Gebruikershandleiding 9357201 ISSUE 3 NL Elektronische handleiding als uitgave bij "Nokia Handleidingen - Voorwaarden en bepalingen, 7 juni 1998".
Nokia is een geregistreerd handelsmerk van Nokia Corporation, Finland. Copyright. © 1995-1999 Nokia Mobile Phones. Alle rechten voorbehouden. Nokia Mobile Phones streeft ernaar producten voortdurend te verbeteren. Wijzigingen en verbeteringen in het beschreven product kunnen dan ook zonder voorafgaande kennisgeving worden aangebracht. Nokia Mobile Phones is not responsible for any loss of data, income or any consequential damage howsoever caused.
END USER LICENSE AGREEMENT FOR SECURITY SOCKETS LAYER -SOFTWARE (“SSL”) READ THE FOLLOWING TERMS AND CONDITIONS CAREFULLY BEFORE USING THE SSL. USE OF THE SSL SOFTWARE INDICATES YOUR ACCEPTANCE OF THESE TERMS AND CONDITIONS. In this license agreement ("License Agreement"), you, the purchaser of the license rights granted by this Agreement, are referred to as "Licensee." In accordance with the terms and conditions of this License Agreement, Nokia Mobile Phones Ltd.
1999 Nokia Mobile Phones. All Rights Reserved.
VOOR UW VEILIGHEID Lees deze eenvoudige richtlijnen. Het overtreden van de regels kan gevaarlijk of onwettig zijn. Meer informatie vindt u in deze handleiding. VERKEERSVEILIGHEID HEEFT VOORRANG Gebruik geen telefoon terwijl u een auto bestuurt. Parkeer eerst de auto. INTERFERENTIE Alle draadloze telefoons zijn gevoelig voor interferentie, waardoor de werking van de telefoon kan worden beïnvloed. SCHAKEL DE TELEFOON UIT IN ZIEKENHUIZEN Volg alle regels en aanwijzingen op.
Inhoudstafel Inleiding Over deze handleiding Informatie over de communicator Informatie over cellulaire gegevensoverdracht Voorbereiding Ingebruikname Het scherm van de communicator Het toetsenbord van de communicator Communicatortoepassingen Connectors Batterij Speciale functies Communicatorfuncties Documentfuncties Gegevens overzetten vanuit oudere communicatormodellen Software voor computerverbinding De PC Suite gebruiken Het gebruik van de Nokia Communicator Server Nokia Communicator Server voor Mac
Telefoon 61 Opbellen De telefoon beantwoorden Stand Handenvrij Meerdere gesprekken Instellingen van de toepassing Telephone Vluchtprofiel Fax Faxen verzenden Faxen ontvangen Fax-instellingen SMS-berichten Berichten verzenden Berichten ontvangen Standaardberichten Visitekaartjes SMS-instellingen Internet Internet-instellingen E-mail Mail-instellingen E-mail verzenden E-mail ophalen E-mail lezen World Wide Web WWW-instellingen Hotlist Navigeren op het web Terminal Telnet Text Web 61 63 64 64 68 73 75 7
Notities 119 Documenten bewerken 121 Opgehaalde bestanden en alleen-lezen documenten 123 Instellingen voor de toepassing Notes 123 Agenda Maandoverzicht Weekoverzicht Dagoverzicht Agenda item Signalen Takenlijst Systeem Systeeminstellingen Beveiliging Gebruikersgegevens Geheugen Infraroodverbinding activeren Connectiviteit digitale camera Externe synchronisatie Faxmodem Gegevens verwijderen Software installeren en verwijderen Reservekopieën maken en terugzetten Geheugenkaart Over dit product Extra’s De
Telefooninterface 157 Schermindicatoren Opbellen Een gesprek aannemen Gesprekken beheren Telefoonnummers opzoeken Snelkiezen DTMF-signalen verzenden Toetsenblokvergrendeling Help De menu’s gebruiken Messages (Berichten, menu 1) Call register (Gespreksregistratie -menu 2) Profiles (Profielen, menu 3) Settings (Instellingen, menu 4) Call divert (Doorschakelen, menu 5) Recorder (Menu 6) 159 159 160 160 161 162 163 163 164 164 166 167 170 171 175 176 Problemen oplossen 177 Verzorging en onderhoud 185 Be
1999 Nokia Mobile Phones. All Rights Reserved.
1. Inleiding Gefeliciteerd met de aankoop van de Nokia 9110 Communicator. De Nokia 9110 Communicator is een veelzijdig communicatiemiddel: het is een mobiele telefoon, een apparaat waarmee u berichten kunt versturen, een toegangsterminal en een organizer in één compact geheel. Figuur 1 De Nokia 9110 Communicator bestaat uit twee onderdelen: de telefooninterface en de communicatorinterface.
Inleiding 12 Beide onderdelen maken gebruik van dezelfde bronnen en werken nauw samen – het zijn niet twee afzonderlijke apparaten. De telefooninterface gebruikt bijvoorbeeld de namen en telefoonnummers die in het Contactsbestand van de communicatorinterface zijn opgeslagen, en de communicatorinterface gebruikt de telefooninterface om met de “buitenwereld” te communiceren (bijvoorbeeld voor het verzenden of ontvangen van faxen en voor het maken van een verbinding met Internet).
korte woordenlijst met afkortingen en termen die betrekking hebben op Internet en mobiele telefoons. Als u overschakelt van de Nokia 9000 Communicator of van de Nokia 9000i Communicator naar de Nokia 9110 Communicator, raadpleegt u ”Gegevens overzetten vanuit oudere communicatormodellen” op pagina 38. Opmerking: in deze handleiding worden de opdrachten op het scherm vet weergegeven en de instellingen en opties cursief.
Inleiding 14 U kunt de toegangscodes die zowel door de telefooninterface als de communicatorinterface worden gebruikt, via een van beide toepassingen wijzigen, mits de code kan worden gewijzigd. Zie ”Beveiliging” op pagina 137 voor meer informatie. In de Internet-toepassingen van de communicator worden wachtwoorden en gebruikersnamen gebruikt als beveiliging tegen onbevoegd gebruik van Internet en de Internet-diensten. Deze wachtwoorden kunt u wijzigen in de instellingen van de Internet-toepassingen.
Elektrostatische ontlading De elektrostatische ontlading van een vinger of een geleider kan resulteren in een onjuiste werking van elektrische apparaten. Het is bijvoorbeeld mogelijk dat het scherm onleesbare informatie weergeeft of dat de werking van de software onstabiel wordt. Cellulaire verbindingen kunnen onbetrouwbaar worden, gegevens kunnen beschadigd raken en de transmissie kan worden stopgezet.
Inleiding 16 1999 Nokia Mobile Phones. All Rights Reserved.
2. Voorbereiding In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u de communicator in gebruik kunt nemen en een SIM-kaart installeren, hoe de communicator werkt en hoe u deze van stroom voorziet.
Voorbereiding 18 Figuur 1 3 Schuif de SIM-kaart in de SIM-kaartsleuf. Zorg dat de goudkleurige contactpunten van de SIM-kaart zich aan de onderkant bevinden en dat de schuine hoek van de kaart zich rechts bevindt. Zie figuur 2. Figuur 2 4 Als de SIM-kaart op de juiste wijze in de SIM-kaartsleuf is geplaatst, blijft de schuine hoek zichtbaar. Zie figuur 3. Figuur 3 1999 Nokia Mobile Phones. All Rights Reserved.
Opmerking: als u een onjuiste SIM-kaart hebt geïnstalleerd, verschijnt het bericht INVALID SIM CARD (ONGELDIGE SIMKAART). Neem contact op met uw dealer of netwerkeploitant wanneer dit gebeurt. 5 Als u zeker weet dat de SIM-kaart goed is geïnstalleerd, plaatst u de batterij weer terug. Opmerking: de batterij past niet als de SIM-kaart niet goed is geïnstalleerd.
Voorbereiding 20 10 Typ de huidige datum in de 24-uursnotatie uu:mm, bijvoorbeeld 17:25, en druk op OK. U kunt de tijdnotatie later wijzigen in de System settings. 11 Typ uw gegevens in de gegevenskaart van de gebruiker en druk op OK. U kunt deze gegevens later wijzigen in de toepassing User data (Gebruikersgegevens) onder System. De procedure voor de ingebruikname is nu voltooid. Verwijder na de ingebruikname niet onmiddellijk de batterij.
Als het selectiekader wordt weergegeven, kunt u items selecteren door het selectiekader met de pijltoetsen (omhoog/omlaag) te verplaatsen. Figuur 5 Wanneer het zoekveld onderaan het scherm wordt weergegeven, kunt u naar items zoeken door, met behulp van het toetsenbord, tekst in het zoekveld in te voeren. Wanneer het gewenste item is geselecteerd, drukt u op de toets naast de opdracht die u op het item wilt toepassen, bijvoorbeeld Open.
Voorbereiding 22 1 Wanneer een opdracht grijs wordt weergegeven, kunt u de opdracht niet gebruiken. Zie figuur 7. 2 Wanneer er een cursor op een stippellijn wordt weergegeven, kunt u met het toetsenbord een waarde invoeren. Zie figuur 7. Figuur 7 3 Een pop-up vak. Selecteer een item en druk op OK of Cancel (Annuleren). Zie figuur 8. Figuur 8 Als een instelling met ernaast is geselecteerd, kunt u de waarde wijzigen of een pop-up vak openen door op Change (Wijzigen) te drukken. Zie figuur 8.
Toepassingspictogram Toepassingsnaam Gespreksstatus IN/UIT Batterijcapaciteit en signaalsterkte Gespreksstatus – U voert een telefoongesprek en de handenvrije luidspreker en microfoon staan aan. Zie ”Stand Handenvrij” op pagina 64. – Een telefoongesprek waarbij de stand Handenvrij is uitgeschakeld. De luidspreker en de microfoon zijn tijdelijk uitgezet. – Een open dataverbinding. Zie hoofdstuk 9 "Internet" op pagina 89. – De communicator ontvangt of verzendt een fax. Zie hoofdstuk 7 "Fax" op pagina 75.
Voorbereiding 24 Batterijcapaciteit – De batterij is bijna leeg en moet weer worden opgeladen. – De batterij wordt opgeladen (de balk groeit van leeg naar vol). Het stekkerpictogram geeft aan dat de communicator op een externe voedingsbron is aangesloten. – De batterij is volledig geladen. Er worden vier kolommen weergegeven. Signaalsterkte – De communicator is verbonden met een cellulair netwerk. Als de vier indicatorkolommen worden weergegeven, is de ontvangst van het cellulaire signaal goed.
Toepassingstoetsen Met de toetsen bovenaan het toetsenbord start u de bijbehorende toepassingen. ESC Als u een handeling wilt annuleren, drukt u op Cancel (Annuleren) of Chr-Q. De toetscombinatie Chr-Q kan alleen worden gebruikt als Cancel een van de beschikbare opdrachten is. Alle informatieve berichten die op het scherm verschijnen, kunnen ook worden verwijderd met Chr-Q (in plaats van met de opdracht OK).
Voorbereiding 26 toegevoegd. U kunt Enter ook gebruiken om relaties in het Contacts-bestand te selecteren en om mappen en documenten te openen. Als informatieve berichten worden weergegeven, kunt u ook op Enter drukken in plaats van op OK. Bij opties en instellingen kunt u een waarde ook wijzigen door op Enter te drukken in plaats van op Change (Wijzigen). Communicatortoepassingen Met de gekleurde toepassingstoetsen op het toetsenbord van de communicator kunt u de bijbehorende toepassingen starten.
Opmerking: u hoeft informatie niet op te slaan. Wanneer u op Close (Sluiten) drukt, naar een andere toepassing schakelt of de klep van het apparaat sluit, worden alle gegevens door de Nokia 9110 opgeslagen. Connectors De Nokia 9110 kan op verschillende apparaten worden aangesloten. De volgende connectors zijn beschikbaar (zie figuur 10): Figuur 10 1 IrDA-SIR-infraroodpoort voor het maken van een verbinding met een pc of een printer, een digitale camera of een andere communicator.
Voorbereiding 28 Gebruik alleen laders die voor het opladen van een Lithium-ion-batterij door de fabrikant van de communicator zijn goedgekeurd. Opmerking: de communicator kan tijdens het opladen gewoon worden gebruikt. De batterij opladen 1 Zorg dat de batterij op de juiste wijze in de hiertoe bestemde ruimte is geplaatst. 2 Koppel de adapter aan de connector aan de onderkant van de communicator, zoals weergegeven in figuur 11. 3 Sluit de lader aan op het lichtnet.
Opmerking: als de batterij helemaal leeg is, duurt het 30- 60 seconden voordat het bericht CHARGING (LAADT OP) verschijnt en de batterijbalk wordt afgebeeld ten teken dat de batterij wordt geladen. Het kan hierna nog 10-30 seconden duren voordat u de telefoon kunt inschakelen. Gebruik van de batterij Gebruik alleen batterijen die zijn goedgekeurd door de fabrikant van de lader en laad de batterij alleen op met laders die door de fabrikant zijn goedgekeurd.
Voorbereiding 30 met een metalen voorwerp (zoals een munt, een paperclip of een pen) dat in direct contact komt met de + en - poolklemmen van de batterij. Kortsluiting veroorzaakt schade aan de batterij of aan het voorwerp dat de kortsluiting veroorzaakt. De capaciteit en de levensduur van de batterij nemen af wanneer u deze bij extreem warme of koude temperaturen bewaart (zoals in een afgesloten auto in de zomer of in de vrieskou).
3. Speciale functies In dit hoofdstuk worden de functies beschreven die in de meeste toepassingen beschikbaar zijn. ”Communicatorfuncties” op pagina 31 geeft een uitleg van de verschillende functies van de communicator en in ”Documentfuncties” op pagina 34 komen de functies aan bod die kunnen worden gebruikt voor het schrijven en bekijken van documenten. Communicatorfuncties Figuur 1 Het gebruik van de toets Menu 1 Wanneer u op de toets links van het scherm drukt, verschijnt een set opties.
Speciale functies 32 Het gebruik van de toets Backlight (Schermverlichting) Met de toets links van het scherm kunt u de verlichting van het scherm van de communicator in- en uitschakelen. De schermverlichting kan in de systeeminstellingen worden aangepast. Zie ”Systeeminstellingen” op pagina 135. Het gebruik van de toets Help Met de toets op het toetsenbord kunt u helptekst voor de huidige functie openen.
Opmerking: de geheugenkaart is geen standaardonderdeel van de communicator, maar kan apart worden aangeschaft. De geheugenkaart in de communicator plaatsen 1 Sluit het apparaat en zorg ervoor dat de telefooninterface is uitgeschakeld. Als dat niet zo is, drukt u op . 2 Verwijder de batterij: druk hiertoe op het klemmetje boven aan de batterij en neem de batterij voorzichtig uit het batterijvak.
Speciale functies 34 Meerdere items selecteren In sommige gevallen kunt u meerdere items tegelijk selecteren. De opdrachten die u gebruikt zijn van invloed op alle geselecteerde items. Het selecteren van meerdere items is mogelijk in de meeste lijsten. U kunt bijvoorbeeld verschillende relaties in het Contacts-bestand selecteren en deze in een keer verwijderen, of u kunt in de toepassing Notes verschillende documenten selecteren en deze in een keer naar een geheugenkaart kopiëren.
Ctrl-H Ctrl-E De cursor naar het begin of einde van het document verplaatsen Ctrl-N Ctrl-P Het volgende item openen Het vorige item openen Chr-pijl links of rechts De cursor naar het begin of eind van de regel verplaatsen Chr- pijl omhoog of omlaag De lijst of documentweergave omhoog of omlaag schuiven Shift-Ctrl-pijl links of rechts Het vorige of volgende woord selecteren Shift-pijl rechts/links/ omhoog/omlaag Een teken of regel selecteren door op een pijltoets te drukken en Shift ingedrukt te h
Speciale functies 36 de infraroodsensoren wordt geplaatst of wanneer de communicator zelf wordt verplaatst, wordt het afdrukken onderbroken. 3 Nadat de communicator heeft vastgesteld dat er nog geen actieve verbinding is, gaat deze zoeken naar een printer. Dit houdt in dat u bijvoorbeeld niet kunt afdrukken terwijl u bestanden aan het overzenden bent van de communicator naar een pc.
U kunt het UIT-vak openen vanuit het hoofdvenster van de toepassingen Fax, SMS, Mail en Notes. Het UIT-vak wordt daar onderaan de mappenlijst weergegeven. Selecteer het UIT-vak in de mappenlijst en druk op Open. Documenten in het UIT-vak kunnen de volgende status hebben: Sending (Wordt verzonden) — Het document wordt op dat moment verzonden.
Speciale functies 38 Wanneer u de ontvangen documenten wilt lezen of wilt controleren wie de oproepen heeft gedaan, selecteert u het betreffende item in de lijst en drukt u op View (Weergeven). Figuur 4 Gegevens overzetten vanuit oudere communicatormodellen U kunt met het programma van Nokia Communicator Server reservekopieën maken van de gegevens in de Nokia 9000 Communicator of de Nokia 9000i Communicator en deze gegevens vervolgens overzetten naar een Nokia 9110 Communicator met dezelfde taalversie.
4. Software voor computerverbinding In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u de software voor het maken van een pc-verbinding installeert, hoe u de communicator met een pc of een Apple Macintosh-computer verbindt en hoe u de verbindingsprogramma's gebruikt. De PC Suite gebruiken Figuur 1 U kunt met het programma PC Suite voor Nokia 9110 Communicator de communicator op een geschikte pc aansluiten. De PC Suite en bijbehorende handleidingen vindt u op de cd die bij de communicator wordt geleverd.
Software voor computerverbinding 40 De PC Suite op een pc installeren Normaliter wordt de cd-rom automatisch gestart wanneer u deze in het cdrom-station van de pc plaatst. Mocht dat niet het geval zijn, dan voert u de volgende stappen uit: 1 Klik op de knop “Start” in Windows; klik vervolgens op “Uitvoeren”. 2 Als op uw pc Windows 95, 98 of NT 4.0 (of hoger) geïnstalleerd is, typt u d:\9110.exe op de opdrachtregel. Als Windows 3.x geïnstalleerd is, typt u d:\data\9110_31.exe.
Tip: U kunt ook de optionele bureaulader gebruiken voor een gemakkelijke aansluiting op de pc. Zie de Accessoiregids. Contacts (Relaties) Met de functie Contacts (Relaties) van de PC Suite kunt u relatiekaarten op de Nokia 9110 Communicator maken, bewerken en bijwerken en kunt u deze overzenden tussen een pc en uw communicator. U start de toepassing Contacts door op het pictogram Contacts op het hoofdscherm te klikken. Figuur 2 1999 Nokia Mobile Phones. All Rights Reserved.
Software voor computerverbinding 42 Intellisync Met de functie Intellisync kunt u gegevens op uw communicator en een pc met elkaar synchroniseren. 1 Sluit de communicator aan op de PC. 2 Start PC Suite op de pc en klik op het pictogram Intellisync op het hoofdscherm. 3 Het tabblad Local (d.w.z. de pc) is automatisch geselecteerd. Klik op de toets Settings (Instellingen). Opmerking: het is mogelijk dat u een dialoogvenster ziet met de tabbladen Format (Indeling) en File (Bestand).
8 Geef op welke toepassing en zo nodig welk bestand u wilt synchroniseren. Opmerking: teneinde het synchroniseren van gegevens tussen uw communicator en een pc-toepassing met succes te laten verlopen, klikt u, nadat u een toepassing hebt geselecteerd waarmee u wilt synchroniseren, op de toets Advanced (Geavanceerd).
Software voor computerverbinding 44 9 Wanneer u gereed bent om de bewerking uit te voeren, klikt u op OK onderaan het venster Configuration. 10 Klik op de toets Synchronise op het openingsscherm van de PC Suite. 11 Los desgevraagd dataconflicten op. 12 Er verschijnt een bevestigingsbericht die laat zien hoeveel toevoegingen, wijzigingen en verwijderingen er worden uitgevoerd op elk van uw systemen als u doorgaat met de bewerking.
Backup/Restore (Reservekopieën maken en terugzetten) Figuur 4 Met de functie Backup/Restore kunt u op de pc reservekopieën maken van gegevens op de communicator en deze later weer terugzetten op de communicator. 1 Maak een verbinding tussen de communicator en de pc, zoals eerder in dit hoofdstuk is beschreven. 2 Start de PC Suite op de pc en klik op Backup/Restore in het hoofdvenster. 3 Klik op het tabblad Backup en selecteer een van de opties.
Software voor computerverbinding 46 card data) selecteren om een reservekopie te maken van de gegevens op de geheugenkaart. 4 In het vak “Backup Path” (Locatie reservekopie) geeft u de locatie voor de reservekopie op. Er wordt automatisch een naam aan de reservekopie toegewezen. 5 Typ een getal dat ligt tussen 1 en 99 in het vak ”Number of backup stores” (Aantal reservekopieën). 6 Klik op de toets Backup. Klik op het tabblad Restore wanneer u gegevens wilt terugzetten.
1 Maak een verbinding tussen uw communicator en een pc, zoals eerder in dit hoofdstuk is beschreven. 2 Start het programma PC Suite op de pc en klik op het pictogram Import/ Export op het hoofdscherm. 3 Klik op het tabblad Export en kies een van drie opties: Calendar data (Agendagegevens); Contacts (Relaties); Contacts File on Memory Card (Contacts-bestand op geheugenkaart).
Software voor computerverbinding 48 De Nokia Communicator Server op een pc installeren 1 Plaats de diskette in het diskettestation. 2 Klik in Programmabeheer van Windows op het menu Bestand. 3 Klik op de menuopdracht Starten en typ a:\server op de opdrachtregel. Vervang de letter “a” door de letter van het diskettestation. 4 Druk op Enter. 5 Voer de instructies op het scherm uit.
Als u de communicator op de RS-422 seriële poort van een Apple Macintosh wilt aansluiten, hebt u een modemkabel voor de Apple Mac nodig (wordt niet door Nokia verstrekt), die op de Mac wordt aangesloten. Als u de modemkabel op een DLR-2 kabel (die u in de verpakking vindt) wilt aansluiten, hebt u een 9M25F adapter nodig (wordt niet door Nokia versrekt), omdat de modemkabel voor de Mac een 25-pinskabel is en de DLR-2 RS een 9-pinskabel.
Software voor computerverbinding 50 1999 Nokia Mobile Phones. All Rights Reserved.
5. Relatiebeheer De toepassing Contacts wordt gebruikt voor het maken, wijzigen en beheren van alle relatiegegevens, zoals telefoonnummers, adressen en snelkiesnummers, en voor het raadplegen van logboeken met alle inkomende en uitgaande gesprekken (spraak-, data- en faxoproepen, en SMS-berichten). De toepassingen Telephone, Fax, SMS, Calendar en Mail maken allemaal gebruik van gegevens in het Contacts-bestand. Tip: Tip: U vindt de relatiekaart van Club Nokia Careline in de directory Contacts (Relaties).
Relatiebeheer 52 zoekresultaten wissen door tekens één voor één uit het zoekveld te verwijderen met de Backspace-toets. U opent de geselecteerde relatiekaart door op Open te drukken. U verwijdert de geselecteerde relatiekaart door op Delete te drukken. Opmerking: als de communicator een geheugenkaart heeft, worden de relatiedatabases van de geheugenkaart in het beginvenster van Contacts als mappen weergegeven.
Wijzigingen aan deze sjabloon zijn van invloed op de nieuwe kaarten, maar niet op de reeds bestaande. U kunt geen tekst in de velden van de sjabloon invoeren. Log length (Logboeklengte) — Hiermee kunt u bepalen hoe recente relaties in de algemene en individuele logboeken worden weergegeven. Selecteer de nieuwe logboeklengte en druk op OK. De mogelijke waarden zijn: Zero (Nul)/10 days (10 dagen)/30 days (30 dagen)/1 year (1 jaar)/User defined (door de gebruiker gedefinieerd): dagen (0 – 365 dagen).
Relatiebeheer 54 Nieuwe velden aan een relatiekaart toevoegen 1 Druk op Fields (Velden) in de geopende relatiekaart. Zie figuur 2. 2 Druk op Add field (Veld toevoegen). Er verschijnt een pop-up vak met een overzicht van de beschikbare velden. 3 Selecteer een veld en druk op OK. Er kan maar één veld voor Name (Naam), Job title (Functie), Company (Bedrijf), Note (Notitie) en Password (Wachtwoord) zijn.
Opties voor relatiekaarten Wanneer u in een geopende relatiekaart op Options (Opties) drukt, verschijnen de volgende opties: Ringing tone (Beltoon) — U kunt voor elke relatie in het Contacts-bestand een specifieke beltoon opgeven. Selecteer een toon in de lijst en druk op OK. Het pictogram verschijnt bovenaan de relatiekaart. Zie figuur 2. U kunt deze functie echter alleen gebruiken als de instelling Individual ringing tones (Afzonderlijke beltonen) is ingeschakeld.
Relatiebeheer 56 Nummer 1 is gereserveerd voor het bellen naar uw voicemailbox. Zie ”Snelkiezen” op pagina 162 voor meer informatie over het gebruik van snelkiesnummers. 1 Druk op Options (Opties) in de geopende relatiekaart en selecteer Speed dials (Snelkiesnummers). Alle telefoonnummervelden van de relatiekaart worden weergegeven. 2 Selecteer een veld waaraan u een snelkiesnummer wilt toewijzen en druk op Change (Wijzigen). 3 Selecteer een nummer en druk op OK.
Next card (Volgende kaart) — Opent de volgende relatiekaart in de map. Previous card (Vorige kaart) — Opent de vorige relatiekaart in de map. Fetch (Ophalen) — Als u het URL-veld van een relatiekaart hebt geselecteerd met het selectiekader, kunt u de WWW-toepassing starten door op Fetch te drukken en wordt een verbinding gemaakt met het eerste URL-adres in het veld. Belongs to groups (Behoort tot groepen) — Geeft alle groepen weer waartoe de huidige relatie behoort.
Relatiebeheer 58 Relatiegroepen Door relatiegroepen te maken kunt u in een keer post of SMS-berichten naar een groep mensen sturen. Zie figuur 3. Figuur 3 Een groep maken 1 Met de mogelijkheid tot het selecteren van meerdere items kunt u in het Contacts-bestand de relaties selecteren die in de groep moeten worden opgenomen. 2 Druk op Menu en selecteer de optie Create group (Groep maken).
Logboeken In de toepasssing Contacts worden alle communicatiegebeurtenissen in twee logboeken weergegeven. Het algemene logboek geeft alle of bepaalde typen communicatiegebeurtenissen in chronologische volgorde weer. Het Individuele logboek geeft een lijst weer van alle communicatiegebeurtenissen die betrekking hebben op de geselecteerde relatie. Opmerking: verbindingen met een externe postbus, Terminal en het Internet worden als dataoproepen geregistreerd.
Relatiebeheer 60 1999 Nokia Mobile Phones. All Rights Reserved.
6. Telefoon U start de toepassing Telephone door op de toepassingstoets Tel op het toetsenbord te drukken. Sommige handelingen die hier worden uitgelegd, kunnen ook via de telefooninterface worden uitgevoerd. U kunt twee afzonderlijke telefoonlijnen gebruiken. Zie ”Instellingen van de toepassing Telephone” op pagina 68. Opmerking: het openen of sluiten van de klep heeft geen effect op een actief telefoongesprek.
Telefoon 62 2 Druk op Call (Opbellen). Als de relatie meer dan één telefoonnummer heeft, wordt een venster geopend met alle telefoonnummers van die relatie. Kies een nummer in de lijst en druk op Call (Opbellen). Figuur 1 Een nummer bellen in de lijst Recent calls (Laatste nummers) 1 Druk op de toets Recent calls (Laatste nummers). 2 Selecteer een van de lijsten met laatste nummers (gebeld, ontvangen of gemist) en druk op Open. 3 Selecteer een nummer in de lijst en druk op Call (Opbellen).
De telefoon beantwoorden 1 Als u wordt opgebeld terwijl de klep van de communicator open is, verschijnt een bericht over de inkomende oproep op het scherm. Als u wordt opgebeld door iemand die in het Contacts-bestand staat, wordt de naam van de beller in het bericht vermeld, mits deze mogelijkheid door het netwerk wordt ondersteund. Zie figuur 2. U neemt het gesprek op door op Answer (Opnemen) te drukken, of 2 Sluit de klep van het apparaat en beantwoord de oproep via de telefoon door op te drukken.
Telefoon 64 Stand Handenvrij In de stand Handenvrij kunt u praten en luisteren vanaf een korte afstand van de communicator, als de klep geopend is. Deze functie is niet beschikbaar als de klep gesloten is. De telefooninstelling Audio when cover opened (Geluid als klep geopend is) bepaalt of de stand Handenvrij automatisch wordt geactiveerd, nadat u de klep hebt geopend. Als u de stand Handenvrij handmatig wilt activeren, drukt u op Audio on (Geluid aan).
De status van het gesprek geeft aan of het gesprek actief is, stand-by, in de wacht, of een conferentiegesprek is en of het geluid aan of uit staat. De gespreksduur-timer geeft aan hoeveel tijd is verstreken sinds het begin van het gesprek. De timer houdt ook de stand-bytijd bij. De kostenteller toont de kosten van het gesprek, als deze netwerkdienst beschikbaar is en de kostenteller is geactiveerd. U kunt in de instellingen van de telefoon opgeven of de gesprekskosten worden berekend in tikken of in geld.
Telefoon 66 5 Wanneer alle deelnemers in het conferentiegesprek zijn opgenomen, kunt u de klep het beste sluiten en het gesprek verder voeren via de telefoon. Hierdoor krijgt u de beste ontvangstkwaliteit. Figuur 3 Een deelnemer afsluiten van een conferentiegesprek 1 Druk op Conference commands (Conferentieopdrachten). 2 Selecteer de beller in de lijst met deelnemers (figuur 3) en druk op Drop (Afsluiten).
Een wachtende oproep beantwoorden De wachtfunctie is een netwerkdienst die u alleen kunt gebruiken als u hierop geabonneerd bent. Deze functie wordt ingesteld in de instellingen voor de telefoon. Zie ”Instellingen van de toepassing Telephone” op pagina 68. 1 Wanneer u een oproep ontvangt tijdens een telefoongesprek, hoort u een geluid en krijgt u bericht van deze oproep op het scherm. 2 Druk op Answer (Beantwoorden). Het actieve gesprek wordt stand-by gezet.
Telefoon 68 Instellingen van de toepassing Telephone Druk op Settings (Instellingen) in de telefoonlijst om een lijst met verschillende groepen instellingen weer te geven. De instellingen wijzigen 1 Selecteer een groep instellingen en druk op Change om deze te openen. 2 Selecteer een instelling en druk op Change (Wijzigen).
Car (Auto) — Het autoprofiel wordt automatisch ingesteld wanneer de communicator wordt verbonden met een autoset. Headset (Hoofdtelefoon) — Het hoofdtelefoonprofiel wordt automatisch ingeschakeld als er een hoofdtelefoon wordt aangesloten op de communicator. Druk op Rename (Naam wijzigen) om de namen van profielen te wijzigen.
Telefoon 70 Automatic answer (Automatisch beantwoorden) — Alle oproepen worden automatisch beantwoord. Alleen beschikbaar in het autoprofiel. Caller groups (Bellergroepen) - Als u een of meerdere bellergroepen instelt op Yes (Ja), ontvangt u alleen oproepsignalen voor oproepen van mensen uit die groepen. Alle andere geluiden worden uitgeschakeld. Dit heeft tot gevolg dat u ook geen oproepsignaal ontvangt als u een SMS-bericht of een fax ontvangt van een lid van een bellergroep.
een van de standen voor het beantwoorden van oproepen. De beschikbare standen zijn Voice, Fax, Data en Voice/Fax. Netwerkinstellingen Het is mogelijk dat niet alle netwerkdiensten worden ondersteund door een bepaalde netwerkexploitant, of dat u hierop een abonnement moet nemen. Informatie over de status van deze diensten wordt opgeslagen in het netwerk. De huidige instellingen worden daarom pas weergegeven wanneer u de informatie opvraagt door op Get status (Status ophalen) te drukken.
Telefoon 72 Voice call barring (Oproepen sperren) — Met deze netwerkdienst kunt u beperkingen opleggen aan uitgaande en inkomende spraakoproepen. Wanneer u van deze mogelijkheid gebruik wilt maken of de instellingen hiervoor wilt wijzigen, is een sperwachtwoord vereist. Dit kunt u bij de netwerkexploitant verkrijgen. De beschikbare opties zijn: All outgoing calls (Uitgaande oproepen) — U kunt niet bellen. All international calls (Internationale oproepen) — U kunt niet naar het buitenland bellen.
Vluchtprofiel Met het vluchtprofiel kunt u voorkomen dat u per ongeluk de telefooninterface aanzet, wanneer u in een vliegtuig bent. Het vluchtprofiel inschakelen 1 Druk op Settings (Instellingen) in het beginvenster van Telephone. 2 Kies Profiles (Profielinstellingen) en druk op Change (Wijzigen). 3 Ga naar Profile in use (Profiel in gebruik), druk op Change en selecteer Flight (Vlucht). 4 Druk op OK.
Telefoon 74 1999 Nokia Mobile Phones. All Rights Reserved.
Fax 7. Fax U start de toepassing Fax door op de toepassingstoets Fax te drukken op het toetsenbord van de communicator. U kunt alleen faxen verzenden en ontvangen als de telefooninterface aan staat, het netwerk dat u gebruikt faxoproepen ondersteunt en de fax-service voor uw SIM-kaart is ingeschakeld. Neem contact op met de exploitant van het netwerk voor meer informatie. Als een fax wordt verzonden of ontvangen, verschijnt de FAX-indicator op het scherm.
Fax 76 2 Selecteer een fax en druk op Open. 3 Druk op Forward (Doorsturen) om de fax-adreslijst te openen. Tip: met Forward options (Doorstuuropties) kunt u precies die pagina’s selecteren die u wilt verzenden: All (Alle), This page (Deze pagina) of Pages (Pagina’s). Kies Pages (Pagina’s) om het eerste en laatste paginanummer in te voeren van de pagina’s die u wilt doorsturen (bijvoorbeeld 3-5). Een ontvanger selecteren 1 Selecteer een relatie in de fax-adreslijst en druk op Select (Selecteren).
de informatie ingevuld die is opgegeven in de User data (Gebruikersgegevens) van de System-toepassing. Zie ”Gebruikersgegevens” op pagina 140. Als u de faxverzendopties wilt aanpassen, drukt u op Send options (Verzendopties). Dit zijn de verzendopties: Cover page (Voorblad), Send resolution (Verzendresolutie), Logo file (Logobestand), Signature file (Handtekeningbestand), Begin sending (Beginnen met verzenden), Resend (Opnieuw verzenden) en ECM. Zie ”Fax-instellingen” op pagina 79.
Fax 78 U kunt met de blader- of pijltoetsen omhoog of omlaag bladeren in de fax. De pijltoetsen naar links en naar rechts kunnen voor horizontaal bladeren worden gebruikt. Als u de weergegeven fax wilt verwijderen, drukt u op Delete (Verwijderen). Tip: een lijst met sneltoetsen voor het weergeven van faxen en andere bewerkingen kunt u vinden in ”Documentfuncties” op pagina 34. Faxen vergroot of verkleind weergeven Figuur 3 1 Druk op View (Bekijken). Er verschijnen nieuwe opdrachten. Zie figuur 3.
Fax Fax-instellingen Druk op Settings (Instellingen) in het beginvenster van Fax om de instellingen voor alle faxen te wijzigen. Cover page (Voorblad) — Biedt de volgende opties: Header (Koptekst) — De inhoud van het voorblad wordt gekoppeld aan het begin van de eerste documentpagina. Separate page (Aparte pagina) — Alleen de inhoud van het voorblad wordt op de eerste pagina van de fax weergegeven. None (Geen) — Er wordt geen voorbladinformatie aan de fax gekoppeld.
Fax 80 (Opgehaalde bestanden). De handtekening wordt onder aan het veld Remarks (Opmerkingen) geplaatst, maar niet op het scherm weergegeven. No image (Geen) — Er wordt geen handtekening aan de fax gekoppeld. [Bestandsnaam] — Alle beschikbare bestanden in de map Downloaded files (Opgehaalde bestanden) worden in het venster weergegeven. Selecteer het bestand dat u aan de fax wilt koppelen. Fax call barring (Fax sperren) — Met deze netwerkdienst kunt u beperkingen aanbrengen aan uitgaande en inkomende faxen.
8. SMS-berichten U start de toepassing voor SMS-berichten door op de toets “SMS” van het toetsenbord te drukken. Met SMS kunt u korte tekstberichten van maximaal 160 tekens via het digitale cellulaire netwerk verzenden en ontvangen. Als het bericht langer is, wordt het als meerdere SMS-berichten verzonden. U kunt alleen SMS-berichten verzenden en ontvangen als de Short Message Service wordt ondersteund door het netwerk dat u gebruikt en is geactiveerd voor uw SIM-kaart.
SMS-berichten 82 Berichten verzenden Een nieuw SMS-bericht schrijven 1 Druk op Write message (Bericht schrijven) in het beginvenster van SMS om de editor voor SMS-berichten te openen. Een SMS-bericht lijkt in de editor op een briefkaart. Bovenaan de editor verschijnt een tekenteller die aangeeft hoeveel tekens u hebt getypt en hoeveel u nog kunt typen. Zie figuur 1. 2 Schrijf het bericht. 3 Als u het bericht wilt verzenden, drukt u op Recipient (Ontvanger). De SMS-adreslijst wordt geopend.
3 Druk op Recent numbers (Laatste nummers) zodat u een lijst met laatstgebruikte nummers van SMS-berichten te zien krijgt, open een van de lijsten, selecteer een relatie en druk op Select. Tip: als u drukt op Clear both lists (Beide lijsten wissen) in het venster met de laatste nummers, wordt alle informatie uit de lijsten verwijderd. Als u in een van de lijsten een relatie selecteert, kunt u met Create card (Nieuwe kaart) een relatiekaart voor de relatie aanmaken.
SMS-berichten 84 Als een nieuw SMS-bericht is ontvangen, hoort u een geluidssignaal (tenzij het systeem op de stille stand is ingesteld) en verschijnt er een bericht op het scherm. Als u een ontvangen bericht opent, wordt het stempel aan de rechterzijde van het bericht gemarkeerd en worden de tijd en de datum waarop het bericht is verzonden, weergegeven onder de naam of het nummer van de afzender.
Find URL (URL zoeken) — Als het bericht URL-adressen bevat, drukt u op Next URL (Volgende URL) om tussen deze adressen te schakelen en selecteert u één van deze adressen. Druk op Fetch (Ophalen) om de WWW-toepassing te starten en een verbinding met het geselecteerde adres tot stand te brengen. Print (Afdrukken) — Hiermee wordt het bericht afgedrukt.
SMS-berichten 86 Visitekaartjes die zijn verzonden met een apparaat dat de indeling voor relatiekaarten van de Nokia 9110 Communicator ondersteunt, kunnen rechtstreeks als nieuwe relatiekaarten in het Contacts-bestand worden opgeslagen. Open het ontvangen visitekaartje en druk op Create card (Nieuwe kaart). Tip: wanneer u een visitekaartje hebt ontvangen, drukt u op Reply (Beantwoorden) om uw eigen visitekaartje naar de afzender te verzenden.
van berichtencentrales toevoegen of bestaande nummers bewerken in Message centres (Berichtencentrales). Opmerking: sommige SIM-kaarten bevatten het nummer van de berichtencentrale. Als u verschillende SIM-kaarten in uw communicator gebruikt, moet u ervoor zorgen dat deze instelling het juiste nummer voor de berichtencentrale bevat. Reply via same centre: Yes / No (Beantwoorden via dezelfde centrale: Ja / Nee) — Dankzij deze netwerkdienst kan de ontvanger uw SMS-bericht beantwoorden via uw SMS-centrale.
SMS-berichten 88 krijgt u een lijst met onderwerpen waarin u kunt aangeven over welke onderwerpen u informatie wilt ontvangen. Info service mode: Display and save/ Display only/ Save only (Instelling Informatieservice: Weergeven en opslaan/Alleen weergeven/Alleen opslaan) — Als deze optie op Display and save is ingesteld, worden berichten weergegeven en opgeslagen in de map Info service (Informatieservice).
Internet 9. Internet Voor toegang tot het Internet moet het cellulaire netwerk dat u gebruikt dataoproepen ondersteunen; de dataservice moet geactiveerd zijn voor uw SIM-kaart; u beschikt over een Internet-toegangspunt van een Internetaanbieder; en u hebt de juiste Internet-instellingen ingevoerd. Uw Internet-aanbieder zal u instructies geven voor het configureren van de Internet-instellingen. Volg deze instructies zorgvuldig op.
Internet 90 Text Web — Een toepassing waarmee u informatie van het Internet kunt ophalen via SMS. Tip: achter in deze handleiding bevindt zich een woordenlijst met Internet-termen en afkortingen. Een Internet-toegangspunt configureren Als u nog niet beschikt over een Internet-toegangspunt (IAP, Internet Access Point) of als u een nieuw Internet-toegangspunt wilt maken, kunt u met deze service de Internet-verbinding gemakkelijk configureren.
2 Als u een nieuw Internet-toegangspunt wilt instellen, drukt u op New (Nieuw). Als u een bestaand toegangspunt wilt wijzigen, drukt u op Edit (Bewerken). Opmerking: de exacte waarden van de instellingen krijgt u van uw Internet-aanbieder. De Internet-instellingen zijn: Modem initialisation (Modeminitialisatie) — Hiermee kunt u de modeminstellingen van de communicator instellen: Autobauding (Automatisch baudsnelheid kiezen) — De snelheid van de gegevensoverdracht wordt automatisch bepaald.
Internet 92 zien, drukt u op Get status (Status opvragen). Als u alle sperfuncties wilt annuleren, drukt u op Cancel data barrings (Gegevens sperren opheffen). Internet access (Internet-toegang) — Geeft een overzicht van de ingestelde Internet-toegangspunten. U kunt de communicator voor elk Internettoegangspunt anders configureren. Druk op Edit (Bewerken) om de instellingen van een bestaand toegangspunt te wijzigen. Druk op New (Nieuw) om een nieuw toegangspunt in te stellen.
PPP compression: On/Off (Compressie: Aan/Uit) — Hiermee versnelt u de gegevensoverdracht wanneer deze instelling wordt ondersteund door de externe PPP-server. Als u problemen hebt met het tot stand brengen van een verbinding, kunt u deze optie instellen op Off (Uit). IP address (IP-adres) — Het IP-adres van de communicator. Default gateway (Standaardgateway) — Het IP-adres van het systeem dat de gateway vormt voor communicatie buiten het lokale netwerk.
Internet 94 Mail-instellingen Zorg ervoor dat u uw Internet-toegangspunt instelt op de manier zoals beschreven in ”Internet-instellingen” op pagina 90. Mail-instellingen bepalen 1 Druk in het beginvenster van Mail op Settings (Instellingen). 2 Selecteer het item dat u wilt wijzigen en druk op Change (Wijzigen). Figuur 2 Show header fields (Velden van berichtkop weergeven) — De velden in de berichtkop bevatten de informatie die boven aan een e-mailbericht wordt weergegeven.
Sending settings (Verzendinstellingen) — Druk op Change (Wijzigen) als u de instellingen wilt opgeven voor de e-mailberichten die u vanuit deze postbus verzendt. De instellingen zijn: Own mail address (Eigen e-mailadres) — U moet het e-mailadres invoeren dat u van uw Internet-aanbieder hebt gekregen. Het adres moet het teken @ bevatten. Antwoorden op uw berichten worden naar dit adres verzonden. Opmerking: e-mailadressen kunnen geen tekens met accenten, zoals é of ä, bevatten.
Internet 96 in deze postbus. De aanbieder van de externe postbusservice levert u de vereiste informatie. De instellingen zijn: User name (Gebruikersnaam) en Password (Wachtwoord) — Het is mogelijk dat u deze moet opgeven om verbinding te maken met de server en om uw postbus te openen. De tekens van het wachtwoord worden als sterretjes (*) op het scherm weergegeven. De gebruikersnaam en het wachtwoord die hier worden opgeslagen, worden automatisch aan de server doorgegeven.
Timed fetching: On/Off (Gepland ophalen: Aan/Uit) — Hiermee bepaalt u of de functie voor gepland ophalen actief is. Start at: Date and Time (Starten: Datum en Tijd) — Hier geeft u op op welke dag e-mail wordt opgehaald. Gebruik de schrijfwijze voor datum en tijd zoals opgegeven in de systeeminstellingen. Time (Tijd) — Hiermee bepaalt u het tijdstip waarop de communicator start met het ophalen van uw e-mail. Gebruik de tijdnotatie die is opgegeven in de systeeminstellingen.
Internet 98 Een ontvanger selecteren U kunt op twee manieren een ontvanger voor uw e-mailbericht selecteren: 1 Selecteer met het selectiekader de relatie(s) in de Mail-adreslijst en druk op Select. Als een relatie verschillende e-mailadressen heeft, wordt er een venster geopend met daarin de beschikbare e-mailadressen. Selecteer een adres en druk op Select. Of, 2 Voer het e-mailadres van de ontvanger handmatig in door op Enter address (Adres invoeren) te drukken.
Zie ”Mail-instellingen” op pagina 94 voor meer informatie. E-mail op aanvraag verzenden Als u meerdere e-mailberichten wilt verzenden, kunt u de optie Upon request (Op aanvraag) gebruiken. Hiermee kunt u al uw e-mail tijdens deze dataoproep verzenden. 1 Schrijf de e-mailberichten, druk op Menu en selecteer Sending options (Verzendopties). 2 Selecteer de optie Send mail: Upon request (Op aanvraag) en druk vervolgens op Send (Verzenden) om de e-mail te verzenden.
Internet 100 Verbinding maken met de externe postbus De instellingen voor Mail en de Internet-toegangspunten moeten op de juiste manier worden geconfigureerd. Lees ”Mail-instellingen” op pagina 94 en volg de instructies van de aanbieder van uw externe postbus en van de Internetaanbieder. 1 Plaats het selectiekader in het beginvenster van Mail op de externe postbus en drukt u op Connect (Verbinden). Ongelezen berichten worden gemarkeerd met , berichten met bijlagen met en verwijderde berichten met .
De knop Menu gebruiken Als u in de externe postbus op de knop Menu drukt, worden de volgende opties beschikbaar gesteld: Change folder (Folder wijzigen) — Hiermee opent u een andere e-mailmap. Create folder (Map maken) — Hiermee maakt u een nieuwe map. Copy (Kopiëren) — Hiermee kopieert u de geselecteerde e-mailberichten naar een andere map. Move (Verplaatsen) — Hiermee verplaatst u de geselecteerde e-mailberichten naar een andere map.
Internet 102 Wanneer u een ontvangen e-mailbericht opent, worden de volgende opdrachten beschikbaar gesteld: Attachments (Bijlagen) — Hiermee geeft een overzicht weer van alle MIMEbijlagen (tekst, afbeelding, audio, video of toepassing). Als het bericht geen bijlagen bevat, wordt deze opdracht grijs weergegeven.
World Wide Web De Nokia 9110 Communicator ondersteunt HTML 3.2, op enkele functies na. Ook wordt SSL, het beveiligingsprotocol, ondersteund. Zie "Woordenlijst" on page 191. SSL biedt export grade encryption. Dit niveau van versleuteling is niet veilig genoeg voor vertrouwelijke gegevens. De WWW-browser ondersteunt niet Java of Java-script. Als u verbinding wilt maken met het World Wide Web, moet uw SIM-kaart hiervoor zijn geactiveerd en hebt u een account nodig bij een Internetaanbieder.
Internet 104 Default access point (Standaardtoegangspunt) — Hiermee definieert u het Internet-toegangspunt dat als standaard wordt gebruikt in de toepassing WWW. Proxies (Proxy’s) — Als u de proxy-instellingen wilt wijzigen, drukt u op Change (Wijzigen). Internet access point (Standaard Internet-toegangspunt) — Hiermee kunt u het Internet-toegangspunt selecteren dat moet worden gebruikt voor deze WWW-pagina.
Een WWW-pagina ophalen 1 Selecteer een item in de Hotlist of typ een URL in het invoerveld. 2 Druk op Go (Naar). Tip: als u WWW-pagina’s wilt ophalen die zijn opgeslagen in de map Own texts (Eigen teksten) of Downloaded files (Opgehaalde bestanden) van de communicator of de geheugenkaart, gebruikt u het voorvoegsel “file:///” (let op: drie slashes) in plaats van “http://”. Een nieuw item toevoegen 1 Druk op Add (Toevoegen), of als u een bestaand item wilt wijzigen op Edit (Bewerken).
Internet 106 De knop Menu gebruiken Als u op de knop Menu drukt in de Hotlist, worden de volgende opties beschikbaar gesteld: History (Overzicht) — Hiermee geeft u een lijst met bekeken documenten weer. Als u een pagina uit de lijst wilt ophalen, selecteert u deze en drukt u op Go (Ga naar). Als u de overzichtslijst en de cache wilt leegmaken, drukt u op Clear history (Overzicht wissen). Find (Zoeken) — Hiermee kunt u in de Hotlist zoeken naar namen en adressen.
Timed fetching: On/Off (Gepland ophalen: Aan/Uit) — Als deze optie wordt ingesteld op On (Aan), verschijnt er een kloksymbool in de map en worden de WWW-pagina’s in de map opgehaald volgens de hieronder gedefinieerde instellingen. Fetch at (Ophalen op) — U kunt de tijd en de datum opgeven waarop de pagina’s moeten worden opgehaald. De datum- en tijdnotatie wordt ingesteld in de System-instellingen. Time limit: None/5/10/30/60 min (Tijdslimiet) — U kunt een tijdslimiet instellen voor het ophalen.
Internet 108 3 Voor sommige servers gelden toegangsbeperkingen zodat een geldige gebruikersnaam en wachtwoord moeten worden opgegeven. In dergelijke gevallen wordt u gevraagd de gebruikersnaam en het wachtwoord in te voeren voordat de webpagina kan worden opgehaald. De wachtwoorden en gebruikersnamen die u invoert om toegang te krijgen tot het domein worden opgeslagen, zodat deze automatisch kunnen worden aangeboden wanneer u opnieuw toegang probeert te krijgen tot het betreffende domein.
een knop is voor het verzenden of herstellen van een formulier, wordt met Go (Ga naar) het formulier verzonden of worden de standaardwaarden hersteld. Get image (Afbeelding halen) — Als het geselecteerde item een in line afbeeldingspictogram is, verandert de eerste opdracht in Get image (Afbeelding halen), waarmee u de afbeelding kunt ophalen. Als de afbeelding een niet-ondersteunde indeling heeft, ziet het afbeeldingspictogram er op het scherm gebroken uit en kan het niet geselecteerd worden.
Internet 110 Bookmarks (Items) — Hiermee opent u de Hotlist waarin u een nieuwe pagina kunt selecteren die moet worden opgehaald. Go off-line (Verbinding verbreken) — Hiermee beëindigt u de dataoproep. Reload (Opnieuw laden) — Hiermee laadt u de huidige webpagina opnieuw vanaf het netwerk. Tip: u kunt een webpagina ook opnieuw laden door op Ctrl-R te drukken. Activate automatic update (Ctrl-U) (Bijwerken starten) — Hiermee stelt u in dat de webpagina elke 10, 30 of 60 seconden wordt bijgewerkt.
Afbeeldingen die aparte documenten vormen en geen deel uitmaken van een hypertekstdocument worden externe afbeeldingen genoemd. Als een externe afbeelding wordt opgehaald, wordt deze afzonderlijk van het hypertekstdocument in de viewer voor afbeeldingen weergegeven. De opdrachten van de viewer voor externe afbeeldingen zijn dezelfde als die van de viewer voor faxen. Invoegtoepassingen downloaden Met de toepassing WWW kunt u ook toepassingen en plugins op de communicator installeren.
Internet 112 Local echo for incoming data call (Lokale weergave voor inkomende dataoproep) — Als u deze optie instelt op On (Aan), worden tekens die op het toetsenbord van de communicator worden getypt op het scherm van de communicatorinterface (dat wil zeggen: lokaal) weergegeven. Als u de optie instelt op Off (Uit), worden ze op de externe hostcomputer weergegeven.
weergegeven. Als de optie wordt ingesteld op Off (Uit), worden ze op de externe hostcomputer weergegeven. Modem initialisation (Modeminitialisatie) — U kunt hier elke modeminitialisatiereeks invoeren die AT-opdrachten bevat. Deze initialisatiereeks wordt uitgevoerd na de initialisatiereeks die u hebt opgegeven in de Internet-instellingen (in het venster Modem initialisation: Custom (Modeminitialisatie: Aangepaste)).
Internet 114 Tekst naar de hostcomputer verzenden 1 Druk op Send text (Tekst verzenden). 2 Open een van de mappen en selecteer het document dat u wilt verzenden. 3 Druk op Send (Verzenden). Als u de verzendprocedure wilt stoppen, drukt u op Stop sending (Verzenden stoppen). Terwijl de tekst wordt verzonden, is het toetsenbord inactief. Tekst kopiëren van de hostcomputer 1 Open de toepassing voor het lezen van de tekst op de host. 2 Druk op Capture text (Tekst vastleggen).
Als u bestaande verbindingen wilt bewerken, drukt u op Edit (Bewerken) en als u nieuwe Telnet-verbindingen wilt opgeven, drukt u op New (Nieuw). De volgende instellingen zijn beschikbaar: Connection name (Verbindingsnaam) — Hier kunt u de naam van de verbinding opgeven. De naam kan naar believen worden gedefinieerd. Destination host (Bestemmingshost) — Hier voert u het verbindingsadres in. De host wordt aangeduid met een numeriek IP-adres of een alfanumerieke hostnaam.
Internet 116 Skip command output (Opdrachtuitvoer overslaan) — Hiermee voorkomt u dat opdrachtuitvoer op het scherm wordt weergegeven. Are you there? (Bent u daar?) — Hiermee controleert u of het externe systeem nog steeds actief is (als het uitvoeren van een taak te lang lijkt te duren). Selecteer een speciaal teken en druk op Insert (Invoegen). Het ingevoegde speciale teken stuurt een signaal naar de externe computer; dit wordt niet op het scherm weergegeven.
Informatie ophalen 1 Blader in het beginvenster van Text Web naar een van de toegangspunten van de dienst die u hebt gedefinieerd en druk op Select (Kiezen). 2 Voer op de daarvoor bestemde plaats een trefwoord in dat aangeeft wat voor informatie u zoekt. Als u op Get keywords (Trefwoorden ophalen) drukt, ontvangt u een lijst met beschikbare trefwoorden. History list (Overzichtslijst) bevat trefwoorden die u al eens hebt gebruikt. 3 Als u het trefwoord wilt verzenden, drukt u op Send (Verzenden).
Internet 118 1999 Nokia Mobile Phones. All Rights Reserved.
10. Notities De toepassing Notes (Notities) wordt gebruikt voor het schrijven van notities en het beheren van verschillende documenten die op de communicator zijn opgeslagen. Opmerking: documenten worden automatisch in de juiste editor of viewer geopend. De beschikbare opdrachten variëren, afhankelijk van de editor/viewer. Het beginvenster van Notes bevat de volgende mappen: Own texts (Eigen teksten) — Door u gemaakte e-mailberichten, faxen, korte berichten, notities en memo’s.
Notities 120 2 Selecteer een document in de lijst en druk op Open. Opmerking: het openen van grote documenten, met een lengte van tientallen pagina’s, neemt meer tijd in beslag dan het openen van kleine documenten. Een document afdrukken 1 Open het document. 2 Druk op de knop Menu en selecteer Print (Afdrukken). Zie ”Documentfuncties” op pagina 34 voor meer informatie. Een document verwijderen 1 Selecteer een map en druk op Open. 2 Selecteer een document in de lijst en druk op Delete (Verwijderen).
Copy to sounds (Kopiëren naar geluiden) — Hiermee kunt u de geselecteerde melodie aan de lijst met beltonen toevoegen. Transfer via IR (Overdracht via IR) — Hiermee kunt u bestanden naar een andere Nokia 9110 Communicator overbrengen via de infraroodverbinding. De IR-poort van het ontvangende apparaat moet eerst geactiveerd worden. Zie ”Infraroodverbinding activeren” op pagina 141. Documenten bewerken Zie ”Documentfuncties” op pagina 34 voor informatie over de beschikbare sneltoetsen voor bewerken.
Notities 122 3 Druk op Insert (Invoegen) om de tekentabel te sluiten en het geselecteerde teken links van de cursor in te voegen. Figuur 2 Speciale tekens invoegen met het toetsenbord 1 Druk op de toets Chr en houd deze ingedrukt terwijl u op een toets drukt waarop als derde teken een speciaal teken wordt weergegeven. Het speciale teken wordt op het scherm ingevoegd.
Opgehaalde bestanden en alleen-lezen documenten Alle opgehaalde en vastgelegde teksten kunnen worden geopend in de editor van Notes. Ontvangen korte berichten, ontvangen e-mail en ASCII-tekstbestanden die worden overgebracht naar de communicator zijn alleen-lezen documenten. Alleen-lezen documenten kunnen niet worden bewerkt, maar u kunt er wel een kopie van maken die u vervolgens kunt bewerken: 1 Open een alleen-lezen document. De inhoud wordt als normale tekst weergegeven.
Notities 124 1999 Nokia Mobile Phones. All Rights Reserved.
11. Agenda Met de toepassing Calendar (Agenda) kunt u uw geplande afspraken bekijken, een takenlijst bijhouden, agendasignalen instellen en memo’s koppelen aan afspraken, en afspraken boeken in de agenda’s van anderen. Tip: Om de hoeveelheid gegevens in de communicator te beperken en de werking van de toepassing Calendar optimaal te houden, wordt aangeraden om regelmatig oude notities te verwijderen met de functie Data removal. Zie ”Gegevens verwijderen” op pagina 144.
Agenda 126 Tip: als u afspraken wilt toevoegen aan het maand- of weekoverzicht, begint u de beschrijving te typen, waarna automatisch de detailweergave wordt geopend. Weekoverzicht In het weekoverzicht wordt het tijdschema van de geselecteerde week weergegeven. Om de huidige datum staat een vierkantje (dinsdag de 17e in figuur 2). Het geselecteerde tijdvak wordt gearceerd weergegeven (donderdag de 19e om 12:00 uur in figuur 2).
Dagoverzicht U activeert het dagoverzicht door op Day (Dag) te drukken in het maand- of weekoverzicht. In de afsprakenlijst worden de afspraken van de geselecteerde dag weergegeven. U kunt de inhoud van afspraken naar wens wijzigen. Figuur 3 Symbolen die worden gebruikt in het dagoverzicht — Gekoppelde signalen — Afspraken — Gekoppelde memo’s — Terugkerende afspraken — Jaarlijkse afspraken De symbolen worden in de volgorde van prioriteit weergegeven naast de omschrijving van de afspraak. Zie figuur 3.
Agenda 128 Details voor een geselecteerde afspraak wijzigen Druk op Details. Er wordt een nieuwe weergave geopend, waarin u de volgende gegevens kunt wijzigen: Description (Omschrijving) — De omschrijving van de afspraak. Reserve whole day(s) (Reserveer: hele dag(en)) — U kunt opgeven hoeveel dagen de afspraak duurt. Start (Begin): Date (Datum) — De datum van de afspraak. De standaarddatum is de geselecteerde dag. De datumnotatie wordt ingesteld in de Systeminstellingen.
Send (Verzenden) — U kunt de memo verzenden als fax, SMS of e-mail. Style (Stijl) — U kunt de tekst opmaken. Delete (Verwijderen) — Hiermee verwijdert u de memo. Close (Sluiten) — Hiermee koppelt u de memo aan de geselecteerde afspraak. Memo’s worden opgeslagen in de submap Calendar memos (Agenda-memo’s) van de map Own texts (Eigen teksten).
Agenda 130 ontvanger in het veld voor het boekingswachtwoord van de relatiekaart van de ontvanger typt, wordt het wachtwoord automatisch hieruit opgehaald wanneer u een reservering verzendt. Als u een reservering met een onjuist wachtwoord verzendt, wordt de reservering geweigerd door de communicator van de ontvanger. U kunt uw eigen boekingswachtwoord geven aan personen die reserveringen naar uw agenda mogen verzenden. Als u geen wachtwoord instelt, accepteert de communicator alle reserveringen.
Als u op Accept (Accepteren) of Deny (Weigeren) drukt, stuurt de communicator een antwoord naar de afzender waarin wordt aangegeven wat u hebt besloten. Geaccepteerde verzoeken worden in de agenda gezet. U wijst het verzoek af door op Cancel (Annuleren) te drukken. Als u op Hold (Aanhouden) drukt, wordt het verzoek in de lijst met openstaande verzoeken geplaatst in afwachting van uw beslissing.
Agenda 132 Signalen Een signaal instellen voor het momenteel geselecteerde agendapunt 1 Druk in het dagoverzicht op Details. 2 Selecteer de optie Alarm (Signaal) en druk op Change (Wijzigen). 3 Selecteer een van de signaalopties: None (Geen) — Er wordt geen signaal aan het agendapunt gekoppeld. At start time (Bij begintijd) — Het signaal klinkt bij de begintijd. ... minutes before event (...
2 Druk op de knop Menu en selecteer de optie To-do list (Takenlijst) in het dagoverzicht. De status van de geselecteerde taak wijzigen 1 Druk op Priority (Prioriteit). Er wordt een venster weergegeven. 2 Wijzig de status van het gegeven in High priority (Hoge prioriteit) of Normal priority (Normale prioriteit) (standaard), of markeer de taak als Completed (Voltooid) (zoals taak nummer vier in figuur 5). Als u een nieuwe taak wilt maken, drukt u op New (Nieuw).
Agenda 134 1999 Nokia Mobile Phones. All Rights Reserved.
12.
Systeem 136 gewist is, wordt de toon of het geluid vervangen door de standaardbeltoon Grande valse. Alternate ringing tone (Andere beltoon) — Als uw SIM-kaart de andere lijnservice ondersteunt, kunt u een andere beltoon voor lijn 2 selecteren. Zie ”Instellingen van de toepassing Telephone” op pagina 68. Notification tone: On / Off (Waarschuwingstoon: aan / uit) — Hiermee stelt u in of er een geluidssignaal wordt gegeven als er bijvoorbeeld te weinig geheugen beschikbaar is.
Systeem 137 Figuur 1 Opmerking: als u de verlichting vaak gebruikt, raakt de batterij snel leeg. Screen blanker period (Schermwisperiode) — Met deze functie stelt u de tijd in waarna het scherm leeg wordt bij inactiviteit van het apparaat. Zo gaat de batterij langer mee en wordt de gebruiksduur van de communicator verlengd. U kunt een tijd opgeven tussen twee en vijftien minuten. De schermwisfunctie kan niet worden uitgeschakeld.
Systeem 138 De communicator automatisch vergrendelen 1 Druk op Settings (Instellingen) in het beginvenster van de Securitytoepassing. 2 Selecteer Autolock period (Periode automatische vergrendeling) en druk op Change (Wijzigen). 3 Toets uw vergrendelcode in en geef een periode voor de automatische vergrendeling op. Als de communicator gedurende de opgegeven periode inactief blijft, wordt deze automatisch vergrendeld.
De codes worden als sterretjes weergegeven. Als u een code wijzigt, wordt gevraagd om de huidige code en vervolgens tweemaal om de nieuwe code. De code kan niet worden gewijzigd als de corresponderende beveiligingsfunctie niet in gebruik is. Als Pin code request (Pincode vragen) is uitgeschakeld (Off), kunt u de pincode niet wijzigen. Als u op Close (Sluiten) drukt, wordt het venster met instellingen gesloten en verschijnt het Security-beginvenster weer.
Systeem 140 PIN code (Pincode) — Hiermee kunt u de pincode wijzigen. De wijzigingsprocedure wordt beschreven aan het begin van de paragraaf "Beveiliging". De nieuwe pincode moet uit vier tot acht cijfers bestaan. Voor het veranderen van de pincode moet de optie PIN code request zijn ingeschakeld, de telefoon aanstaan en moet er een geldige SIM-kaart in de communicator zijn geplaatst. PIN2 code (Pin2-code) — Hiermee kunt u de PIN2-code wijzigen.
Contact images (Afbeeldingen relatie) van de map Downloaded files (Geladen bestanden) worden opgeslagen. Geheugen In dit venster ziet u hoeveel geheugen er beschikbaar is voor opslag van gegevens en nieuwe software. Als u op Details drukt, verschijnt een lijst met mappen en andere gegevens in de communicator, met vermelding van de hoeveelheid geheugen die door elk onderdeel wordt gebruikt. De lijst geeft steeds de meest recente situatie weer.
Systeem 142 . Tip: u kunt de infraroodverbinding ook activeren door op Chr-1 te drukken op het toetsenbord van de communicator. Connectiviteit digitale camera Met de toepassing Digital camera connectivity kunt u via de infraroodverbinding afbeeldingen tussen uw communicator en een digitale fotocamera of een andere communicator overbrengen.
De toets Menu gebruiken Wanneer u op de toets Menu in het beginvenster Digital camera connectivity drukt, komen de volgende opties beschikbaar: Open (Openen) - Hiermee opent u de afbeelding. Vervolgens kunt u in- en uitzoomen en kunt u de afbeelding draaien. Delete (Verwijderen) — Hiermee verwijdert u de afbeelding. Convert to JPEG (Naar JPEG converteren) — Hiermee converteert u een of meer geselecteerde afbeeldingen van de bestandsindeling UPF naar JPEG.
Systeem 144 1 Druk op Settings (Instellingen) en selecteer het type verbinding. Als u de communicator als faxmodem gebruikt, kan niet worden gegarandeerd dat de kabelverbinding naar behoren werkt. 2 Breng een verbinding tot stand tussen de communicator en de pc via een infraroodverbinding, zoals wordt beschreven in ”De PC Suite gebruiken” op pagina 39. 3 Wacht totdat de verbinding tot stand is gekomen.
gegevens), Calendar data (Agendagegevens), Documents (Documenten), Contacts and speed dials (Relatiegegevens en snelkiesgegevens). 2 Druk op Delete (Verwijderen). 3 Voordat de gegevens worden verwijderd, moet u eerst uw vergrendelcode intoetsen. Zie ”Beveiliging” op pagina 137 voor meer informatie. Bij het verwijderen van agendagegevens kunt u alle agendagegevens verwijderen of alleen de agendapunten die voor een bepaalde datum vallen.
Systeem 146 Reservekopieën worden in sets gemaakt die in aparte directory’s op de pc worden opgeslagen. Opmerking: als u een reservekopie maakt of terugzet, kunt u de andere toepassingen van de communicator niet gebruiken. Als u de bewerking wilt onderbreken om bijvoorbeeld een alarmnummer te bellen, drukt u eerst op Cancel en vervolgens op Interrupt ter bevestiging.
Extra’s 13. Extra’s Druk op de toets op het toetsenbord om de toepassingsgroep Extras te openen. Deze groep bevat de volgende toepassingen: Calculator (Rekenmachine), Clock (Klok), Composer en Voice recorder (Spraakrecorder). Met Extras kunt u ook toepassingen starten die op de geheugenkaart staan. Opmerking: u kunt meer toepassingen installeren vanaf de cd-rom die met de communicator is meegeleverd. U start een toepassing door deze te selecteren en op Select (Kiezen) te drukken.
Extra’s 148 De uitkomst van de berekeningen wordt vet weergegeven. Zolang u niet op Enter of “=” drukt, kunt u met de pijltoetsen de berekening doorlopen en deze bewerken. Met de volgende tekens kunnen de bijbehorende bewerkingen worden uitgevoerd: Teken Functie Getallen 0 tot 9 . (punt) decimaalteken + optellen – aftrekken * vermenigvuldigen / delen () haakjes = of Enter uitkomst berekenen Esc invoerveld wissen Functies in het invoerveld invoegen 1 Druk op Functions (Functies).
Extra’s De klok Met de toepassing Clock kunt u de tijd en de datum weergeven voor de tijdzone waarin u woont en voor de tijdzones van diverse andere steden en landen over de gehele wereld. De klok beschikt ook over een alarmfunctie. Figuur 2 Een signaal instellen U kunt een signaal instellen voor het komende etmaal. Signalen voor latere tijdstippen kunt u instellen met de toepassing Calender. 1 Druk op Alarm clock (Signaalklok) in het beginvenster van Clock.
Extra’s 150 Het signaal afzetten 1 Wanneer het signaal afgaat, kunt u het uitzetten door op een willekeurige toets van de telefooninterface of de communicator te drukken. 2 Druk op de toets OK. Als u niet op deze toets drukt, gaat het signaal nog vier keer af (tenzij u tussentijds op OK drukt). Is het signaalinterval ingesteld op nul, dan gaat het signaal maar één keer af. U stelt het signaalinterval in met de klokinstellingen.
Steden bewerken en toevoegen 1 Druk in het venster met de wereldtijden op Cities (Steden). De lijst met steden wordt geopend. 2 U wijzigt bestaande steden door op Edit city (Stad bewerken) te drukken. De stadsinformatie wordt weergegeven in de vorm van een gegevenskaart met de volgende velden: City (Stad) — De naam die wordt weergegeven in de stedenlijst. U kunt de naam van een stad handmatig invoeren. Country (Land) — De naam van het land waarin de stad ligt.
Extra’s 152 Daylight saving (Zomertijd) — U kunt de zomertijd van de thuisstad en de bestemming instellen op On (Aan) of Off (Uit). Deze instelling blijft ook gelden als u de thuisstad en de bestemming wijzigt. Opmerking: als u de tijd of de zomertijd van de thuisstad wijzigt, worden ook de tijd van de hele tijdzone en de systeemtijd aangepast. Als een ingesteld signaal wordt overgeslagen vanwege een gewijzigde tijd, gaat het signaal direct af.
Extra’s 153 Figuur 4 Tijdens het samenstellen van een signaal zijn de volgende opdrachten beschikbaar: Met Duration (Duur) wijzigt u de lengte van de geselecteerde noot. Kies zestiende noot, achtste noot, kwartnoot, halve noot of hele noot. Druk op de opdrachttoets totdat de gewenste waarde wordt weergegeven. Met Tempo opent u een lijst met nieuwe opdrachten. Tempo wordt gemeten in slagen per minuut.
Extra’s 154 Tip: u kunt snel een belsignaal samenstellen met de corresponderende lettertoetsen voor de noten. Als u bijvoorbeeld op D drukt, krijgt u de noot D. Drukt u op Shift en de corresponderende letter, dan krijgt u een noot met een kruis. Shift-D bijvoorbeeld geef D#. De toets Menu Als u in het beginvenster van Composer op Menu drukt, ziet u de volgende opties: Copy (Kopiëren) — Hiermee kopieert u het geselecteerde belsignaal.
Het beginvenster van Voice recorder bevat een lijst met alle geluidsbestanden die momenteel op de communicator zijn opgeslagen. U opent een bestand door het te selecteren en vervolgens op Open te drukken. Met New file (Nieuw bestand) maakt u een nieuw bestand waarin geluid kan worden opgenomen. U verwijdert een bestand door het te selecteren en vervolgens op Delete (Verwijderen) te drukken. Tip: met spraakrecorder kunt u geluid en spraak opnemen en als belsignaal instellen.
Extra’s 156 De toets Menu Als u op de toets Menu drukt in het hoofdvenster van de digitale spraakrecorder, ziet u de volgende opties: Rename (Naam wijzigen) — Hiermee wijzigt u de naam van de geselecteerde opname. Copy to memory card (Naar geheugenkaart kopiëren) — Hiermee kopieert u de geselecteerde opname naar de geheugenkaart. Copy from memory card (Van geheugenkaart kopiëren) — Hiermee kopieert u de geselecteerde opname van de geheugenkaart naar de communicator.
14. Telefooninterface Figuur 1 Druk tijdens het gebruik van de telefoon altijd één toets en nooit twee toetsen tegelijk in. Het toetsenblok van de telefoon werkt niet als de klep van het apparaat is geopend. — Hiermee schakelt u de telefooninterface in en uit. — Hiermee schakelt u tussen de verschillende profielen. Zie”Profiles (Profielen, menu 3)” op pagina 170. — Hiermee bladert door menu’s, submenu’s of instellingen. Als er geen gesprek gaande is, kunt u met deze toetsen door de geheugeninhoud bladeren.
Telefooninterface 158 0 ... 9 — Dit zijn de numerieke en alfanumerieke toetsen. U belt uw voicemailbox door op 1 te drukken en deze toets ingedrukt te houden. — Hiermee activeert u bij bepaalde functies speciale voorzieningen. Als u over twee telefoonlijnen beschikt, kunt u tussen deze lijnen schakelen door op te drukken en deze toets ingedrukt te houden. — De functie van deze selectietoetsen hangt af van de tekst onder aan het scherm. Zie figuur 2.
Schermindicatoren De schermindicatoren geven aan welke functie er momenteel op de telefooninterface actief is. De volgende indicatoren worden weergegeven als de telefoon gereed is voor gebruik en er geen tekens op het scherm zijn ingevoerd. OPERATOR Geeft aan in welk cellulair netwerk de telefoon momenteel wordt gebruikt. en balk Geeft de huidige signaalsterkte aan op de locatie waar u zich bevindt. Hoe meer balken er zichtbaar zijn, des te sterker het signaal. en balk Geeft de lading van de batterij aan.
Telefooninterface 160 Opmerking: de microfoon en het oorstuk bevinden zich aan de achterzijde van het apparaat. 4 U beëindigt een telefoongesprek door op te drukken. Een gesprek aannemen 1 Wanneer u wordt opgebeld, hoort u de beltoon en knippert de tekst Call op het scherm. Als u een stil profiel in menu 3 hebt geselecteerd, knipperen alleen de lampjes op het toetsenbord en het scherm. Wordt de beller herkend, dan worden de naam of het telefoonnummer van de beller en de tekst Calling (Belt) weergegeven.
End this call (Dit gesprek beëindigen) — Hiermee beëindigt u het gesprek. End all calls (Alle gesprekken beëindigen) — Hiermee beëindigt u zowel het actieve gesprek als het gesprek in de wachtstand. Mute / Unmute (Microfoon uit/Microfoon aan) — Hiermee zet u de microfoon van de communicator uit of aan. Als de communicator is aangesloten op een handenvrije autoset, zet u met Mute (Microfoon uit) ook de microfoon van deze accessoire uit.
Telefooninterface 162 2 Toets de naam of een of meer beginletters van de naam in van de persoon die u wilt bellen. 3 Druk op OK. De naam die het meest overeenkomt met de opgegeven naam, wordt weergegeven. 4 Als de gevonden naam niet de gewenste naam is, bladert u met de toets of door de namen totdat u de juiste naam hebt gevonden. 5 U belt de persoon door op te drukken. Als de persoon meerdere telefoonnummers heeft, gaat u met het selectiekader naar het gewenste telefoonnummer en drukt u op .
4 Druk op om het nummer te bellen. U kunt ook Recent received calls (Laatst ontvangen oproepen) en Recent missed calls (Laatst gemiste oproepen) opvragen. Zie ”Call register (Gespreksregistratie -menu 2)” op pagina 167. DTMF-signalen verzenden Gebruik voor het verzenden van lange DTMF-signalen bij voorkeur de communicatorinterface. Zie ”Meerdere gesprekken” op pagina 64. DTMF-signalen handmatig verzenden 1 Kies het gewenste telefoonnummer. 2 Toets de cijfers in die u als DTMF-signalen wilt verzenden.
Telefooninterface 164 Help Voor de meeste menufuncties is Help-tekst beschikbaar met een korte beschrijving van de functie. De Help-tekst weergeven 1 Ga naar het menu-item waarover u Help-informatie wenst. 2 Wacht tien seconden. De eerste pagina van de Help-tekst verschijnt. De tekst loopt automatisch door. Als u de tekst zelf wilt opschuiven, drukt u op de bladertoetsen of op More (Meer). 3 U sluit de Help-functie af door op Back (Terug) te drukken.
(Algemeen profiel) te gaan, op 2 om het profiel aan te passen, op 1 om het belvolume van inkomende gesprekken te wijzigen en op 3 om Ring once (Eén keer bellen) te kiezen. Het menu afsluiten 1 Druk op of druk op Back (Terug) en houd deze toets ingedrukt. Menustructuur De volgende tabel bevat een overzicht van de namen van de menu’s en de submenu’s. Menu’s van het derde niveau worden niet weergegeven.
Telefooninterface 166 Sommige menufuncties hebben betrekking op netwerkdiensten die in de tabel worden aangegeven met het symbool . U kunt deze functies alleen gebruiken als ze door het netwerk worden ondersteund en u over het juiste abonnement beschikt. Elke SIM-kaart biedt specifieke netwerkdiensten. Wanneer u een andere SIM-kaart gebruikt waarvoor niet dezelfde diensten gelden, kunt u deze diensten niet gebruiken. Messages (Berichten, menu 1) De SMS-functie (Short Message Service) is een netwerkdienst.
Info service (Informatie, menu 1-2) Met deze netwerkdienst kunt u korte berichten over allerlei onderwerpen ontvangen. U kunt berichten lezen over onderwerpen die u vooraf hebt gedefinieerd met de interface van de communicator. Zie ”SMS-instellingen” op pagina 86. 1 Druk op Select (Kiezen) voor een lijst met beschikbare keuzen. 2 Blader met of door de lijstmet keuzen. Druk op Read (Lezen) als u een lijst met berichten wilt zien.
Telefooninterface 168 Missed calls (Gemiste oproepen) netwerkdiensten zijn die alleen werken in netwerken waarin u het telefoonnummer van de beller kunt zien. Opmerking: de communicator registreert alleen gemiste oproepen als de telefooninterface is ingeschakeld en als er netwerkdekking is. Erase recent call lists (Laatste oproepen wissen, menu 2-4) Let op: de telefoonnummers worden zonder waarschuwing gewist. U kunt deze bewerking niet ongedaan maken.
Show call costs (Totale gesprekskosten, menu 2-6) Met deze netwerkdienst kunt u allerlei gesprekskosten controleren. De kosten worden weergegeven in tikken of in de munteenheid die u hebt ingesteld in menu 2-7-2. De gesprekskosten worden per SIM-kaart weergegeven. Voor deze instellingen hebt u de PIN2-code nodig. Neem contact op met uw netwerkexploitant voor meer informatie. Last call cost (Kosten laatste, menu 2-6-1) Toont de kosten van het laatste of huidige gesprek.
Telefooninterface Show costs in (Toon kosten in, menu 2-7-2) Met dit menu kunt u opgeven of de gesprekskosten en de kostenlimiet in tikken of geld worden weergegeven. Vraag de exploitant van het netwerk hoeveel een tik kost. Voor het wijzigen van de kosteneenheden hebt u de PIN2-code nodig. Als u limieten in geld wilt weergeven, kiest u Currency (Valuta). Als u limieten in tikken wilt weergeven, kiest u Units (Eenheden). Wanneer u de limiet in geld opgeeft, kunt u met of een decimaalteken invoeren.
Settings (Instellingen, menu 4) Call settings (Gespreksinstellingen, menu 4-1) Anykey answer (Antwoord elke toets, menu 4-1-1) Als deze functie is ingeschakeld, kunt u een inkomend gesprek aannemen door op een willekeurige toets op het toetsenblok te drukken, met uitzondering van of .
Telefooninterface 172 Phone settings (Gebruiksopties, menu 4-2) Clock (Klok, menu 4-2-1) Hiermee kunt u bepalen of de tijd op het scherm wordt weergegeven. Cell info display (Celinformatie, menu 4-2-2) Wanneer deze functie is ingeschakeld, wordt in de telefooninterface aangegeven of er een netwerkcel op basis van de Micro-Cellular Networktechnologie wordt gebruikt. Deze instelling blijft van kracht zelfs als u een andere SIM-kaart gebruikt of als de telefooninterface is uitgeschakeld.
met dat netwerk mogelijk is of als het contact wordt verbroken, moet u een ander netwerk kiezen. Tip: de netwerkkeuze komt vooral van pas als u bijvoorbeeld uit kostenbesparende overwegingen een ander netwerk wilt kiezen. Security settings (Beveiligingsinstellingen, menu 4-3) Het doel van het beveiligingssysteem is het voorkomen van onrechtmatig gebruik en wijziging van belangrijke instellingen. Voor het activeren of wijzigen van de meeste beveiligingsopties is de juiste toegangscode vereist.
Telefooninterface 174 Fixed dialling (Vaste nummers, menu 4-3-3) U kunt uitgaande oproepen beperken tot van tevoren bepaalde telefoonnummers. Deze functie voor vaste nummers werkt alleen met SIM-kaarten die de functie ondersteunen. Wanneer de functie is ingeschakeld, kunt u alleen een nummer bellen dat in de lijst met vaste nummers staat of dat met dezelfde cijfers begint als een nummer in de lijst.
Change access codes (Toegangscodes wijzigen, menu 4-3-6) In dit submenu kunt u de volgende toegangscodes wijzigen: PIN code (Pincode), PIN2 code (PIN2-code) en Barring password (Sperwachtwoord). Zie ”Beveiliging” op pagina 137. De toegangscodes mogen alleen de cijfers 0 tot en met 9 bevatten. System lock (Systeemvergrendeling, menu 4-3-7) Druk op Select (Kiezen) en voer de vergrendelcode in om de communicator te vergrendelen. De communicator wordt direct vergrendeld.
Telefooninterface 176 Recorder (Menu 6) Met de Recorder kunt u telefoongesprekken en gesproken commentaar opnemen en afluisteren. De maximumlengte van een opname is 30 seconden. Zie ook ”Spraakrecorder” op pagina 154. Opmerking: op het opnemen van gesprekken kan lokale wetgeving van toepassing zijn. Houd u aan de wettelijke regels. Uw eigen gesproken commentaar opnemen 1 Druk op Select (Kiezen) in het menu Recorder. 2 Ga naar Record (Opnemen) en druk op Select.
15. Problemen oplossen Tip: Club Nokia Careline beantwoordt vragen en biedt telefonische ondersteuning. Op de website http://club.nokia.com vindt u de de telefoonnumers van Club Nokia Careline. Zie ook de Accessoire-gids voor meer informatie over Club Nokia Careline. Voor informatie en ondersteuningsmateriaal met betrekking tot de communicator, kunt u ook Nokia Wireless Data Forum bezoeken op http://www.forum.nokia.com. 1.
Problemen oplossen 178 3. De communicator wordt niet geactiveerd of de toepassingen reageren niet meer Sluit de klep en open deze weer. Als dit niet helpt, sluit u de klep en verwijdert u de batterij. Plaats de batterij opnieuw en open de klep. Wacht terwijl de communicator een zelftest uitvoert en wordt gestart. Probeer de communicator op te laden. Zie ook probleem 4. 4.
Toetsencombinatie: Shift+Tab+(pijl naar links) Let op: als er problemen met het bestandssysteem zijn, worden de beschadigde bestanden verwijderd. Zijn er geen problemen, dan heeft deze handeling geen invloed op documenten of instellingen. Tijdelijke bestanden verwijderen Symptomen: het opstarten van de communicator wordt niet voltooid of er verschijnt een bericht met de melding dat er een .ini-bestand is beschadigd.
Problemen oplossen 180 6. De geluidskwaliteit is slecht Dit komt misschien door de plaats waar u zich bevindt. Dit probleem komt met name voor in een rijdende auto of trein. Ga naar een plaats waar de ontvangst van radiosignalen beter is. Zie ”Informatie over cellulaire gegevensoverdracht” op pagina 14. De ontvangst is over het algemeen beter als u boven de grond en buiten bent en wanneer u zich niet verplaatst. Soms wordt de ontvangst al verbeterd als u de mobiele telefoon enigszins beweegt.
E-mailontvangst: de SIM-kaart heeft geen telefoonnummer voor gegevensverbindingen. Neem contact op met de exploitant van het netwerk. Verzenden van e-mail: u hebt geen externe-postbusservice of de server die uw e-mail bezorgt, is niet compatibel met het SMTP-protocol. Neem contact op met de aanbieder van uw e-mailservice. Als u de verzendoptie Upon request (Op aanvraag) gebruikt, moet u het verzenden van post starten in het UIT-vak voor documenten. Zie ”E-mail verzenden” op pagina 97.
Problemen oplossen 182 Werkt u met het programma Nokia Communicator Server op de pc, dan wordt de infraroodverbinding automatisch tot stand gebracht als u een van de programma’s van de communicator voor pc-connectiviteit gebruikt. De pc waarmee u de verbinding tot stand wilt brengen, moet beschikken over een infraroodpoort die compatibel is met IrDA, geïnstalleerde en geactiveerde IrDA-stuurprogramma’s en Windows 95.
van de gegevensoverdracht te corrigeren met behulp van een AT-opdracht. In het bestand atcomm.txt op de bijgeleverde diskette vindt u veel gebruikte ATopdrachten (gebaseerd op de ETSI 07.07-standaard) die door de Nokia 9000i Communicator worden ondersteund. Raadpleeg de documentatie van de telecommunicatie- of faxtoepassing die u op de pc gebruikt voor informatie over het gebruik van de AT-opdrachten. 15. Problemen met de toegangscode De vergrendelcode bevindt zich op de verpakking van de communicator.
Problemen oplossen 184 1999 Nokia Mobile Phones. All Rights Reserved.
16. Verzorging en onderhoud Uw Nokia 9110 Communicator is een geavanceerd apparaat, dat met zorg is ontworpen en geproduceerd. Ga er zorgvuldig mee om. De tips hieronder kunnen u daarbij helpen, zodat u aanspraak kunt blijven maken op de geldende garantie en u vele jaren plezier kunt hebben van dit product. Voor het gebruik van de communicator, batterij, lader of eventuele accessoires geldt: Houd het apparaat en alle onderdelen en accessoires buiten het bereik van kinderen. Houd het apparaat droog.
Verzorging en onderhoud 186 1999 Nokia Mobile Phones. All Rights Reserved.
17. Belangrijke veiligheidsinformatie Verkeersveiligheid Gebruik geen communicator terwijl u een auto bestuurt. Als u een communicator wilt gebruiken, moet u de auto eerst parkeren voordat u een gesprek begint. Bewaar de communicator altijd in de houder; leg de communicator niet op de passagiersstoel of op een plaats waar deze kan losraken bij een botsing of wanneer u plotseling moet remmen.
Belangrijke veiligheidsinformatie 188 Moeten de telefoon niet in een borstzak dragen; Moeten het oor aan de andere zijde van het lichaam gebruiken dan waar de pacemaker zich bevindt om de mogelijkheid tot interferentie te minimaliseren. Als u denkt dat er interferentie plaatsvindt, moet u de telefoon onmiddellijk uitschakelen. Gehoorapparaten: sommige digitale draadloze telefoons kunnen storing in bepaalde gehoorapparaten veroorzaken.
Voertuigen De telefoon mag alleen door bevoegd personeel in een auto worden geïnstalleerd en onderhouden. Ondeskundige installatie of reparatie kan gevaar opleveren en de garantie die eventueel van toepassing is doen vervallen. Controleer regelmatig of de draadloze-telefoonapparatuur in uw auto nog op de juiste wijze is gemonteerd en naar behoren functioneert.
Belangrijke veiligheidsinformatie 190 3 Houd de toets enkele seconden ingedrukt om de telefoon gereed te maken voor oproepen en eventueel actieve data- of faxoproepen te beëindigen. 4 Toets het alarmnummer in voor het gebied waar u zich bevindt (bijvoorbeeld 911, 112 of een ander officieel alarmnummer). Alarmnummers verschillen van land tot land. 5 Druk op de toets .
Woordenlijst A Afbeeldingen, in line, extern Afbeeldingen op een opgehaalde webpagina zijn in line afbeeldingen. Grotere afbeeldingen worden vaak extern geplaatst en moeten afzonderlijk worden bekeken. AT-opdrachten Bewerkingen van een faxmodem kunnen worden bestuurd door middel van AT-opdrachten. Met deze opdrachten kunnen ervaren gebruikers alle functies van de modem aansturen. In het bestand atcomm.
Woordenlijst HTML (Hypertext Markup Language) Een taal waarmee het uiterlijk en de inhoud van WWWdocumenten wordt gedefinieerd. HTTP (Hypertext Transfer Protocol) Een protocol voor de overdracht van documenten dat op het WWW wordt gebruikt. Hyperlink Met behulp van hyperlinks kunt u van de ene webpagina naar een andere webpagina gaan. I IMAP4 (Internet Mail Access Protocol, versie 4) Een protocol voor het benaderen van uw externe postbus.
PIN2-code De PIN2-code wordt bij sommige SIM-kaarten geleverd. U hebt deze PIN2-code nodig om bepaalde functies te kunnen gebruiken die door de SIM-kaart worden ondersteund. De PIN2-code is een getal van 4 tot 8 cijfers lang. Plug-in Een plug-in is extra, externe software die van het WWW kan worden geladen. De communicator gebruikt plug-ins om een document weer te geven dat de WWW-toepassing zelf niet kan weergeven.
Woordenlijst PUK2-code De PUK2-code wordt bij sommige SIM-kaarten geleverd. U hebt deze code nodig als u een uitgeschakelde PIN2-code wilt wijzigen. Als u tien keer achter elkaar een ongeldige PUK2-code invoert, hebt u geen toegang meer tot de functies waarvoor de PIN2-code nodig is. Om deze functies weer te kunnen gebruiken hebt u een nieuwe SIM-kaart van uw netwerkbeheerder nodig. U kunt de PUK2-code niet wijzigen.
V Vergrendelcode De vergrendelcode is een vijfcijferige code voor het vergrendelen en ontgrendelen van de communicator. U hebt deze vergrendelcode ook nodig bij het wijzigen van bepaalde instellingen. U vindt de vergrendelcode op een sticker in de verpakking van de communicator. Bewaar deze code niet bij de communicator en geef deze niet aan iemand anders. Voicemailbox Een voicemailbox is een netwerkservice of een persoonlijk antwoordapparaat waar bellers hun gesproken berichten voor u kunnen achterlaten.
Woordenlijst 196 1999 Nokia Mobile Phones. All Rights Reserved.
Index Index A Afbeeldingen Overbrengen 142 Relatiefoto’s 55 Afdrukken 35 documenten 120 e-mailberichten 102 faxen 78 Infraroodverbinding 35 Instellingen 136 Kabelverbinding 36 SMS-berichten 85 Afleverinformatie 87 Agenda afspraken noteren 127 agenda-items verzenden 130 agendapunten annuleren en wijzigen 131 boekingswachtwoord 129 memo’s 128 signalen 132 verzoeken ontvangen 130 Agenda-items annuleren en wijzigen 131 Agendapunten reserveren 130 Alleen-lezen documenten openen 123 Andere telefoonlijn 171 A
Index 198 B Batterij 27 Laden 28 Belsignalen Opnemen 155 Samenstellen 152 Verzenden 154 Beltonen Andere beltoon 136 Instellingen 69 Selecteren 135 Speciale tonen instellen 55 Berichten 81 informatieve 87 Berichtencentrale nummer 86 Bestandssysteem formatteren 179 C Cache 103 wissen 110 Chr (toets) 121 Clock-instellingen 151 Club Nokia Careline, relatiekaart 51 Codes PIN2-code 140 PIN-code 140 PUK2-code 194 PUK-code 193 Vergrendelcode 140 Communicator opnieuw instellen 178 Computerverbinding Infraroodverbi
Documenten afdrukken 120 alleen-lezen documenten 123 lezen 119 overdragen via IR 121 schrijven 119 verzenden 122 Doorschakelen, oproepen 71 DTMF-signalen Opslaan 56 Speciale tekens 56 Verzenden 67, 163 E Eigen nummer verzenden 171 Eigen nummer weergeven 70 E-mail afdrukken 102 beantwoorden 102 berichten ontvangen 100 bijlagen openen 102 bijlagen ophalen 96 bijlangen toevoegen 99 doorsturen 102 een handtekening toevoegen 97 externe postbus 99 getimed ophalen 97 lettertype 94 lezen 101 op aanvraag verzenden
Index logo toevoegen 79 ontvangen 77 schrijven 75 sperren 80 verzenden 76 verzendopties 77 verzendtijd instellen 79 G Geheugen cache 103 Details 141 SIM-geheugen 57 Geheugenkaart Plaatsen 33 Geluidssignalen Beltonen 69 Uitschakelen 68 Geselecteerde telefoonlijn 70 Gesprekken slechte kwaliteit 14 H Handenvrij, stand 64 Help Algemene help 32 Help bij toepassing 32 Telefooninterface 164 I Importeren/Exporteren Relaties 46 Indicatoren 22 Individual log (Individueel logboek) 59 Informatiedienst Instellin
Infraroodverbinding Verbinden met een pc 40 Verbinding met een communicator 141 Internet automatisch verbinding verbreken 91 dataoproep sperren 91 een toegangspunt definiëren 90 toegangsvereisten 89 K Kabelverbinding 40 Korte berichten 166 L Lettertype 121 Logboeken 59 M Maateenheid 137 Mappen maken 120 verwijderen 120 Marges 121 Meerdere items selecteren 34 Menu-toets 31 N Netwerk Instellingen 71 Selecteren 172 Nokia Communicator Server Installeren 48 Noodoproepen 189 Notities schrijven 119 verzenden 1
Index 202 Ontvangen e-mail 100 fax 77 SMS 83 Ontvangen communicatie, notitie 37 Opgehaalde bestanden installeren 111 openen 123 Oproepen Andere lijnen 171 Automatisch opnieuw bellen 171 Beantwoorden 63, 160 Beantwoorden met willekeurige toets 171 Conferentiegesprek 65, 161 Doorschakelen 71, 175 Een alarmnummer kiezen 189 Een tweede oproep starten 65 Een wachtende oproep beantwoorden 67 Gesloten gebruikersgroep 174 Gesprek opnemen 63 Gespreksduur weergeven 168 In wachtstand plaatsen 160, 161 Kosten weergeve
P PC Suite voor Nokia 9110 Communicator Installeren 40 PIN2-code 140 PIN-code 140 Profielen Aanpassen 170 Wijzigen 68 PUK2-code 194 PUK-code 193 R Recorder Een opname afspelen 155 Een opname maken 155 Opname afspelen 176 Relatiegroepen Maken 58 Relatiekaart Afbeelding bijvoegen 55 Een speciale beltoon instellen voor 55 Maken 53 Sjabloon 52 Velden aanpassen 54 Velden toevoegen 54 S Scherm wissen 137 Selectiekader 21 Servicekaarten 85 Short 166 Signaalsterkte 15 Indicator 24 Signalen agenda 132 Clock 149 SI
Index nummer van de berichtencentrale instellen 87 Ontvangen 166 ontvangen 83 schrijven 82 verzenden 82 Snelkiesnummers Instellingen 55 Sneltoetsen 34 Speciale tekens 121 Sperwachtwoord 140 Stand Handenvrij 64 Standaardberichten 85 Steden Bewerken en toevoegen 151 Stad van bestemming selecteren 150 Thuisstad wijzigen 151 T Telefooninterface Menusneltoetsen 164 Telnet speciale toetsen 115 verbindingen definiëren 114 Terminal speciale toetsen 113 verbindingen definiëren 111 Text Web diensten definiëren
U UIT-vak voor documenten 36 V Vaste nummers 174 Veiligheidsinformatie Elektronische apparaten 187 Gebruiksomgeving 187 Verkeersveiligheid 187 Voertuigen 189 Verbinden Oproepen 66 Vergrendelcode 140 Vergrendelen Communicator 175 Toetsenblok 163 Verlichting Inschakelen 32 Instellingen 136 Verzenden documenten 122 DTMF-signalen 67 e-mail 98 SMS 82 Visitekaartjes 85 Vluchtprofiel Inschakelen 73 Voicemailbox Bellen 162, 167 Nummer instellen 72, 167 Opbellen 72 Volume Beltoon 69 Toetsen van communicator 69 Toet
Index 206 W Wachtbericht Opnemen 155 Wachtwoorden boekingswachtwoord 129 e-mailwachtwoord 96 Internet-wachtwoord 92 Sperwachtwoord 140 WWW-wachtwoord 105, 108 Welkomstbericht 172 Wereldtijd 150 World Wide Web afbeeldingen weergeven 110 een hypertekstkoppeling volgen 108 een pagina ophalen 105 een pagina opslaan 110 getimed ophalen 107 HTML-indeling opslaan 106 locaties toevoegen 105 map met locaties maken 106 navigatieopdrachten 108 software downloaden 111 tekst kopiëren 109 toegangsvereisten 103 Z Zoekve