheidsinformatie Gebruiksvoorschriften Houd u aan speciale voorschriften die in een bepaald gebied van kracht zijn en schakel het apparaat altijd uit op plaatsen waar het verboden is het apparaat te gebruiken of waar het gebruik ervan storing of gevaar kan veroorzaken. Gebruik het apparaat alleen in de normale posities.
Aanvullende veiligheidsinformatie op dergelijke plaatsen een explosie of brand veroorzaken, waardoor er gewonden of zelfs doden kunnen vallen. Schakel het apparaat uit bij benzinestations. Houd u aan de beperkingen voor het gebruik van radioapparatuur in brandstofopslagplaatsen, chemische fabrieken of op plaatsen waar met explosieven wordt gewerkt. Plaatsen met explosiegevaar worden vaak, maar niet altijd, duidelijk aangegeven.
Index A gegevens kopiëren 42 groepen 41 standaardgegevens 41 toevoegen 41 contactgegevens 42 contactgroepen 41 aanpassen 85, 86 aansluitingen 10 ad-hoc netwerk 53 afbeeldingen instellen als achtergrond 80 inzoomen of uitzoomen 80 toevoegen aan contacten 80 afbeeldingsberichten 26 afdrukken 68 afspelen muziek 83 spraakopnamen 84 video en audio 81 agenda 43 audiobestanden 81 automatisch antwoorden 93 autorisatiecertificaten 95 D dagweergave in agenda diavoorstellingen 65 dictafoon 84 dienstopdrachten 33 d
Index infrarood 52 installeren batterij 8 SIM-kaart 8 toepassingen 71 instant messaging 29 instellingen agenda 43, 44 algemeen 87 berichtencentrales 20 beveiliging 94 beveiliging van Java-toepassingen 72 Bluetooth 50 display 87 externe configuratie 72 internet 46 IP-passthrough 49 multimediaberichten 28 netwerk 92 oproepen 87 profielen 85 roaming e-mailgegevens 55 standby 87 tekstberichten 26 teksttelefoon 93 TTY 93 verbinding 88 vertrouwen 96 Web 58 WLAN 90 Instelwizard 76 instrumenten, map 75 internet 57
Index speciale berichten 33 spraakgestuurd bellen 39 spraakopdrachten 39 standby instellingen 87 modus 13 surfen in webpagina's 57 Symbian-toepassingen 71 symbolen 14 synchroniseren 73 infrarood 52 kabel 48 modem 54 WLAN 53 vergrendelen apparaat 12 toetsen 12 videoclips 81 video-oproepen 36 virtual private network visitekaartjes 42 voicemail 34 voice over IP 39 volume 13, 83 VPN 54 T taal 87 takenlijsten 43 takenlijsten in agenda 44 tekst invoeren 17 kopiëren 18 plakken 18 selecteren 17 tekstberichten b