9357545 Issue 4 NL Gebruikershandleiding Elektronische handleiding als uitgave bij "Nokia Handleidingen - Voorwaarden en bepalingen, 7 juni 1998" (“Nokia User’s Guides Terms and Conditions, 7th June, 1998”.
Copyright © 2000–2003 Nokia. Alle rechten voorbehouden Onrechtmatige reproductie, overdracht, distributie of opslag van dit document of een gedeelte ervan in enige vorm zonder voorafgaande geschreven toestemming van Nokia is verboden. Nokia, Nokia Connecting People, Bounce en Triple zijn handelsmerken of gedeponeerde handelsmerken van Nokia Corporation. Namen van andere producten en bedrijven kunnen handelsmerken of handelsnamen van de respectievelijke eigenaren zijn.
De beschikbaarheid van bepaalde producten kan per regio verschillen. Neem hiervoor contact op met de dichtstbijzijnde Nokia leverancier. Dit product bevat beveiligingsfuncties die gebruik maken van certificaten. Meer informatie over Nokia-certificaten kunt u vinden op de webpagina's van Nokia. CONFORMITEITSVERKLARING NOKIA CORPORATION verklaart op eigen verantwoordelijkheid dat het product RAE-5N conform is aan de bepalingen van de volgende Richtlijn van de Raad:1999/5/EG.
Inhoudsopgave Inleiding .....................................................................................1 Help.............................................................................................................................3 Informatie over de communicator .....................................................................6 GSM-datacommunicatie ......................................................................................9 Algemene gegevens........................................
Bellen..........................................................................................................................49 De telefoon beantwoorden...................................................................................52 Gesprekken beheren ...............................................................................................52 Toetsenblokvergrendeling.....................................................................................54 Profielen wijzigen .......................
Een telefoongesprek opnemen............................................................................84 Bellen tijdens een gesprek....................................................................................84 Telefonische vergaderingen houden..................................................................85 Een deelnemer uit een telefonische vergadering verwijderen...................86 Privé met één van de deelnemers van de telefonische vergadering spreken........................................
Contactgroepen maken .........................................................................................117 Een contactkaart op de SIM-kaart maken.......................................................119 Een contactkaart als visitekaartje verzenden .................................................121 Een visitekaartje ontvangen.................................................................................122 Instellingen ..............................................................................
WAP ............................................................................................................................172 Java.............................................................................................................................177 Berichten....................................................................................179 Berichten...................................................................................................................180 Fax..................
Faxmodem.................................................................................................................270 Problemen oplossen ..................................................................277 VERZORGING EN ONDERHOUD ...............................................293 BELANGRIJKE VEILIGHEIDSINFORMATIE ...............................295 Woordenlijst ..............................................................................305 Index.....................................................
VOOR UW VEILIGHEID Lees deze eenvoudige richtlijnen. Het overtreden van de regels kan gevaarlijk of onwettig zijn. Meer informatie vindt u in deze handleiding. Schakel de telefoon niet in als het gebruik van mobiele telefoons verboden is of als dit storing of gevaar zou kunnen opleveren. VERKEERSVEILIGHEID HEEFT VOORRANG Gebruik de communicator niet wanneer u een auto bestuurt. Parkeer de auto eerst. STORING Alle draadloze telefoons zijn gevoelig voor storing.
DESKUNDIG ONDERHOUD Laat alleen bevoegd personeel het apparaat installeren of repareren. ACCESSOIRES EN BATTERIJEN Gebruik alleen goedgekeurde accessoires en batterijen. Sluit geen ongeschikte producten aan. WATERBESTENDIGHEID De communicator is niet waterbestendig. Houd het apparaat droog. MAAK BACK-UPS Vergeet niet om een back-up te maken van alle belangrijke gegevens.
1 Inleiding 1. Inleiding Gefeliciteerd met de aanschaf van de Nokia 9210i Communicator. De communicator is een veelzijdig communicatiemiddel: het is een mobiele telefoon, een apparaat waarmee u berichten kunt versturen en een organizer in één. Voorkant Achterkant Hoofdtelefoon Telefoon Microfoon Figuur 1 Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
Inleiding 2 De Nokia 9210i Communicator bestaat uit twee onderdelen: de telefoon en de communicatorinterface. De telefoon bevindt zich op de klep van het apparaat en de communicatorinterface bevindt zich onder de klep, zoals u kunt zien in figuur 1 en 2. communicatorinterface Figuur 2 Beide onderdelen maken gebruik van dezelfde informatie in het geheugen van de communicator. Het zijn dus niet twee afzonderlijke apparaten.
De communicator bevat veel organisatie- en communicatietoepassingen. Het grote toetsenbord, de opdrachttoetsen en het scherm vereenvoudigen het gebruik van de toepassingen. De telefooninterface is zo ontworpen dat u snel oproepen tot stand kunt brengen en kunt ontvangen. De communicator oogt en werkt op dezelfde manier als andere mobiele telefoons van Nokia, met als uitzondering dat de hoofdtelefoon en de microfoon zich aan de achterkant van het apparaat bevinden.
Inleiding 4 Tip: De toets bevindt zich op de onderste rij van het toetsenbord. Informatie over de handleidingen in het verkooppakket Bij de Nokia communicator worden de volgende handleidingen geleverd, hetzij in gedrukte vorm hetzij in PDF-formaat. • Als u nog nooit eerder een communicator hebt gebruikt, biedt de meegeleverde Beknopte handleiding nuttige informatie.
• De Handleiding voor extra toepassingen bevat informatie over de extra software die verkrijgbaar is voor de Nokia 9210i Communicator. Deze handleiding is alleen in gedrukte vorm beschikbaar. • De Controlelijst voor instellingen helpt u verschillende draadloze diensten in te stellen op de Nokia 9210i Communicator. De Gebruikershandleiding voor PC Suite en de Handleiding voor software op de cdrom bevinden zich beide op de cd-rom in de sectie “Werken met de Nokia 9210i Communicator”.
Inleiding 6 Informatie over de communicator Netwerkdiensten De draadloze telefoon zoals beschreven in deze handleiding is goedgekeurd voor gebruik op het GSM 900- en het GSM 1800-netwerk. De beschikbaarheid van dualband/triband is afhankelijk van het netwerk. Vraag uw netwerkexploitant of u zich op deze dienst kunt abonneren. Sommige functies die in deze handleiding worden beschreven zijn netwerkdiensten. Dit zijn speciale diensten waarop u zich via uw netwerkexploitant kunt abonneren.
7 Inleiding Voorbeelden van veelgebruikte diensten die een abonnement vereisen zijn: het verzenden van SMS-berichten of faxberichten en gebruik maken van het Internet. U kunt pas van deze diensten gebruik maken wanneer u zich via de exploitant van uw thuisnet abonneert op de dienst(en) en de gebruiksinstructies hebt ontvangen. Hierna kunt u deze functies activeren, zoals wordt beschreven in deze gebruikershandleiding.
Inleiding 8 Stickers in het verkooppakket De stickers bevatten belangrijke informatie over diensten en voor ondersteuningsdoeleinden. Bewaar deze stickers op een veilige plaats. Plak de sticker op de pagina voorafgaand aan de Inhoudsopgave van deze gebruikershandleiding. De plaats waar de sticker moet worden geplakt, wordt aangeduid met een kader. Bevestig de sticker pakket zit.
9 Inleiding De toegangscodes die zowel voor de telefooninterface als de communicatorinterface worden gebruikt, kunt u via beide toepassingen wijzigen, mits de code kan worden gewijzigd. Zie ‘Beveiliging’ op pagina 247 voor meer informatie over toegangscodes. In de Internet-toepassingen van de communicator worden wachtwoorden en gebruikersnamen gebruikt als beveiliging tegen onbevoegd gebruik van Internet en de Internet-diensten.
Inleiding 10 Vanaf de meeste locaties waar de mobiele telefoon werkt, kunnen draadloze dataverbindingen tot stand worden gebracht. Het wordt echter aanbevolen de communicator te verplaatsen naar een locatie waar het signaal het sterkst is. Wanneer het signaal sterk is, is de dataoverdracht het meest efficiënt. Over het algemeen kunt u niet dezelfde prestaties verwachten van mobiele datacommunicatie als van vaste lijnen. Dit heeft te maken met eigenschappen die inherent zijn aan de draadloze omgeving.
Elektrostatische ontlading Elektrostatische ontlading van een vinger of een geleider kan resulteren in een onjuiste werking van elektrische apparaten. Het is mogelijk dat het scherm onleesbare informatie weergeeft of dat de software onstabiel wordt. Draadloze verbindingen kunnen onbetrouwbaar worden, gegevens kunnen beschadigd raken en de transmissie kan worden stopgezet.
Inleiding 12 Lage signaalsterkte Afstand en obstakels kunnen ervoor zorgen dat de sterkte van het radiosignaal van een cellocatie niet sterk of stabiel genoeg is voor het tot stand brengen van een betrouwbare dataverbinding. Voor de best mogelijke communicatie moet u rekening houden met het volgende: • De dataverbinding functioneert het best wanneer de communicator niet wordt verplaatst tijdens de transmissie. Draadloze datacommunicatie is niet aanbevolen wanneer u zich in een bewegend voertuig bevindt.
2. Algemene gegevens In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe de communicator werkt en hoe u de communicator van stroom kunt voorzien. Zie de Beknopte handleiding voor informatie over de ingebruikname en het instellen van de communicator. Het scherm van de communicator Naam en pictogram van de toepassing Menubalk Indicatorgebied Zoekveld Schuifbalk Opdrachtknoppen Opdrachten Figuur 3 U schakelt de communicatorinterface in door de klep te openen.
Algemene gegevens 14 Tip: Als een opdracht in een lichtere kleur wordt weergegeven, is de opdracht niet beschikbaar. De opdrachten komen altijd overeen met de opdrachtknoppen, zoals u kunt zien in figuur 3. De toepassingen worden uitgevoerd in het midden van het scherm. In het indicatorgebied wordt informatie over de toepassing en het systeem weergegeven. U kunt met de navigatietoets rechtsonder op het toetsenbord binnen het geselecteerde frame van onderdeel naar onderdeel gaan en items selecteren.
Dialoogvensters en tabbladen Dit is een dialoogvenster Dit is een tabblad Nog een tabblad. Druk op de toets Menu als u het tabblad wilt weergeven. Gebruik de navigatietoets om binnen een tabblad te Figuur 5 Afbeelding 5 is een voorbeeld van een dialoogvenster met meerdere tabbladen. Indicatoren Zoals u in de volgende figuur kunt zien, bevat het indicatorgebied het pictogram en de naam van de actieve toepassing.
Algemene gegevens 16 Pictogram van toepassing Naam van toepassing IN-vak/UIT-vak Tijd Signaalsterkte en batterijcapaciteit Oproepstatus - U voert een telefoongesprek en de handenvrije luidspreker en microfoon zijn ingeschakeld. - Een telefoongesprek waarbij de handenvrije modus is uitgeschakeld. De luidspreker en microfoon zijn uitgeschakeld. - Een actieve dataverbinding, zie het hoofdstuk Internet op pagina 149. - Er wordt een faxbericht ontvangen of verzonden met behulp van de communicator.
- De communicator wordt gebruikt als faxmodem. - Er is een profiel actief voor de communicator, in dit geval in het profiel Vergadering. Zie ‘Telefooninstellingen’ op pagina 89. - Tijd. U kunt de tijd aanpassen in de toepassing Klok. Zie pagina 243. IN-vak/UIT-vak - In het indicatorgebied van het IN-vak verschijnt een pictogram als u een fax-, SMS- of e-mailbericht hebt ontvangen. - Het UIT-vak bevat berichten die nog niet zijn verzonden. Zie ‘Outbox’ op pagina 183.
Algemene gegevens 18 - De telefoon is ingeschakeld, maar bevindt zich buiten het dekkingsgebied van het netwerk. - De telefoon is uitgeschakeld. U kunt niet bellen of worden gebeld en u kunt met geen van de communicatietoepassingen (SMS, data, fax of e-mail) berichten ontvangen. Het toetsenbord van de Communicator Figuur 6 Naast de gewone teken- en cijfertoetsen, bevat het toetsenbord een aantal speciale toetsen, zoals wordt weergegeven in figuur 6.
De toepassingen gebruiken Als u de klep opent, wordt op het scherm de toepassing weergegeven die het laatst is gebruikt. U kunt een andere toepassing of toepassingsgroep activeren door op de desbetreffende toepassingstoets te drukken. U kunt dit zelfs tijdens een gesprek doen. Het is niet nodig om de actieve toepassing eerst te sluiten. Alle niet-actieve toepassingen worden op de achtergrond uitgevoerd totdat u deze opnieuw activeert.
Algemene gegevens 20 Voorbeeld: Als u binnen de toepassingsgroep Kantoor de tekstverwerker Tekst aanwijst als voorkeurstoepassing, kunt u Tekst vanuit elke toepassing openen door op Ctrl+Kantoor te drukken. U kunt een toepassing aanwijzen als voorkeurstoepassing door een toepassingsgroep (bijvoorbeeld Kantoor) te openen, op de toets Menu te drukken en Tools > Voorkeurstoepassing te kiezen. Selecteer de toepassing in de lijst. Zie het voorbeeld in de kolom naast deze alinea.
21 Algemene gegevens Tijdens het schrijven en bewerken van tekst kunt u met de Shift- en navigatietoets tekst selecteren. Zie ‘Sneltoetsen’ op pagina 31. Control-toets (Ctrl) Als u de Control-toets in combinatie met een andere toets op het toetsenbord indrukt, wordt er een sneltoetsopdracht gegenereerd. Deze sneltoetsen kunnen worden gebruikt bij het schrijven en weergeven van tekst. Zie ‘Sneltoetsen’ op pagina 31.
Algemene gegevens 22 Menu Tip: In sommige gevallen bevat het menu de optie Inen uitzoomen. Hiermee kunt u de weergave vergroten of verkleinen. Als u op de toets Menu drukt, wordt er een menu met opties weergegeven. Welke opties er beschikbaar zijn, is afhankelijk van de toepassing waarin u zich bevindt. Ga met behulp van de navigatietoets naar de gewenste optie en druk op Kiezen. De gekozen optie wordt alleen toegepast op het item dat is geselecteerd, geopend of wordt verzonden.
Connectoren De Nokia 9210i Communicator kan op diverse apparaten worden aangesloten. Zie figuur 7. de infraroodverbinding de lader Figuur 7 de RS232adapterkabel DLR-2L en de hoofdtelefoon HDC-8L Met de infraroodpoort kunt u verbinding maken met een compatibele pc, printer, digitale camera of een andere communicator. Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
Algemene gegevens 24 De batterij opladen Opmerking: Zie pagina 25 voor belangrijke veiligheidsinformatie over het gebruik van de batterij. Tip: De batterij-indicator op de communicator of het scherm van de telefoon laat zien in hoeverre de batterij is opgeladen. 1 Sluit de connector van de lader aan op de onderkant van de communicator, zoals wordt weergegeven in figuur 8. Figuur 8 2 Sluit de lader aan op een geschikt stopcontact.
25 Algemene gegevens helemaal leeg is, wordt het bericht BATTERIJ OPLADEN weergegeven met een waarschuwingstoon. Als u de communicator niet op een lader aansluit, wordt de communicator automatisch uitgeschakeld. Opmerking: Als u een communicator met een volledig ontladen batterij aansluit op een lader, duurt het 30 tot 60 seconden voordat het bericht OPLADEN wordt weergegeven op het scherm en de batterij-indicator begint te bewegen.
Algemene gegevens 26 Gooi batterijen nooit in vuur! Verwerk batterijen in overeenstemming met de lokale wetgeving (bijvoorbeeld recycling). Batterijen mogen nooit bij het huishoudafval worden gegooid. De capaciteit van een nieuwe batterij wordt pas optimaal benut nadat de batterij twee of drie keer volledig is opgeladen en ontladen. De batterij kan honderden keren worden opgeladen en ontladen maar na verloop van tijd treedt slijtage op.
Het wordt aanbevolen altijd een opgeladen batterij in de communicator te laten zitten. Dit optimaliseert de levensduur van de reservebatterij die de real-time klok van de communicator van stroom voorziet. Als de reservebatterij leeg is, wordt deze automatisch geladen zodra er weer een geladen batterij op de communicator wordt aangesloten. Sluit altijd de klep van het apparaat voordat u de batterij verwijdert. Als u de klep sluit, worden alle gegevens opgeslagen.
Algemene gegevens 28 Opmerking: Een geheugenkaart van de Nokia 9210 Communicator is pas geschikt voor gebruik in de Nokia 9210i Communicator als de kaart is geformatteerd. Bij het formatteren gaan alle gegevens op de kaart verloren. U formatteert de kaart in de toepassing Bestandsbeheer Kantoor. Druk op de toets Menu. Selecteer Geheugenkaart > Geheugenkaart formatteren en druk op Formatteren.
Algemene gegevens 29 Figuur 9 4 Zodra de kaart op zijn plaats zit, sluit u het klepje. WAARSCHUWING: Houd alle geheugenkaarten buiten het bereik van kleine kinderen. Algemene functies Een aantal items tegelijk selecteren Als meervoudige selectie beschikbaar is, kunt u een aantal items tegelijk selecteren. De geselecteerde items worden gemarkeerd. De opdrachten die u daarna gebruikt, zijn van invloed op alle geselecteerde items. Meervoudige selectie is mogelijk in de meeste lijsten.
Algemene gegevens 30 Als u meerdere opeenvolgende items wilt selecteren, markeert u de items door Shift ingedrukt te houden en ∧ en ∨ op de navigatietoets te gebruiken. Wanneer u op de Esc-toets drukt wordt de meervoudige selectie geannuleerd. Speciale tekens Met de Chr-toets op het toetsenbord van de communicator kunt u tekens invoegen die niet beschikbaar zijn op het toetsenbord. De Chr-toets kan altijd worden gebruikt als u tekens met het toetsenbord kunt invoeren.
31 Algemene gegevens U kunt speciale tekens invoegen met bepaalde niet-gemarkeerde toetsen, bijvoorbeeld “a” en “e”. Dit werkt als volgt: 1 Druk op de Chr-toets en houd deze ingedrukt. Druk tegelijkertijd op een lettertoets. Het eerste speciale teken dat aan de lettertoets is gekoppeld, wordt weergegeven. 2 Houd de Chr-toets ingedrukt en druk nogmaals op de lettertoets. Het tweede speciale teken wordt weergegeven, enzovoort, totdat het eerste teken opnieuw wordt weergegeven.
Algemene gegevens 32 Sneltoets Functie Ctrl + t Ctrl + d Volledig scherm (indien beschikbaar) Bestanden, berichten, sneltoetsen en andere items verwijderen.
Bestanden opslaan Als u een nieuw bestand voor de eerste keer sluit of als u een bestand wilt opslaan, wordt u gevraagd een naam voor het bestand in te voeren en een map op te geven waarin het bestand moet worden opgeslagen. Figuur 10 De volgende opdrachten worden beschikbaar in het dialoogvenster: OK: hiermee bevestigt u de naam van het document en slaat u het op. Bladeren: hiermee wordt een dialoogvenster geopend waarin u kunt bladeren naar de locatie waar u het bestand wilt opslaan.
Algemene gegevens 34 Documenten verzenden Berichten kunt u verzenden vanuit de toepassing Berichten. Daarnaast kunt u met de communicator ook documenten verzenden vanuit alle toepassingen waarin de optie Verzenden beschikbaar is in de menulijst. Als faxbericht: u kunt het document als faxbericht verzenden. Als e-mail: u kunt het document als e-mailbericht verzenden. Als SMS-bericht: u kunt het document als SMS-bericht verzenden. Via infrarood: u kunt het document via infrarood verzenden.
35 Algemene gegevens 4 Als u de zoekopdracht verder wilt verfijnen drukt u op Opties. Er wordt een dialoogvenster geopend waarin u opties kunt opgeven, zoals Hoofdlettergevoelig of Heel woord. Tekst vervangen 1 Druk op de toets Menu en kies Bewerken > Zoeken. Druk op Vervangen. 2 Typ de tekenreeks die u wilt vervangen in het vak Zoeken: en de tekst waardoor u deze wilt vervangen in het vak Vervangen door:. 3 Druk op Opties voor meer opties voor zoeken en vervangen.
Algemene gegevens 36 Tip: Als u specifieke woorden wilt controleren, kunt u deze selecteren. Anders wordt de gehele tekst doorzocht en op spelling gecontroleerd. 1 Druk op de toets Menu en kies Tools > Spellingcontrole. Als er tijdens de spellingcontrole een woord wordt aangetroffen dat niet wordt herkend, wordt er een dialoogvenster geopend. 2 U kunt de correctie in het correctieveld typen.
2 Druk op Afdrukken. Er verschijnt een dialoogvenster. Als u de afdrukopties wilt wijzigen, drukt u op Opties. 3 Als u een afdrukvoorbeeld wilt zien, drukt u op Afdrukvoorbeeld. Er verschijnt een dialoogvenster. Als u de pagina-instelling wilt definiëren, drukt u op Paginainstellingen. Figuur 11 Controleer bij het afdrukken via infrarood of de infraroodpoorten van de communicator en de printer op elkaar gericht zijn. Houd de infraroodverbinding vrij.
Algemene gegevens 38 Met logboekbestanden kunt u de communicatie controleren, de gegevens gebruiken om contactkaarten te maken of bestaande gegevens aan te vullen, of de geadresseerde rechtstreeks vanuit het logboek beantwoorden. Tip: Met de sneltoets Shift+Ctrl+L kunt u het logboek openen. Figuur 12 Tip: U kunt de categorieën Datum en tijd en Duur wijzigen in Onderwerp en Status door op < en > op de navigatietoets te drukken.
Met de optie Filteren op richting kunt u opgeven of u de communicatie die afkomstig is van uzelf of de communicatie afkomstig van de externe partij wilt weergeven. 2 Kies een van de opties. 3 Druk op OK. De inhoud van het logboek verwijderen Logboekgebeurtenissen worden slechts een bepaald aantal dagen opgeslagen in de logboekdatabase, waarna ze automatisch worden verwijderd om geheugen vrij te maken op de communicator. U kunt de standaardwaarde wijzigen. Druk op de toets Menu en kies Tools > Logperiode.
Algemene gegevens 40 Tip: Zie de Gebruikershandleiding voor PC Suite op de cd-rom voor meer informatie over PC Suite. Tip: Zie de Uitbreidingsgids voor informatie over de beschikbare software voor uw communicator. 2 Plaats de cd-rom in het cd-rom-station van de computer. 3 Of: sluit de communicator aan op de computer met behulp van de meegeleverde adapterkabel. Of: maak gebruik van een infraroodverbinding. Zie ‘De infraroodverbinding activeren’ op pagina 40 voor meer informatie.
Gegevensoverdracht tussen de communicator en andere apparaten BELANGRIJK! Als u back-upgegevens van de Nokia 9210 Communicator wilt terugzetten op de Nokia 9210i Communicator, kunt u GEEN gebruik maken van de methode die wordt beschreven in ‘Back-ups maken op en gegevens terugzetten vanaf een geheugenkaart’ op pagina 239. Gebruik in plaats hiervan PC Suite.
Algemene gegevens 42 2 Activeer de infraroodverbinding op de Nokia 9110/9110i Communicator. De gegevensoverdracht wordt gestart. Alle items worden overgebracht naar de Nokia 9210i Communicator. Geselecteerde gegevens overdragen Tip: U kunt ook op de toets Menu drukken en Tools > Opties selecteren. 1 Druk in het beginvenster op Opties. Er verschijnt een dialoogvenster met vier tabbladen.
Compatibele Nokia-telefoons, personal organisers en pc’s Zie de Gebruikershandleiding voor PC Suite op de meegeleverde cd-rom voor meer informatie over de overdracht van gegevens uit de Nokia 5100/6100/7100/8200/ 8800/9110/9110I mobiele telefoon, uw laptopcomputer, uw gewone pc of de PalmPilot personal organiser naar de Nokia 9210i Communicator.
3. Telefooninterface Voorkant Achterkant Hoofdtelefoon Telefoon Figuur 13 Microfoon Met de voorkant van de telefoon kunt u oproepen tot stand brengen, ontvangen en beheren, SMS-berichten ontvangen, zoeken naar telefoonnummers, profielen wijzigen en een groot aantal instellingen definiëren. Voor meer gecompliceerde taken zoals het verzenden van lange DTMF-reeksen of het aanpassen van telefooninstellingen gebruikt u de toepassing Telefoon. Zie het hoofdstuk Telefoon dat begint op pagina 79.
46 Telefooninterface Selectietoetsen Druk slechts één toets tegelijk in wanneer u de telefoon gebruikt. Het toetsenblok van de telefoon werkt niet als de cover van de communicator is geopend. Hiermee schakelt u de telefoon in en uit. Hiermee schakelt u tussen profielen. Zie ‘Profielinstellingen’ op pagina 89. Hiermee bladert u door menu's, submenu's en instellingen. Als u niet aan het bellen bent, kunt u met de bladertoetsen bladeren door de telefoonlijst.
47 Telefooninterface Opmerking: Zoals voor alle radiozendapparatuur geldt, dient onnodig contact met de antenne te worden vermeden als de telefoon is ingeschakeld. Het aanraken van de antenne kan een nadelige invloed hebben op de gesprekskwaliteit en kan ervoor zorgen dat de telefoon meer stroom verbruikt dan noodzakelijk is. BELANGRIJK! Schakel de telefoon niet in als het gebruik van mobiele telefoons verboden is, of als dit storing of gevaar zou kunnen opleveren.
Telefooninterface 48 Tip: Als u de toets ingedrukt houdt, wordt het scherm in de stand-bymodus gezet. In veel gevallen moet u de selectie bevestigen door op OK te drukken. Met de opdracht Terug (indien beschikbaar) keert u terug naar het vorige menu zonder wijzigingen aan te brengen. Schermindicatoren De schermindicatoren geven aan welke handeling wordt uitgevoerd met de telefoon.
Bellen U kunt alleen bellen en gebeld worden, als • de telefoon is ingeschakeld; • de communicator een geldige SIM-kaart bevat en • u zich binnen het dekkingsgebied van het draadloze netwerk bevindt. 1 Voer het netnummer en het telefoonnummer in van de persoon die u wilt bellen. Als u een fout maakt, kunt u de cijfers een voor een wissen door op Wissen te drukken. Als u het scherm helemaal leeg wilt maken, houdt u Wissen ingedrukt. 2 Druk op om het telefoonnummer te kiezen.
Telefooninterface 50 Zoeken naar telefoonnummers U kunt telefoonnummers in het geheugen zoeken aan de hand van de naam waaronder u het telefoonnummer hebt opgeslagen. Zie ‘Een nummer uit de telefoonlijst bellen’ op pagina 80 voor meer informatie. Tip: Als u wilt bepalen welk geheugen moet worden gebruikt, drukt u op Namen, bladert u naar Opties en drukt u tweemaal op Kiezen. Blader en kies Apparaat, SIM-kaart of een contactendatabase die u hebt gemaakt en druk op Kiezen. 1 2 3 4 Druk op Namen.
• Houd het nummer waaronder u het snelkeuzenummer hebt opgeslagen een aantal seconden ingedrukt. Deze manier werkt alleen als u het gebruik van snelkeuzenummers hebt ingeschakeld. Zie ‘Oproepinstellingen (3-1)’ op pagina 65 voor meer informatie. • Toets het nummer in waaronder u het snelkeuzenummer hebt opgeslagen. Druk op . Het nummer wordt kort weergegeven en wordt vervolgens gekozen. Opmerking: U kunt geen snelkeuzenummers gebruiken als u aan het bellen bent.
Telefooninterface 52 De telefoon beantwoorden Tip: Zie ‘Een beltoon koppelen’ op pagina 113 voor informatie over het wijzigen van uw beltoon. Als u wordt gebeld, hoort u een belsignaal en knippert de tekst Oproep op het scherm. Als een stil profiel actief is, knipperen alleen de lampjes van het toetsenblok en de schermverlichting. Tip: U kunt zelfs oproepen beantwoorden terwijl u met zoek- of menufuncties bezig bent.
Met Stand-by/Activeren - Stand-by zet u het actieve gesprek in de wacht. Als u het oorspronkelijke gesprek weer wilt activeren, selecteert u Activeren. Nieuwe oproep - Hiermee kunt u het actieve gesprek in de wacht zetten en een nieuw telefoonnummer kiezen. DTMF zenden - Hiermee kunt u DTMF-tonen verzenden. Zie ‘DTMF-tonen verzenden tijdens een oproep’ op pagina 88. Tip: Als u een nieuw telefoongesprek start tijdens een telefoongesprek, wordt het huidige gesprek automatisch in de wacht geplaatst.
Telefooninterface 54 Toetsenblokvergrendeling De toetsenblokvergrendeling zorgt ervoor dat toetsen die per ongeluk worden ingedrukt geen gevolgen hebben. Als de toetsenblokvergrendeling actief is, kunt u een oproep gewoon beantwoorden door op te drukken. Als u aan het bellen bent, wordt het toetsenblok ontgrendeld en kunt u de communicator gebruiken zoals u gewend bent. Zodra u de oproep hebt beëindigd, wordt het toetsenblok automatisch weer vergrendeld.
Profielen wijzigen Zie ‘Profielinstellingen’ op pagina 89 voor meer informatie over de verschillende profielen, het aanpassen van de instellingen van profielen, enzovoort. Voorbeeld: Als u het profiel Vergadering gebruikt, gaat de telefoon slechts eenmaal over zodat u uw omgeving geen overlast bezorgt. Dit kan handig zijn tijdens een vergadering. 1 Druk op de toets op het toetsenblok. 2 Druk op de toets totdat het selectieframe het gewenste profiel vertoont.
Telefooninterface 56 De menu’s gebruiken Tip: De menufuncties zijn ook beschikbaar als u aan het bellen bent. De telefoon bevat een aantal menufuncties waarmee u uw telefoon kunt aanpassen aan uw persoonlijke wensen. U krijgt toegang tot de menu’s en de submenu’s door in het menu te bladeren of de juiste sneltoetsen te gebruiken. Bladeren in de menu’s 1 Druk op Menu. 2 Druk op of om naar het gewenste menu te gaan in de lijst met menu’s. 3 Druk op Kiezen om het menu te openen.
Menustructuur In de volgende tabel ziet u een lijst met namen van de hoofdmenu’s en de bijbehorende submenu’s. De beschikbaarheid van de menu’s is afhankelijk van de beschikbaarheid van de dienst in uw gebied. Menu’s van het derde niveau worden niet weergegeven.
58 Telefooninterface Berichten (Menu 1) De SMS-dienst (Short Message Service) is een netwerkdienst waarmee u korte tekstberichten kunt verzenden en ontvangen. Uw netwerkexploitant kan u hier meer over vertellen. Bericht opstellen (1-1) Met deze menuoptie kunt u een kort bericht opstellen en verzenden. IN-vak (1-2) Tip: Zie ‘Profielinstellingen’ op pagina 89 voor informatie over het wijzigen van het signaal van inkomende SMS-berichten.
Antwoorden - Hiermee opent u de editor waarin u een antwoord kunt opstellen. Toets het antwoord in en druk op Opties > Zenden. Doorzenden - Hiermee kunt u het nummer opgeven waarnaar het bericht moet worden doorgestuurd. Voer het nummer in en druk op OK om het bericht door te sturen. Bewerken - Hiermee opent u het actieve bericht in de editor, zodat u het bericht kunt bewerken. Gebruik nr. - Hiermee kunt u het telefoonnummer in het bericht kopiëren en naar het telefoonscherm verplaatsen.
60 Telefooninterface CBS (1-5) Met deze netwerkdienst kunt u SMS-berichten ontvangen over onderwerpen die u tevoren hebt gedefinieerd op de communicatorinterface. Zie ‘Cell broadcast’ op pagina 268. Neem voor de beschikbare onderwerpen en bijbehorende onderwerpnummers contact op met uw netwerkexploitant. Aan - Hiermee schakelt u de ontvangst van informatieberichten in. Uit - Hiermee schakelt u de ontvangst van informatieberichten uit.
61 Telefooninterface Houd er rekening mee dat de voicemailbox een netwerkdienst is waarop u zich mogelijk eerst moet abonneren. Nummer voicemailbox (1-7-2) In dit submenu kunt u het nummer van uw voicemailbox opslaan en wijzigen. Een voicemailbox kan een netwerkdienst zijn of uw eigen antwoordapparaat. Neem voor meer informatie over de voicemailbox contact op met uw netwerkexploitant. Oproepinfo (Menu 2) Gemiste oproepen (2-1) Hiermee geeft u een overzicht weer van gemiste oproepen.
Telefooninterface 62 Recente oproeplijsten wissen (2-4) Hiermee kunt u selecteren welke oproepen u wilt wissen. U kunt kiezen uit: Alles wissen /Gemist / Gekozen / Ontvangen. BELANGRIJK: De telefoonnummers worden zonder waarschuwing gewist. U kunt deze handeling niet meer ongedaan maken. Gespreksduur (2-5) Hiermee geeft u de gespreksduur weer van inkomende en uitgaande oproepen en kunt u de teller resetten.
Tellers wissen (2-5-5) Hiermee kunt u alle tellers resetten. U wordt gevraagd de beveiligingscode op te geven. Houd er rekening mee dat u deze handeling niet meer ongedaan kunt maken. Opmerking: De definitieve gespreksduur die in rekening wordt gebracht door de netwerkexploitant kan variëren afhankelijk van de netwerkfuncties, afrondingen, belastingen, enzovoort. Gesprekskosten (2-6) Met deze netwerkdienst kunt u verschillende gesprekskosten controleren.
Telefooninterface 64 Kostentellers wissen (2-6-3-1) Alle kostentellers worden opnieuw ingesteld. Houd er rekening mee dat u deze handeling niet meer ongedaan kunt maken. Kosten tonen/ Tonen in eenheden (2-6-3-2) U kunt kiezen of u de gesprekskosten en gesprekskostenlimieten in valuta- of in laadeenheden wilt weergeven. Vraag uw netwerkexploitant naar de prijzen van laadeenheden. Op het scherm ziet u de optie die op het moment niet is geselecteerd.
Opmerking: Als er geen kosteneenheden of valutaeenheden meer resteren, kunt u soms wel bellen naar het geprogrammeerde alarmnummer (112 of een ander officieel alarmnummer). Opmerking: De definitieve gespreksduur die in rekening wordt gebracht door de netwerkexploitant kan variëren afhankelijk van de netwerkfuncties, afrondingen, belastingen, enzovoort.
Telefooninterface 66 Snelkeuze (3-1-3) Als deze optie is geselecteerd, kunt u de telefoonnummers die zijn geprogrammeerd onder de snelkeuzetoetsen bellen door de geprogrammeerde snelkeuzetoets ingedrukt te houden. Zie ‘Snelkeuzenummers’ op pagina 93 voor meer informatie. Wachtfunctie-opties (3-1-4) De wachtfunctie is een netwerkdienst. Neem contact op met uw netwerkexploitant als u zich hierop wilt abonneren. Zie ‘Een oproep in de wacht beantwoorden’ op pagina 88 voor meer informatie.
Lijn uitgaande oproepen (3-1-7) Als uw netwerk deze dienst ondersteunt, kunt u twee telefoonlijnen aansluiten op uw communicator. U kunt kiezen welke lijn u wilt gebruiken om te bellen. Zie ‘Tabblad Lijn kiezen’ op pagina 103 voor meer informatie. Telefooninstellingen (3-2) Klok (3-2-1) U kunt kiezen of u de tijd wilt weergeven op het scherm.
Telefooninterface 68 Als u Automatisch kiest, selecteert de telefoon automatisch een draadloos netwerk dat beschikbaar is in uw gebied. Als u zich buiten het dekkingsgebied van uw eigen netwerk bevindt, selecteert de communicator een netwerk waarmee uw netwerkexploitant een roaming-overeenkomst heeft afgesloten. Als u Handmatig kiest, ziet u een lijst met beschikbare netwerken waaruit u zelf een netwerk kunt kiezen.
PIN-code vragen (3-3-1) De opties zijn Aan en Uit. Zie ‘Beveiliging’ op pagina 247. Oproepblokkering (3-3-2) Met deze netwerkdienst kunt u inkomende en uitgaande oproepen van en naar uw telefoon beperken. U kunt deze functie alleen gebruiken als u een blokkeerwachtwoord hebt ingesteld. Uw netwerkexploitant kan u meer vertellen over blokkeerwachtwoorden.
70 Telefooninterface Blokkeren indien SIM gewijzigd (3-3-4) Met de beveiligingscode kunt u uw telefoon beveiligen tegen onbevoegd gebruik. Als u dit wilt, toetst u de beveiligingscode in en kiest u de optie Ja. Zie ‘Beveiliging’ op pagina 247 voor meer informatie. Houd er rekening mee dat geen enkel wachtwoordsysteem ongeoorloofde toegang kan voorkomen. Toegangscodes wijzigen (3-3-5) In dit submenu kunt u de beveiligingscode, de PIN-code, de PIN2-code en het wachtwoord wijzigen.
71 Telefooninterface informatie over het wijzigen van de beveiligingscode. Houd er rekening mee dat geen enkel wachtwoordsysteem ongeoorloofde toegang kan voorkomen. Terug naar fabrieksinstellingen (3-4) U kunt van sommige menu-instellingen de oorspronkelijke instellingen herstellen. Hiervoor hebt u de beveiligingscode nodig.
Telefooninterface 72 Als u Doorschakelen indien niet opgenomen of Doorschakelen indien niet beschikbaar selecteert, kunt u ook Vertraging selecteren om het aantal seconden op te geven waarna de oproep moet worden doorgeschakeld. De opties zijn: 5 sec / 10 sec / 15 sec/ 20 sec / 25 sec / 30 sec. Infrarood (Menu 5) Met deze functie kunt u via infrarood gegevens ontvangen en versturen en naar een ander apparaat.
Als u de bevestigingsberichten wilt afbeelden op het telefoonscherm die worden verzonden tussen de telefoon en het netwerk als u gebruik maakt van de SIMdiensten, selecteert u de optie Ja in het menu 3-2-5 (Actie SIM-dienst bevestigen?). Opmerking: Om toegang te krijgen tot deze diensten moet u mogelijk een SMSbericht verzenden of een telefoonnummer bellen waarvoor kosten in rekening kunnen worden gebracht. Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
4. Bureaublad Bureaublad is een toepassing voor het maken en beheren van koppelingen naar uw favoriete documenten, toepassingen of software van derden. Beginvenster Als u de toepassing Bureaublad voor het eerst gebruikt, bevat het beginvenster standaard de volgende koppelingen: een snelkoppeling naar de toepassing Internet, een snelkoppeling naar een document met de naam 'Start hier!' en een koppeling naar de officiële Nokia-website. Het is niet mogelijk om meerdere koppelingen tegelijk te selecteren.
Bureaublad 76 Een koppeling toevoegen Tip: Als u het pictogram, de label of de parameters van een koppeling wilt bekijken of wijzigen, selecteert u de koppeling in kwestie, drukt u op de toets Menu en kiest u Bestand > Eigenschappen…. 1 Selecteer het programma, de programmagroep of een ander item waarvoor een u snelkoppeling aan Bureaublad wilt toevoegen. 2 Druk op de toets Menu en kies vervolgens Bestand > Toevoegen aan Bureaublad.
De achtergrondafbeelding wijzigen U kunt de achtergrondafbeelding van het beginvenster van Bureaublad aanpassen. 1 Druk op de toets Menu en kies Tools > Instellingen…. Er verschijnt een dialoogvenster. 2 Definieer de volgende gegevens: Achtergrondafbeelding: U kunt kiezen uit Ja en Nee. Afbeeldingsbestand: Druk op Wijzigen om een afbeelding op te geven. Als u de afbeelding wilt bekijken, drukt u op Voorbeeld. 3 Druk Gereed.
79 Telefoon 5. Telefoon U kunt de toepassing Telefoon gebruiken om te bellen en gebeld te worden, om handenvrij te bellen of om telefonische vergaderingen te voeren. U kunt gesprekken opnemen en doorverbinden, voicemailboxes beluisteren en instellingen en profielen beheren. U start de toepassing Telefoon door op de toepassingstoets Tel op het toetsenbord te drukken. Tip: Ook tijdens een telefoongesprek is het mogelijk naar andere toepassingen over te schakelen.
Telefoon 80 Handmatig bellen Tip: Als u de handenvrije modus wilt uitschakelen, drukt u op de toets Menu en kiest u Instellingen > Oproep. > Geluid als de klep open is en drukt u op Wijzigen om de handenvrije modus op Uit te zetten. Tip: Als u het laatst gekozen nummer opnieuw wilt kiezen, kunt u ook op de sneltoetsen Chr+Tel drukken. 1 Typ het telefoonnummer in het veld onder in het beginvenster. 2 Druk op Bellen.
Tip: U kunt in- en uitzoomen om de tekst leesbaarder te maken of meer items op het scherm weer te geven. Druk op de toets Menu en selecteer Beeld > Inzoomen of Uitzoomen. Figuur 17 Een nummer bellen uit de lijst met recente oproepen 1 Druk in het beginvenster op Recente oproepen. Het dialoogvenster Gekozen nummers wordt geopend. Als er nieuwe oproepen zijn die u hebt gemist, wordt het dialoogvenster Gemiste oproepen geopend.
Telefoon 82 De telefoon beantwoorden Tip: Gebruik de navigatietoetsen als u het volume van de luidspreker wilt aanpassen. Als u op > drukt, gaat het volume omhoog en als u op < drukt, gaat het volume omlaag. Tip: De naam van de beller wordt weergegeven in het bericht als het telefoonnummer is meegezonden met de oproep en als het nummer van de beller wordt weergegeven in het contactenbestand.
83 Telefoon Een voicemailbox bellen en programmeren Een voicemailbox werkt hetzelfde als een antwoordapparaat. U kunt de voicemailbox gebruiken om inkomende berichten van gemiste oproepen op te slaan. Veel netwerkexploitanten bieden bij de SIM-kaart een voicemailboxservice. Als uw SIM-voicemailbox geen nummer heeft, kunt u het nummer zelf invoeren. U moet echter nog wel contact opnemen met uw netwerkexploitant voor een telefoonnummer dat kan worden gebruikt voor deze voicemailbox.
Telefoon 84 Een telefoongesprek opnemen U kunt het gesprek tijdens het bellen opnemen. Druk tijdens het bellen op de toets Menu en selecteer Bellen > Opnemen. Zo opent u de toepassing Recorder. Zie pagina 261 voor meer informatie over de toepassing Recorder. Opmerking: Houdt u zich aan alle wetgeving met betrekking tot het opnemen van gesprekken. Bellen tijdens een gesprek U kunt in gesprek zijn, en tegelijkertijd een oproep in de wacht hebben staan. U kunt schakelen tussen de twee oproepen.
geselecteerde oproep. Een oproep in de wacht kan bijvoorbeeld worden gewijzigd in een actieve oproep door de oproep met de navigatietoetsen te selecteren en vervolgens op Activeren te drukken. Deze oproep, met de donkere lijn Pictogram Oproepstatus rond het frame, wordt geselecteerd Figuur 19 4 Als u een oproep wilt beëindigen, selecteert u de desbetreffende oproep met de navigatietoetsen en drukt u op Oproep beëindigen. Telefonische vergaderingen houden De telefonische vergadering is een netwerkservice.
86 Telefoon 3 Wacht nu tot de tweede persoon opneemt. 4 Als u beide personen aan een telefonische vergadering wilt laten deelnemen, drukt u op Telefonische vergadering. Op het scherm wordt één telefonische vergadering weergegeven. Druk op Deelnemers om de twee deelnemers van de telefonische vergadering weer te geven. 5 Als u een andere persoon wilt toevoegen, drukt u op Nieuwe oproep. De telefonische vergadering wordt in de wacht gezet. Als de persoon opneemt, drukt u op Telefonische vergadering.
87 Telefoon Privé met één van de deelnemers van de telefonische vergadering spreken 1 Druk op Deelnemers. 2 Selecteer een deelnemer in de lijst en druk op Eén op één. De oproep wordt nu in tweeën gesplitst: de telefonische vergadering is in de wacht gezet en het één op één-gesprek is actief. 3 Als u het privé-gesprek hebt beëindigd, kunt u teruggaan naar de telefonische vergadering door op Telefonische vergadering te drukken.
88 Telefoon Een oproep in de wacht beantwoorden U moet zich eerst aanmelden bij een netwerkservice die de wachtfunctie aanbiedt, voordat er oproepen in de wacht kunnen worden geplaatst en u deze kunt beantwoorden. Zie pagina 97 voor meer informatie. 1 Als u tijdens het bellen een nieuwe oproep ontvangt, hoort u een geluid en wordt er een bericht weergegeven dat u attent maakt op een nieuwe inkomende oproep. 2 Druk op Opnemen. De actieve oproep wordt in de wacht gezet.
1 Druk op DTMF verzenden. De DTMF-reeksen die u hebt opgeslagen in de contactkaart van de persoon waarmee u spreekt, worden weergegeven. Zie pagina 116 voor informatie over het opslaan van DTMF-reeksen. 2 Selecteer een DTMF-reeks. U kunt de reeks bewerken. Als er geen opgeslagen reeksen zijn, kunt u een nieuwe DTMF-reeks invoeren in het invoerveld. 3 Druk op Toon verzenden.
Telefoon 90 Figuur 21 Pictogram Profielen Als u een profiel wilt selecteren en wijzigen, drukt u op de toets Menu en selecteert u Instellingen > Profielen. De volgende profielen zijn meegeleverd met de communicator: Normaal: het standaardprofiel van de communicator. Stil: u kunt dit profiel instellen als u alle waarschuwingstonen wilt uitschakelen (behalve de alarmklok en de herinnering, zie ‘Opmerking’ op pagina 90).
Een nieuw profiel maken 1 Als u een profiel wilt maken, drukt u op de toets Menu en selecteert u Instellingen > Profielen. Vervolgens drukt u op Nieuw. De huidige waarden van het profiel Algemeen worden gekopieerd naar het nieuwe profiel. 2 Als u de instellingen van een van de profielen wilt wijzigen, selecteert u een profielnaam en drukt u op Bewerken. Er wordt een dialoogvenster met vier tabbladen geopend, zoals wordt weergegeven in figuur 22.
Telefoon 92 Beltoon, lijn 1: en Beltoon, lijn 2:: Hiermee definieert u het geluid voor inkomende oproepen die op twee verschillende lijnen binnenkomen, indien beschikbaar. Druk op Wijzigen. Nu kunt u een keuze maken uit de geluidsbestanden die met de communicator zijn meegeleverd. U kunt ook zoeken naar eventuele andere geluidsbestanden. Persoonlijke tonen: Hiermee definieert u of de persoonlijke beltoon van bellers wordt gebruikt. U kunt kiezen uit: Aan/Uit.
93 Telefoon Tabblad Overige Beltoon voor: Hiermee kunt u kiezen bij welke inkomende oproepen u een beltoon hoort. U kunt kiezen uit: Alle oproepen/Alleen VIP-groep/Geen. Als u Alleen VIP-groep kiest, hoort u alleen een beltoon bij oproepen van personen die als VIP zijn gedefinieerd. Zie het hoofdstuk Contacten, pagina 124. Alle andere oproepen worden op het scherm weergegeven met een bericht, maar zonder beltoon. Snelkeuzenummers Met behulp van snelkeuzenummers kunt u snel veelgebruikte nummers bellen.
Telefoon 94 Figuur 23 Instellingen van netwerkservices Opmerking: Mogelijk worden netwerkservices niet door alle netwerkexploitanten aangeboden. Als er services worden aangeboden, moet u zich hierop wellicht abonneren. Tip: Als u de instellingen voor het doorschakelen of blokkeren van spraakoproepen wilt wijzigen, moet de telefoon zijn ingeschakeld. Informatie over de status van deze services wordt opgeslagen op het netwerk.
Telefoon 95 Figuur 24 Spraakoproepen doorschakelen Met behulp van het doorschakelen van spraakoproepen kunt u de inkomende spraakoproepen doorschakelen naar een ander telefoonnummer. Het kan worden vergeleken met doorverbinden. 1 Druk op de toets Menu en selecteer Instellingen > Netwerkdiensten > Doorschakelen. Er verschijnt een dialoogvenster. 2 Kies een van de volgende doorschakelopties: Alle oproepen: alle inkomende oproepen worden doorgeschakeld.
Telefoon 96 Indien niet beschikbaar: via deze optie kunt u met één actie doorschakelen inschakelen voor Indien in gesprek/ Indien buiten bereik/ Indien niet opgenomen. 3 Druk op Wijzigen en selecteer een van de volgende opties: Naar: voer het nummer in waarnaar u de oproepen wilt doorschakelen. Standaardvoicemailbox: oproepen worden doorgeschakeld naar uw voicemailbox. Als u over meerdere mailboxes beschikt, moet u een mailbox in een lijst kiezen. Zie pagina 98 voor meer informatie.
Opmerking: Oproepen die hier worden omschreven als internationaal kunnen in sommige gevallen ook plaatsvinden tussen verschillende regio's van hetzelfde land. Als u zich abonneert op de netwerkservice Andere lijn, worden spraakoproepen alleen geblokkeerd voor de Gekozen lijn.
Telefoon 98 Wachtfunctie: druk op Wijzigen om Aan of Uit te kiezen. Zie ‘Een oproep in de wacht beantwoorden’ op pagina 88. voor een korte beschrijving van de wachtfunctie. Eigen nummer zenden: hiermee wordt bepaald of uw nummer verborgen blijft voor of wordt getoond aan de persoon die u belt. Druk op Wijzigen om de opties Standaard/Aan/Uit weer te geven. Instellingen van voicemailbox Zie pagina 83 voor informatie over voicemailboxes. 1 Druk op de toets Menu en selecteer Instellingen > Voicemailboxes.
Tabblad Eigenschappen Definieer de volgende opties: Naam:. Voer een beschrijvende naam in voor de mailbox. Nummer: Voer een nummer in voor de mailbox. Dit nummer hebt u van de netwerkservice ontvangen. Opmerking: Het type voicemailbox bepaalt of u beide velden kunt bewerken. De naam en het nummer van een SIM-voicemailbox kunnen bijvoorbeeld niet worden bewerkt. Tabblad DTMF-tonen DTMF: U kunt DTMF-tonen definiëren voor een voicemailbox die niet is geleverd bij de SIM-kaart.
100 Telefoon Automatisch herhalen: Als deze instelling is ingesteld op Aan en u een nummer kiest dat in gesprek is of geen gehoor geeft, wordt het nummer net zo lang gekozen, totdat er verbinding is gemaakt. Druk op Wijzigen om te schakelen tussen Aan/Uit. Geavanceerde instellingen 1 Druk op de toets Menu en selecteer Instellingen > Geavanceerd.
Valuta: Voer maximaal drie tekens in voor de gewenste valuta. U kunt cijfers of letters invoeren. U kunt bijvoorbeeld ‘FIM’ invoeren voor de Finse valuta. Dit veld wordt gebruikt bij Prijs per eenheid, dat hieronder wordt beschreven, en bij Tonen in valuta. Prijs per eenheid: Als u de prijs van gesprekken berekent aan de hand van valuta, moet u een decimaal getal invoeren voor de prijs van iedere kosteneenheid. U moet ook het bovengenoemde veld Valuta invullen.
Telefoon 102 Figuur 27 Opmerking: De gespreksduur die door de netwerkexploitant in rekening wordt gebracht voor oproepen en diensten kan variëren afhankelijk van de netwerkfuncties, afrondingen, belastingen, enzovoort. Tabblad Vaste nummers Vaste nummers is een netwerkservice waarmee u het bellen kunt beperken tot een beperkt aantal vaste nummers die zijn opgeslagen op de SIM-kaart. De service wordt aangeboden door een aantal netwerkexploitanten.
Telefoon 103 Figuur 28 Als u de instellingen wilt wijzigen of de vaste nummers wilt weergeven, moet u uw PIN2-code invoeren. Als de service is ingesteld op Aan, drukt u op Nummers bewerken om nummers toe te voegen, te wijzigen of te verwijderen. U moet namen en nummers invoeren in de lijst met vaste nummers. Opmerking: Wanneer de functie Vaste nummers is ingeschakeld, kunnen in sommige netwerken mogelijk nog wel bepaalde alarmnummers worden gekozen (bijvoorbeeld 112 of een ander officieel alarmnummer).
Telefoon 104 Figuur 29 De volgende opties zijn beschikbaar op dit tabblad: Gekozen lijn: Hiermee wordt de lijn voor uitgaande oproepen gedefinieerd. U kunt kiezen uit: Primaire lijn/Andere lijn. Voor faxoproepen wordt altijd de primaire lijn gebruikt. Als Lijn blokkeren actief is (zie de volgende alinea), kunt u de actieve lijn niet wijzigen. Lijn blokkeren: Hiermee kunt u het wijzigen van de geselecteerde lijn blokkeren. De waarden zijn Aan/Uit.
Profiel Vliegtuig Het profiel Vliegtuig zorgt ervoor dat u de telefoon niet per ongeluk kunt aanzetten als u zich in een vliegtuig bevindt. U kunt het profiel Vliegtuig als volgt selecteren: 1 Druk in het beginvenster van de toepassing Telefoon op de toets Menu, ga naar het pictogram Profielen en selecteer vervolgens Vliegtuig. 2 Druk op Kiezen. Terwijl het profiel Vliegtuig actief is, kunt u werkzaamheden uitvoeren waarvoor geen communicatie via het draadloze netwerk nodig is.
106 Telefoon verstoren. Bovendien kan het in strijd met de wet zijn. Als het vliegtuigpersoneel het gebruik van de communicatorinterface toestaat, MOET u het profiel Vliegtuig activeren. Het profiel Vliegtuig zorgt ervoor dat u alleen de communicatorinterface kunt gebruiken. Op deze manier wordt het gebruik van de telefoon voorkomen. Denk eraan dat alle communicatietoepassingen gebruik maken van de telefoon. Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
6. Contacten Met de toepassing Contacten kunt u contactgegevens (zoals telefoonnummers en adressen) maken, wijzigen en beheren. U start de toepassing Contacten door op de toepassingstoets Contacts op het toetsenbord te drukken. De belangrijkste contactendatabase bevindt zich in het geheugen van de communicator. U kunt contacten ook opslaan op de SIM-kaart en in databases op een aangesloten geheugenkaart.
Contacten 108 Figuur 30 Tip: U kunt schakelen tussen de twee frames met de navigatietoets of de Tabtoets. In het linkerframe ziet u een lijst met contacten die voorkomen in de contactendatabase die op dit moment is geopend. Boven aan de lijst staan uw eigen kaart en andere beschikbare contactendatabases. Onder de lijst bevindt zich een invoervak voor het zoeken naar items. In het rechterframe wordt de geselecteerde contactkaart weergegeven.
Opmerking: U kunt uw eigen visitekaartje niet verwijderen, evenmin als de interne contactendatabase van de communicator, de contactendatabase op een SIM-kaart, een contactendatabase op een alleen-lezen geheugenkaart of contacten in een alleen-lezen contactendatabase. Een contactkaart maken 1 Activeer het linkerframe van het beginvenster van het Contactenbestand en druk op Nieuwe kaart. Er wordt een nieuwe kaart gemaakt op basis van de standaardsjabloon.
Contacten 110 Figuur 31 Een contactkaart weergeven Tip: Als u een reeks contacten wilt kopiëren of verplaatsen, selecteert u de contacten in kwestie, drukt u op de toets Menu en kiest u Bestand > Meer opties > Kopiëren naar of Verplaatsen naar. 1 Ga in het beginvenster van het contactenbestand naar het linkerframe en selecteer een contactkaart. 2 Druk op Openen om de kaart in een volledig scherm weer te geven.
Een contactkaart zoeken 1 Toets in het invoerveld onder de lijst met contacten de eerste tekens in van de naam van het contact. Als u bijvoorbeeld Manfred wilt zoeken, toetst u M of Ma of Man in. De namen van contacten die overeenkomen met de ingetoetste tekens worden weergegeven. Zie ‘Opmerkingen over het gebruik van het zoekveld’ op pagina 111 voor meer informatie over de regels voor zoekacties. 2 Selecteer een contact met behulp van de navigatietoets en druk op Openen.
112 Contacten Velden wijzigen op een contactkaart Een veld toevoegen U kunt desgewenst velden aan een contactkaart toevoegen. Zie ‘Informatie over velden’ op pagina 112 voor meer informatie over specifieke velden. 1 Open een contactkaart. 2 Druk op Veld toevoegen. Er verschijnt een lijst met velden die u kunt toevoegen aan de kaart. 3 Selecteer een veld met behulp van de navigatietoets en druk op Kiezen. Een veldnaam wijzigen U kunt veldnamen desgewenst aanpassen.
113 Contacten Telefoonnummervelden - Wanneer u een plusteken ( + ) plaatst voor de landcode, kunt u het telefoonnummer ook vanuit het buitenland gebruiken. In dit veld typt u mobiele telefoonnummers waarnaar u SMS-berichten wilt verzenden. Land/regio: toets een land- of regionaam in. Als u het adres van een contact wilt weergeven in de notatie van het land of regio, gebruikt u de land- of regionamen die worden gebruikt bij de optie Standaardland/-regio op pagina 123.
Contacten 114 Een afbeelding invoegen Tip: In de toepassing Standaardmap (in Configuratiescherm) kunt u een standaardmap definiëren. Tip: U kunt ook een afbeelding invoegen door op de toets Menu te drukken en Kaart > Afbeelding invoegen te kiezen. 1 Open de contactkaart. 2 Druk op > op de navigatietoets om het afbeeldingframe aan de rechterzijde van de kaart te activeren. Druk op Afbeelding invoegen. Er verschijnt een dialoogvenster met de inhoud van de standaardmap.
Contacten 115 Figuur 32 1 Druk op de toets Menu en kies Tools > Kaartsjablonen. Er wordt een lijst met sjablonen weergegeven. 2 Druk op Nieuw om een nieuwe sjabloon te maken of ga naar een bestaande sjabloon in de lijst en druk op Openen. De sjabloon wordt geopend. 3 Bewerk de sjabloon. U kunt de sjabloonnaam wijzigen en velden toevoegen of verwijderen.
116 Contacten DTMF-tonen opslaan DTMF-tonen zijn de tonen die u hoort als u op de cijfertoetsen drukt op het toetsenblok van de telefoon. Met behulp van DTMF-tonen kunt u communiceren met voicemailboxes, geautomatiseerde telefoonsystemen, enzovoort. U kunt een reeks DTMF-tonen opslaan bij een contactkaart. Als u het contact wilt bellen, kunt u de reeks gebruiken. Hierdoor hoeft u de tekens niet telkens opnieuw in te toetsen. 1 Open of maak een contactkaart. 2 Druk op Veld toevoegen.
Contactgroepen maken U kunt tijd besparen door contactgroepen te maken. Als u contactgroepen gebruikt, kunt u een e-mail- of SMS-bericht in één keer naar alle leden van een contactgroep verzenden. 1 Als het beginvenster van het contactbestand wordt weergegeven, drukt u op de toets Menu en kiest u Bestand > Nieuwe groep. Er wordt een lege groepkaart geopend. 2 Voer een naam in voor de groep. 3 Als u contacten wilt toevoegen aan de groep, drukt u op Lid toevoegen.
Contacten 118 Figuur 33 Als de oorspronkelijke contactkaart een bedrijfsnaam bevat, wordt deze rechts van de contactnaam weergegeven. Kies Openen als u de details van een bepaald groepslid wilt weergeven. Groepslidmaatschappen wijzigen voor een contact of een groep Figuur 34 1 Als u de groepen waarvan een contact of een groep lid is, wilt weergeven of wijzigen, opent u de contactkaart, drukt u op de toets Menu en kiest u Kaart or Groep > Lid van.
2 Als u de contactkaart aan een nieuwe groep wilt toevoegen, drukt u op Toevoegen aan groep. Er wordt een lijst weergegeven met contactgroepen in de huidige database. 3 Selecteer een groep en druk op Toevoegen. De contact- of groepkaart wordt toegevoegd aan de groep. 4 Druk op Gereed om de wijzigingen op te slaan. Een contactkaart op de SIM-kaart maken U kunt de inhoud van de SIM-kaart weergeven door de SIM-kaart in het Contactenbestand te selecteren.
Contacten 120 4 Voer een nummer in voor het contact. Opmerking: De lengte van de gegevens die u kunt invoeren, is gedefinieerd op de SIM-kaart. Sommige SIM-kaarten hanteren een maximum van slechts 14 tekens. Figuur 36 Opties voor SIM-bestand U kunt de inhoud van het SIM-bestand sorteren op alfabet of op geheugenlocatie. Druk op de toets Menu en kies Beeld > Sorteren op > Naam of Sorteren op > SIMlocatie.
Een contactkaart als visitekaartje verzenden Als u contactkaarten uitwisselt tussen de communicator en andere apparaten, wordt de term ‘visitekaartjes’ gebruikt. Een visitekaartje is een contactkaart in een formaat dat geschikt is voor verzending. In de meeste gevallen is dit het vCardformaat. U kunt ontvangen visitekaartjes toevoegen aan uw contactenbestand, zodat het contactkaarten worden. 1 Selecteer in het beginvenster van het contactenbestand de kaart die u wilt verzenden.
Contacten 122 Tip: Als u de instellingen wijzigt om ervoor te zorgen dat er afbeeldingen kunnen worden opgenomen in het bericht, denk er dan aan dat u deze instelling weer moet wijzigen nadat u het bericht hebt verzonden. Op die manier kunt u de telefoonkosten beperken. 3 Druk op Adresboek om de geadresseerden op te geven. 4 Als u het bericht via de SMS-dienst stuurt, worden de afbeeldingen er standaard uitgelaten, om de telefoonkosten te beperken.
Instellingen Druk op de toets Menu en kies Tools > Instellingen. Kies vervolgens een tabblad: Tabblad Algemeen Figuur 38 Standaardsjabloon: Hiermee kunt u opgeven welke sjabloon er standaard moet worden gebruikt voor het maken van nieuwe contactkaarten. Als u op Wijzigen drukt, kunt u een sjabloon kiezen in een lijst met sjablonen die in de huidige database worden gebruikt. Weergave van namen: Hiermee kunt u de weergavevolgorde van namen in het beginvenster van het Contactenbestand definiëren.
124 Contacten gegevens invoert in het veld Land/regio, wordt de adresnotatie van het Standaardland/-regio gebruikt. Voor ieder land is een vooraf gedefinieerde adresnotatie beschikbaar. Druk op Wijzigen als u een lijst met landen wilt weergeven. Tabblad Als SMS-bericht verzenden Voorbeeld: De Nokia 9000i/ 9110/9110i communicators en de meeste veelgebruikte e-mailclients ondersteunen het vCard-formaat.
125 Contacten Een nieuwe contactendatabase maken Contactendatabases worden op een geheugenkaart gemaakt. 1 Druk op de toets Menu en kies Bestand > Meer opties > Nieuwe database. 2 Toets de naam in van de database en druk vervolgens op Enter. Zie figuur 39. De nieuwe database wordt als map toegevoegd aan het contactenbestand. 3 Als u een nieuwe kaart aan de nieuwe database wilt toevoegen, selecteert en opent u de database in het Contactenbestand, en drukt u op Nieuwe kaart.
127 Agenda 7. Agenda In de toepassing Agenda kunt u geplande gebeurtenissen, afspraken, speciale datums en verjaardagen noteren en bijhouden. U kunt ook een lijst maken van zaken die u moet doen en een alarm instellen voor alle agenda-items. Als u verbinding maakt met een compatibele pc, kunt u uw agenda en takenlijst synchroniseren met Microsoft- en Lotus-programma’s.
Agenda 128 Tip: Met behulp van de standaardsneltoetsen voor klembordopdrachten Ctrl + X en Ctrl + V kunt u items knippen en plakken. • U kunt taken opnemen in lijsten en volgens onderwerp en prioriteit rangschikken. U kunt voor taken ook deadlines instellen. Verder kunt u items op zeven verschillende manieren weergeven. Druk op Weergave wijzigen en kies een weergave. Zie ‘Weergaven’ op pagina 136 voor meer informatie over de verschillende weergaven.
Gegevens toevoegen aan een item in de agenda Tip: Als u de standaardwaarden van een dialoogvenster voor itemdetails wilt wijzigen, drukt u op de toets Menu en kiest u Item > Voorkeuren. Figuur 40 Opmerking: Het dialoogvenster verschilt enigszins naar gelang er sprake is van items voor dagen, gebeurtenissen, speciale datums of taken. In de volgende beschrijvingen van de verschillende tabbladen in de dialoogvensters worden alle mogelijkheden vermeld.
Agenda 130 Voorbeeld: Het beginjaar kan iemands geboortejaar zijn. Het aantal jaren vanaf het beginjaar is de leeftijd van die persoon. Weergaveopties: Hier wordt het beginjaar van de speciale datum, het aantal verstreken jaren of geen enkele jaarinformatie weergegeven. U kunt kiezen uit: Beginjaar/Aantal jaren/Geen. Duur: De duur van het item. Als u de waarde wijzigt in de velden Begin en Einde, wordt dit veld bijgewerkt. Einde: De datum waarop het item eindigt. Prioriteit:De prioriteit van een taak.
Tabblad Herhalen Op dit tabblad kunt u opgeven of en wanneer u een item wilt laten herhalen: Elke: Het type herhaling dat voor het item wordt ingesteld. U kunt kiezen uit: Niet herhalen/Dagelijks/Werkdagen/Wekelijks/Maandelijks (dag)/Maandelijks (datum)/Jaarlijks (dag)/Jaarlijks (datum). Opmerking: Stel eerst Elke in, omdat de beschikbare opties in de overige velden afhankelijk zijn van deze keuze. #SPACE Herhalen op: De dagen waarop het item wordt herhaald.
Agenda 132 Figuur 42 Voorbeeld: Als u een item wilt definiëren dat Dagelijks herhaald moet worden met een tussentijdse interval van twee dagen, geeft u bij Herhalingspatroon “elke 3 dagen” op. Herhalingspatroon: De periode tussen herhalingen. Oneindig herhalen: Het patroon waarmee de herhaling plaatsvindt. U kunt kiezen uit: Ja en Nee. Opmerking: Het is altijd mogelijk om afzonderlijke items te verwijderen of te bewerken, zelfs wanneer voor het item een herhalingspatroon is ingesteld.
Kleurmarkering: Hier kunt u de kleur en de letter voor het itemsymbool opgeven. Dit symbool wordt weergegeven na de tekst van het item in alle weergaven. Wanneer u agenda-items controleert in Weekplanner of Jaarplanner, wordt de kleur gebruikt voor de balk die het item aanduidt. De letter wordt gebruikt om agenda-items te filteren in Jaarplanner. Voorlopig: Geeft aan of een item is bevestigd. Naast een voorlopig item wordt een pictogram weergegeven. Geschrapt: Geeft aan of een item al dan niet is voltooid.
Agenda 134 Itemtypen wijzigen Voorbeeld: Het kan voorkomen dat u een gebeurtenis hebt ingevoerd die u vervolgens wilt wijzigen in een dagitem. Tip:Als u het standaarditemtype van een bepaalde weergave wilt wijzigen, drukt u op de toets Menu en kiest u Beeld > Weergaveinstellingen. Zie Standaarditemtype in ‘Weergave-instellingen’ op pagina 147. Tip: U kunt een afzonderlijk item snel verwijderen door het item te selecteren en op Ctrl+D te drukken. 1 Selecteer het item in de weergave.
Een reeks items verwijderen met behulp van opgegeven criteria 1 Druk op de toets Menu en kies Tools > Verplaatsen/verwijderen. Er verschijnt een dialoogvenster waarin reeds een bereik wordt aangegeven met items die u kunt verwijderen. 2 Druk op OK als u alle items uit het dialoogvenster in stap 1 wilt verwijderen. Wilt u dat niet, dan drukt u op Opties om andere criteria op te geven (onder andere of u de items wilt verplaatsen of verwijderen). Er wordt een dialoogvenster met twee tabbladen weergegeven.
136 Agenda 2 Druk op Bijlagen. Er wordt een keuzelijst geopend met bijlagen die zijn gekoppeld aan het item in de agenda. 3 Als u een geselecteerde bijlage wilt weergeven, drukt u op Openen. Druk op Nieuw als u een nieuwe bijlage wilt maken. Druk op Verwijderen als u een bijlage wilt verwijderen. 4 Als u een nieuwe bijlage wilt toevoegen, selecteert u het type bijlage en drukt u op Nieuw item invoegen om de nieuwe bijlage te maken of op Best. item invoegen om een bestaande bijlage op te geven.
137 Agenda Week/Dag/Takenlijsten/Weekplanner/Jaarplanner/Speciale datums. Ga naar datum: hiermee opent u een dialoogvenster waarmee u, door de gewenste datum te typen, kunt zoeken naar elke willekeurige datum in de agenda. Voer de datum in en druk op OK. Druk op Vandaag als u naar de datum van vandaag wilt gaan. Druk op Bladeren als u door de agenda wilt bladeren. Maandweergave Figuur 43 Linkerframe Een rij in de dagtabel is gelijk aan een week.
Agenda 138 Rechterframe Tip: Zie pagina 143 als u een lijst wilt weergeven met de pictogrammen die in alle weergaven zichtbaar zijn. Tip: Als u de begindag van de week wilt wijzigen, drukt u op Extra’s. Open het configuratiescherm en kies Landinstellingen. Kies het tabblad Datum. Selecteer vervolgens Eerste dag van de week. Tip: Als u de positie van het titelvak van links naar rechts wilt verplaatsen, drukt u op de toets Menu en kiest u Beeld > Weergaveinstellingen.
139 Agenda Dagweergave Figuur 45 In de Dagweergave worden de gebeurtenissen voor de geselecteerde dag weergegeven. Gebeurtenissen worden op basis van de begintijd in een tijdvak gegroepeerd. Als u de dagweergave van de vorige dag wilt weergeven, drukt u op < op de navigatietoets. Als u de volgende dag wilt weergeven, drukt u op >. Tip: Als u de periode voor een tijdvak wilt wijzigen, drukt u op de toets Menu en kiest u Beeld > Weergaveinstellingen.
Agenda 140 Tip: In de Dag-en Weekweergave kunt u snel van de ene naar de andere datum gaan. Druk op de Tab-toets, selecteer de gewenste datum (met de navigatietoets) en druk op Enter. Takenlijsten Figuur 46 Tip: Zie pagina 144 voor meer informatie over het maken van takenlijsten. U kunt een of meer takenlijsten maken (privé of zakelijk) met taken waarvoor al dan niet een tijd is ingesteld. U kunt voor taken ook een alarm of herhaling instellen.
Weekplanner Tip: U kunt voor elk type item een andere kleur balk selecteren. Zie ‘Tabblad Status’ op pagina 132. Figuur 47 In de Weekplanner ziet u de gereserveerde uren voor de geselecteerde week. Dit betekent dat alleen de items worden weergeven waarvoor een tijd is ingesteld. Het geselecteerde tijdvak is voorzien van een kader. Items worden met een balk gemarkeerd. Als een tijdvak items bevat, worden de details van het item weergegeven op de balk onder de Weekplanner.
Agenda 142 Jaarplanner Figuur 48 In de jaarplanner ziet u de planning voor het geselecteerde jaar. Alleen gekleurde items worden in de jaarplanner weergegeven. Er kunnen meerdere kleuren aan de dag zijn gekoppeld, maar er wordt slechts één kleur tegelijk weergegeven. Afkortingen voor de dagen van de week worden in de bovenste rij weergegeven en de maanden van het jaar in de kolom die zich uiterst links bevindt. Tijdvakken hebben dezelfde functies als in de Weekplanner.
In de Speciale datums worden de speciale datums voor vier maanden tegelijk weergegeven. U kunt hier alle verjaardagen en andere speciale datums toevoegen waaraan u wilt worden herinnerd. Opmerking: In Speciale datums worden alleen items voor speciale datums weergegeven. Pictogrammen In Agenda worden de volgende symbolen weergegeven: Tip: Als u het aantal maanden wilt wijzigen dat wordt weergegeven in Speciale datums, drukt u op de toets Menu en kiest u Beeld > Weergaveinstellingen.
144 Agenda Takenlijsten Nieuwe takenlijsten maken 1 Druk op de toets Menu en kies Bestand > Nieuwe takenlijst. Er wordt een dialoogvenster met twee tabbladen weergegeven. 2 Geef de takenlijst op de twee tabbladen van het dialoogvenster op. Zie ‘Tabblad Details’ en ‘Tabblad Zichtbaarheid’ hieronder. 3 Druk op Sluiten als u alle gegevens hebt ingevoerd. De nieuwe takenlijst wordt toegevoegd aan Takenlijsten.
Takenlijsten bewerken 1 Open de takenlijst. 2 Druk op de toets Menu en kies Beeld > Instellingen takenlijst. Er wordt een dialoogvenster met twee tabbladen weergegeven, Details en Zichtbaarheid, zoals eerder is toegelicht. Takenlijsten verwijderen 1 Open de takenlijst. 2 Druk op de toets Menu en kies Bestand > Takenlijst verwijderen. Items in de Agenda zoeken U kunt in de items zoeken naar bepaalde tekstgedeelten. 1 Druk op de toets Menu en kies Tools > Item zoeken. Er wordt een zoekveld geopend.
Agenda 146 Tip: U kunt een zoekactie beëindigen door op Stoppen te drukken. Tot en met: De einddatum voor de zoekactie. Tabblad Itemtypen Kies het type items dat u zoekt. De beschikbare opties zijn: Dagitems/ Gebeurtenissen/Speciale datums/Taken. 3 U start de zoekactie met Zoeken. Er wordt een lijst weergegeven met de zoekresultaten in chronologische volgorde. Zie figuur 50. Figuur 50 4 Selecteer een item en druk op: • Bewerken.
147 Agenda Instellingen Algemene instellingen 1 Druk op de toets Menu en kies Tools > Algemene instellingen. Er verschijnt een dialoogvenster. 2 Definieer de volgende gegevens: Standaardweergave: De standaardweergave bij het openen van een ander of nieuw agendabestand. Items zonder specifieke tijd: De locatie van afspraken, gebeurtenissen en speciale datums waarvoor geen tijd is opgegeven in de lijst met alle weergaven waarvoor een tijd is ingesteld. 3 Druk op Gereed.
Agenda 148 Tabblad Details Standaarditemtype: Het itemtype dat standaard in de weergave wordt ingevoegd wanneer u een nieuw item maakt. U kunt kiezen uit: Dagitem/Gebeurtenis/ Speciale datum/Taak. Tekstterugloop: Hiermee geeft u aan of de gegevens in het item teruglopen wanneer deze worden bekeken in een van de weergaven. Plaats van titel: Hiermee geeft u op of de titel van de week in de weergave Wekelijks aan de linker- of rechterkant van het scherm wordt weergegeven.
149 Internet 8. Internet In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u toegang kunt verkrijgen tot het Internet en hoe u gebruik kunt maken van de Internet-toepassingen. Wanneer u de communicator in gebruik neemt, is deze voorzien van de volgende browsertoepassingen: WWW - Een browser voor het World Wide Web (WWW) die ondersteuning biedt voor het weergeven van frames, JavaScript en het SSL (v.3) -protocol.
Internet 150 Uw Internet-aanbieder kan u instructies geven over het configureren van de Internet-instellingen. Volg deze instructies nauwkeurig op. Opmerking: U kunt alleen verbinding met het Internet maken als de telefoon is ingeschakeld, u zich binnen het dekkingsgebied van het netwerk bevindt en u geen actieve spraak- of dataoproepen hebt. Een Internet-toegangspunt instellen Opmerking: U kunt de Internet-diensten alleen gebruiken als u een Internetverbinding hebt geconfigureerd.
Internet 151 Figuur 51 In de eerste twee regels wordt een korte beschrijving gegeven van de voorkeursverbinding. Geef de volgende gegevens op: Voorkeursverbinding: De standaardverbinding die wordt gebruikt om verbinding te maken met het Internet. Bij inactiviteit on line blijven: De verbinding met het Internet wordt automatisch verbroken na de periode van inactiviteit die u hier opgeeft. De beschikbare opties zijn 2 minuten/5 minuten/10 minuten/60 minuten.
Internet 152 Nieuwe verbindingen maken of bestaande verbindingen bewerken 1 Druk in het dialoogvenster voor Internet-verbindingen op Nieuw om een nieuwe verbinding te maken of op Bewerken om een bestaande verbinding te bewerken. Figuur 52 2 Als u al verbindingen hebt gedefinieerd, kunt u een bestaande verbinding gebruiken als basis voor een nieuwe verbinding. In dat geval drukt u na Nieuw op Bestaande gebruiken. Kies de gewenste verbinding in de lijst die wordt geopend en druk op OK.
Internet 153 Figuur 53 4 Geef de volgende gegevens op: Naam verbinding: Typ een beschrijvende naam voor de verbinding. Telefoonnummer: Het modemtelefoonnummer van het Internet-toegangspunt. Wachtwoord vragen: Als u een wachtwoord moet opgeven wanneer u zich aanmeldt bij de server of wanneer u het wachtwoord niet wilt opslaan, kiest u Ja. De opties zijn Ja/Nee. Gebruikersnaam: Typ een gebruikersnaam als de Internet-aanbieder dat vereist.
Internet 154 Figuur 54 Tabblad Proxy’s Het is mogelijk dat u een proxy moet gebruiken om de toegang tot het Internet te versnellen. Bij sommige Internet-aanbieders is het gebruik van een webproxy verplicht. Neem contact op met uw Internet-aanbieder voor meer informatie over het gebruik van een proxy.
Proxyservernaam: Het IP-adres van de proxyserver of de domeinnaam. Geen proxy voor: Hier geeft u de domeinen op waarvoor geen HTTP-proxy hoeft te worden gebruikt. Tabblad Dataoproep Voorbeeld: Voorbeelden van domeinnamen zijn: company.com en organisation.org. In lijsten moet u domeinnamen van elkaar scheiden met een puntkomma. Figuur 55 Verbindingstype: De beschikbare opties zijn Standaard/Hoge snelheid.
Internet 156 Tip: Het volgende is een voorbeeld van een eenvoudige GSMdataverbinding: Verbindingstype: Standaard, Type externe modem: Analoog en Max. snelheid: Automatisch. Max. snelheid: De beschikbare opties zijn Automatisch/9600/14400/19200/28800/ 38400/43200, afhankelijk van de optie die u hebt gekozen bij Verbindingstype en Type externe modem. Met deze optie kunt u de maximale verbindingssnelheid beperken wanneer Hoge snelheid wordt gebruikt.
Opmerking: Als u geen HSCSD gebruikt, wordt er bij de communicator van uitgegaan dat voor de terugbeloproep dezelfde instellingen voor dataoproep worden gebruikt als voor de oproep waarmee om terugbellen is verzocht. Het netwerk moet dit type oproep in beide richtingen ondersteunen, zowel van als naar de communicator. Terugbeltype: De beschikbare opties zijn Servernummer gebruiken/Servernummer (IETF)/Onderstaand nummer. Informeer bij uw Internet-aanbieder naar de juiste instelling.
158 Internet PPP-compressie gebruiken: Als u Ja kiest, wordt de gegevensoverdracht versneld, als de externe PPP-server deze optie ondersteunt. De opties zijn Ja/Nee. Als u problemen hebt met het maken van een verbinding, kunt u proberen om deze optie in te stellen op Nee. Neem contact op met uw Internetaanbieder voor advies. Scriptopties Als u scriptopties moet opgeven voor de Internet-verbinding, drukt u op Scriptopties op het tabblad Overige.
Geef de volgende gegevens op: Aanmeldingsscript gebruiken: De opties zijn Ja/Nee. Terminalvenster weergeven: De opties zijn Ja/Nee. Als u Ja kiest, ziet u hoe het script wordt uitgevoerd als de verbinding tot stand is gebracht. Bij verbindingsproblemen die te maken hebben met het script kunt u dit venster gebruiken om het probleem samen met de Internet-aanbieder op te lossen. Tip: Geavanceerde gebruikers geven meestal de voorkeur aan het gebruik van een script, als dit is toegestaan.
160 Internet DNS-adres autom. ophalen: Als u Ja kiest, wordt het DNS-adres (Domain Name Server) gebruikt dat door de server wordt verstrekt. De opties zijn Ja/Nee. Primair DNS-adres: Het IP-adres van de primaire DNS-server. Secundair DNS-adres: Het IP-adres van de secundaire DNS-server. Opmerking: Als u zelf de velden IP-adres, Primair DNS-adres of Secundair DNSadres moet invullen, informeert u bij uw Internet-aanbieder naar de juiste adressen.
De WWW-browser openen 1 Druk op de toepassingstoets Internet op het toetsenbord van de communicator. 2 Selecteer de toepassing WWW en druk op Openen. • Als u nog geen standaard-homepage hebt ingesteld, wordt een pagina geopend met informatie over de Nokia 9210i. Deze pagina wordt geladen vanuit het geheugen van de communicator. Hiervoor hoeft u geen Internetverbinding te hebben.
Internet 162 Tip: U kunt de verbinding met het Internet ook verbreken door het deksel te sluiten en op de toets te drukken. 3 Raadpleeg ‘Webpagina’s weergeven’ op pagina 162 voor informatie over het openen van webpagina's en het bedienen van de browser. Raadpleeg ‘Bookmarks’ op pagina 170 voor informatie over het toevoegen van een pagina aan de lijst met bookmarks. 4 U sluit een toepassing door op Sluiten te drukken.
2 Er verschijnt een dialoogvenster met de relevante gegevens bij Naam verbinding en Telefoonnummer voor het Internet-toegangspunt dat u gebruikt. Zie afbeelding 60. Als u niet wilt dat dit venster wordt weergegeven wanneer u verbinding maakt, kunt u dit uitschakelen. Zie ‘Internet-verbindingen’ op pagina 150. U kunt het Internet-toegangspunt wijzigen door te drukken op Verbinding wijzigen. Druk op OK om de verbinding tot stand te brengen.
164 Internet Opmerking: Wachtwoorden die voor afzonderlijke websites zijn opgeslagen, worden verwijderd wanneer de communicator opnieuw wordt gestart of wanneer de lijst met cookies wordt geleegd. Als u de lijst met cookies wilt wissen, drukt u op de toets Menu en selecteert u Tools > Cookies verwijderen. Tip: Als u uw homepage wilt weergeven, drukt u op toets Menu en kiest u Navigatiebalk > Ga naar homepage.
Toets Functie Chr + pijl omhoog/omlaag (op de navigatietoets) Ctrl + pijl links/rechts (op de navigatietoets) Ctrl + pijl omhoog/omlaag (op de navigatietoets) Hiermee schuift u scherm voor scherm door de pagina. Hiermee gaat u naar de boven- of onderkant van de pagina. Hiermee schuift u regel voor regel door de pagina. X Hiermee gaat u naar de volgende pagina, als u deze eerder al hebt bezocht. Hiermee gaat u naar de vorige pagina, als u al op een andere pagina bent geweest.
Internet 166 Tip: U kunt een ander frame activeren door op Ctrl + Tab te drukken. Tip: Handige snelkoppelingen zijn: Ctrl + R voor Opnieuw laden en Ctrl + Z voor Laden afbreken. • Als u onafgebroken door de pagina wilt schuiven, verplaatst u de aanwijzer naar de schijfbalk en drukt u op de spatiebalk. De pagina schuift voorbij en het schuifvak verplaatst zich in de richting van de aanwijzer wanneer deze zich in het schuifgebied bevindt. U kunt deze modus uitschakelen door op de spatiebalk te drukken.
3 Gebruik de navigatietoets om de framegrootte te wijzigen 4 U kunt de laatste bewerking ongedaan maken door op de Esc-toets te drukken. Een frame als nieuwe pagina openen U opent het actieve frame als nieuwe pagina door te drukken op de toets Menu en Bestand > Openen > Frame als nieuwe pagina te kiezen. De overige frames worden gesloten. Pagina's weergeven met hoog contrast Sommige webpagina’s gebruiken kleuren die het lezen bemoeilijken.
Internet 168 Figuur 62 Tabblad Algemeen Afbeeldingen weergeven: De beschikbare opties zijn Ja/Nee/Alleen uit cache. Als u Ja kiest, worden alle afbeeldingen op een webpagina geladen wanneer u deze bekijkt in de webbrowser. Als u Alleen uit cache selecteert, worden alleen afbeeldingen geladen die zijn opgeslagen in het cachegeheugen. Frame-opties: U kunt kiezen uit Alle frames weergeven, Frames een voor een weergeven en Geen frames gebruiken.
Opmerking: In de loop der tijd neemt het aantal cookies toe, waardoor uiteindelijk een grote hoeveelheid geheugenruimte in beslag genomen kan worden. U kunt geheugenruimte beschikbaar maken door de cookies uit het geheugen te verwijderen. Tip: Als u de cookies wilt verwijderen, drukt u op de toets Menu en selecteert u Tools > Cookies verwijderen. Cache legen bij afsluiten: Als u Ja kiest, wordt het cachegeheugen leeggemaakt wanneer u de webbrowser afsluit. De beschikbare opties zijn Ja/Nee.
Internet 170 Als u informatie wilt weergeven over de sites die u hebt bezocht, drukt u op de toets Menu en kiest u Informatie > Geschiedenislijst. Als u wilt weergeven welke extra toepassingen er voor de webbrowser zijn geïnstalleerd, drukt u op de toets Menu en kiest u Informatie > Extra toepassingen. In extra toepassingen kunnen documenten worden weergegeven die niet door uw webbrowser kunnen worden weergegeven, zoals multimediaclips. U kunt de extra toepassingen downloaden vanaf het web.
Als u de geselecteerde webpagina wilt ophalen, drukt u op Ga naar. Als u mappen wilt openen en sluiten, drukt u op Map openen en Map sluiten. Als u de naam of het adres van een bookmark wilt bewerken, drukt u op Bewerken. Als u een nieuwe bookmark wilt toevoegen, drukt u op Nieuwe bookmark. Druk op Weergave sluiten als u wilt terugkeren naar het beginvenster.
Internet 172 WAP De toepassing WAP laat u gebruikmaken van Internet-diensten die gebaseerd zijn op het Wireless Application Protocol (WAP). Zo kunt u via WAP bijvoorbeeld nieuws- en weerberichten bekijken, vertrektijden opvragen, woordenboeken raadplegen, enzovoort. Opmerking: De aanbieder van de dienst bepaalt wat voor informatie deze dienst omvat. De aanbieder zal u graag vertellen hoe u dergelijke diensten kunt gebruiken.
• Bepaalde bookmarks zijn bereikbaar via een specifiek toegangspunt. Bankdiensten bereikt u bijvoorbeeld via het eigen toegangspunt van de bank. Voor dergelijke diensten kunt u daarom het beste een nieuwe bookmark definiëren waarin naar het juiste WAP-toegangspunt en Internet-toegangspunt wordt verwezen. WAP-verbindingen instellen Opmerking: Voordat u de WAP-diensten kunt gebruiken, moet u de WAPinstellingen configureren.
Internet 174 Figuur 64 Tip: De sneltoets voor het opgeven en bewerken van WAP-toegangspunten is Ctrl + Shift + X. 3 Druk op Sluiten als u klaar bent. Naam: De naam van de verbinding. Zorg ervoor dat al uw verbindingen een unieke naam hebben. U kunt elke naam gebruiken die u wilt. Beveiligde verbinding: Deze instelling bepaalt of het beveiligingsprotocol TLS wordt gebruikt voor de verbinding. De opties zijn Ja/Nee. Volg de instructies van uw WAP-aanbieder op.
175 Internet WAP-toegangspunten wijzigen 1 U kunt bestaande WAP-toegangspunten wijzigen door te drukken op de toets Menu en Tools > WAP-toegang te kiezen. Er verschijnt een dialoogvenster. 2 Druk op Wijzigen om de verbinding te wijzigen. Er verschijnt een lijst. 3 Kies de verbinding in de lijst en druk op OK. Bookmarks De weergave Bookmarks is het beginvenster van de toepassing WAP. Net als WWW-bookmarks kunt u deze bookmarks indelen, bewerken en weergeven. Zie pagina 170.
176 Internet Als u de instellingen van een bookmark wilt bewerken, selecteert u de bookmark in kwestie en drukt u op Bewerken. Als u bookmarks wilt importeren of exporteren drukt u op de toets Menu en kiest u Bookmarks > Bookmarks importeren of Bookmarks exporteren. Navigeren in WAP-diensten Tip: De sneltoets om naar de homepage te gaan is Ctrl + H. Tip: De sneltoets voor het openen van een URL is Ctrl + O.
Internet 177 Figuur 66 Hier kunt u instellingen wijzigen, zoals uw WAP-homepage. OPMERKING: U kunt een bestand op de communicator als homepage gebruiken. Java De Java-versie die op de Nokia 9210i Communicator wordt gebruikt, is een Personal Java-toepassingsomgeving die speciaal is ontworpen voor de communicator. Dankzij Java kunt u Java-toepassingen gebruiken die u hebt gedownload van het Internet. De Java Software Development Kit (SDK) is verkrijgbaar via Forum Nokia. Copyright © 2000-2003 Nokia.
179 Berichten 9. Berichten Berichten bestaat uit de volgende toepassingen: Fax, E-mail en SMS (Short Message Service). U start Berichten door op de toepassingstoets Messaging op het toetsenbord van de communicator te drukken. De algemene vereisten voor het gebruik van de toepassingen Fax-, E-mail- en SMS zijn als volgt: • De telefoon moet zijn ingeschakeld. • Het gekozen netwerk moet fax- en dataoproepen en SMS-berichten ondersteunen. • De fax-, data-, en SMS-dienst moet zijn geactiveerd voor de SIM-kaart.
180 Berichten Berichten Figure 67 Tip: Met de navigatietoets of de Tabtoets kunt u van het ene frame naar het andere frame gaan. Het beginvenster van Berichten bestaat uit twee delen: aan de linkerkant bevindt zich een lijst met mappen in Berichten; aan de rechterkant bevinden zich berichten die gekoppeld zijn aan de map die momenteel is geselecteerd. Het beginvenster van Berichten bevat de volgende mappen: Inbox - Ontvangen faxberichten en SMS-berichten.
Mappen en berichten openen Als u een map wilt openen, gaat u naar het linkerframe in het beginvenster van Berichten, selecteert u de gewenste map en drukt u op Map openen. Als u een bericht wilt openen, gaat u naar het gewenste bericht in de berichtenlijst en drukt u op Openen. Het bericht wordt in de bijbehorende viewer geopend; een e-mailbericht wordt bijvoorbeeld geopend in de e-mailviewer. Tip: U kunt ook op Enter drukken om berichten en mappen te openen.
182 Berichten Berichten sorteren U kunt tevens fax-, e-mail- en SMS-berichten sorteren volgens verschillende criteria, zoals datum en grootte, waardoor u de berichten op uiteenlopende manieren kunt weergeven in de verschillende weergaven van Berichten. Tip: Druk op de toets Menu en kies Beeld > Sorteervolgorde als u de sorteervolgorde wilt kiezen. U kunt kiezen uit Oplopend en Aflopend. 1 Open de map waarin u de berichten en faxen wilt sorteren. 2 Druk op de toets Menu en kies Beeld > Sorteren op.
183 Berichten nieuw SMS-bericht nieuw voicemailbericht nieuw bericht van de netwerkexploitant nieuw visitekaartje nieuw bericht (uit Agenda) nieuwe beltoon nieuwe externe configuratiegegevens ongelezen e-mail ongelezen e-mail ontvangen van pc na synchronisatie hoge prioriteit lage prioriteit bericht bevat een bijlage Outbox Figure 69 Tip: U kunt fax-, e-mailen SMS-berichten (afhankelijk van de afleverinstelling) onmiddellijk, op een vooraf opgegeven tijdstip of op verzoek verzenden.
184 Berichten Statussen Fax-, e-mail- en SMS-berichten die nog niet zijn verzonden via de communicator kunnen de volgende status hebben in het UIT-vak: Bezig met verzenden - Het faxbericht of het SMS-bericht wordt op dit moment verzonden. Op verzoek - Het e-mail- of SMS-bericht wordt alleen verzonden als u op Nu verzenden drukt in de weergave Outbox.
185 Berichten Als u het verzenden van een fax-, e-mail- of SMS-bericht wilt annuleren, selecteert u het desbetreffende bericht en drukt u op Verzenden annuleren. Wanneer een SMS- of faxbericht is verzonden, wordt het automatisch verplaatst naar de map Verzonden. Fax-, e-mail- en SMS-berichten opstellen en verzenden.
186 Berichten Geadresseerden selecteren U kunt op twee manieren geadresseerden selecteren voor een fax-, SMS- of e-mailbericht: Opmerking: Voor een faxbericht kunt u slechts één geadresseerde opgeven. 1 Druk in de editor op Adresboek. Er wordt een dialoogvenster geopend met uw contacten; zie figuur 70. Figure 70 Tip: U kunt meer dan een contact tegelijkertijd selecteren; zie ‘Een aantal items tegelijk selecteren’ op pagina 29. 2 Zoek in het linkerframe naar de gewenste contacten en druk op Kiezen.
3 Als de naam die u hebt ingevoerd overeenkomt met meer dan een naam of wanneer de desbetreffende persoon meer dan een GSM-telefoonnummer, faxnummer of e-mailadres heeft, verschijnt er een keuzelijst. Selecteer de juiste naam, het juiste telefoonnummer of adres in de lijst en druk op Kiezen. Gecontroleerde adresseerden worden verplaatst naar afzonderlijke regels in de koptekst van het bericht. Voor een faxbericht kunt u slechts één geadresseerde opgeven.
Berichten 188 Tip: Gebruik een pc-mailclient om e-mailberichten van de externe inbox naar andere mappen te verplaatsen, zodat u de berichten kunt archiveren. Als u het aantal berichten in uw externe inbox tot een minimum beperkt, heeft uw communicator meer geheugen beschikbaar en is de e-mailverbinding sneller. Tip: Zie ‘E-mailbijlagen’ op pagina 205 voor informatie over het verwijderen van e-mailbijlagen.
Fax U kunt faxberichten opstellen en verzenden met behulp van de faxeditor. U kunt tevens documenten opstellen in de toepassingen Tekst en Werkblad en deze vervolgens verzenden als faxberichten. U kunt ook faxberichten verzenden met ingesloten afbeeldingen. Zie ‘Imaging’ op pagina 262 voor meer informatie over afbeeldingen. Tip: Als u wilt beschikken over meer geavanceerde tekstverwerkingsmogelijkhe den, kunt u de toepassing Tekst gebruiken in plaats van de faxeditor.
Berichten 190 Tip: Als u een precieze datum en tijd wilt opgeven voor de verzending van de fax, kiest u Gepland bij de optie Faxbericht verzenden. 4 Als u de verzendopties voor het faxbericht wilt aanpassen, drukt u op Verzendopties. Zie pagina 192 voor meer informatie over faxinstellingen. 5 Druk op Verzenden. Opmerking: U kunt geen spraakoproepen plaatsen of ontvangen wanneer u een faxbericht verzendt of ontvangt.
Faxberichten ontvangen en lezen U ontvangt faxberichten automatisch mits de faxservice beschikbaar is, de telefoon is ingeschakeld en u zich binnen het bereik van het netwerk bevindt. Wanneer u een nieuw faxbericht ontvangt, hoort u een signaal, tenzij het profiel Stil is ingesteld. Er wordt tevens een bericht op het scherm weergegeven. Druk op Openen om het faxbericht weer te geven. Als u een ontvangen faxbericht wilt openen, gaat u naar uw Inbox, selecteert u het bericht en drukt u op Openen.
Berichten 192 Een faxbericht opslaan in ander formaat 1 Druk op de toets Menu in de faxviewer en kies Bestand > Exporteren. Selecteer het bereik dat u wilt exporteren. U kunt kiezen uit Heel document/ Huidige pagina/Geselecteerd / Zelf gedefinieerd: . Druk op OK. Er verschijnt een dialoogvenster. 2 Geef de naam en locatie van het nieuwe document op. Als u het formaat van het nieuwe document wilt wijzigen, drukt u op Formaat wijzigen. 3 Druk op OK om het geëxporteerde gegevensbestand op te slaan.
1 Druk op de toets Menu in het beginvenster van Berichten en kies Tools > Instellingen. 2 Kies Fax en druk op Bewerken. Er verschijnt een dialoogvenster met twee tabbladen. Geef de volgende gegevens op: Tabblad Instellingen Faxvoorblad: Hiermee geeft u op of er een voorblad moet worden gebruikt. U kunt kiezen uit Geen/ Berichtkop/ Sjabloon 1/ Complete sjabloon - Naast deze opties kan de lijst nog andere voorbladsjablonen bevatten die zijn opgeslagen in de map Sjablonen.
194 Berichten E-mail Het e-mailsysteem van de Nokia 9210i Communicator voldoet aan de volgende Internet-standaardprotocollen: SMTP, IMAP4 (rev 1) en POP3. Voor het ontvangen en verzenden van e-mail moet u een externe mailbox instellen. Deze dienst kan worden aangeboden door een Internet-aanbieder, een netwerkexploitant of uw bedrijf. Tip: Als u op Emailbericht opstellen drukt in het beginvenster van Berichten en u nog geen emailaccount hebt ingesteld, wordt u gevraagd dit te doen.
3 Kies E-mail en druk op OK. Er verschijnt een dialoogvenster met vier tabbladen. Zie figuur 72. Figure 72 4 Geef de volgende gegevens op: Tabblad Algemeen Naam account: De naam van de externe mailbox. U kunt hier een beschrijvende naam typen voor de mailbox. Eigen naam: Typ uw naam. Gebruikersnaam: Typ uw gebruikersnaam. Wachtwoord: Typ uw wachtwoord. Als u hier niets opgeeft, moet u uw wachtwoord opgeven wanneer u de berichten in uw externe mailbox wilt lezen.
196 Berichten Standaardaccount: Kies een e-mailaccount uit de lijst. Als u voor de eerste keer een e-mailaccount instelt, is deze de standaardaccount totdat u meer accounts maakt. Tabblad Servers Tip: Servers voor uitgaande e-mail worden meestal SMTP-servers of hosts genoemd. Servers voor inkomende e-mail worden POP3- of IMAP4-servers genoemd. Type e-mailaccount: Hier geeft u het e-mailprotocol op dat door de aanbieder van de externe mailbox wordt aangeraden. U kunt kiezen uit POP3 en IMAP4.
Tabblad Geavanceerd Standaard e-mailtype: Het type e-mailbericht dat u kunt opstellen en verzenden met behulp van de communicator. U kunt kiezen uit Onbew. tekst (geen MIME)/Onbewerkte tekst/ Text met opmaak (HTML). Standaard verzendoptie: Hier bepaalt u op welke wijze e-mailberichten worden verzonden vanaf de communicator. De opties zijn Direct / Bij volgende verbinding / Op verzoek. Handtekening invoegen: Hier geeft u op of uw handtekening moet worden ingevoegd in uitgaande e-mailberichten.
198 Berichten Pad naar IMAP4-map: Hier geeft u de locatie van de e-mailmap op de IMAP-server, als dit niet automatisch gebeurt. Deze optie is alleen beschikbaar als u een IMAP4-mailbox gebruikt. Accounts bewerken 1 Druk op de toets Menu in het beginvenster van Berichten en kies Tools > Instellingen. Er wordt een lijst met accounts geopend. 2 Selecteer de account die u wilt bewerken en druk op Bewerken.
2 Stel het e-mailbericht op. 3 Druk op Adresboek om de geadresseerde(n) te selecteren of typ de namen of het e-mailadressen in de velden Aan:, CC: en BCC: . U kunt met de Tab-toets van het ene invoerveld naar het andere gaan. 4 Als u de verzendopties voor het e-mailbericht wilt aanpassen, drukt u op Verzendopties. Er wordt een dialoogvenster met twee tabbladen geopend; zie 200. 5 Druk op Verzenden. Opmerking: E-mailadressen kunnen geen tekens met accenten, zoals é of ä, bevatten.
200 Berichten Als de naam die u hebt ingevoerd in een van de adresvelden overeenkomt met een groepsnaam, wordt deze naam vervangen door de e-mailadressen van de groepsleden. Opmaak van verzonden e-mailberichten U kunt alleen berichten in HTML-formaat opmaken. Druk op de toets Menu en kies Opmaak > Tekenopmaak. Er verschijnt een venster met de volgende opmaakopties: Vet, Cursief, Onderstrepen en Opsommingstekens.
201 Berichten Tabblad Bericht Prioriteit: De prioriteit van een bericht. U kunt kiezen uit Hoog/Normaal/Laag. Berichttype: Het type bericht. U kunt kiezen uit Onbew. tekst (geen MIME)/ Onbewerkte tekst/ Tekst met opmaak (HTML). Leesbevestiging: Hiermee geeft u op of u een verzoek wilt toevoegen aan de uitgaande e-mail om een melding te ontvangen wanneer de geadresseerde uw e-mailbericht heeft geopend.
202 Berichten WAARSCHUWING! Berichten die u hebt verwijderd terwijl u off line was, worden zodra u on line bent ook van de externemailboxserver verwijderd. Zie ‘Voorkomen dat er onvoldoende geheugen beschikbaar is’ op pagina 187, als u lokale berichten wilt verwijderen zonder de bestanden van de externe-mailboxserver te verwijderen. Verbinding maken met een externe mailbox Tip: Als u niet direct een wachtwoord opgeeft als u verbinding maakt met de externe mailbox, wordt er een dialoogvenster geopend.
1 Maak verbinding met het Internet. 2 Druk op de toets Menu en kies Ontvangen > Mapabonnementen. Er verschijnt een lijst met de mappen die de externe mailbox bevat. 3 Selecteer de map. 4 Druk op Abonneren. Als u al geabonneerd bent op de map, drukt u op Abonnement opheffen om het abonnement op te heffen. 5 Druk op Verbinding verbreken en Verbinding maken om de mappen waarop u zich bet hebt geabonneerd, in de lijst op te nemen.
204 Berichten WAARSCHUWING! Berichten die off line zijn gemarkeerd als verwijderd, worden zodra u on line bent ook verwijderd van de externe-mailboxserver. Zie ‘Voorkomen dat er onvoldoende geheugen beschikbaar is’ op pagina 187, als u lokale berichten wilt verwijderen zonder de bestanden van de externe-mailboxserver te verwijderen. E-mailberichten beantwoorden Tip: Als u e-mail wilt doorsturen, drukt u op de toets Menu en kiest u Bestand > Doorsturen.
Standaard HTML-lettertype: Hiermee bepaalt u de standaardtekengrootte en het standaardlettertype voor HTML-berichten. Houd er rekening mee dat HTML-berichten codes kunnen bevatten die de instellingen in deze optie kunnen wijzigen. Grootte HTML-lettertype: Hiermee bepaalt u de grootte van het lettertype dat wordt gebruikt in HTML-berichten. Standaardlettertype: Hiermee bepaalt u het lettertype dat wordt gebruikt in tekstberichten zonder opmaak.
Berichten 206 E-mailbijlagen invoegen Tip: Als u e-mailbijlagen wilt bewerken, drukt u op de toets Menu en kiest u Bijlagen > Bewerken. U kunt bijlagen niet rechtstreeks bewerken in ontvangen e-mailberichten. 1 Druk op de toets Menu in de e-maileditor en kies Bijlagen > Bestand invoegen. 2 Zoek het bestand dat u wilt invoegen in het e-mailbericht en selecteer het. Tip: Als u een bijlage wilt openen in de viewer, kunt u de bijlage selecteren met behulp van de navigatietoets en vervolgens op Enter drukken.
en hebt gesynchroniseerd. Als u bijvoorbeeld een e-mailbericht uit uw communicator verwijdert terwijl u off line bent, wordt het bericht uit de externe mailbox verwijderd als u opnieuw verbinding maakt met de mailbox. Zie ‘Voorkomen dat er onvoldoende geheugen beschikbaar is’ op pagina 187 als u een bericht wilt verwijderen van de communicator om geheugen vrij te maken.
208 Berichten Tijdens het synchroniseren van uw e-mail worden de berichten van de communicator naar de pc gekopieerd (en vice versa), zodat u beide apparaten kunt gebruiken voor het lezen en beantwoorden van berichten. U kunt Internet-mail converteren naar pc-mail, zodat de berichten worden gesynchroniseerd met een pc, maar u kunt tevens pc-mail converteren naar Internet-mail, zodat u e-mailberichten rechtstreeks vanaf de communicator kunt verzenden.
209 Pc-mail en Internet-mail worden gezamenlijk weergegeven in de mappen. 1 Selecteer het e-mailbericht of de e-mailberichten die u wilt converteren. 2 Druk op de toets Menu en kies Tools > Converteren naar Internet-mail of Converteren naar pc-mail, afhankelijk van het type e-mail dat u wilt converteren. 3 Als er meerdere pc-mail- of SMTP-diensten zijn gedefinieerd, verschijnt er een keuzelijst met beschikbare diensten die zijn gedefinieerd op de berichtenserver. Selecteer de dienst en druk op Converteren.
210 Berichten Opmerking: Als u tekst die u in een andere toepassing hebt opgesteld of bewerkt, wilt verzenden als SMS-bericht, gaan alle ingesloten objecten en alle RTF-opmaak verloren. U kunt ook geen bijlagen verzenden als SMS-bericht. Nieuwe SMS-berichten opstellen en verzenden Opmerking: Het is niet mogelijk om het lettertype, de letterstijl of opmaak van SMS-berichten te wijzigen.
4 Als u de verzendopties voor het SMS-bericht wilt aanpassen, drukt u op Verzendopties. Er wordt een dialoogvenster geopend met twee tabbladen: Verzendopties en Geavanceerd. Zie SMS-instellingen op pagina 212 voor meer informatie. 5 Druk op Verzenden. SMS-berichten ontvangen en lezen U ontvangt SMS-berichten automatisch als deze dienst beschikbaar is, de telefoon is ingeschakeld en u zich binnen het bereik van het netwerk bevindt.
Berichten 212 SMS-berichten beantwoorden Tip: Wanneer u een bericht beantwoordt, kunt u ervoor kiezen om de tekst van het ontvangen bericht in het antwoord op te nemen. Selecteer Nee in Antwoord citeren in SMSinstellingen als u de lengte van het antwoord wilt beperken. Selecteer het bericht, druk op Beantwoorden en schrijf een SMS-bericht. Als het ontvangen bericht een antwoordpad heeft, verschijnt het bericht Antwoorden via zelfde centrale in de berichtkop.
Actieve SMS-berichtencentrale: Hier geeft u op welke berichtencentrale moet worden gebruikt voor het afleveren van uw SMS-berichten. Afleverinformatie: Als u Ja kiest, kunt u de status van het verzonden bericht zien (onderweg, mislukt, afgeleverd) in het systeemlogboek. Als u Nee kiest, wordt alleen de status Verzonden weergegeven in het systeemlogboek. SMS-bericht verzenden: U kunt selecteren wanneer het bericht moet worden verzonden. U kunt kiezen uit: Direct/Op verzoek/Gepland.
Berichten 214 Antwoord citeren: Hiermee geeft u op of de tekst van het ontvangen SMS-bericht moet worden geciteerd als u een antwoord opstelt. Als u Ja instelt voor deze optie, wordt de inhoud van de hoofdtekst van het bericht gekopieerd naar een nieuw SMS-bericht. Samenvoegen: Als u Nee instelt voor deze optie, worden berichten die uit meer dan 160 tekens bestaan verzonden als verschillende SMS-berichten.
215 Kantoor 10. Kantoor Kantoor bevat de toepassingen Tekst, Werkblad en Presentatieviewer, die allemaal compatibel zijn met Microsoft Windows. Kantoor bevat ook een toepassing Bestandsbeheer voor beheertaken van bestanden en mappen zoals verplaatsen, kopiëren en naam wijzigen. Figuur 75 Tekst Met Tekst kunt u nieuwe tekstdocumenten maken en bestaande tekstdocumenten bewerken. U kunt afbeeldingen en andere bestanden in de documenten invoegen en bekijken.
216 Kantoor andere versies van Microsoft Word kunt u alleen weergeven. Zie de Gebruikershandleiding voor PC Suite op de meegeleverde cd-rom voor informatie over andere bestandsformaatconversies. Nieuwe documenten maken Tip: U kunt de sneltoetsopdrachten voor het Klembord Ctrl+x, Ctrl+c en Ctrl+v gebruiken om tekst te knippen, te kopiëren en te plakken. Als u de toepassing Tekst opent, wordt een leeg document weergegeven. U kunt direct beginnen met schrijven.
Druk op Voorbeeld als u wilt weergeven wat het gevolg is van de wijzigingen die u hebt aangebracht. 3 Druk op Gereed als u de aangebrachte wijzigingen wilt opslaan. Opmaakprofielen voor tekst wijzigen 1 Selecteer de tekst waarvan u het opmaakprofiel wilt wijzigen. 2 Druk op Opmaakprofiel. Er wordt een lijst met keuzemogelijkheden geopend, die in alfabetische volgorde zijn gerangschikt.
218 Kantoor Nieuwe opmaakprofielen maken of bestaande opmaakprofielen wijzigen 1 Druk op Opmaakprofiel. 2 Druk op Nieuw als u een nieuw opmaakprofiel wilt maken Selecteer het opmaakprofiel en druk op Bewerken als u een opmaakprofiel wilt wijzigen. Er verschijnt een dialoogvenster. 3 Geef het opmaakprofiel een nieuwe naam door deze over de oude naam te typen. Houd er rekening mee dat u de namen van de standaardopmaakprofielen niet kunt wijzigen.
Objecten invoegen 1 Druk op Object invoegen in het document dat u maakt of bewerkt. Er verschijnt een dialoogvenster. Zie figuur 77. Tip: Als u het formaat van een afbeelding na invoegen wilt wijzigen, drukt u op de toets Menu en selecteert u Bewerken > Object > Objectdetails. Figuur 77 2 Selecteer het type object dat u wilt invoegen in de lijst. 3 Druk op Nieuw item invoegen om de bijbehorende editor te openen. Druk op Best. item invoegen om een lijst met bestanden te openen.
220 Kantoor Tekstmarkeringen verbergen of zichtbaar maken Voor het verbergen of zichtbaar maken van markeringen die worden gebruikt bij het bewerken binnen het document, gaat u als volgt te werk. 1 Druk op de toets Menu en kies Tools > Voorkeuren. Er wordt een dialoogvenster met twee tabbladen weergegeven.
221 Kantoor Werkblad In Werkblad kunt u werken met gegevens en deze opslaan in een bestand dat een werkmap wordt genoemd. Elke werkmap bevat ten minste één werkblad. Een werkmap kan ook grafiekbladen bevatten. Een grafiekblad is een bestand met een grafiek die is gebaseerd op de gegevens in een werkblad. U kunt documenten die zijn gemaakt in Microsoft Excel 95, 97 en 2000 voor Windows openen, bewerken en opslaan. Alle functionaliteit en opmaak van de originele bestanden worden ondersteund.
Kantoor 222 Werkbladen Als u een nieuw werkblad in een werkmap wilt maken, drukt u op de toets Menu en kiest u Invoegen > Nieuw werkblad. Gegevens invoeren Voor het invoeren van gegevens selecteert u een cel met de navigatietoets en begint u de gegevens te typen in de geselecteerde cel. Als u de invoer in een cel wilt bevestigen, drukt u op Enter, OK of gaat u met de navigatietoets naar een andere cel. Als u de invoer ongedaan wilt maken, drukt u op Esc of Annuleren.
223 1 Ga naar de cel die u wilt bewerken en druk op Bewerken 2 Plaats de cursor op de positie waar u de verwijzing wilt opnemen en druk op Puntverwijzing. 3 Selecteer de cellen die de gewenste waarden bevatten. Zie ‘Cellen selecteren’ op pagina 223. De focus blijft in de cel die u bewerkt. Druk op Enter of op OK om de bewerking te bevestigen. Kantoor U kunt in een formule constante waarden of celverwijzingen opnemen.
Kantoor 224 Voorbeeld: Als u kolom A wilt selecteren, voert u A:A in. Als u rij 1 wilt selecteren, voert u 1:1 in. Als u kolom B en C en rij 2 en 3 wilt selecteren, voert u B2:C3 in. • Druk op de toets Menu en kies Bewerken > Kiezen. Voer vervolgens het selectiebereik in of kies een bereik in de lijst. • Druk op Shift en houd de toets ingedrukt en vergroot het selectiekader met de navigatietoets.
225 Kantoor 3 Kies vervolgens Van boven naar beneden of Van links naar rechts. Er verschijnt een dialoogvenster. 4 Definieer de criteria voor het sorteren. 5 Druk op Sluiten om te sorteren. Gegevens zoeken 1 Druk op de toets Menu en kies Bewerken > Zoeken. Er verschijnt een dialoogvenster. 2 Voer in het veld Zoeken: de tekenreeks in waarnaar u wilt zoeken. 3 Druk op Zoeken om naar de tekenreeks te zoeken. Druk op Opties als u het werkblad volgens bepaalde criteria wilt doorzoeken.
Kantoor 226 Als u de breedte of hoogte met exacte waarden wilt aanpassen, drukt u op Breedte definiëren. Figuur 80 De celinhoud uitlijnen 1 Selecteer de cel of de cellen. 2 Druk op de toets Menu en kies Opmaak > Uitlijning. Er verschijnt een dialoogvenster. 3 Definieer de volgende opties: Horizontaal, Verticaal en Celformaat aanhouden. Het uiterlijk van celranden wijzigen 1 Selecteer de cel of de cellen. 2 Druk op de toets Menu en kies Opmaak > Celweergave > Randen. Er verschijnt een dialoogvenster.
3 Kies de gewenste notatie in de lijst. Afhankelijk van de notatie die u kiest, kunt u de plaats van het decimaalteken opgeven. Lettertypen wijzigen 1 Selecteer de cel of de cellen. 2 Druk op de toets Menu en kies Opmaak > Lettertype. Er verschijnt een dialoogvenster. 3 Druk op Wijzigen om de waarde van een item in de lijst te wijzigen. 4 Druk op Voorbeeld als u wilt weergeven wat het gevolg is van de wijzigingen die u hebt aangebracht. 5 Druk op Gereed als u de aangebrachte wijzigingen wilt opslaan.
Kantoor 228 Cellen een naam geven Tip: Als u de weergavevoorkeuren wilt wijzigen, drukt u op de toets Menu en kiest u Tools > Instellingen. Schakel de volgende opties in of uit: Rasterlijnen weergeven, Rijkoppen weergeven, Kolomkoppen weergeven, Automatisch herberekenen, Nulwaarden weergeven en Paginascheiding weergeven. 1 Selecteer de cel of de cellen. 2 Druk op de toets Menu en kies Invoegen > Naam > Toevoegen.
229 Kantoor Grafiekbladen Grafiekbladen maken U kunt kiezen uit zeven verschillende soorten grafieken: Lijn, Kolom, Gestapelde kolom, Staaf, Gestapelde staaf, X/Y-spreiding en Cirkel. 1 Selecteer een cellenbereik in een werkblad. Deze cellen leveren de gegevens voor het nieuwe grafiekblad. 2 Druk op de toets Menu en kies Invoegen > Nieuwe grafiek. Er verschijnt een dialoogvenster. 3 Definieer de volgende gegevens: Grafieknaam, Grafiektype, 3D, Achtergrondkleur en Kleur van as.
Kantoor 230 Figuur 81 5 Druk op Sluiten om de wijzigingen te bevestigen of op Esc om de wijzigingen te annuleren. Opmerking: U kunt slechts één object tegelijk selecteren. Gegevens in grafiekbladen vervangen Tip: Als u de algehele aanblik van de grafiek wilt instellen, drukt u op Grafiekopties. Er verschijnt een dialoogvenster met twee tabbladen waarop u de paginastijl en de paginanaam kunt opgeven. De gegevens waarop het grafiekblad is gebaseerd, kunt u vervangen. 1 Druk op Werkbl.
231 Kantoor Presentatieviewer Met de Presentatieviewer kunt u presentaties bekijken. Bovendien kunt u deze presentaties verzenden en ontvangen als een e-mailbericht of via infrarood. U kunt documenten die zijn gemaakt in de Microsoft PowerPoint 95, 97 en 2000 voor Windows weergeven. Houd er rekening mee dat niet alle functies en niet alle opmaak van de oorspronkelijke documenten worden ondersteund.
Kantoor 232 Figuur 82 Als u alleen de tekst van de titels wilt weergeven, drukt u op Alleen titels. Als u wilt terugkeren naar de standaarddiapresentatie, drukt u op Dia. Dia’s zoeken en weergeven 1 Druk op de toets Menu en kies Tools > Naar dia gaan. Er verschijnt een lijst met de dia’s die zijn opgenomen in de presentatie. 2 Ga naar de gewenste dia met behulp van de navigatietoets. 3 Druk op Ga naar om de dia te openen.
Bestandsbeheer Met Bestandsbeheer kunt u de inhoud en eigenschappen van mappen beheren. Het beginvenster bevat twee frames: een mapstructuur links en een bestandenlijst rechts. Figuur 83 U kunt overschakelen tussen de twee frames met behulp van de Tab-toets. Tip: U kunt Bestandsbeheer in combinatie met een geheugenkaart gebruiken om bestanden en mappen uit het hoofdgeheugen van de communicator te verwijderen en zo geheugenruimte vrij te maken.
234 Kantoor Als u submappen in het deelvenster met de mappenlijst wilt weergeven of verbergen, drukt u op < en > op de navigatietoets. De tekens - en + bij de mappictogrammen geven aan of de submappen worden weergegeven of niet. Mappen zonder teken hebben geen submappen en u kunt de navigatietoets gebruiken om te schakelen tussen de mapweergave en de bestandsweergave. Opmerking: Multiselectie is niet mogelijk in het frame met de mapstructuur.
Kantoor 235 Figuur 84 2 Selecteer de submap die u wilt bekijken en druk op Openen. 3 Als u hoofdmappen wilt bekijken, drukt u op Esc. 4 Druk op Map sluiten om terug te keren naar het beginvenster. In de titel van de inhoudsweergave voor mappen worden de padnaam en het aantal bestanden en submappen in de map weergegeven, evenals de totale grootte van alle bestanden in de map.
Kantoor 236 Bestanden en mappen verplaatsen Tip: Zie voor multiselectie ‘Een aantal items tegelijk selecteren’ op pagina 29. 1 Selecteer de mappen of bestanden die u wilt verplaatsen en druk op Verplaatsen in het beginvenster van Bestandsbeheer. Er wordt een bestandenlijst geopend, zoals weergegeven in figuur 85. Figuur 85 2 Zoek een doelmap met behulp van de navigatietoets. Als u de submappen van een map wilt verbergen of weergeven, drukt u respectievelijk op Samenvouwen en Uitvouwen.
237 Kantoor 4 Druk op OK om de wijzigingen te bevestigen. Als u de wijzigingen niet wilt doorvoeren, drukt u op Annuleren. De namen van bestanden en mappen wijzigen 1 Selecteer het bestand of de map in het beginvenster van Bestandsbeheer. 2 Druk op de toets Menu en kies Bestand > Naam wijzigen. De cursor worden verplaatst naar het begin van de geselecteerde bestands- of mapnaam. 3 Wijzig de naam van het bestand of de map. 4 Druk op OK om de wijzigingen te bevestigen.
238 Kantoor Zoeken naar bestanden en mappen 1 2 3 4 Kies de map of het de geheugenopslag waar u wilt zoeken. Druk op de toets Menu en kies Tools > Zoeken. Er verschijnt een dialoogvenster. Voer in het veld de tekenreeks in waarnaar u wilt zoeken. Druk op Opties om een meer gedetailleerde zoekopdracht te definiëren. Zie figuur 87. Tip: U kunt een zoekopdracht uitvoeren op basis van een bepaalde periode, een begin- en einddatum of van bestandstypen.
Back-ups maken op en gegevens terugzetten vanaf een geheugenkaart Het is aan te raden om regelmatig back-ups te maken van uw communicatorgegevens. BELANGRIJK! Als u back-upgegevens van de Nokia 9210 Communicator wilt terugzetten op de Nokia 9210i Communicator, kunt u GEEN gebruik maken. Gebruik in plaats hiervan PC Suite. Opmerking: Bij de opdrachten Back-up en Terugzetten worden alle gegevens gekopieerd. U kunt geen back-ups maken van afzonderlijke mappen of afzonderlijke mappen terugzetten.
Kantoor 240 Als u gegevens terugzet op de communicator, selecteert u de map in de communicator waarin u de gegevens wilt terugzetten. Normaalgesproken kiest u de hoofdmap. 3 Druk op Back-up om een back-up te maken van alle communicatorgegevens op de geheugenkaart. Druk op Terugzetten om alle geheugenkaartgegevens terug te zetten op de communicator. 4 Start de communicator opnieuw door de batterij even te verwijderen en vervolgens weer terug te plaatsen.
gebruiken door de kaart te formatteren. Bij het formatteren worden alle gegevens van de kaart gewist! U formatteert een geheugenkaart door te drukken op de toets Menu, Geheugenkaart > Geheugenkaart formatteren te kiezen en te drukken op Formatteren. Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
243 Extra’s 11. Extra’s Extra’s bestaat uit de volgende toepassingen: Rekenmachine, Klok, Configuratiescherm, Recorder, Imaging, Cell broadcast, Video player en Faxmodem. De meeste nieuwe toepassingen die u installeert, worden toegevoegd aan de toepassingengroep Extra’s. Raadpleeg de Handleiding voor software op de cd-rom in de sectie Werken met de Nokia 9210i Communicator op de cd-rom voor meer informatie over de toepassingen die beschikbaar zijn op de meegeleverde cd-rom.
Extra’s 244 Tip: U kiest het type klok door te drukken op de toets Menu en vervolgens Beeld > Type klok > Digitaal of Analoog te selecteren. Tip: Wanneer een signaal klinkt, kunt u dit uitschakelen door te drukken op Stoppen of een willekeurige toets op het toetsenbord van de telefooninterface. Druk op Alarm uitstellen als u het signaal gedurende vijf minuten het zwijgen wilt opleggen. Een signaal instellen 1 Druk op Wekker in het beginvenster. Er verschijnt een wekkerweergave.
3 Typ de naam van uw woonplaats in het zoekveld of blader door de lijst en druk op Kiezen wanneer u de woonplaats van uw keuze hebt gevonden. 4 Druk op OK als u de gewijzigde tijdzone wilt gebruiken of op Annuleren als u dat niet wilt. Opmerking: Raadpleeg de Help-informatie bij de Nokia 9210i Communicator voor meer informatie over Klok.
Extra’s 246 Met Tab kunt u de invoegpositie verplaatsen tussen het invoerveld, het uitvoerblad en het functieoverzicht. Het invoerveld van de bureaurekenmachine is nooit leeg: het bevat hetzij het resultaat van de vorige berekening hetzij een nul (0) als u op Backspace hebt gedrukt. Opmerking: Raadpleeg de Help-informatie bij de Nokia 9210i Communicator voor meer informatie over Rekenmachine.
Beveiliging Hier kunt u het beveilingsniveau instellen voor de telefooninterface van de communicator. BELANGRIJK: De standaardbeveiligingscode is 12345. Voor een goede beveiliging is het belangrijk dat u deze beveiligingscode wijzigt. Houd de code geheim en bewaar deze op een veilige plaats (niet bij de telefoon). Houd er rekening mee dat geen enkel wachtwoordsysteem ongeoorloofde toegang kan voorkomen. De codes worden weergegeven als sterretjes.
Extra’s 248 Tip: Wanneer u de pincode wilt wijzigen, moet de optie PIN-code vragen actief zijn, moet de telefoon ingeschakeld zijn en moet er een geldige SIM-kaart geplaatst zijn. aantal minuten zelf instellen. Wanneer de communicator vergrendeld is, kunt u alleen nog voorgeprogrammeerde alarmnummers bellen met de telefoon. U kunt tevens inkomende oproepen beantwoorden en alarmnummers bellen met de toepassing Telefoon. Alle andere bewerkingen zijn geblokkeerd.
Beveiligingscode: Met deze optie kunt u de beveiligingscode wijzigen. De standaardbeveiligingscode is 12345. De nieuwe beveiligingscode moet een lengte hebben van 5 tot 10 tekens. Als u vijfmaal achter elkaar een onjuiste beveiligingscode opgeeft, wordt de telefoon gedurende vijf minuten vergrendeld, waarna u het opnieuw kunt proberen. Als u het vóór die tijd opnieuw probeert, moet u opnieuw vijf minuten wachten voordat u de beveiligingscode kunt typen.
Extra’s 250 Tip: U kunt de status van een blokkeeroptie controleren door de optie in kwestie te selecteren en vervolgens te drukken op Status controleren. Inkomende oproepen: Wanneer deze optie geactiveerd is, kunnen er geen dataoproepen worden ontvangen. Internationale oproepen: Wanneer deze optie geactiveerd is, kunnen er geen internationale oproepen worden uitgevoerd. Inkomende oproepen in buitenland: Wanneer deze optie geactiveerd is, kunnen er in het buitenland geen oproepen meer worden ontvangen.
Instellingen carkit Automatisch opnemen: Hiermee kunt u bepalen of Automatisch beantwoorden actief is wanneer de carkit op de communicator is aangesloten. Standaardprofiel: Hiermee kunt u het profiel kiezen dat automatisch wordt geladen wanneer de carkit op de communicator wordt aangesloten. Instellingen hoofdtelefoon Schermverlichting: Hiermee kunt u bepalen of de schermverlichting wordt ingeschakeld wanneer u de communicator op de hoofdtelefoon aansluit.
252 Extra’s Tabblad Helderheid en contrast Figuur 92 Druk op + of - om de balk te selecteren die u wilt aanpassen. Tip: Wanneer u bij de laatste twee opties een lage helderheid en een kort interval instelt, gaat de batterij langer mee en kunt u de communicator langer gebruiken. Contrastniveau: U kunt het contrast aanpassen door op + (meer contrast) of (minder contrast) te drukken. Helderheid: De helderheid van de schermweergave. U kunt kiezen uit vijf helderheidsniveaus.
Achtergrondpatroon: De achtergrondafbeelding van het gebied met de opdrachtknoppen. De beschikbare opties zijn Effen/Wheels/Sand/Water/ Leaves. Certificaatbeheer Met Certificaatbeheer kunt u digitale certificaten beheren die u gebruikt wanneer u verbinding maakt met het Internet, WAP-diensten of mailservers, en wanneer u software installeert.
Extra’s 254 Opmerking: Certificaten hebben een beperkte levensduur. Als een certificaat de status Verlopen heeft terwijl de status Geldig zou moeten zijn, is het mogelijk dat de datum- en tijdinstellingen van de communicator niet kloppen. Controleer deze instellingen. Het gebruik van het certificaat definiëren 1 Selecteer het certificaat en druk op Details. Er verschijnt een dialoogvenster met de details van het certificaat. 2 Druk Vertrouwensinstellingen. Er verschijnt een dialoogvenster.
3 Blader door het dialoogvenster totdat u het veld Vingerafdruk ziet. 4 De waarde in het veld Vingerafdruk is een uniek identificatiemiddel voor het certificaat. Neem contact op met de helpdesk of de klantenservice van de eigenaar van het certificaat (zie stap 2) en vraag om de MD5-vingerafdruk van het certificaat. Vergelijk de vingerafdruk met de vingerafdruk die in het dialoogvenster wordt getoond. Als deze overeenkomen, is het certificaat authentiek.
Extra’s 256 Installeren/verwijderen Met Software installeren/verwijderen kunt u nieuwe software installeren of geïnstalleerde toepassingen van de communicator verwijderen. Wanneer u de toepassing Software installeren/verwijderen opent, ziet u op het tabblad Geïnstalleerd een lijst met alle softwarepakketten die zijn geïnstalleerd, met vermelding van naam, versienummer, type en grootte.
BELANGRIJK: U kunt alleen softwarepakketten met de extensie .sis overbrengen of downloaden naar de communicator’. Een geschikte bestandsnaam is bijvoorbeeld ‘MediaPlayer.sis’. U kunt de installatie starten door te drukken op Nieuwe installatie op het tabblad Geïnstalleerd. Blader naar het geluidsbestand dat u wilt installeren en klik op OK. De installatieprocedure wordt gestart.
Extra’s 258 Tijdens de installatieprocedure wordt de integriteit van het pakket gecontroleerd. Nadat deze controles zijn uitgevoerd, wordt de toepassing op de communicator geïnstalleerd. Tijdens de installatieprocedure wordt informatie weergegeven over de controles die op het pakket worden uitgevoerd. Afhankelijk van de uitkomst van deze controles kunt u dan beslissen of u wilt verdergaan met de installatie of deze wilt afbreken.
Installatielogboek U kunt een lijst weergeven van alle geïnstalleerde en verwijderde software door te drukken op de toets Menu en naar het tabblad Logboek te gaan. In deze lijst kunt u zien welke software is geïnstalleerd en verwijderd, en wanneer dat is gebeurd. Als u na de installatie van een softwarepakket problemen met het apparaat hebt, kunt u aan de hand van deze lijst bepalen welk softwarepakket de oorzaak van het probleem zou kunnen zijn.
Extra’s 260 Geïnst. softw. sorteren op - U kunt de lijst met geïnstalleerde softwarepakketten sorteren op Naam, Type of Grootte. Internet-toegang Hier kunt u bestaande Internet-toegangspunten bewerken of verwijderen en nieuwe Internet-toegangspunten maken. Zie de sectie Internet op de Controlelijst voor instellingen die wordt meegeleverd met de communicator voor meer informatie. Zie ‘Een Internet-toegangspunt instellen’ op pagina 150 voor meer informatie over Internet-toegangspunten.
261 Extra’s Wanneer de hoeveelheid beschikbaar geheugen krap wordt, is het raadzaam enkele documenten te verwijderen. Voordat u documenten verwijdert, kunt u deze eerst afdrukken, faxen, via e-mail versturen of overbrengen naar een pc of een geheugenkaart. Landinstellingen Op deze vier tabbladen kunt u instellingen voor de lokale tijd, datum, getalnotatie en valutanotatie opgeven. Opmerking: Raadpleeg de Help-informatie bij de Nokia 9210i Communicator voor meer informatie over Landinstellingen.
Extra’s 262 In Recorder vindt u alle knoppen (Afspelen, Stoppen, Pauzeren en Opnemen) die u gewoonlijk aantreft bij opnameapparatuur. Druk op Hervatten om verder te gaan met opnemen of afspelen nadat u op Pauzeren hebt gedrukt. Figuur 94 U kunt het volumeniveau van de toepassing Recorder wijzigen door op de toets ∧ en de toetsen ∨ op de navigatietoets te drukken. U kunt geluidsbestanden ook bewerken met behulp van de opdrachten in het menu Bewerken.
263 Extra’s Imaging ondersteunt een groot aantal afbeeldingsformaten, waaronder JPEG, GIF, BMP, MBM en WBMP. Opmerking: Deze toepassing ondersteunt niet alle bestandsformaten voor afbeeldingen of alle varianten van een bepaald bestandsformaat voor afbeeldingen. U kunt veel gangbare soorten afbeeldingsbestanden direct weergeven. Druk op Inzoomen om de afbeelding te vergroten, op Uitzoomen om de afbeelding te verkleinen en op Draaien om de afbeelding te draaien.
264 Extra’s U kunt ook afbeeldingen ontvangen via IR. Zie ‘Afbeeldingen ontvangen via infrarood’ op pagina 266 voor meer informatie. Een nieuw album maken 1 Druk op de toets Menu en kies Bestand > Nieuw album. Er verschijnt een dialoogvenster. 2 Geef de volgende gegevens op: Naam:De naam van het album. 3 Druk op Lokaal maken als u het album wilt opslaan op de communicator. Drukt u op Maken op geh.kaart als u het album wilt opslaan op een geheugenkaart.
265 1 Selecteer de gewenste afbeelding(en) in de miniatuurweergave met de navigatietoets. 2 Druk op de toets Menu en kies eerst Bewerken > Kopiëren of Knippen. 3 Open het doelalbum. 4 Druk op de toets Menu en kies Bewerken > Plakken. 5 Als het doelalbum al een of meer afbeeldingen met dezelfde naam bevat, wordt u gevraagd of u de bestaande afbeelding wilt vervangen. Kies een van de volgende opties: Vervangen - De bestaande afbeelding wordt vervangen door de afbeelding die u wilt plakken.
266 Extra’s 3 Druk op de toets Menu en kies Bestand > Opslaan als om het frame als een afbeelding op te slaan. Kies Geselecteerd bereik. 4 Selecteer de map waarin u het bestand wilt opslaan, typ een naam voor het nieuwe afbeeldingsbestand en druk op OK. Het formaat van afbeeldingen wijzigen Tip: Het is mogelijk dat er voor grote afbeeldingen die zijn overgebracht vanaf een digitale camera niet voldoende intern geheugen is om deze weer te geven.
RealOne Player Met RealOne Player kunt u audio- en videobestanden met de RealAudio- of RealVideo-indeling afspelen op de Nokia 9210i Communicator. U kunt deze bestanden vanaf een compatibele pc downloaden naar de Communicator om ze af te spelen, of u kunt bestanden afspelen via het draadloze netwerk door ze naar de Communicator te streamen. Opmerking: Streamen is een netwerkafhankelijke functie waarvoor een HSCSDnetwerk (High Circuit Switch Data) nodig is.
Extra’s 268 Cell broadcast Tip:Informeer bij uw netwerkexploitant of CBS beschikbaar is. Met de toepassing Cell Broadcast kunt u via de CBS-dienst (Cell Broadcast Service) berichten lezen en u abonneren op interessante onderwerpen. In gebieden waar CBS wordt aangeboden, kunt u korte berichten ontvangen over uiteenlopende onderwerpen, waaronder taxivervoer, het weer en inlichtingen.
Als u wilt dat er een venster verschijnt wanneer een bericht over een bepaald onderwerp wordt ontvangen, drukt u op de toets Menu en kiest u Onderwerp > Markeren als belangrijk onderwerp. Het belangrijke onderwerp wordt gemarkeerd met een uitroepteken (!). Tip: U kunt belangrijke onderwerpen markeren door de onderwerpen in kwestie te selecteren en vervolgens op Ctrl+M te drukken.
Extra’s 270 Nieuwe onderwerpen opsporen Tip: Maak een nieuwe lege onderwerpenlijst en kies de opties Ja en Alle als u een lijst van alle onderwerpen wilt ontvangen die beschikbaar zijn in dat gebied. U kunt automatisch nieuwe onderwerpen toevoegen door te drukken op de toets Menu en vervolgens Tools > Instellingen te kiezen. Geef de volgende gegevens op: Nieuwe onderwerpen aan de lijst toevoegen - De beschikbare opties zijn Ja/Nee.
Modemstuurprogramma’s. Gevorderde gebruikers vinden op deze locatie ook een lijst met ondersteunde AT-opdrachten voor de modem. Normaal gezien hoeft u deze opdracht niet te gebruiken. Opmerking: Gebruik van de communicator als faxmodem veronderstelt dat dataoproepen worden ondersteund door de netwerkexploitant en dat deze dienst is geactiveerd op uw SIM-kaart. Het stuurprogramma voor de faxmodem installeren via een kabelverbinding 1 Start Windows.
Extra’s 272 Tip: Als u een verbinding met een hoge overdrachtssnelheid wilt gebruiken, moet uw GSMexploitant High Speed Data Services activeren op de SIM-kaart. 11 Klik in het dialoogvenster Installeren vanaf schijf op OK. 12 Selecteer in het dialoogvenster Nieuwe modem installeren de optie Nokia 9210i Communicator (Kabel). Als u een verbinding met een hoge overdrachtssnelheid (HSCSD) gebruikt, geeft u aan dat u een kabelverbinding gebruikt en selecteert u een hogere snelheid dan 9600 bps.
19 U kunt de communicator nu gebruiken als faxmodem. Druk op Activeren om de faxmodem te activeren. Instellingen faxmodem U opent Faxmodem door te drukken op de toepassingsknop Extras, Faxmodem te selecteren en op Openen te drukken. Als er gedurende 20 minuten geen data worden verzonden of ontvangen, wordt de pc-verbinding met de faxmodem verbroken. Een actief gesprek wordt echter niet automatisch verbroken. Opmerking: U kunt de instellingen voor de faxmodem niet wijzigen als de faxmodem actief is.
Extra’s 274 Overdrachtssnelheid: De snelheid waarmee de data tussen uw communicator en de pc worden overgebracht. De beste overdrachtssnelheid voor normale GSM-gesprekken bedraagt 19200. Voor een verbinding met hoge snelheid selecteert u 115200. Selecteer dezelfde snelheid in de toepassing die op de pc wordt uitgevoerd. Databits: Het aantal bits dat wordt gebruikt om één byte te vormen. Normaal gezien kunt u hier de standaardoptie, 8, gebruiken. Pariteit: Een procedure voor de controle van pariteitsfouten.
Max. verbindingssnelheid: De standaardoptie voor een analoge verbinding is Automatisch. Opmerking: Als u een ander type modem gebruikt, moet u deze configuratie aanpassen. Als de verbindingsinstellingen niet kloppen, wordt er geen verbinding tot stand gebracht. De faxmodem activeren of uitschakelen Druk in het beginvenster van Faxmodem op Activeren of Uitschakelen. Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
12. Problemen oplossen Als u problemen hebt met uw communicator, kunt u de Club Nokia Careline bellen voor antwoorden op uw vragen en instructies. Zie voor meer informatie over de Club Nokia Careline de sectie Accessoires van de Beknopte handleiding en de webpagina van de Nokia Careline. U kunt ook een bezoek brengen aan Forum Nokia op www.forum.nokia.com voor informatie over en ondersteuningsmateriaal voor de communicator. 1.
Problemen oplossen 278 2. De communicatorinterface wordt niet gestart en de telefooninterface knippert Het geheugen van de communicator is beschadigd. Neem contact op met uw Nokia-leverancier. 3. De batterij is aangesloten, maar de telefoon werkt niet Probeer de telefoon in te schakelen door de toets seconden in te drukken. gedurende een aantal Controleer of het profiel Vliegtuig per ongeluk is ingeschakeld. Zie ‘Profiel Vliegtuig’ op pagina 105 voor meer informatie.
4. De communicatorinterface wordt niet geactiveerd of de toepassingen reageren niet meer Sluit de communicator en open deze weer. Als dit niet helpt, sluit u de communicator en verwijdert u de batterij. Plaats de batterij terug en open de communicator opnieuw. Wacht totdat de communicator de zelftest heeft uitgevoerd en is gestart. Probeer de communicator op te laden.
280 Problemen oplossen het formatteren van het geheugen alle gegevens worden verwijderd, met uitzondering van de standaardtoepassingen die in de fabriek zijn geïnstalleerd in het ROM-geheugen! Als u met PC Suite een volledige back-up hebt gemaakt van de inhoud van de communicator, kunt u het geheugen met PC Suite formatteren voordat u de backupbestanden terugzet op de communicator. Zie voor meer informatie de Gebruikershandleiding voor PC Suite op de meegeleverde cd-rom.
5. Ik kan niet bellen of gebeld worden Controleer of het profiel Vliegtuig is ingeschakeld. Als dit profiel actief is, kunt u niet bellen of worden gebeld. Controleer of de telefoon is uitgeschakeld. Sluit de communicator en schakel de telefoon in. Als het bericht ONGELDIGE SIM-KAART wordt weergegeven, kan de SIM-kaart niet worden gebruikt voor de communicator. Neem contact op met de leverancier of de netwerkexploitant. Controleer de instellingen voor het blokkeren en doorsturen van oproepen.
Problemen oplossen 282 7. Ik kan geen spraak-, fax- of dataoproepen doorschakelen of blokkeren Het is mogelijk dat u geen abonnement hebt op de desbetreffende diensten of dat deze niet worden ondersteund door het netwerk. Het is ook mogelijk dat het nummer van de Berichtencentrale of het nummer waarnaar u oproepen wilt doorschakelen niet of onjuist is ingevoerd. De instellingen voor doorschakelen en blokkeren van faxberichten vindt u in Tools > Instellingen in de toepassing Berichten.
Het is mogelijk dat de telefoon al wordt gebruikt: er worden gegevens of een fax verzonden of ontvangen; de communicator wordt gebruikt als faxmodem. Wacht tot de data-/faxoverdracht is voltooid of breek de oproep af door te drukken op de toets op het toetsenbord van de telefoon. Het is mogelijk dat er functies voor het blokkeren van fax-/dataoproepen of het doorschakelen van faxoproepen zijn geactiveerd.
Problemen oplossen 284 nog eens. Als het niet lukt, neemt u contact op met uw Internet-aanbieder. Als u de verzendoptie Op verzoek gebruikt, moeten e-mailberichten worden verzonden via de Outbox voor documenten. Zie ‘Outbox’ op pagina 183 voor meer informatie. Als u foutberichten ontvangt van de exploitant van het netwerk wanneer u een verbinding maakt met de externe mailbox, neemt u contact op met de aanbieder van de externe mailbox.
11. Ik kan geen Internet-verbinding tot stand brengen Als u op het web wilt surfen of e-mailberichten wilt verzenden of ontvangen, maar u er niet in slaagt verbinding te maken met het Internet, kunt u met de volgende controlelijst proberen te achterhalen wat het probleem veroorzaakt: 1 Is de dataoproep actief wanneer u probeert verbinding te maken? Bestudeer de indicator voor de dataoproep aan de telefoonkant.
Problemen oplossen 286 3 Als de dataoproep actief is en u geen webpagina’s kunt weergeven in de webbrowser, noteert u het statusbericht dat het laatst is weergegeven in de titelbalk van de webbrowser. • Als het statusbericht als volgt luidt: Wacht op antwoord of Hostadres opzoeken, is de kans groot dat het webadres (de URL) onjuist is getypt of dat er een probleem is met de instellingen van de proxyserver in het Internettoegangspunt of de proxyserver.
12. Problemen met infrarood U kunt de communicator met een infraroodverbinding aansluiten op een pc, een draagbare computer, een printer, een digitale camera, een draadloze telefoon of een andere communicator. Als u het programma PC Suite voor Nokia 9210i Communicator op uw pc gebruikt of als u gegevens wilt ontvangen van een andere communicator of een digitale camera, moet u voordat u verbinding maakt de infraroodverbinding op de communicator starten.
Problemen oplossen 288 5 Klik op het tabblad Stuurprogramma en klik vervolgens op de knop Stuurprogramma bijwerken... De wizard Apparaatstuurprogramma bijwerken wordt gestart. 6 Klik op Volgende. 7 Kies de optie Een ander stuurprogramma installeren en klik op de knop Lijst.... 8 Infrarood PnP seriële poort is gevonden. Klik op OK. 9 Klik op Volgende. 10 Infrarood PnP seriële poort is gereed voor installatie. Klik op Volgende. 11 Het nieuwe stuurprogramma is geïnstalleerd. Klik op Voltooien.
Als u een infraroodverbinding gebruikt, controleert u of de IR-poorten tegenover elkaar liggen en er zich tussen de twee poorten geen obstakels bevinden. Controleer of u de juiste seriële poort (COM) van uw pc gebruikt. Raadpleeg de gebruikershandleiding voor PC Suite en de sectie Problemen oplossen in de on line Help van PC Suite voor alle overige problemen met PC Suite. 15.
Problemen oplossen 290 16. Problemen met de toegangscode De standaardbeveiligings code voor Nokia 9210i Communicator is 12345. Als u de beveiligingscode vergeten bent of bent kwijtgeraakt, neemt u contact op met de leverancier van de communicator. Als u een PIN- of PUK-code bent vergeten of bent kwijtgeraakt of als u deze codes niet hebt ontvangen, neemt u contact op met de netwerkexploitant. Neem contact op met uw Internet-aanbieder voor informatie over Internetwachtwoorden. 17.
18. Ik kan geen verbinding maken met het Internet tijdens roaming U kunt een verbinding maken met het Internet als u zich in uw eigen land of regio bevindt. U maakt momenteel gebruik van roaming en de Internet-verbinding werkt niet. Probeer of het wel lukt als u de instellingen van een standaard GSMdataverbinding gebruikt. Controleer of het telefoonnummer van uw Internettoegangspunt in de internationaal notatie is opgesteld. Zie ‘Tabblad Dataoproep’ op pagina 155. 19.
13. VERZORGING EN ONDERHOUD Uw Nokia 9210i Communicator is een geavanceerd apparaat, dat met zorg is ontworpen en geproduceerd. Ga er zorgvuldig mee om. De tips hieronder kunnen u helpen om de garantie te behouden en vele jaren plezier te hebben van dit product. • Houd de communicator en alle onderdelen en accessoires buiten het bereik van kleine kinderen. • Houd de communicator droog.
VERZORGING EN ONDERHOUD 294 • Laat de communicator niet vallen en probeer stoten en schudden te voorkomen. Een ruwe behandeling kan de elektronische schakelingen beschadigen. Als de communicator valt, kan het kleurenscherm, dat breekbaar is, kapot gaan. • Gebruik geen agressieve chemicaliën, oplosmiddelen of reinigingsmiddelen om de communicator schoon te maken. • Verf de communicator niet. Verf kan de bewegende onderdelen van het apparaat blokkeren en de werking belemmeren.
14. BELANGRIJKE VEILIGHEIDSINFORMATIE Verkeersveiligheid Gebruik geen communicator terwijl u een auto bestuurt. Bewaar de telefoon altijd in de houder; leg de telefoon niet op de passagiersstoel of op een plaats waar de telefoon los kan raken bij een botsing of wanneer u plotseling moet remmen.
BELANGRIJKE VEILIGHEIDSINFORMATIE 296 Bepaalde delen van de telefoon zijn magnetisch. Metalen voorwerpen kunnen worden aangetrokken door de telefoon. Personen met een gehoorapparaat moeten de telefoon niet tegen het oor met het gehoorapparaat houden. Klik de telefoon altijd goed vast in de houder. De hoofdtelefoon kan worden aangetrokken door metalen voorwerpen. Houd creditcards en andere magnetische opslagmedia uit de buurt van de telefoon, omdat de gegevens op deze media kunnen worden gewist.
Gehoorapparaten Sommige digitale draadloze telefoons kunnen storing in bepaalde gehoorapparaten veroorzaken. Als u last hebt van dergelijke storing, kunt u contact opnemen met uw netwerkexploitant. Andere medische apparatuur Het gebruik van radiozendapparatuur, dus ook van communicators, kan storing veroorzaken bij het functioneren van onvoldoende beschermde medische apparatuur.
BELANGRIJKE VEILIGHEIDSINFORMATIE 298 Explosiegevaarlijke omgevingen Schakel de telefoon van de communicator uit als u op een plaats met explosiegevaar bent en volg alle aanwijzingen en instructies op. Vonken kunnen op dergelijke plaatsen een explosie of brand veroorzaken, waardoor er gewonden of zelfs doden kunnen vallen. Gebruikers wordt geadviseerd om de telefoon uit te schakelen in benzinestations.
Zorg ervoor dat de communicator, onderdelen ervan of bijbehorende accessoires zich niet in dezelfde ruimte bevinden als brandbare vloeistoffen, gasvormige materialen of explosieven. Voor auto's met een airbag geldt dat de airbag met zeer veel kracht wordt opgeblazen. Zet geen voorwerpen, dus ook geen geïnstalleerde of draagbare draadloze apparatuur, in de ruimte boven de airbag of waar de airbag wordt opgeblazen.
BELANGRIJKE VEILIGHEIDSINFORMATIE 300 Alarmnummer kiezen Belangrijk: Zoals alle draadloze telefoons maakt ook de Nokia 9210i Communicator gebruik van radiosignalen, draadloze netwerken en kabelnetwerken en door de gebruiker geprogrammeerde functies. Hierdoor kunnen verbindingen niet onder alle omstandigheden worden gegarandeerd.
Informatie over certificatie (SAR) DIT TYPE TELEFOON VOLDOET AAN DE EISEN DIE DE EUROPESE UNIE HANTEERT VOOR BLOOTSTELLING AAN RADIOGOLVEN. De communicator is net als alle andere mobiele telefoons een radiozender en ontvanger. Het apparaat is ontworpen en geproduceerd in overeenstemming met de limieten voor blootstelling aan radiofrequentiesignalen (RF-signalen) die worden aanbevolen door de raad van de Europese Unie.
BELANGRIJKE VEILIGHEIDSINFORMATIE 302 Voordat een telefoon op de markt komt, moet eerst worden aangetoond dat deze voldoet aan de Europese R&TTE-richtlijn. Deze richtlijn bevat één essentiële vereiste en dat is de bescherming van de gezondheid en de veiligheid van de gebruiker en alle andere personen. De hoogste SAR-waarde die de Nokia 9210i Communicator tijdens tests voor compatibiliteit met de standaard heeft bereikt, was 0,34 W/kg.
de communicator doen vervallen en kan bovendien gevaarlijk zijn. Informeer bij uw leverancier naar de verkrijgbaarheid van goedgekeurde accessoires. Als u de stekker van een accessoire uit het stopcontact verwijdert, moet u aan de stekker trekken, niet aan het snoer. Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
305 Woordenlijst Afbeeldingen, in line, extern Afbeeldingen op een gedownloade webpagina zijn zogenaamde in line afbeeldingen. Voor grotere afbeeldingen worden vaak externe afbeeldingen gebruikt. Deze afbeeldingen moeten in een apart venster worden bekeken. AT-opdrachten De werking van een faxmodem kan worden beheerd door middel van ATopdrachten. Deze opdrachten bieden de ervaren gebruiker de gelegenheid alle modemfuncties te beheren.
306 communicator of SIM-kaart, maar op het netwerk. U ontvangt het blokkeerwachtwoord van de netwerkexploitant zodra u zich op de blokkeerdienst abonneert. Cookies Cookies zijn kleine stukken informatie die de server u verschaft. Deze cookies worden gebruikt om informatie op te slaan over uw bezoeken aan een website. Als u cookies accepteert, kan de server uw gebruik van de website evalueren, bepalen wat uw interesses zijn, wat u wilt lezen, enzovoort. DNS Domain Name Service.
307 DTMF-tonen (Dual Tone Multi-Frequency) Het systeem dat voor touch-tonetelefoons wordt gebruikt. DTMF houdt in dat elke toets een bepaalde frequentie of toon krijgt toegewezen, zodat deze toets gemakkelijk kan worden herkend door een microprocessor. Met behulp van DTMF-tonen kunt u communiceren met voicemailboxes, geautomatiseerde telefoonsystemen, enzovoort. Extra toepassing Een extra toepassing is extra software die vanaf het Internet (WWW) kan worden gedownload.
308 HTTP (Hypertext Transfer Protocol) Een protocol voor de overdracht van documenten op het Internet. HTTPS HTTP via een beveiligde verbinding. Zie SSL (Secure Socket Layer). Hyperlink Een koppeling in een webpagina die u naar een andere webpagina of website of naar een andere locatie op dezelfde pagina brengt. Hyperlinks worden meestal onderstreept weergegeven of in een kleur die verschilt van de omringende tekst. Hyperlinks kunnen ook afbeeldingen zijn.
309 ISDN-verbinding Met ISDN-verbindingen worden de dataoproepen tussen de communicator en uw IAP tot stand gebracht. ISDN-verbindingen zijn geheel digitaal. Daarom heeft ISDN hogere instel- en datasnelheden dan analoogverbindingen. U kunt ISDN alleen gebruiken wanneer zowel uw Internet-aanbieder als uw netwerkexploitant ISDN ondersteunen. Java Een object-georiënteerde, algemeen bruikbare programmeertaal die door Sun Microsystems is ontwikkeld en oorspronkelijk voor handheld-apparaten was bedoeld.
310 PIN-code (Personal Identity Number) Met de PIN-code beschermt u uw telefoon tegen ongeautoriseerd gebruik. De PIN-code wordt meegeleverd met de SIM-kaart. Als u de optie PIN-code vragen hebt geselecteerd, moet de code elke keer als de telefoon wordt ingeschakeld, worden opgegeven.. De PIN-code moet 4 tot 8 cijfers lang zijn. PIN2-code Sommige SIM-kaarten hebben ook een PIN2-code. De PIN2-code is nodig voor het gebruiken van bepaalde functies die door de SIM-kaart worden ondersteund.
311 PUK-code (PIN Unblocking Key) De PUK-code is een 8-cijferige code die met de SIM-kaart wordt meegeleverd. U hebt de code nodig als u een uitgeschakelde PIN-code wilt wijzigen. Als u tien keer achterelkaar een onjuiste PUK-code invoert, wordt de SIM-kaart geblokkeerd en kunt u geen oproepen ontvangen of maken, met uitzondering van alarmnummers. Wanneer de SIM-kaart is geweigerd, hebt u een nieuwe SIM-kaart nodig. U kunt de PUK-code niet wijzigen.
312 Sjabloon In tekstverwerkingsprogramma’s is een sjabloon of opmaakmodel een bestand of formulier dat de indeling van een document bepaalt. In een sjabloon zijn bepaalde instellingen van tevoren gedefinieerd, zoals paginagrootte, marges en lettertypen. U kunt hetzelfde opmaakmodel voor veel verschillende documenten gebruiken. U kunt bijvoorbeeld aparte opmaakmodellen definiëren voor privé-brieven, officiële brieven en rapporten.
313 URL (Uniform Resource Locator) Informatie die de toepassing WWW nodig heeft om verbinding te maken met een bepaalde WWW-hostcomputer. Een URL begint meestal met http://. De homepage voor het Wireless Data Forum van Nokia vindt u bijvoorbeeld op http://www.forum.nokia.com. Naar URL’s wordt vaak verwezen met zinnen als “Homepagelocatie”, “website-adres”, “te vinden op...”. Vergrendelcode De vergrendelcode is een vijfcijferige code voor het vergrendelen en vrijgeven van de communicator.
315 Index A Aanwijzer 165 Accessoires 250 Carkit 251 Hoofdtelefoon 251 Achtergrondafbeelding 77 Afbeelding Koppelen aan een contactkaart 114 Afbeeldingen Albums 262 Formaat wijzigen 266 Nieuw maken 265 Ontvangen via infrarood 266 Verplaatsen 265 Afbeeldingenalbums Maken 264 Weergeven 264 Afdruk Problemen oplossen 288 Afdrukken 36 Agenda Algemene instellingen 147 Algemene opdrachten 136 Bijlagen 135 Dagweergave 139 Instellingen 147 Itemgegevens definiëren 129 Items 127 Items bewerken 133 Items verwijderen
316 Algemene functies 29 AT-opdrachten 305 B Back-ups Op geheugenkaart 239 Batterij Gesprekskosten 24 Voorzorgsmaatregelen 25 Beginvenster van Contacten 107 Bekijken in modus Off line 167 Beltoon Afspelen 113 Koppelen aan een contactkaart 113 Berichten Berichten verwijderen 187 Centrale 180 Geadresseerden selecteren 186 geheugen vrijmaken 187 Inbox 180, 182 Mappen en berichten openen 181 Openen 181 Outbox 180, 183 Sorteren 182 Toepassing 179 Berichtencentrale 180 Bestanden Opslaan 33 Copyright © 2000-2003
317 Notities opstellen 76 Bureaublad, toepassing 75 C CBS Nieuwe onderwerpen opsporen 270 Onderwerpenlijsten maken 269 Onderwerpenlijsten openen 269 Overzicht 268 CBS-dienst, Zie CBS-viewer CBS-viewer 268 cd-rom Software installeren vanaf de cd-rom van de communicator 39 Cell Broadcast Service, Zie CBS-viewer Certificaatbeheer 253 Chr-toets 21 Codes Beveiligingsopties 247 Overzicht Periode voor Autovergrendeling 247 PIN-code 69 Problemen oplossen 290 PUK-code 311 Communicator Informatie 6, 260 Interface 13
318 Verzenden 121 Weergeven 110 Zoeken 111 Control-toets 21 D Dataoproepen blokkeren 249 Datumnotatie 261 Dialoogvensters 15 Digitale certificaten 253 Documenten Maken 216 Objecten invoegen 219 Opmaakprofiel voor tekst 217 Overzicht 220 Pagineren 220 Sjablonen 218 Tekstmarkeringen 220 Verzenden 34 Draadloze dataoverdracht Beperkingen 9 DTMF-tonen Opslaan in een contactkaart 116 Verzenden 51, 88 E Eigenschappen van Bestanden, mappen en stations 237 Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
319 F Fax Berichten opvragen 192 Eisen 179 Instellingen 192 Ontvangen en lezen 182, 191, 192 Opstellen 185, 189 Problemen oplossen 282 Verzenden 183, 185, 189 Faxmodem 270 Activeren 275 Instellingen 273 Problemen oplossen 289 Uitschakelen 275 Frames grootte wijzigen 166 openen als nieuwe pagina 167 G Gegevens Overdragen 41 Geheugen Details 260 Kaart 27 Problemen oplossen 290, 291 Geheugenkaart Back-ups 239 Beveiliging 240 Formatteren 240 Plaatsen 28 Terugzetten vanaf 239 Wachtwoord verwijderen 240 Wachtwo
320 Instellingen E-mail 194 Fax 192 Faxmodem 273 SMS 212 Internationale gesprekken 49 Internet Een verbinding tot stand brengen 160 Instellingen 152 Instellingen dataoproep 155 Instellingen voor terugbellen 156 Internet-toegangspunt 150 PPP-compressie 157 Problemen oplossen 285, 291 Proxy-instellingen 154 Verbindingen instellen 150 Verbindingen maken of wijzigen 152 Verbindingsscripts 158 Vereisten voor toegang 149 J Java 177 K Kantoor, toepassing 215 Klok 243 Signalen 244 Woonplaats wijzigen 244 Copyrigh
321 Ophalen E-mail 201 Faxberichten 192 Oproepen Beantwoorden 52, 82 Beveiligingscode 70 Blokkeren 69, 96 De telefoonlijst gebruiken 80 Doorschakelen 71, 87, 95 Geavanceerde instellingen 100 Gesprekskosten 100 In de wacht 88 Instellingen 65, 89, 99 Meerdere 84 Opnemen 84 Opties tijdens gesprekken 52 PIN2-code 70 PIN-code 70 Privé 87 Problemen oplossen 281, 282 Recente oproepen 81 Registreren 61 Schakelen tussen oproepen 84 Slechte ontvangstkwaliteit 281 Telefonische vergaderingen beheren 86, 87 Vergadering
322 Ik kan niet doorschakelen of blokkeren 282 Ik kan niet verzenden of ontvangen 282 Infrarood 287 Internet tijdens roaming 291 Internet-verbindingen 285 knipperend scherm 278 Leeg scherm 277 Ongeldige SIM-kaart 281 Onvoldoende geheugen 290, 291 Opnieuw opstarten 279 Slechte ontvangstkwaliteit 281 Tijdelijke bestanden verwijderen 279 Verbinding met de pc 288 Profiel Vliegtuig 105 Profielen 55, 89 Nieuw maken 91 R Recorder 261 Rekenmachine Algemene beschrijving 245 S Scherm Indicatoren 15, 48 Instellingen
323 Tekst Tekst zoeken 34 Tekst, toepassing 215 Telefoon Beantwoorden 82 Instellingen 67, 89 lijst 80 Menu Berichten 58 Menu Doorschakelen 71 Menu Infrarood 72 Menu Instellingen 65 Menu Oproepinfo 61 Menu SIM-diensten 72 Menu’s doorbladeren 56 Recente oproepen 81 Toepassing 79 Telefoon, Zie ook Oproepen Telefoonbeveiliging 247 Telefoonnummers Zoeken naar 50, 80 Terugbellen 156 Terugzetten Vanaf geheugenkaart 239 Tijdnotatie 261 Toegangscodes, Zie Beveiliging van de telefoon Toepassing Werkblad Grafiekbladen
324 Voicemailbox Bellen 83 Instellingen 98 Maken 83 Voorkeurstoepassing 19 W WAP Bookmarks 175 Instellingen 176 Navigeren 176 Verbindingen instellen 173 Vereisten voor toegang 149, 172 Verschillen met WWW 172 Webpagina's framegrootte wijzigen 166 Off line bekijken 167 Weergeven Afbeeldingen 262 Werkblad Achtergrondkleur 227 Cellen een naam geven 228 Cellen invoegen 224 Cellen selecteren 223 Cellen wissen 225 Gegevens invoeren 222 Getalnotatie 226 Kolombreedte 225 Copyright © 2000-2003 Nokia.