Issue 3 9357232 Gebruikershandleiding Elektronische handleiding als uitgave bij "Nokia Handleidingen - Voorwaarden en bepalingen, 7 juni 1998" (“Nokia User’s Guides Terms and Conditions, 7th June, 1998”.
Copyright © Nokia Mobile Phones 1997-2001. Alle rechten voorbehouden. Onrechtmatige reproductie, overdracht, distributie of opslag van dit document of een gedeelte ervan in enige vorm zonder voorafgaande geschreven toestemming van Nokia is verboden. Nokia en Nokia Connecting People zijn gedeponeerde handelsmerken van Nokia Corporation. Namen van andere producten en bedrijven kunnen handelsmerken of handelsnamen van de respectievelijke eigenaren zijn.
De beschikbaarheid van bepaalde producten kan per regio verschillen. Neem hiervoor contact op met de dichtstbijzijnde Nokia leverancier. CONFORMITEITSVERKLARING NOKIA MOBILE PHONES Ltd verklaart op eigen verantwoordelijkheid dat het product RAE-3N conform is aan de bepalingen van de volgende Richtlijn van de Raad:1999/5/EG. BELANGRIJKE MEDEDELING BETREFFENDE DE GARANTIE U kunt jarenlang plezier hebben van dit product, mits u voorzichtig omgaat met het zeer kwetsbare en kostbare kleurenscherm.
Inhoudsopgave Inleiding .....................................................................................1 Help.............................................................................................................................3 Informatie over de communicator .....................................................................6 GSM-datacommunicatie.......................................................................................9 Algemene gegevens .......................................
Bellen .........................................................................................................................47 De telefoon beantwoorden ..................................................................................49 Gesprekken beheren...............................................................................................50 Toetsenblokvergrendeling.....................................................................................51 Profielen wijzigen ........................
Een telefoongesprek opnemen ............................................................................79 Bellen tijdens een gesprek....................................................................................80 Telefonische vergaderingen houden ..................................................................81 Een deelnemer uit een telefonische vergadering verwijderen ...................82 Privé met één van de deelnemers van de telefonische vergadering spreken.....................................
Contactgroepen maken.........................................................................................113 Een contactkaart op de SIM-kaart maken.......................................................115 Een contactkaart als visitekaartje verzenden .................................................117 Een visitekaartje ontvangen ................................................................................118 Instellingen ...............................................................................
Berichten ...................................................................................173 Berichtencentrale....................................................................................................174 Fax...............................................................................................................................183 E-mail.........................................................................................................................187 SMS-dienst ..................
Verzorging en onderhoud .........................................................281 Belangrijke veiligheidsinformatie............................................283 Woordenlijst ..............................................................................291 Index...........................................................................................301 ©2001 Nokia Mobile Phones. All rights reserved.
VOOR UW VEILIGHEID Lees deze eenvoudige richtlijnen. Het overtreden van de regels kan gevaarlijk of onwettig zijn. Meer informatie vindt u in deze handleiding. VERKEERSVEILIGHEID HEEFT VOORRANG Gebruik de communicator niet terwijl u een auto bestuurt. Parkeer de auto eerst. INTERFERENTIE Alle draadloze telefoons zijn gevoelig voor interferentie, waardoor de werking van de telefoon kan worden beïnvloed. SCHAKEL DE TELEFOON UIT IN ZIEKENHUIZEN Volg alle regels en aanwijzingen op.
ACCESSOIRES EN BATTERIJEN Gebruik alleen goedgekeurde accessoires en batterijen. Sluit geen ongeschikte producten aan op de telefoon. BELLEN MET DE COMMUNICATOR Sluit de klep en controleer of de telefoon is ingeschakeld. Toets het net- en abonneenummer in en druk op . Als u een gesprek wilt beëindigen, drukt u op . Als u een oproep wilt beantwoorden, drukt u op . ALARMNUMMER KIEZEN Sluit de klep van de communicator. Controleer of de telefoon is ingeschakeld.
1 Inleiding 1. Inleiding Gefeliciteerd met de aanschaf van de Nokia 9210 Communicator. De Nokia 9210 Communicator is een veelzijdig communicatiemiddel: het is een mobiele telefoon, een apparaat waarmee u berichten kunt versturen en een handzame organizer in één. Voorkant Achterkant Hoofdtelefoon Telefoon Microfoon Figuur 1 ©2001 Nokia Mobile Phones. All rights reserved.
Inleiding 2 De Nokia 9210 Communicator bestaat uit twee onderdelen: de telefoon en de communicatorinterface. De telefoon bevindt zich op de klep van het apparaat en de communicatorinterface bevindt zich onder de klep, zoals u kunt zien in figuur 1 en 2. communicatorinterface Figuur 2 Beide onderdelen maken gebruik van dezelfde informatie in het geheugen van de communicator. Het zijn dus niet twee afzonderlijke apparaten.
De telefooninterface is zo ontworpen dat u snel oproepen tot stand kunt brengen en kunt ontvangen. De communicator oogt en werkt op dezelfde manier als andere mobiele telefoons van Nokia, met als uitzondering dat de hoofdtelefoon en de microfoon zich aan de achterkant van het apparaat bevinden. U kunt de telefoon in- en uitschakelen met de knop op de klep.
4 Inleiding Help vanaf de meegeleverde cd-rom op de nieuwe geheugenkaart te installeren. Zie voor meer informatie de sectie Problemen oplossen op pagina 279 en de Gebruikershandleiding voor PC Suite op de cd-rom. Informatie over de handleidingen in het verkooppakket Als u nog nooit eerder een communicator hebt gebruikt, biedt de meegeleverde Beknopte handleiding nuttige informatie.
De Gebruikershandleiding voor PC Suite en de Handleiding voor software op de cdrom bevinden zich beide op de cd-rom in de sectie “Werken met de Nokia 9210 Communicator”. De Handleiding voor extra toepassingen bevat informatie over de extra software die verkrijgbaar is voor de Nokia 9210 Communicator. Deze handleiding is alleen in gedrukte vorm beschikbaar. De Controlelijst voor instellingen helpt u verschillende draadloze diensten in te stellen op de Nokia 9210 Communicator.
Inleiding 6 Informatie over de communicator Netwerkdiensten De draadloze telefoon zoals beschreven in deze handleiding is een dual-band telefoon die automatisch gebruik maakt van het GSM 900- en het GSM 1800netwerk. Sommige functies die in deze handleiding worden beschreven zijn netwerkdiensten. Dit zijn speciale diensten die worden aangeboden door exploitanten van draadloze netwerken.
U kunt alleen SMS-berichten verzenden en ontvangen als deze dienst wordt ondersteund door het netwerk dat u gebruikt en als deze dienst voor uw SIM-kaart is geactiveerd. Daarnaast moet het telefoonnummer van de berichtencentrale zijn opgeslagen in de instellingen van de SMS-toepassing. Als u gebruik wilt maken van het Internet moet de datadienst worden ondersteund door het netwerk dat u gebruikt en moet deze dienst voor uw SIM-kaart zijn geactiveerd.
8 Inleiding • de beveiligingscode, (de vooraf ingestelde standaardvergrendelcode is 12345), en • de PIN-code, die met de SIM-kaart wordt meegeleverd. De toegangscodes die zowel voor de telefooninterface als de communicatorinterface worden gebruikt, kunt u via beide toepassingen wijzigen, mits de code kan worden gewijzigd. Zie ‘Beveiligingsinstellingen’ op pagina 241 voor meer informatie over toegangscodes.
GSM-datacommunicatie De Nokia 9210 Communicator gebruikt de mogelijkheden voor dataoverdracht van het GSM-netwerk voor het verzenden van faxen, SMS-berichten en emailberichten en het maken van een verbinding met externe computers. Vanaf de meeste locaties waar de mobiele telefoon werkt, kunnen draadloze dataverbindingen tot stand worden gebracht. Het wordt echter aanbevolen de communicator te verplaatsen naar een locatie waar het signaal het sterkst is.
Inleiding 10 Elektrostatische ontlading Elektrostatische ontlading van een vinger of een geleider kan resulteren in een onjuiste werking van elektrische apparaten. Het is mogelijk dat het scherm onleesbare informatie weergeeft of dat de software onstabiel wordt. Draadloze verbindingen kunnen onbetrouwbaar worden, gegevens kunnen beschadigd raken en de transmissie kan worden stopgezet.
Lage signaalsterkte Afstand en obstakels kunnen ervoor zorgen dat de sterkte van het radiosignaal van een cellocatie niet sterk of stabiel genoeg is voor het tot stand brengen van een betrouwbare dataverbinding. Voor de best mogelijke communicatie moet u rekening houden met het volgende: • De dataverbinding functioneert het best wanneer de communicator niet wordt verplaatst tijdens de transmissie. Draadloze datacommunicatie is niet aanbevolen wanneer u zich in een bewegend voertuig bevindt.
2. Algemene gegevens In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe de communicator werkt en hoe u de communicator van stroom kunt voorzien. Zie de Beknopte handleiding voor informatie over de ingebruikname en het instellen van de communicator. Het scherm van de communicator Naam en pictogram van de toepassing Menubalk Indicatorgebied Zoekveld Schuifbalk Opdrachtknoppen Opdrachten Figuur 3 U schakelt de communicatorinterface in door de klep te openen.
Algemene gegevens 14 Als u de klep sluit, worden alle gegevens opgeslagen en wordt het scherm uitgeschakeld. Tip: Als een opdracht in een lichtere kleur wordt weergegeven, is de opdracht niet beschikbaar. De opdrachten komen altijd overeen met de opdrachtknoppen, zoals u kunt zien in figuur 3. De toepassingen worden uitgevoerd in het midden van het scherm. In het indicatorgebied wordt informatie over de toepassing en het systeem weergegeven.
Dialoogvensters en tabbladen Dit is een dialoogvenster Dit is een tabblad Nog een tabblad. Druk op de toets Menu als u het tabblad wilt weergeven. Gebruik de navigatietoets om binnen een tabblad te Figuur 5 Afbeelding 5 is een voorbeeld van een dialoogvenster met meerdere tabbladen. Indicatoren Zoals u in de volgende figuur kunt zien, bevat het indicatorgebied het pictogram en de naam van de actieve toepassing.
Algemene gegevens 16 Pictogram van toepassing Naam van toepassing IN-vak/UIT-vak Tijd Signaalsterkte en batterijcapaciteit Oproepstatus - U voert een telefoongesprek en de handenvrije luidspreker en microfoon zijn ingeschakeld. Zie pagina 76. - Een telefoongesprek waarbij de handenvrije modus is uitgeschakeld. De luidspreker en microfoon zijn uitgeschakeld. - Een actieve dataverbinding, zie het hoofdstuk Internet op pagina 145.
- Tijd. U kunt de tijd aanpassen in de toepassing Klok. Zie pagina 235. IN-vak/UIT-vak - In het indicatorgebied van het IN-vak verschijnt een pictogram als u een fax-, SMS- of e-mailbericht hebt ontvangen. - Het UIT-vak bevat berichten die nog niet zijn verzonden. Zie ‘UIT-vak’ op pagina 177. Batterijcapaciteit - De batterij is bijna leeg en moet worden opgeladen. - De batterij wordt opgeladen. De balk blijft bewegen totdat de batterij volledig is opgeladen.
Algemene gegevens 18 - De telefoon is uitgeschakeld. U kunt niet bellen of worden gebeld en u kunt met geen van de communicatietoepassingen (SMS, data, fax of e-mail) berichten ontvangen. Het toetsenbord van de Communicator Figuur 6 Naast de gewone teken- en cijfertoetsen, bevat het toetsenbord een aantal speciale toetsen, zoals wordt weergegeven in figuur 6.
De toepassingen gebruiken Als u de klep opent, wordt op het scherm de toepassing weergegeven die het laatst is gebruikt. U kunt naar een andere toepassing gaan door op de bijbehorende toepassingstoets te drukken. U kunt dit zelfs tijdens een gesprek doen. Het is niet nodig om de actieve toepassing eerst te sluiten. Alle niet-actieve toepassingen worden op de achtergrond uitgevoerd totdat u deze opnieuw activeert.
Algemene gegevens 20 Voorbeeld: Als u binnen de Kantoor-toepassingsgroep Word als voorkeurstoepassing aanwijst, kunt u Word vanuit elke toepassing openen door op Ctrl+Kantoor te drukken. Open de toepassingsgroep (bijvoorbeeld Kantoor) waarin u een voorkeurstoepassing wilt aanwijzen. Druk op de toets Menu en selecteer Tools > Favoriet. Selecteer de toepassing in de lijst. Zie het voorbeeld in de kolom naast deze alinea.
21 Algemene gegevens Control-toets (Ctrl) Als u de Control-toets in combinatie met een andere toets op het toetsenbord indrukt, wordt er een sneltoetsopdracht gegenereerd. Deze sneltoetsen kunnen worden gebruikt bij het schrijven en weergeven van tekst. Zie ‘Sneltoetsen’ op pagina 31. Chr-toets (Character of teken) Als u op de Chr-toets drukt, wordt een tekentabel geopend waarin u speciale tekens kunt selecteren. U kunt de Chr-toets ook gebruiken voor de groengekleurde tekens en opdrachten.
Algemene gegevens 22 Navigatietoetsen Tip: In de toepassing Webbrowser kunt u met behulp van de navigatietoets een muisaanwijzer over het scherm verplaatsen. Zie pagina 166. Met de navigatietoets kunt u de cursor of een geselecteerd frame verplaatsen. Enter-toets Als u op de Enter-toets drukt terwijl de cursor wordt weergegeven, wordt de cursor naar het begin van de volgende tekstregel verplaatst of wordt er een nieuwe regel toegevoegd.
Algemene gegevens 23 de infraroodverbinding de lader Figuur 7 de RS232adapterkabel DLR-2L en de hoofdtelefoon HDC-8L Met de infraroodpoort kunt u verbinding maken met een compatibele pc, printer, digitale camera of een andere communicator. De batterij opladen Opmerking: Zie pagina 25 voor belangrijke veiligheidsinformatie over het gebruik van de batterij. 1 Sluit de connector van de lader aan op de onderkant van de communicator, zoals wordt weergegeven in figuur 8.
Algemene gegevens 24 Figuur 8 2 Sluit de lader aan op een geschikt stopcontact. Tijdens het opladen, gaat de batterij-indicator op het scherm van de telefoon op en neer. 3 Wanneer de batterij volledig is opgeladen, ziet u vier balken. U kunt nu de connector van de lader uit de communicator verwijderen. Opmerking: Tijdens het opladen kunt u gewoon gebruik maken van alle functies.
Informatie over de batterij Gebruik de batterij alleen voor het doel waarvoor deze bestemd is. Gebruik nooit een beschadigde of versleten oplader of batterij. Let op dat u geen kortsluiting veroorzaakt in de batterij. Dit kan bijvoorbeeld gebeuren wanneer u een reservebatterij in een tas of jaszak hebt tezamen met een metalen voorwerp (zoals een munt, paperclip of pen) dat in direct contact komt met de poolklemmen van de batterij (de metalen strips aan de achterzijde).
Algemene gegevens 26 De capaciteit van een nieuwe batterij wordt pas optimaal benut nadat de batterij twee of drie keer volledig is opgeladen en ontladen. Gebruik alleen batterijen die zijn goedgekeurd door de fabrikant van de communicator en laad de batterij alleen op met de laadapparaten die zijn goedgekeurd door de fabrikant. Met goedgekeurde laders en accessoires kunt u de batterij steeds opnieuw opladen. De batterij hoeft niet volledig leeg te zijn voordat u deze weer kunt opladen.
Sluit altijd de klep van het apparaat voordat u de batterij verwijdert. Als u de klep sluit, worden alle gegevens opgeslagen. Opmerking: De batterij past niet als de SIM-kaart niet goed is geplaatst. Probeer niet om de batterij toch op zijn plaats te duwen! Controleer of u de SIM-kaart net zo hebt geplaatst als wordt beschreven in de Beknopte handleiding. Als de SIM-kaart niet goed is geplaatst, trekt u deze uit de sleuf en plaatst u deze weer terug.
Algemene gegevens 28 De geheugenkaart plaatsen 1 Sluit de klep van het apparaat en controleer of de telefoon is uitgeschakeld. Als de telefoon nog aan is, drukt u op . 2 Open het klepje aan de achterzijde van de communicator met minimaal twee vingers, met een vinger aan iedere zijde van het klepje. 3 Schuif de geheugenkaart onder de geheugenkaarthouder, zoals wordt weergegeven in figuur 9. Zorg ervoor dat de goudkleurige contactpunten van de kaart zich aan de onderkant bevinden.
Algemene functies Een aantal items tegelijk selecteren Als meervoudige selectie beschikbaar is, kunt u een aantal items tegelijk selecteren. De opdrachten die u daarna gebruikt, zijn van invloed op alle geselecteerde items. Meervoudige selectie is mogelijk in de meeste lijsten. Als u items één voor één wilt selecteren, gaat u naar het item en houdt u Ctrl + spatiebalk ingedrukt.
Algemene gegevens 30 2 Druk op de toets Menu om de pagina met het gewenste teken te selecteren. 3 Selecteer het speciale teken of de speciale tekens en druk vervolgens op Invoegen. Speciale tekens invoegen met het toetsenbord Druk op de Chr-toets en houd deze ingedrukt. Druk tegelijk op een toets waarop als het derde teken een speciaal teken is afgedrukt. U kunt ook speciale tekens invoegen met bepaalde niet-gemarkeerde toetsen (zoals “a” en “e”).
Sneltoetsen U kunt een aantal sneltoetsen gebruiken in de documenttoepassingen. De sneltoetsen zijn afhankelijk van de actieve toepassing. In de volgende tabel wordt een aantal van de beschikbare sneltoetsen weergegeven: Tip: Er zijn meer sneltoetsen beschikbaar in de menu’s op het scherm van de communicatorinterface.
Algemene gegevens 32 Sneltoets Functie Ctrl + s Ctrl + Shift + s Opslaan Opslaan als Chr + pijl links/rechts (op de navigatietoets) De cursor verplaatsen naar het begin of einde van de regel Chr + pijl omhoog/omlaag (op de navigatietoets) Naar de vorige of volgende pagina gaan Chr + Ctrl + pijl omhoog/omlaag (op de navigatietoets) Naar het begin of einde van het document gaan Shift + Ctrl + pijl links/rechts (op de navigatietoets) Het vorige of volgende woord selecteren Shift + pijl rechts/link
Algemene gegevens 33 Figuur 10 De volgende opdrachten worden beschikbaar in het dialoogvenster: OK: hiermee bevestigt u de naam van het document. Bladeren: hiermee wordt een dialoogvenster geopend waarin u kunt bladeren naar de locatie waar u het bestand wilt opslaan. Formaat wijzigen: hiermee geeft u een lijst met formaten weer. U kunt opgeven in welk formaat u het document wilt opslaan. Annuleren: hiermee wordt het dialoogvenster gesloten zonder iets op te slaan.
Algemene gegevens 34 Als e-mail: u kunt het document als e-mailbericht verzenden. Als SMS-bericht: u kunt het document als SMS-bericht verzenden. Via infrarood: u kunt het document via infrarood verzenden. Opmerking: Als u een document opent, wordt het document in de juiste editor of viewer geopend. De beschikbare opdrachten variëren, afhankelijk van de editor/viewer. Tekst zoeken In alle toepassingen waarin deze functie beschikbaar is in de menulijst kunt u zoeken naar tekenreeksen.
Spelling controleren Opmerking: U kunt alleen de spelling van Engelse tekst en woorden controleren. Tip: Alles vervangen is alleen beschikbaar als u Ja hebt geselecteerd in het dialoogvenster Alles vervangen. U kunt de spelling van woorden en tekst controleren in de toepassingen waarin Spellingcontrole… beschikbaar is in de menulijst. Als u deze functie wilt gebruiken, moet u de spellingcontrole eerst installeren vanaf de cd-rom die met de communicator wordt meegeleverd.
Algemene gegevens 36 Afdrukken U kunt diverse items zoals documenten, afbeeldingen, faxberichten, e-mailberichten en SMS-berichten afdrukken. Opmerking: Zie de startpagina van Forum Nokia op het World Wide Web op www.forum.nokia.com voor meer informatie over ondersteunde printers. Raadpleeg de gebruikershandleiding van de printer voor uitgebreide veiligheidsinstructies voor de printer. 1 Druk op de toets Menu en selecteer Bestand > Afdrukken > Afdrukken….
Logboek Het logboek bevat informatie over de communicatiehistorie van de communicator. In het algemene logboek worden alle of bepaalde typen communicatiegebeurtenissen in chronologische volgorde weergegeven. Opmerking: De externe postbus, WAP- en Internet-verbindingen worden vastgelegd als dataoproepen.
Algemene gegevens 38 Een specifieke communicatiegebeurtenis gebruiken Tip: Een communicatietype kan een van de volgende afleveringsstatussen hebben: onderweg, afgeleverd, mislukt, verzonden, niet verzonden en gepland. 1 Kies een logboekgebeurtenis en druk op Gebruiken. De opdrachtknoppen worden aangepast. 2 U kunt nu de volgende handelingen uitvoeren: een fax- of SMS-bericht verzenden naar het contact, het contact bellen of het contact toevoegen aan uw contactenbestand.
Software installeren vanaf de cd-rom De toepassingen en bestanden op de cd-rom van de communicator kunnen direct op de communicator worden geïnstalleerd of naar de communicator worden verplaatst. Ga als volgt verder met de installatie: 1 Controleer of PC Suite op de computer is geïnstalleerd. U vindt dit programma op de meegeleverde cd-rom. 2 Plaats de cd-rom in het cd-rom-station van de computer. 3 Of: sluit de communicator aan op de computer met behulp van de meegeleverde adapterkabel.
Algemene gegevens 40 De infraroodverbinding activeren Tip: U kunt infrarood activeren door op de toets Menu te drukken en Tools > Ontvangen via infrarood te selecteren. 1 Zorg dat de infraroodpoort van de communicator en de infraroodpoort van het andere apparaat op elkaar gericht zijn. 2 Druk op Chr + (de toets met het infraroodsymbool) om de infraroodverbinding te activeren. Op een Nederlands toetsenbord bevindt deze toets zich aan de rechterkant, naast de Enter-toets.
Geselecteerde gegevens overdragen 1 Druk in het beginvenster op Opties. Er verschijnt een dialoogvenster met vier tabbladen. 2 Druk op iedere pagina op Wijzigen om de gegevenscategorieën die u wilt overdragen naar de Nokia 9210 Communicator te selecteren. U kunt natuurlijk ook selecties opheffen. Als u alle items op een pagina wilt selecteren of de selectie hiervan wilt opheffen, drukt u op Alles selecteren of Selecties opheffen. Als u gereed bent, drukt u op Gereed.
Algemene gegevens 42 DataMover verwijderen Als u geen gegevens meer hoeft over te dragen vanuit de Nokia 9110 /9110i Communicator, kunt u DataMover verwijderen om geheugenruimte te besparen. Zie ‘Software verwijderen’ op pagina 249 voor meer informatie. Compatibele Nokia-telefoons, personal organisers en pc’s Tip: Voor de overdracht van gegevens uit andere personal organisers moet u eerst de gegevens van het apparaat en de pctoepassing synchroniseren.
3. Telefooninterface Voorkant Achterkant Hoofdtelefoon Telefoon Figuur 13 Microfoon Met de voorkant van de telefoon kunt u oproepen tot stand brengen, ontvangen en beheren, SMS-berichten ontvangen, zoeken naar telefoonnummers, profielen wijzigen en een groot aantal instellingen definiëren. Voor meer gecompliceerde taken zoals het verzenden van lange DTMF-reeksen of het aanpassen van telefooninstellingen gebruikt u de toepassing Telefoon. Zie het hoofdstuk Telefoon dat begint op pagina 75.
44 Telefooninterface Selectietoetsen Druk slechts één toets tegelijk in wanneer u de telefoon gebruikt. Het toetsenblok van de telefoon werkt niet als de cover van de communicator is geopend. Hiermee schakelt u de telefoon in en uit. Hiermee schakelt u tussen profielen. Zie ‘Profielinstellingen’ op pagina 85. Hiermee bladert u door menu's, submenu's en instellingen. Als u niet aan het bellen bent, kunt u met de bladertoetsen bladeren door de telefoonlijst.
45 Telefooninterface te worden vermeden als de telefoon is ingeschakeld. Het aanraken van de antenne is van invloed op de gesprekskwaliteit en de telefoon kan het stroomverbruik verhogen. BELANGRIJK! Schakel de telefoon niet in wanneer het gebruik van draadloze telefoons is verboden of wanneer het gebruik ervan interferentie of gevaar kan veroorzaken. De selectietoetsen gebruiken Figuur 14 Selectietoetsen zijn de toetsen recht onder de rechter- en linkerhoek van het coverscherm.
Telefooninterface 46 Schermindicatoren De schermindicatoren geven aan welke handeling wordt uitgevoerd met de telefoon. U kunt de volgende indicatoren op het scherm zien als de telefoon klaar is voor gebruik, maar er nog geen tekens zijn ingevoerd. NETWERKNAAM of LOGO- Het draadloze netwerk dat u momenteel gebruikt. en de balk - Geeft de signaalsterkte aan op de locatie waar u zich bevindt. Hoe meer blokjes er van de balk worden weergegeven, hoe sterker het signaal is. en balk - Batterijcapaciteit.
Bellen U kunt alleen bellen en gebeld worden, als • de telefoon is ingeschakeld; • de communicator een geldige SIM-kaart bevat en • u zich binnen het dekkingsgebied van het draadloze netwerk bevindt. 1 Voer het netnummer en het telefoonnummer in van de persoon die u wilt bellen. Als u een fout maakt, kunt u de cijfers een voor een wissen door op Wissen te drukken. Als u het scherm helemaal leeg wilt maken, houdt u Wissen ingedrukt. 2 Druk op om het telefoonnummer te kiezen.
Telefooninterface 48 Tip: Als u wilt kiezen welk geheugen moet worden gebruikt, drukt u op Namen en bladert u naar Opties en drukt u tweemaal op Kiezen. Blader naar Telefoon, SIM-kaart of een contactendatabase die u hebt gemaakt en druk op Kiezen. 1 2 3 4 Druk op Namen. Blader naar Zoeken en druk op Kiezen. Toets de eerste letter(s) in van de naam van de persoon die u wilt bellen. Druk op Zoeken. De naam die het meest overeenkomt met de ingetoetste tekens wordt weergegeven.
49 Telefooninterface Servicenummers bellen Het is mogelijk dat uw netwerkexploitant servicenummers heeft geprogrammeerd op uw SIM-kaart. Zie ‘Een nummer uit de telefoonlijst bellen’ op pagina 76 voor meer informatie. 1 Druk op Namen. 2 Blader naar Dienstnrs. en druk op Kiezen. 3 Blader naar het servicenummer en druk op om het nummer te bellen. DTMF-tonen verzenden Als u lange DTMF-reeksen wilt verzenden, kunt u dit beter via de communicatorinterface doen.
Telefooninterface 50 Tip: U kunt zelfs oproepen beantwoorden terwijl u met zoek- of menufuncties bezig bent. Tip: Als u een oproep niet beantwoordt terwijl Doorschakelen indien in gesprek actief is, zodat gesprekken worden doorgeschakeld naar bijvoorbeeld uw mailbox, wordt de niet beantwoorde oproep eveneens doorgeschakeld. Zie ‘Spraakoproepen doorschakelen’ op pagina 92. 1 Als u de oproep wilt beantwoorden, drukt u op . Als u de oproep niet wilt beantwoorden, drukt u op .
Menu - Hiermee activeert u het Menu. Microfoon uit/Microfoon aan - Hiermee schakelt u de microfoon van de communicator in of uit. Als de communicator is aangesloten op een carkit voor handenvrij bellen, wordt de microfoon van de carkit ook uitgeschakeld als u op Microfoon uit drukt. Wisselen - Hiermee kunt u wisselen tussen twee gesprekken, een actief gesprek en een gesprek dat in de wacht is gezet.
Telefooninterface 52 Het toetsenblok wordt automatisch ontgrendeld als u de communicator aansluit op een carkit. Als u de communicator uit de carkit verwijdert zonder de communicator uit te schakelen, wordt het toetsenblok automatisch weer vergrendeld. Het toetsenblok vergrendelen Druk op Menu en vervolgens binnen drie seconden op de toets . Opmerking: Als het toetsenblok is vergrendeld, ziet u het pictogram de opdracht Vrijgev. op het scherm. en De toetsenblokvergrendeling opheffen Druk op Vrijgev.
Tip: U kunt ook de bladertoets en OK gebruiken om een profiel te kiezen. Help-informatie weergeven Voor de meeste menufuncties is Help-informatie beschikbaar. Deze informatie bestaat uit een korte beschrijving van de weergegeven functie. 1 Blader naar de menufunctie waarvoor u Help-informatie wilt weergeven. 2 Wacht enkele seconden. De eerste pagina met Help-informatie verschijnt. De tekstpagina’s worden automatisch één voor één weergegeven.
Telefooninterface 54 Als het menu wilt verlaten en naar de stand-bymodus wilt teruggaan zonder instellingen te wijzigen, drukt u op . Menusneltoetsen gebruiken Alle menu’s, submenu’s en instellingen zijn genummerd. Deze nummers worden rechtsboven in het scherm weergegeven. Voorbeeld: U kunt een willekeurige toets toewijzen aan de functie Automatisch opnemen door te drukken op Menu 3 > 1 > 1 > 1. 1 Druk op Menu. 2 Toets het indexnummer in van het menu in dat u wilt openen.
MENU 4 DOORSCHAKELEN MENU 5 INFRAROOD MENU 6 SIM-DIENSTEN 1 Alle spraakoproepen doorschakelen, 2 Doorschakelen indien in gesprek, 3 Doorschakelen indien niet opgenomen, 4 Doorschakelen indien niet beschikbaar, 5 Doorschakelen indien buiten bereik, 6 Alle faxoproepen doorschakelen, 7 Alle dataoproepen doorschakelen, 8 Alle doorschakelingen annuleren Alleen beschikbaar indien ondersteund door uw SIM-kaart.
Telefooninterface 56 Tip: Tijdens het bekijken van een bericht kunt u het telefoonnummer in het bericht bellen door op te drukken. 1 Druk tweemaal op Lezen om het bericht te bekijken, of druk op Afsl. om het later te bekijken. Als u een bericht later wilt bekijken, drukt u op Menu > 1 > 2, bladert u naar het gewenste bericht en drukt u op Lezen. Het bericht wordt weergegeven. 2 Als u tijdens het lezen van het bericht de lijst met opties wilt weergeven, drukt u op Opties.
57 Telefooninterface Verzonden (1-4) Met deze menuoptie kunt u de SMS-berichten die u hebt verzonden, weergeven en wijzigen. CBS (1-5) Met deze netwerkdienst kunt u SMS-berichten ontvangen over onderwerpen die u tevoren hebt gedefinieerd op de communicatorinterface. Zie ‘CBS-viewer’ op pagina 259. Neem voor de beschikbare onderwerpen en bijbehorende onderwerpnummers contact op met uw netwerkexploitant. Aan - Hiermee schakelt u de ontvangst van informatieberichten in.
Telefooninterface 58 Spraakberichten (1-7) Spraakberichten afluisteren (1-7-1) Tip: U kunt uw voicemailbox snel bellen door gedurende langere tijd in te drukken. Als u dit submenu opent, wordt er automatisch naar uw voicemailbox gebeld. Hierbij wordt het nummer gebruikt dat u hebt opgeslagen in menu 1-7-2. Zodra de verbinding tot stand is gebracht, kunt u (indien nodig) de toegangscode voor uw mailbox of antwoordapparaat intoetsen.
Oproepinfo (Menu 2) Gemiste oproepen (2-1) Hiermee geeft u een overzicht weer van gemiste oproepen. Opmerking: De communicator registreert gemiste oproepen alleen als de telefoon is ingeschakeld en u zich binnen het dekkingsgebied van het netwerk bevindt. Ontvangen oproepen (2-2) Tip: Ontvangen oproepen en Gemiste oproepen zijn netwerkdiensten die alleen werken in netwerken waarin nummerherkenning wordt ondersteund. Hiermee geeft u een overzicht weer van ontvangen oproepen.
Telefooninterface 60 Gespreksduur laatste oproep (2-5-1) Hiermee geeft u de gespreksduur weer van de laatste inkomende of uitgaande oproep in uren, minuten en seconden, bijvoorbeeld 00:02:15. Totale gespreksduur (2-5-2) Hiermee geeft u de totale duur weer van alle inkomende en uitgaande oproepen die u met de communicator hebt gevoerd (ongeacht de SIM-kaart).
Gesprekskosten (2-6) Met deze netwerkdienst kunt u verschillende gesprekskosten controleren. De kosten worden getoond in de kosteneenheden of valutaeenheden die u hebt opgegeven in Menu 2-6-3-2. De gesprekskosten worden voor elke SIM-kaart afzonderlijk weergegeven. Voor deze instellingen hebt u de PIN2-code, de PINcode of helemaal geen code nodig, afhankelijk van uw netwerkexploitant. Vraag uw netwerkexploitant om meer informatie.
Telefooninterface 62 Op het scherm ziet u de optie die op het moment niet is geselecteerd. U selecteert de optie op het scherm door op Kiezen te drukken. Als u Kosten tonen hebt geselecteerd, voert u de prijs per eenheid in. Met of voegt u een decimale komma in. Voer vervolgens de naam van valuta in.
Instellingen (Menu 3) Oproepinstellingen (3-1) Opnemen via elke toets (3-1-1) Als deze optie is geselecteerd, kunt u een inkomende oproep beantwoorden door op een willekeurige toets op het toetsenblok te drukken, met uitzondering van , , , de selectietoets Stil of de lege selectietoets. Automatisch herhalen (3-1-2) Als deze functie is geselecteerd en u belt een nummer dat in gesprek is of niet wordt opgenomen, wordt het nummer automatisch net zolang gebeld tot verbinding tot stand is gebracht.
Telefooninterface 64 Kies Activeren om de wachtfunctie in te schakelen, Annuleren om de wachtfunctie uit te schakelen of Status control. om te zien of de wachtfunctie actief is en voor welke soorten oproepen. Eigen nummer zenden (3-1-5) Gebruik deze netwerkdienst om uw telefoonnummer bekend te maken aan of verborgen te houden voor de persoon waarnaar u belt. Met Netwerkinstel. herstelt u de standaardwaarden van de telefoon, Aan of Uit, die u met uw netwerkexploitant bent overeengekomen.
Celinformatie (3-2-2) Als deze functie is geselecteerd, kunt u zien wanneer de telefoon wordt gebruikt in een netwerkcel die gebruik maakt van Micro-Cellular Network-technologie. Ook als de SIM-kaart wordt veranderd of de telefoon wordt uitgeschakeld, blijft deze instelling actief. Welkomsttekst (3-2-3) U kunt een bericht van maximaal 44 tekens lang opstellen dat op het scherm verschijnt zodra u de telefoon inschakelt.
66 Telefooninterface Beveiligingsinstellingen (3-3) De beveiligingsvoorzieningen zorgen ervoor dat uw telefoon niet door onbevoegden gebruikt kan worden en dat belangrijke instellingen niet gewijzigd kunnen worden. In de meeste gevallen moet u voor het activeren of wijzigen van de beveiligingsopties eerst de juiste toegangscode opgeven. Zie ‘Beveiligingsinstellingen’ op pagina 241.
Besloten gebruikersgroep (3-3-3) Met deze netwerkdienst kunt u instellen dat de communicator alle oproepen van en naar een geselecteerde groep gebruikers accepteert. Neem voor meer informatie over het maken van een gebruikersgroep en het activeren van deze dienst contact op met uw netwerkexploitant. Met Standaard stelt u de telefoon in voor het gebruik van een gebruikersgroep waarvoor de SIM-kaarteigenaar een overeenkomst heeft gesloten met de netwerkexploitant.
Systeemvergrendeling (3-3-6) Tip: U kunt ook drukken op Menu en # om uw beveiligingscode in te voeren. In dit submenu kunt u de communicator vergrendelen. Druk op Kiezen en voer uw beveiligingscode in. De communicator wordt onmiddellijk vergrendeld. Wanneer de communicator vergrendeld is, kunt u vooraf ingestelde alarmnummers bellen met behulp van de telefoon. Daarnaast kunt u binnenkomende gesprekken beantwoorden en alarmnummers bellen met behulp van de toepassing Telefoon.
Doorschakelen (Menu 4) Met deze netwerkdienst kunt u inkomende spraakoproepen naar een ander telefoonnummer doorschakelen als u niet gestoord wilt worden, als de telefoon is uitgeschakeld of als u zich buiten het dekkingsgebied van het netwerk bevindt. Zie ‘Spraakoproepen doorschakelen’ op pagina 92 voor meer informatie.
Telefooninterface 70 SIM-diensten (Menu 6) Naast de functies van uw telefoon, bevat uw SIM-kaart mogelijk een aantal aanvullende diensten die u kunt gebruiken in Menu 6. Menu 6 is alleen beschikbaar als dit menu door uw SIM-kaart wordt ondersteund. De naam en de inhoud van het menu is geheel afhankelijk van de beschikbare diensten.
4. Bureaublad Bureaublad is een toepassing voor het maken en beheren van koppelingen naar uw favoriete documenten, toepassingen of software van derden. Beginvenster Als u de toepassing Bureaublad voor het eerst gebruikt, bevat het beginvenster standaard de volgende koppelingen: een snelkoppeling naar de toepassing Internet, een snelkoppeling naar een document met de naam “Read me first” een een koppeling naar de officiële Nokia-website. Het is niet mogelijk om meerdere koppelingen tegelijk te selecteren.
Bureaublad 72 Een koppeling toevoegen Tip: Als u het pictogram, de label en de parameters van een koppeling wilt bekijken en wijzigen, drukt u op de toets Menu en kiest u Bestand > Eigenschappen…. 1 Selecteer het programma, de programmagroep of een ander item waarvoor een u snelkoppeling aan Bureaublad wilt toevoegen. 2 Druk op de toets Menu en kies vervolgens Bestand > Toevoegen aan Bureaublad. Notities opstellen Voorbeeld: Notities zijn handig als u korte lijsten wilt maken.
De achtergrondafbeelding wijzigen U kunt de achtergrondafbeelding van het beginvenster van Bureaublad aanpassen. 1 Druk op de toets Menu en kies Tools > Instellingen…. Er verschijnt een dialoogvenster. 2 Definieer de volgende gegevens: Achtergrondafbeelding: U kunt kiezen uit Ja en Nee. Afbeeldingsbestand: Druk op Wijzigen om een afbeelding op te geven. Als u de afbeelding wilt bekijken, drukt u op Voorbeeld. 3 Druk Gereed.
75 Telefoon 5. Telefoon U kunt de toepassing Telefoon gebruiken om te bellen en gebeld te worden, om handenvrij te bellen of om telefonische vergaderingen te voeren. U kunt gesprekken opnemen en doorverbinden, voicemailboxes beluisteren en instellingen en profielen beheren. U start de toepassing Telefoon door op de toepassingstoets Tel op het toetsenbord te drukken. Tip: Ook tijdens een telefoongesprek is het mogelijk naar andere toepassingen over te schakelen.
Telefoon 76 Handmatig bellen Tip: Als u de handenvrije modus wilt uitschakelen, drukt u op de toets Menu en kiest u eerst Instellingen > Bellen…. Vervolgens kiest u Geluid als de klep open is en drukt u op Wijzigen om de handenvrije modus op Uit te zetten. Tip: U kunt in- en uitzoomen om de tekst leesbaarder te maken of meer items op het scherm weer te geven. Druk op de toets Menu en selecteer Beeld > Inzoomen of Uitzoomen.
Telefoon 77 Figuur 17 Een nummer bellen uit de lijst met recente oproepen 1 Druk in het beginvenster op Recente oproepen. Het dialoogvenster Gekozen nummers wordt geopend. Als er nieuwe oproepen zijn die u hebt gemist, wordt het dialoogvenster Gemiste oproepen geopend. 2 Als u oproepen uit een van de andere lijsten wilt weergegeven, selecteert u een opdrachtknop aan de rechterzijde van het scherm. Als u bijvoorbeeld een lijst met ontvangen oproepen wilt weergeven, drukt u op Ontvangen oproepen.
78 Telefoon De telefoon beantwoorden Figuur 18 Tip: De naam van de beller wordt weergegeven in het bericht als het telefoonnummer is meegezonden met de oproep en als het nummer van de beller wordt weergegeven in het contactenbestand. Tip: Gebruik de navigatietoetsen als u het volume van de luidspreker wilt aanpassen. Als u op > drukt, gaat het volume omhoog en als u op < drukt, gaat het volume omlaag.
79 Telefoon Een voicemailbox bellen en programmeren Een voicemailbox werkt hetzelfde als een antwoordapparaat. U kunt de voicemailbox gebruiken om inkomende berichten van gemiste oproepen op te slaan. Veel netwerkexploitanten bieden bij de SIM-kaart een voicemailboxservice. Als uw SIM-voicemailbox geen nummer heeft, kunt u het nummer zelf invoeren. U moet echter nog wel contact opnemen met uw netwerkexploitant voor een telefoonnummer dat kan worden gebruikt voor deze voicemailbox.
Telefoon 80 Opmerking: Houdt u zich aan alle wetgeving met betrekking tot het opnemen van gesprekken. Bellen tijdens een gesprek U kunt in gesprek zijn, en tegelijkertijd een oproep in de wacht hebben staan. U kunt schakelen tussen de twee oproepen. Deze situatie is van toepassing ongeacht of u zelf belt of wordt gebeld. Op het scherm kunnen maximaal drie oproepen worden weergegeven, terwijl er slechts twee oproepen actief kunnen zijn. Zie figuur 19.
'H]H RSURHS PHW GH GRQNHUH OLMQ 3LFWRJUDP 2SURHSVWDWXV URQG KHW IUDPH ZRUGW JHVHOHFWHHUG Figuur 19 4 Als u een oproep wilt beëindigen, selecteert u de desbetreffende oproep met de navigatietoetsen en drukt u op Oproep beëindigen. Telefonische vergaderingen houden De telefonische vergadering is een netwerkservice. Neem contact op met uw netwerkexploitant om na te gaan of deze service beschikbaar is. In een telefonische vergadering kunnen u en maximaal vijf andere personen elkaar tegelijk horen.
82 Telefoon 4 Als u beide personen aan een telefonische vergadering wilt laten deelnemen, drukt u op Conferentievergadering. Op het scherm wordt één telefonische vergadering weergegeven. Druk op Telefonische vergadering om de twee deelnemers van de telefonische vergadering weer te geven. 5 Als u een andere persoon wilt toevoegen, drukt u op Nieuwe oproep. De telefonische vergadering wordt in de wacht gezet. Als de persoon opneemt, drukt u op Conferentievergadering.
83 Telefoon Privé met één van de deelnemers van de telefonische vergadering spreken 1 Druk op Telefonische vergadering. 2 Selecteer een deelnemer in de lijst en druk op Eén op één. De oproep wordt nu in tweeën gesplitst: de telefonische vergadering is in de wacht gezet en het één op één-gesprek is actief. 3 Als u het privé-gesprek hebt beëindigd, kunt u teruggaan naar de telefonische vergadering door op Conferentievergadering te drukken.
Telefoon 84 Een oproep in de wacht beantwoorden U moet zich eerst aanmelden bij een netwerkservice die de wachtfunctie aanbiedt, voordat er oproepen in de wacht kunnen worden geplaatst en u deze kunt beantwoorden. De wachtfunctie kunt u selecteren bij Netwerkservices, zie pagina 94. 1 Als u tijdens het bellen een nieuwe oproep ontvangt, hoort u een geluid en wordt er een bericht weergegeven dat u attent maakt op een nieuwe inkomende oproep. 2 Druk op Opnemen. De actieve oproep wordt in de wacht gezet.
U kunt ook als volgt te werk gaan. 1 Druk op DTMF verzenden. De DTMF-reeksen die u hebt opgeslagen in de contactkaart van de persoon waarmee u spreekt, worden weergegeven. Zie pagina 112 voor informatie over het opslaan van DTMF-reeksen. 2 Selecteer een DTMF-reeks. U kunt de reeks bewerken. Als er geen opgeslagen reeksen zijn, kunt u een nieuwe DTMF-reeks invoeren in het invoerveld. 3 Druk op Toon verzenden.
Telefoon 86 Als u het actieve profiel wilt wijzigen, drukt u op de toets Menu. Gebruik de navigatietoetsen om het pictogram Profielen, rechts van de menubalk, en een nieuw profiel in de menulijst te selecteren. Figuur 21 3LFWRJUDP 3URILHOHQ Als u een profiel wilt selecteren en wijzigen, drukt u op de toets Menu en selecteert u Instellingen > Profielen…. De volgende profielen zijn meegeleverd met de communicator: Normaal: het standaardprofiel van de communicator.
Een nieuw profiel maken 1 Als u een profiel wilt maken, drukt u op de toets Menu en selecteert u Instellingen > Profielen…. Vervolgens drukt u op Nieuw. De huidige waarden van het profiel Algemeen worden naar het nieuwe profiel gekopieerd. U kunt de waarden desgewenst wijzigen. 2 Als u de instellingen van een van de profielen wilt wijzigen, selecteert u een profielnaam en drukt u op Bewerken. Er wordt een dialoogvenster met vier tabbladen geopend, zoals wordt weergegeven in figuur 22.
Telefoon 88 Oproepsignaal: Kies het oproepsignaal voor de beltoon. U kunt kiezen uit: Standaard/Oplopend/1 keer bellen. Beltoon: Hiermee definieert u het geluid voor de inkomende oproep. Druk op Wijzigen. Nu kunt u een keuze maken uit de geluidsbestanden die met de communicator zijn meegeleverd. U kunt ook zoeken naar eventuele andere geluidsbestanden. Zie pagina 252 voor het opnemen van tonen.
Tabblad Overige Beltoon voor: Hiermee kunt u kiezen bij welke inkomende oproepen u een beltoon hoort. U kunt kiezen uit: Alle oproepen/Alleen VIP-groep/Geen. Als u Alleen VIP-groep kiest, hoort u alleen een beltoon bij oproepen van personen die als VIP zijn gedefinieerd. Zie het hoofdstuk Contacten, pagina 121. Alle andere oproepen worden op het scherm weergegeven met een bericht, maar zonder beltoon.
Telefoon 90 Snelkeuzenummers Tip: Zie ook ‘Snelkeuzenummers kiezen’ op pagina 48. Met behulp van snelkeuzenummers kunt u snel veelgebruikte nummers bellen. U kunt aan acht telefoonnummers snelkeuzenummers toewijzen. Een voorbeeld wordt weergegeven in figuur 23. 1 Druk op de toets Menu en selecteer Instellingen > Snelkeuzenummers…. 2 Als u een nummer wilt toewijzen aan een snelkeuzelocatie of een bestaand nummer wilt wijzigen, drukt u op Nummer toevoegen of Nummer wijzigen.
91 Telefoon Instellingen van netwerkservices Opmerking: Mogelijk worden netwerkservices niet door alle netwerkexploitanten aangeboden. Als er services worden aangeboden, moet u zich hierop wellicht abonneren. Informatie over de status van deze services wordt opgeslagen op het netwerk.
Telefoon 92 Spraakoproepen doorschakelen Met behulp van het doorschakelen van spraakoproepen kunt u de inkomende spraakoproepen doorschakelen naar een ander telefoonnummer. Het kan worden vergeleken met doorverbinden. 1 Druk op de toets Menu en selecteer Instellingen > Netwerkservices > Doorschakelen…. Het dialoogvenster Spraakoproepen doorschakelen wordt geopend. 2 Kies een van de volgende doorschakelopties: Alle oproepen doorschakelen: alle inkomende oproepen worden doorgeschakeld.
Spraakoproepen beperken Als u spraakoproepen wilt beperken, kunt u de netwerkservice Spraakoproepen blokkeren gebruiken. Als u oproepen wilt blokkeren of de blokkeerinstellingen wilt wijzigen, hebt u een blokkeerwachtwoord nodig. U kunt dit wachtwoord verkrijgen bij de netwerkexploitant. 1 Druk op de toets Menu en selecteer Instellingen > Netwerkservices > Blokkeren…. Het dialoogvenster Spraakoproepen blokkeren wordt geopend.
Telefoon 94 Opmerking: Als Spraakoproepen blokkeren in gebruik is, zijn oproepen naar bepaalde alarmnummers nog wel mogelijk bij een aantal netwerken. Als u alle doorgeschakelde of geblokkeerde oproepen wilt annuleren, drukt u op Alles annuleren of Alles annuleren. Andere netwerkservices 1 Druk op de toets Menu en selecteer Instellingen > Netwerkservices > Andere diensten… 2 Hier vindt u de volgende opties: Netwerk kiezen: hiermee kunt u de manier waarop een netwerk wordt geselecteerd, wijzigen.
Instellingen van voicemailbox Zie pagina 79 voor informatie over voicemailboxes. 1 Druk op de toets Menu en selecteer Instellingen > Voicemailboxes. 2 Als u de instellingen van een voicemailbox wilt wijzigen, selecteert u een mailbox en drukt u op Bewerken. Er wordt een dialoogvenster met twee tabbladen weergegeven. Zie figuur 25. Figuur 25 Tabblad Eigenschappen Definieer de volgende opties: Naam: Voer een beschrijvende naam in voor de mailbox. Aantal: Voer een nummer in voor de mailbox.
Telefoon 96 Tabblad DTMF-tonen DTMF: U kunt DTMF-tonen definiëren voor een voicemailbox die niet is geleverd bij de SIM-kaart. Iedere toon wordt door een teken weergegeven. Druk op Toevoegen als u tekens wilt invoeren en deze wilt opslaan met een label, bijvoorbeeld DTMF2. U kunt ook Geen DTMF-tonen selecteren. Als u een voicemailbox bewerkt die bij uw SIM-kaart is geleverd, wordt dit tabblad lichter gekleurd weergegeven. Oproepinstellingen 1 Druk op de toets Menu en selecteer Instellingen > Bellen….
Tabblad Gesprekskosten Als uw netwerk de dienst Gesprekskosten ondersteunt, kunt u met dit tabblad de instellingen voor de gesprekskosten wijzigen en kostentellers weergeven. U wordt gevraagd de PIN2-code op te geven. Als dit tabblad lichter gekleurd wordt weergegeven, wordt deze netwerkservice niet door de SIM-kaart ondersteund. Tip: Als u het serienummer van de telefoon wilt weergeven, drukt u op de toets Menu en selecteert u Tools > Serienummer (IMEI).
Telefoon 98 Kostenlimiet: U beschikt over twee opties: Geen limiet of een waarde die u kunt definiëren in het veld. U kunt de limiet definiëren in eenheden of in een valuta. Als u een gesprek voert en de kostenlimiet wordt bereikt, wordt de oproep beëindigd. U kunt niet meer bellen. Voor- en nadat de gesprekslimiet is bereikt, wordt er een bericht weergegeven op het scherm.
Tabblad Vaste nummers Vaste nummers is een netwerkservice waarmee u het bellen kunt beperken tot een beperkt aantal vaste nummers die zijn opgeslagen op de SIM-kaart. De service wordt aangeboden door een aantal netwerkexploitanten. Als de service Vaste nummers actief is, worden in de SIM-telefoonlijst alleen nummers weergegeven uit de lijst met vaste nummers. U hebt nog wel toegang tot de telefoonlijst van de communicator, maar u kunt deze nummers niet kiezen.
Telefoon 100 Opmerking: Als de functie Vaste nummers is ingeschakeld, kunnen in sommige netwerken mogelijk nog wel bepaalde alarmnummers worden gekozen (bijvoorbeeld 112 of een ander officieel alarmnummer). Tabblad Lijn kiezen Als u zich aanmeldt bij de netwerkservice Andere lijn, beschikt u over twee lijnen (telefoonnummers) voor de communicator. Mogelijk gelden voor de afzonderlijke lijnen aparte instellingen voor een aantal telefoonfuncties.
Profiel Vliegtuig Het profiel Vliegtuig zorgt ervoor dat u de telefoon niet per ongeluk kunt aanzetten als u zich in een vliegtuig bevindt. U kunt het profiel Vliegtuig als volgt selecteren: 1 Druk in het beginvenster van de toepassing Telefoon op de toets Menu, ga naar het pictogram Profielen en selecteer vervolgens Vliegtuig. 2 Druk op Kiezen. Ook als het profiel Vliegtuig actief is, kunt u nog wel taken uitvoeren waarvoor geen communicatie met het draadloze netwerk nodig is.
102 Telefoon gebruiken. Op deze manier wordt het gebruik van de telefoon voorkomen. Denk eraan dat alle communicatietoepassingen gebruik maken van de telefoon. ©2001 Nokia Mobile Phones. All rights reserved.
6. Contacten Met de toepassing Contacten kunt u contactgegevens (zoals telefoonnummers en adressen) maken, wijzigen en beheren. U start de toepassing Contacten door op de toepassingstoets Contacts op het toetsenbord te drukken. De belangrijkste contactendatabase bevindt zich in het geheugen van de communicator. U kunt contacten ook opslaan op de SIM-kaart en in databases op een aangesloten geheugenkaart.
Contacten 104 Figuur 30 Tip: U kunt schakelen tussen de twee frames met de navigatietoets of de Tabtoets. In het linkerframe ziet u een lijst met contacten die voorkomen in de contactendatabase die op dit moment is geopend. Boven aan de lijst staan uw eigen kaart en andere beschikbare contactendatabases. Onder de lijst bevindt zich een invoervak voor het zoeken naar items. In het rechterframe wordt de geselecteerde contactkaart weergegeven.
Een contactkaart maken 1 Activeer het linkerframe van het beginvenster van het Contactenbestand en druk op Nieuwe kaart. Er wordt een nieuwe kaart gemaakt op basis van de standaardsjabloon. 2 Als u een ander sjabloon wilt gebruiken voor een nieuwe contactkaart, drukt u op de toets Menu en kiest u Bestand > Nieuwe kaart. Vervolgens kunt u een sjabloon kiezen in een lijst met sjablonen. 3 Als de contactkaart wordt weergegeven, voert u de gegevens in de diverse velden in.
Contacten 106 Figuur 31 Een contactkaart weergeven Tip: Als u een aantal contacten wilt kopiëren of verplaatsen, drukt u op de toets Menu en selecteert u de gewenste opdrachten in het menu Bestand. 1 Ga in het beginvenster van het contactenbestand naar het linkerframe en selecteer een contactkaart. 2 Druk op Openen om de kaart in een volledig scherm weer te geven.
107 Contacten Een contactkaart zoeken 1 Toets in het invoerveld onder de lijst met contacten de eerste tekens in van de naam van het contact. Als u bijvoorbeeld Manfred wilt zoeken, toetst u M of Ma of Man in. De namen van contacten die overeenkomen met de ingetoetste tekens worden weergegeven. Zie ‘Opmerkingen over het gebruik van het zoekveld’ op pagina 107 voor meer informatie over de regels voor zoekacties. 2 Selecteer een contact met behulp van de navigatietoets en druk op Openen.
108 Contacten Velden wijzigen op een contactkaart Een veld toevoegen U kunt desgewenst velden aan een contactkaart toevoegen. Zie ‘Informatie over velden’ op pagina 108 voor meer informatie over specifieke velden. 1 Open een contactkaart. 2 Druk op Veld toevoegen. Er verschijnt een lijst met velden die u kunt toevoegen aan de kaart. 3 Selecteer een veld met behulp van de navigatietoets en druk op Kiezen. Een veldnaam wijzigen U kunt veldnamen desgewenst aanpassen.
109 Contacten Telefoonnummervelden: als u voor de landcode een ’+’ (plusteken) toevoegt, kunt u het telefoonnummer ook in het buitenland gebruiken. In dit veld toetst u mobiele telefoonnummers in waarnaar u SMS-berichten wilt verzenden. Land: toets een land- of regionaam in. Als u het adres van een contact wilt weergeven in de notatie van het land of regio, gebruikt u de land- of regionamen die worden gebruikt bij de optie Standaardland op pagina 119.
Contacten 110 Een afbeelding invoegen Tip: In de toepassing Standaardmap (in Configuratiescherm) kunt u een standaardmap definiëren. Tip: U kunt ook een afbeelding invoegen door op de toets Menu te drukken en Kaart > Afbeelding invoegen te kiezen. 1 Open de contactkaart. 2 Druk op > op de navigatietoets om het afbeeldingframe aan de rechterzijde van de kaart te activeren. Druk op Afbeelding invoegen. Er verschijnt een dialoogvenster met de inhoud van de standaardmap.
Contacten 111 Figuur 32 1 Druk op de toets Menu en kies Tools > Sjablonen. Er wordt een lijst met sjablonen weergegeven. 2 Druk op Nieuw om een nieuwe sjabloon te maken of ga naar een bestaande sjabloon in de lijst en druk op Openen. De sjabloon wordt geopend. 3 Bewerk de sjabloon. U kunt de sjabloonnaam wijzigen en velden toevoegen of verwijderen.
112 Contacten DTMF-tonen opslaan DTMF-tonen zijn de tonen die u hoort als u op de cijfertoetsen drukt op het toetsenblok van de telefoon. Met behulp van DTMF-tonen kunt u communiceren met voicemailboxes, geautomatiseerde telefoonsystemen, enzovoort. U kunt een reeks DTMF-tonen opslaan bij een contactkaart. Als u het contact wilt bellen, kunt u de reeks gebruiken. Hierdoor hoeft u de tekens niet telkens opnieuw in te toetsen. 1 Open of maak een contactkaart. 2 Druk op Veld toevoegen.
Contactgroepen maken U kunt tijd besparen door contactgroepen te maken. Als u contactgroepen gebruikt, kunt u een e-mail- of SMS-bericht in één keer naar alle leden van een contactgroep verzenden. 1 Als het beginvenster van het contactbestand wordt weergegeven, drukt u op de toets Menu en kiest u Bestand > Nieuwe groep…. Er wordt een lege groepkaart geopend. 2 Voer een naam in voor de groep. 3 Als u contacten wilt toevoegen aan de groep, drukt u op Lid toevoegen.
Contacten 114 Figuur 33 Als de oorspronkelijke contactkaart een bedrijfsnaam bevat, wordt deze rechts van de contactnaam weergegeven. Kies Openen als u de details van een bepaald groepslid wilt weergeven. Groepslidmaatschappen wijzigen voor een contact of een groep Figuur 34 1 Als u de groepen waarvan een contact of een groep lid is, wilt weergeven of wijzigen, opent u de contactkaart, drukt u op de toets Menu en kiest u Kaart or Groep > Lid van.
Een contactkaart op de SIM-kaart maken U kunt de inhoud van de SIM-kaart weergeven door de SIM-kaart in het Contactenbestand te selecteren. De contacten op de SIM-kaart worden weergeven met behulp van SIM-locatienummers, zoals hier wordt weergegeven: Figuur 35 1 Druk in het beginvenster van de SIM-kaart op Nieuw contact. Er verschijnt een dialoogvenster (zie figuur 36). Als het gebruik van vaste nummers is ingeschakeld, worden alleen de vaste nummers weergegeven.
Contacten 116 3 Geef een naam op voor het contact. 4 Voer een nummer in voor het contact. Opmerking: De lengte van de gegevens die u kunt invoeren, is gedefinieerd op de SIM-kaart. Sommige SIM-kaarten hanteren een maximum van slechts 14 tekens. Figuur 36 Opties voor SIM-bestand U kunt de inhoud van het SIM-bestand sorteren op alfabet of op geheugenlocatie. Druk op de toets Menu en kies Beeld > Sorteren op > Naam of Sorteren op > SIMlocatie.
Een contactkaart als visitekaartje verzenden Als u contactkaarten uitwisselt tussen de communicator en andere apparaten, wordt de term ‘visitekaartjes’ gebruikt. Een visitekaartje is een contactkaart in een formaat dat geschikt is voor verzending. In de meeste gevallen is dit het vCardformaat. U kunt ontvangen visitekaartjes toevoegen aan uw contactenbestand, zodat het contactkaarten worden. 1 Selecteer in het beginvenster van het contactenbestand de kaart die u wilt verzenden.
Contacten 118 Tip: Als u de instellingen wijzigt om ervoor te zorgen dat er afbeeldingen kunnen worden opgenomen in het bericht, denk er dan aan dat u deze instelling weer moet wijzigen nadat u het bericht hebt verzonden. Op die manier kunt u de telefoonkosten beperken. 3 Druk op Adresboek om de geadresseerden op te geven. 4 Als u het bericht via de SMS-dienst stuurt, worden de afbeeldingen er standaard uitgelaten, om de telefoonkosten te beperken.
Als u de ontvangen kaart wilt toevoegen aan uw bestand, drukt u op Toevoegen aan Contacten. De kaart wordt geconverteerd naar het formaat van contactkaarten. Als u de kaart niet wilt ontvangen, drukt u op Verwijderen. Instellingen Druk op de toets Menu en kies Tools > Instellingen. Kies vervolgens een tabblad: Tip: De contactendatabases kunnen alleen werken als deze in de map System\Data folder zijn opgeslagen.
120 Contacten Weergave van namen: Hiermee kunt u de weergavevolgorde van namen in het beginvenster van het Contactenbestand definiëren. U kunt kiezen uit Voornaam Achternaam/Achternaam, Voornaam. De namen worden in dezelfde volgorde weergegeven in de toepassing Telefoon en op de telefoon aan de voorkant van de communicator. Standaardland: Het land waarvan de adresnotatie wordt gebruikt als u adressen van contactkaarten weergeeft in de diverse weergaven van de communicator.
121 Contacten Tabblad VIP-groep VIP-groep: Hiermee kunt u een bestaande contactkaartgroep benoemen als VIPgroep. U kunt inkomende gesprekken beperken, zodat u alleen een beltoon hoort bij oproepen van leden van een VIP-groep. Bij de overige oproepen wordt dan geen beltoon afgespeeld. Zie Profielinstellingen in ‘Tabblad Overige’ op pagina 89 Een nieuwe contactendatabase maken Contactendatabases worden op een geheugenkaart gemaakt. 1 Druk op de toets Menu en kies Bestand > Meer opties > Nieuwe database.
Contacten 122 Opmerking: Als u een alleen-lezen geheugenkaart gebruikt, kunt u geen wijzigingen aanbrengen in de contacten of databases op de desbetreffende kaart. ©2001 Nokia Mobile Phones. All rights reserved.
123 Agenda 7. Agenda In de toepassing Agenda kunt u geplande gebeurtenissen, afspraken, speciale datums en verjaardagen noteren en bijhouden. U kunt ook een lijst maken van zaken die u moet doen en een alarm instellen voor alle agenda-items. Als u verbinding maakt met een compatibele pc, kunt u uw agenda en takenlijst synchroniseren met Microsoft- en Lotus-programma’s.
Agenda 124 Tip: Items in de dagweergave kunt u verplaatsen of kopiëren door een item met Ctrl+X naar het klembord te verplaatsen. Vervolgens plakt u het item met Ctrl+V naar de gewenste begintijd. Tip: U kunt een agendaitem naar een agenda in een ander apparaat verzenden om daarin een tijd te reserveren. Ga met de navigatietoets naar de datum met het desbetreffende item. Druk op de toets Menu en selecteer Verzenden > Als SMS-bericht of Via infrarood • U kunt taakitems gebruiken om taken vast te leggen.
Gegevens toevoegen aan een item in de agenda Tip: Als u de standaardwaarden van een dialoogvenster voor itemdetails wilt wijzigen, drukt u op de toets Menu en kiest u Item > Voorkeuren. Figuur 40 Opmerking: De inhoud van itemdialoogvensters hangt af van het type item, dat kan variëren van een dagitem, een gebeurtenis of een speciale datum tot een taak. In de volgende beschrijvingen van de verschillende tabbladen in de dialoogvensters worden alle mogelijkheden vermeld.
Agenda 126 Voorbeeld: Het beginjaar kan iemands geboortejaar zijn. Het aantal jaren vanaf het beginjaar is de leeftijd van die persoon. Weergaveopties: Hier wordt het beginjaar van de speciale datum, het aantal verstreken jaren of geen enkele jaarinformatie weergegeven. U kunt kiezen uit: Beginjaar/Aantal jaren/Geen. Duur: De duur van het item. Als u de waarde wijzigt in de velden Begin en Einde, wordt dit veld bijgewerkt. Einde: De datum waarop het item eindigt. Prioriteit:De prioriteit van een taak.
Tabblad Herhalen Op dit tabblad kunt u opgeven of en wanneer u een item wilt laten herhalen: Elke: Het type herhaling dat voor het item wordt ingesteld. U kunt kiezen uit: Niet herhalen/Dagelijks/Werkdagen/Wekelijks/Maandelijks (dag)/Maandelijks (datum)/Jaarlijks (dag)/Jaarlijks (datum). Opmerking: Stel eerst Elke in, omdat de beschikbare opties in de overige velden afhankelijk zijn van deze keuze. Herhalen op: De dagen waarop het item wordt herhaald.
Agenda 128 Figuur 42 Voorbeeld: Als u een item wilt definiëren dat Dagelijks herhaald moet worden met een tussentijdse interval van twee dagen, geeft u bij Herhalingspatroon “elke 3 dagen” op. Herhalingspatroon: De periode tussen herhalingen. Deze optie is beschikbaar als u in Elke een van de volgende opties hebt geselecteerd: Dagelijks, Wekelijks, Maandelijks (dag) of Maandelijks (datum). Oneindig herhalen: Het patroon waarmee de herhaling plaatsvindt. U kunt kiezen uit: Ja en Nee.
Voorlopig: Geeft aan of een item wel of niet is bevestigd. Geschrapt: Geeft aan of een item al dan niet is voltooid. Als een item wordt geschrapt, wordt dit item niet automatisch uit de agenda verwijderd. Synchronisatie: Geeft aan of de items in de agenda aan anderen worden getoond als u een verbinding maakt met het netwerk en u de agenda synchroniseert. U kunt kiezen uit: Openbaar, Persoonlijk en Geen synchronisatie.
Agenda 130 Itemtypen wijzigen Voorbeeld: Het kan voorkomen dat u een gebeurtenis hebt ingevoerd die u vervolgens wilt wijzigen in een dagitem. Tip:Als u het standaarditemtype van een bepaalde weergave wilt wijzigen, drukt u op de toets Menu en kiest u Beeld > Weergaveinstellingen…. Zie Standaarditemtype in ‘Weergave-instellingen’ op pagina 143. 1 Selecteer het item in de weergave. 2 Druk op de toets Menu en kies Item > Itemtype wijzigen….
Een reeks items verwijderen met behulp van opgegeven criteria 1 Druk op de toets Menu en kies Tools > Verplaatsen/verwijderen…. Er verschijnt een dialoogvenster waarin reeds een bereik wordt aangegeven met items die u kunt verwijderen. 2 Druk op OK als u alle items uit het dialoogvenster in stap 1 wilt verwijderen. Wilt u dat niet, dan drukt u op Opties om andere criteria op te geven (onder andere of u de items wilt verplaatsen of verwijderen). Er wordt een dialoogvenster met twee tabbladen weergegeven.
132 Agenda 2 Druk op Bijlagen. Er wordt een keuzelijst geopend met bijlagen die zijn gekoppeld aan het item in de agenda. 3 Als u een geselecteerde bijlage wilt weergeven, drukt u op Openen. Druk op Nieuw als u een nieuwe bijlage wilt maken. Druk op Verwijderen als u een bijlage wilt verwijderen. Weergaven Tip: U kunt de diverse weergaven afwisselend weergeven door steeds op de toepassingstoets Agenda te drukken. De agenda bevat zeven weergaven.
133 Agenda datum te typen, kunt zoeken naar elke willekeurige datum in de agenda. Voer de datum in en druk op OK. Druk op Vandaag als u naar de datum van vandaag wilt gaan. Druk op Bladeren als u door de agenda wilt bladeren. Maandweergave Figuur 43 Linkerframe Een rij in de dagtabel is gelijk aan een week. De afkortingen voor de dagen van de week bevinden zich in de bovenste rij. De datum van vandaag is groen gemarkeerd.
Agenda 134 Rechterframe Tip: Zie pagina 139 als u een lijst wilt weergeven met de pictogrammen die in alle weergaven zichtbaar zijn. Weekweergave Tip: Als u de begindag van de week wilt wijzigen, drukt u op Extra’s. Open het configuratiescherm en kies Landinstellingen. Kies het tabblad Datum. Selecteer vervolgens Eerste dag van de week. Figuur 44 Tip: Als u de positie van het titelvak van links naar rechts wilt verplaatsen, drukt u op de toets Menu en kiest u Beeld > Weergaveinstellingen….
135 Agenda Dagweergave Figuur 45 In de Dagweergave worden de gebeurtenissen voor de geselecteerde dag weergegeven. Gebeurtenissen worden op basis van de begintijd in een tijdvak gegroepeerd. Als u de dagweergave van de vorige dag wilt weergeven, drukt u op < op de navigatietoets. Als u de volgende dag wilt weergeven, drukt u op >. Tip: Als u de periode voor een tijdvak wilt wijzigen, drukt u op de toets Menu en kiest u Beeld > Weergaveinstellingen….
Agenda 136 Tip: In de Dag-en Weekweergave kunt u snel van de ene naar de andere datum gaan. Druk op de Tab-toets, selecteer de gewenste datum (met de navigatietoets) en druk op Enter. Takenlijsten Figuur 46 Tip: Zie pagina 140 voor meer informatie over het maken van takenlijsten. U kunt een of meer takenlijsten maken (privé of zakelijk) met taken waarvoor al dan niet een tijd is ingesteld. U kunt voor taken ook een alarm of herhaling instellen.
137 Agenda Weekplanner Figuur 47 In de Weekplanner ziet u de gereserveerde uren voor de geselecteerde week. Dit betekent dat alleen de items worden weergeven waarvoor een tijd is ingesteld. Het geselecteerde tijdvak is voorzien van een kader. Items worden met een balk gemarkeerd. Als een tijdvak items bevat, worden de details van het item weergegeven op de balk onder de Weekplanner. De getallen rechts naast de beschrijving van het item geven het aantal items in het desbetreffende tijdvak aan.
Agenda 138 Jaarplanner Figuur 48 In de jaarplanner ziet u de planning voor het geselecteerde jaar. Alleen gekleurde items worden in de jaarplanner weergegeven. Er kunnen meerdere kleuren aan de dag zijn gekoppeld, maar er wordt slechts één kleur tegelijk weergegeven. Afkortingen voor de dagen van de week worden in de bovenste rij weergegeven en de maanden van het jaar in de kolom die zich uiterst links bevindt. Tijdvakken hebben dezelfde functies als in de Weekplanner.
Opmerking: In Speciale datums worden alleen items voor speciale datums weergegeven. Pictogrammen In Agenda worden de volgende symbolen weergegeven: Tip: Als u het aantal maanden wilt wijzigen dat wordt weergegeven in Speciale datums, drukt u op de toets Menu en kiest u Beeld > Weergaveinstellingen…. Zie Maanden in weergave in ‘Weergaveinstellingen’ op pagina 143.
140 Agenda Takenlijsten Nieuwe takenlijsten maken 1 Druk op de toets Menu en kies Bestand > Nieuwe takenlijst…. Er wordt een dialoogvenster met twee tabbladen weergegeven. 2 Geef de takenlijst op de twee tabbladen van het dialoogvenster op. Zie ‘Tabblad Details’ en ‘Tabblad Zichtbaarheid’ hieronder. 3 Druk op Sluiten als u alle gegevens hebt ingevoerd. De nieuwe takenlijst wordt toegevoegd aan Takenlijsten.
Takenlijsten bewerken 1 Open de takenlijst. 2 Druk op de toets Menu en kies Beeld > Instellingen takenlijst. Er wordt een dialoogvenster met twee tabbladen weergegeven, Details en Zichtbaarheid, zoals eerder is toegelicht. Takenlijsten verwijderen 1 Open de takenlijst. 2 Druk op de toets Menu en kies Bestand > Lijst verwijderen. Items in de Agenda zoeken U kunt in de items zoeken naar bepaalde tekstgedeelten. 1 Druk op de toets Menu en kies Tools > Item zoeken. Er wordt een zoekveld geopend.
Agenda 142 Tip: U kunt een zoekactie beëindigen door op Stoppen te drukken. Tot en met: De einddatum voor de zoekactie. Tabblad Itemtypen Kies het type items dat u zoekt. De beschikbare opties zijn: Dagitems/ Gebeurtenissen weergeven/Speciale datums/Taken. 3 U start de zoekactie met Zoeken. Er wordt een lijst weergegeven met de zoekresultaten in chronologische volgorde. Zie figuur 50. Figuur 50 4 Selecteer een item en druk op: • Bewerken.
143 Agenda Instellingen Algemene instellingen 1 Druk op de toets Menu en kies Tools > Algemene instellingen…. Er verschijnt een dialoogvenster. 2 Definieer de volgende gegevens: Standaardweergave: De standaardweergave bij het openen van een ander of nieuw agendabestand. Items weergeven waarvoor geen tijd is ingesteld: De plaats van dagitems, gebeurtenissen en speciale datums waarvoor geen tijd is ingesteld, in de lijst met items voor alle weergaven waarvoor een tijd is ingesteld. 3 Druk op Sluiten.
144 Agenda Tabblad Details Voorbeeld: Als u ervoor kiest om de titel rechts weer te geven, verschijnen de dagen van het weekeinde eveneens aan de rechterkant. Standaarditemtype: Het itemtype dat standaard in de weergave wordt ingevoegd wanneer u een nieuw item maakt. U kunt kiezen uit: Dagitem/Gebeurtenis die de hele dag duurt/Speciale datum/Taak. Tekstterugloop: Hiermee geeft u aan of de gegevens in het item teruglopen wanneer deze worden bekeken in een van de weergaven.
145 Internet 8. Internet In dit hoofdstuk worden de Internet-toepassingen beschreven: de webbrowser (WWW) en WAP (Wireless Application Protocol). Opmerking: De e-mailtoepassing, die wordt beschreven in het hoofdstuk Berichten, maakt eveneens gebruik van een Internet-verbinding. Zie ‘E-mail’ op pagina 187. Voordat u toegang tot het Internet kunt verkrijgen, moet aan de volgende voorwaarden zijn voldaan: • Het draadloze netwerk dat u gebruikt moet dataoproepen ondersteunen.
Internet 146 Internet-toepassingen Tip: Achterin de gebruikershandleiding vindt u een woordenlijst met Internet-termen en afkortingen. Figuur 51 Tip: Voor toegang tot WAP-diensten zijn zowel een Internet-toegangspunt als een WAP-toegangspunt vereist. Zie pagina 167. Als u de communicator voor het eerst gaat gebruiken, beschikt deze al over de volgende toepassingen: World Wide Web (WWW): een systeem dat op hypertext is gebaseerd en waarmee u bronnen op het Internet kunt zoeken en openen.
Internet-verbindingen U hebt twee mogelijkheden voor het instellen en wijzigen van Internetinstellingen: • Ga naar Configuratiescherm in de toepassing Extra’s en open Internet-toegang; zie pagina 238 of • Druk op de toets Menu in het beginvenster van de Internet-toepassing en kies Tools > Internet-toegang…. Er wordt een dialoogvenster geopend; zie figuur 52. Figuur 52 De eerste twee regels bevatten een samenvatting van de gegevens over de voorkeursverbinding.
Internet 148 Tip: Mogelijk moet u meerdere Internetverbindingen instellen, afhankelijk van de websites waartoe u toegang wilt krijgen. Voor het bladeren op het web moet u mogelijk een verbinding instellen, terwijl u voor het bladeren op het intranet van uw bedrijf mogelijk een andere verbinding nodig hebt. Voorkeursverbinding: De standaardverbinding die wordt gebruikt om een verbinding te maken met het Internet.
Internet 149 Figuur 53 Als u reeds verbindingen hebt ingesteld, kunt u een bestaande verbinding gebruiken als basis voor de nieuwe verbinding. Druk op Nieuw en druk vervolgens op Bestaande gebruiken. Kies de gewenste verbinding in de lijst die wordt geopend en druk op OK. Er wordt een dialoogvenster geopend met account- en verbindingsgegevens. Zie figuur 54. Opmerking: De exacte waarden voor de instellingen worden geleverd door uw Internet-aanbieder. Figuur 54 ©2001 Nokia Mobile Phones.
Internet 150 Tip: Zorg ervoor dat al uw verbindingen een unieke naam hebben. Tip: De minimumvereisten voor een Internet-verbinding zijn meestal: Telefoonnummer, Gebruikersnaam en Wachtwoord. Naam verbinding: Geef een beschrijvende naam voor de verbinding. Telefoonnummer: Het modemtelefoonnummer van het Internet-toegangspunt. Naar wachtwoord vragen: Als u een wachtwoord moet opgeven wanneer u zich aanmeldt op de server of wanneer u het wachtwoord niet wilt opslaan, kiest u Ja. U kunt kiezen uit: Ja en Nee.
151 Proxyserver gebruiken: Hiermee geeft u op of u wel of geen proxyserver wilt gebruiken. U kunt kiezen uit: Ja en Nee. Poortnummer: Het nummer van de proxypoort. Veel gebruikte waarden zijn 8000 en 8080, maar de waarden variëren al naar gelang de proxyserver. Proxyserver: Het IP-adres van de proxyserver of de domeinnaam. Geen proxy voor: U kunt hier domeinnamen opgeven waarvoor de HTTP-proxy niet is vereist.
Internet 152 Tip: Voor het doorsturen en blokkeren van dataoproepen gaat u naar het beginvenster van de Internet-toepassing en drukt u op Tools > Configuratiescherm > Dataoproepen blokkeren. Tip: Een eenvoudige GSM-dataverbinding is bijvoorbeeld: Verbindingstype: Standaard, Type externe modem: Analoog en Max. verbindingssnelheid: Automatisch. Verbindingstype: U kunt kiezen uit: Standaard/Hoge snelheid.
Tabblad Terugbellen Terugbellen gebruiken: Met deze optie kan een server u terugbellen nadat u de oorspronkelijke oproep hebt gedaan; hiermee verkrijgt u een verbinding zonder dat u voor de oproep betaalt. Neem contact op met uw Internetaanbieder als u zich wilt aanmelden voor deze dienst. U kunt kiezen uit: Ja en Nee. Opmerking: Voor bepaalde typen ontvangen oproepen worden mogelijk kosten in rekening gebracht, zoals voor oproepen die roaming gebruiken of gegevensoproepen met hoge snelheid.
154 Internet Tabblad Overige Figuur 56 Aanmelden met onbewerkte tekst toestaan: Als deze optie is ingesteld op Ja, kan het wachtwoord voor de verbinding ongecodeerd worden verzonden. U kunt kiezen uit: Ja en Nee. Voor een optimale beveiliging kiest u Nee. Bij sommige Internet-leveranciers moet deze instelling Ja zijn. PPP-compressie gebruiken: Als deze optie is ingesteld op Ja, wordt hierdoor de gegevensoverdracht versneld, mits dit wordt ondersteund door de externe PPP-server.
Internet 155 Figuur 57 Druk op Script bewerken als u het script wilt bewerken. In het dialoogvenster Script bewerken kunt u drukken op Script importeren als u een script wilt importeren. Bij het importeren wordt de huidige inhoud van het scriptbestand vervangen. Aanmeldingsscript gebruiken: U kunt kiezen uit: Ja en Nee. Terminalvenster weergeven: U kunt kiezen uit: Ja en Nee. Als u Ja kiest, ziet u hoe het script wordt uitgevoerd als de verbinding tot stand is gebracht.
156 Internet IP-adres automatisch ophalen: Als deze optie is ingesteld op Ja, wordt het IP-adres automatisch van de server verkregen. U kunt kiezen uit: Ja en Nee. Deze instelling wordt ook ‘dynamisch IP-adres’ genoemd. IP-adres: Het IP-adres van de communicator. Als het IP-adres automatisch wordt verkregen, hoeft u hier geen gegevens in te voeren. DNS-adres automatisch ophalen: Als deze optie is ingesteld op Ja, wordt het DNSadres (Domain Name Server-adres) automatisch van de server verkregen.
Internet 157 Figuur 59 Als u het Internet-toegangspunt wilt wijzigen, drukt u op Verbinding wijzigen. 3 Druk op OK om de verbinding tot stand te brengen. 4 Druk op Gereed om een toepassing te sluiten. 5 Als u in een Internet-toepassing de verbinding met het Internet wilt verbreken, drukt u op de toets Internet op het toetsenbord en vervolgens op Verbinding verbreken. De verbinding wordt onmiddellijk verbroken.
Internet 158 Webbrowser (WWW) Tip: U kunt de muisaanwijzer van de communicator gebruiken om u te verplaatsen door de pagina’s in de WWWtoepassingen. Zie ‘Muisaanwijzer’ op pagina 166. Tip: Als u bladert op het web, kunt u in sommige webpagina’s gevraagd worden om een bestand op te slaan (te downloaden) op uw lokale schijf (de communicator). Raadpleeg de BELANGRIJKE waarschuwing over virussen in deze sectie. De webbrowser van de communicator ondersteunt HTML 3.2 met frames.
Internet 159 Figuur 60 Tabblad Algemeen Afbeeldingen automatisch laden: Hiermee bepaalt u of de webbrowser alle afbeeldingen op een webpagina laadt bij het weergeven van de desbetreffende pagina. U kunt kiezen uit: Ja en Nee. Animatie inschakelen: Hiermee bepaalt u of afbeeldingen met animatie wel of niet van animatie worden voorzien. U kunt kiezen uit: Ja en Nee. Teksten en achtergronden: U kunt kiezen uit: Kleur gebruiken/Zwart-wit gebruiken.
160 Internet Tabblad Startpagina’s Tip: Bij Adres zoekpagina zou u uw favoriete zoekprogramma of portal kunnen invoeren. Adres homepage: Typ de locatie van uw startpagina. De locatie kan een pagina op het Internet zijn. U kunt ook een bestand kiezen dat zich in het geheugen van de communicator bevindt. Adres zoekpagina: Typ de locatie van uw zoekpagina. Laden tijdens opstarten: Hiermee bepaalt u welke webpagina wordt geopend wanneer u de webbrowser start. U kunt kiezen uit: Homepage/Zoekpagina/ Geen.
161 Internet Cacheformaat: Als u een pagina op het web bekijkt, wordt deze gedownload en opgeslagen in het cachegeheugen van de communicator. Hiermee voorkomt u dat u de pagina telkens opnieuw moet downloaden van het web als u deze wilt bekijken, waardoor de weergave van de pagina in de browser wordt versneld. Omdat het opslaan van webpagina’s geheugen in beslag neemt, kunt u de hoeveelheid geheugen voor de cache toewijzen. U kunt kiezen uit: Klein/Groot.
Internet 162 Tip: Als u de eigenschappen van de webpagina die u momenteel hebt geopend wilt controleren, drukt u op de toets Menu en kiest u Tools > Informatie > Pagina…. Tip: Als u de pagina’s wilt weergeven die u tijdens de huidige sessie hebt bezocht, drukt u op de toets Menu en kiest u Ga naar > Geschiedenis. Tip: Raadpleeg het hoofdstuk Probleemoplossing voor hulp bij mogelijke problemen bij het downloaden van webpagina’s.
163 Nadat de webpabina is opgehaald, worden de volgende opdrachten beschikbaar (afhankelijk van wat u op de pagina hebt geselecteerd): Ga naar - hiermee gaat u naar de geselecteerde URL of koppeling, die kan bestaan uit een hyperlink of een hotspot. Afbeelding ophalen - hiermee kunt u inline-beelden ophalen en opslaan in uw communicator. E-mailbericht opstellen - hiermee wordt de e-maileditor geopend en kunt u een e-mailbericht opstellen naar het gewenste adres.
164 Internet verschillende oorzaken hebben. Het kan bijvoorbeeld liggen aan de netwerkconfiguratie en de belasting op het Internet en het draadloze netwerk. Opmerking: Wachtwoorden die voor afzonderlijke websites zijn opgeslagen, worden verwijderd wanneer de communicator opnieuw wordt gestart of wanneer de cache wordt geleegd. U kunt de optie Cache wissen bij afsluiten inschakelen. Zie ‘Tabblad Geavanceerd’ op pagina 160.
Figuur 62 Als u de webpagina wilt ophalen die momenteel is geselecteerd, drukt u op Ga naar. Als u mappen wilt openen en sluiten, drukt u op Map openen en Map sluiten. Als u bladwijzers wilt zoeken, drukt u op Zoeken…. Als u de naam of het adres van een bladwijzer wilt bewerken, drukt u op Bewerken. Druk op Paginaweergave als u wilt terugkeren naar het beginvenster.
Internet 166 Muisaanwijzer Tip: U kunt met Chr+∧/∨ op de navigatietoets door de pagina schuiven. Om het navigeren in de webbrowser en Java-toepassingen gemakkelijker te maken, kunt u de muisaanwijzer gebruiken. De functionaliteit van de muisaanwijzer is vergelijkbaar met die van een muis, maar u bestuurt de aanwijzer via de navigatietoets. Hierdoor kunt u de muisaanwijzer in acht richtingen over het scherm bewegen.
Verschillen tussen WWW- en WAP-toepassingen De WAP-toepassing is vergelijkbaar met de WWW-toepassing, maar er zijn twee verschillen: • Als u toegang wilt verkrijgen tot WAP-diensten, moet u WAP-toegangspunten definiëren in uw communicator. WAP-toegangspunten vormen een aanvulling op de Internet-instellingen. U kunt WAP-toegangspunten rechtstreeks via een SMS-bericht van uw WAP-aanbieder ontvangen of u kunt deze handmatig opgeven. In dit hoofdstuk vindt u instructies voor het handmatig instellen.
168 Internet The Air). Nadat u de instellingen hebt ontvangen, kunt u de toepassing WAP gaan gebruiken of de instellingen wijzigen, zoals hieronder wordt beschreven. WAP-verbindingen opgeven en bewerken 1 Druk op de toets Menu en kies Tools > WAP-toegang. Er verschijnt een dialoogvenster. 2 Druk op Nieuw om een nieuwe verbinding te maken en op Bewerken om een bestaande verbinding te bewerken. Er verschijnt een dialoogvenster. Zie figuur 63.
169 Internet Opmerking: Voor sommige beveiligde verbindingen worden verificatieprocedures gebruikt. Als de verificatie mislukt, moet u mogelijk enkele certificatiesleutels downloaden. Neem contact op met de WAP-aanbieder voor meer informatie. Internet-toegangspunt: Kies het Internet-toegangspunt dat u voor deze verbinding wilt gebruiken in een keuzelijst. Als u geen Internet-toegangspunten hebt, kunt u een nieuw toegangspunt maken door op Nieuw toegangspunt te drukken. Zie pagina 148.
Internet 170 Figuur 64 Opmerking: Een bladwijzer maakt altijd gebruik van dezelfde verbinding, die is gedefinieerd in het veld WAP-toegangspunt. Zie pagina 167 voor het instellen van WAP-toegangspunten. Als u een WAP-pagina wilt openen die is gedefinieerd in een bladwijzer, selecteert u de bladwijzer en drukt u vervolgens op Ga naar. Als u de bladwijzerinstellingen wilt bewerken, selecteert u de bladwijzer en drukt u vervolgens op Bewerken.
Tip: De sneltoets voor het openen van een URL is Ctrl+O. Als de WAP-pagina is geopend, kunt u ∧ en ∨ op de navigatietoets gebruiken om door het scherm te schuiven en om hyperlinks en hotspots te selecteren. Opmerking: Sommige servers hebben toegangsbeperkingen waardoor een geldige gebruikersnaam en een geldig wachtwoord nodig zijn. In dat geval wordt u gevraagd de gebruikersnaam en het wachtwoord te typen voordat verbinding met de dienst kan worden gemaakt.
Internet 172 Java De Java-versie die op de Nokia 9210 Communicator wordt toegepast, is een Personal Java-toepassingsomgeving die speciaal is ontworpen voor de communicator. Dankzij Java kunt u Java-toepassingen downloaden van het Internet. De Java Software Development Kit (SDK) is beschikbaar via Forum Nokia. BELANGRIJK: Java is vooraf geïnstalleerd op de geheugenkaart die u in het pakket vindt. Als u de geheugenkaart verwijdert, werkt Java niet. ©2001 Nokia Mobile Phones. All rights reserved.
9. Berichten Berichten bestaat uit de volgende toepassingen: Fax, E-mail en SMS (Short Message Service). De algemene vereisten voor het gebruik van de fax-, e-mail- en SMS-toepassingen zijn als volgt: • De telefoon moet zijn ingeschakeld. • Het gebruikte netwerk moet fax- en dataoproepen en SMS-berichten ondersteunen. • De fax-, data-, en SMS-dienst moet zijn geactiveerd voor de SIM-kaart.
174 Berichten Berichtencentrale Figuur 66 Tip: U kunt overschakelen tussen de twee frames met behulp van de navigatietoets of de Tabtoets. Het beginvenster van Berichten bevat twee frames: aan de linkerkant bevindt zich een lijst met mappen in het Berichtencentrale; aan de rechterkant bevinden zich berichten die gekoppeld zijn aan de map die momenteel is geselecteerd. Mappen in het beginvenster van Berichten zijn: Inbox - ontvangen faxen en korte berichten.
Tip: U kunt ook op Enter drukken om berichten en mappen te openen. Mappen beheren U kunt uw eigen mappen maken in Drafts, in uw eigen mappen en in de hoofdmap van de mappenlijst. U kunt geen nieuwe mappen maken in Inbox, Outbox of Verzonden. 1 2 3 4 5 Selecteer het linkerframe van het beginvenster van Berichtencentrale. Druk op de toets Menu en kies Bestand > Map > Nieuwe map maken…. Geef de map een naam. Selecteer waar u de map wilt maken. Druk op Maken. De nieuwe map wordt weergegeven in de mappenlijst.
Berichten 176 Tip: Druk op de toets Menu en kies Beeld > Sorteervolgorde als u de sorteervolgorde wilt kiezen. U kunt kiezen uit Oplopend en Aflopend. 1 Open de map waarin u de berichten en faxen wilt sorteren. 2 Druk op de toets Menu en kies Beeld > Sorteren op. 3 Kies een van de volgende opties: Berichttype/Afzender/Geadresseerde/Onderwerp/ Datum/Grootte/Prioriteit. IN-vak Figuur 67 Tip: Als u een bericht in het IN-vak wilt beantwoorden, drukt u op de toets Menu en kiest u Opstellen > Beantwoorden.
177 Berichten nieuw bericht (uit Agenda) nieuwe beltoon nieuwe externe configuratiegegevens ongelezen e-mail ongelezen e-mail ontvangen van pc na synchronisatie hoge prioriteit lage prioriteit bericht bevat een bijlage UIT-vak Tip: U kunt fax-, e-mailen SMS-berichten (afhankelijk van de afleverinstelling) onmiddellijk, op een vooraf opgegeven tijdstip of op verzoek verzenden. Zie Verzendopties in de desbetreffende editors.
178 Berichten Bezig met verzenden - de fax of het SMS-bericht wordt nu verzonden. Op verzoek - het e-mail-, fax- of SMS-bericht wordt alleen verzonden als u op Nu verzenden drukt in de weergave UIT-vak. Even geduld - het fax- of SMS-bericht bevindt zich in de wachtrij en wordt zo snel mogelijk verzonden; bijvoorbeeld wanneer de telefoon wordt ingeschakeld, de signaalsterkte voldoende toeneemt of wanneer het vorige gesprek wordt beëindigd.
179 Berichten Wanneer een SMS- of faxbericht is verzonden, wordt het automatisch verplaatst naar de map Verzonden. Fax-, e-mail- en SMS-berichten opstellen en verzenden. U kunt fax-, e-mail- en SMS-berichten opstellen, bewerken en verzenden in de bijbehorende editors.
Berichten 180 Tip: Zodra u begint met het opstellen van een nieuw fax-, e-mail- of SMSbericht, wordt er automatisch een tijdelijk exemplaar van het bericht opgeslagen in de map Concepten. Het wordt uit Concepten verwijderd en in het UIT-vak geplaatst zodra u op Verzenden drukt. Als u een fax-, e-mail- of SMS-bericht dat u zojuist hebt opgesteld in de desbetreffende editor wilt opslaan, maar niet verzenden, drukt u op Sluiten. Het bericht wordt dan opgeslagen in Drafts.
Berichten 181 U kunt ook de beginletters of de volledige naam van de geadresseerde in de koptekst van het fax-, e-mail- of SMS-bericht typen en controleren of de letters of de naam overeenkomen met een vermelding in de contactendatabase: 1 Typ de naam van de geadresseerde in de koptekst van het bericht. 2 Druk op de toets Menu en kies Tools > Namen controleren.
Berichten 182 Tip: Gebruik een pc-emailclient om e-mailberichten uit het externe INvak te verplaatsen naar to other folders om deze te archiveren. Als u het aantal berichten in het externe INvak tot een minimum beperkt, heeft uw communicator meer geheugen beschikbaar en is de e-mailverbinding sneller. Tip: Zie ‘E-mailbijlagen’ op pagina 198 voor het verwijderen van bijlagen van ontvangen mailberichten.
Fax U kunt faxberichten opstellen en verzenden met behulp van de faxeditor. U kunt tevens documenten opstellen in de toepassingen Tekst en Rekenblad en deze vervolgens verzenden als faxberichten. U kunt tevens faxberichten verzenden met ingesloten afbeeldingen. Zie ‘Beeldverwerking’ op pagina 253 voor meer gedetailleerde informatie over afbeeldingen. Tip: Als u wilt beschikken over meer geavanceerde tekstverwerkingsmogelijkhe den, kunt u Tekst gebruiken in plaats van de faxeditor.
Berichten 184 Tip: Als u een bepaalde datum en een bepaald tijdstip wilt opgeven waarop de fax wordt verzonden, kiest u Gepland bij de optie Faxbericht verzenden. 4 Als u de verzendopties voor het faxbericht wilt aanpassen, drukt u op Verzendopties. Zie pagina 186 voor meer gedetailleerde informatie over faxinstellingen. 5 Druk op Verzenden. Opmerking: U kunt geen spraakoproepen plaatsen of ontvangen wanneer u een faxbericht verzendt of ontvangt.
Faxberichten ontvangen en lezen U ontvangt faxberichten automatisch als deze service beschikbaar is, de telefoon is ingeschakeld en u zich binnen het bereik van het netwerk bevindt. Wanneer u een nieuw faxbericht ontvangt, hoort u een toon, tenzij het systeem is ingesteld op een stil profiel; er wordt tevens een bericht op het scherm weergegeven. Als u een ontvangen faxbericht wilt openen, gaat u naar het IN-vak, selecteert u het bericht en drukt u op Openen.
Berichten 186 Faxberichten ophalen uit een externe faxbox 1 Druk op de toets Menu in het beginvenster van Berichten en kies Ontvangen > Fax > Faxdienst bellen. 2 Toets het faxnummer voor de externe faxbox in of kies het nummer door op Adresboek te drukken. 3 Druk op Bellen om het nummer te bellen. Faxinstellingen Wijzigingen die u aanbrengt in de faxinstellingen, zijn van invloed op de wijze waarop faxberichten worden verzonden en ontvangen.
187 Hiermee geeft u op of de modus ECM (Error Correction Mode) wordt gebruikt bij het verzenden van faxberichten. Als de modus via Aan is ingeschakeld, worden pagina’s die fouten bevatten automatisch teruggezonden aan de afzender totdat de fouten zijn verholpen. De opties zijn Aan/Uit. Opnieuw verzenden: Hiermee geeft u op welke pagina’s opnieuw worden verzonden als de faxverzending is mislukt. De opties zijn Alle/Ontbrekende pagina’s.
Berichten 188 E-mailinstellingen Wijzigingen die u aanbrengt in de e-mailinstellingen, zijn van invloed op de wijze waarop e-mailberichten worden verzonden en ontvangen. Als u een verbinding wilt maken met de externe postbus, moet u een emailaccount definiëren op uw communicator: 1 Druk op de toets Menu in het beginvenster van Berichtencentrum en kies Tools > Huidige accounts…. 2 Druk op Nieuw. Er wordt een keuzelijst geopend met mogelijke accounttypen. 3 Selecteer E-mail en druk op OK.
189 Berichten Wachtwoord: Typ uw wachtwoord. Als u dit veld leeg laat, wordt u om een wachtwoord gevraagd wanneer u probeert e-mail te lezen in uw externe postbus. E-mailadres: Typ het e-mailadres in dat u van uw Internet-aanbieder hebt gekregen. Het adres moet het teken ‘@’ bevatten. Antwoorden op uw emailberichten worden naar dit adres verzonden. Internet-toegangspunt: De IAP-verbinding die wordt gebruikt voor de postbus. Kies een IAP uit de lijst.
Berichten 190 Ophalen Tip: Als u bij voorkeur uw e-mailberichten leest en beantwoordt terwijl u verbinding hebt met de externe postbus, selecteert u Berichtkoppen (on line blijven). Als de berichten wilt ophalen en dan de verbinding wilt verbreken, selecteert u Berichten. Ophalen: Hiermee geeft u op wat wordt opgehaald uit de externe postbus wanneer de verbinding tot stand wordt gebracht. De opties zijn Berichtkoppen (on line blijven)/Berichten/Berichten en bijlagen.
Accounts bewerken 1 Druk op de toets Menu in het beginvenster van Berichten en kies Tools > Huidige accounts…. Er wordt een lijst met accounts geopend. 2 Selecteer de account die u wilt bewerken en druk op Bewerken. 3 Definieer de instellingen op de tabbladen Algemeen, Servers, Ophalen en Geavanceerd, die hierboven zijn beschreven. 4 Druk op de Esc-toets als u de wijzigingen niet wilt opslaan. Druk op Gereed als u de aangebrachte wijzigingen wilt opslaan.
Berichten 192 Nieuwe e-mailberichten opstellen en verzenden Tip: Als u geen e-mail kunt verzenden vanaf uw communicator, controleer dan eerst of uw e-mailadres in de e-mailinstellingen correct is. Zie pagina 188. Tip: U kunt in- en uitzoomen in de e-maileditor. 1 Druk op E-mailbericht opstellen in het beginvenster van Berichten. De emaileditor wordt geopend: zie figuur 72. Figuur 72 Tip: Zie pagina 180 voor meer informatie over het selecteren van geadresseerden. 2 Stel het e-mailbericht op.
Geadresseerden Er zijn drie hiërarchische niveaus met geadresseerden in een e-mailbericht: Aan: - het bericht wordt rechtstreeks aan de geadresseerde verzonden. CC: - een exemplaar van het bericht wordt verzonden aan de geadresseerde en de naam van de geadresseerde is zichtbaar voor de andere geadresseerden van het bericht. BCC: - een exemplaar van het bericht wordt verzonden aan de geadresseerde, maar de naam van de geadresseerde is niet zichtbaar voor de andere geadresseerden van het bericht.
Berichten 194 Tip: Als u het lettertype voor een geselecteerd tekstgebied wilt instellen, drukt u op de toets Menu en kiest u Opmaak > Lettertype. Als u een voorkeurslettertype wilt instellen voor berichten met tekst zonder opmaak of berichten in HTML-formaat, drukt u op de toets Menu en kiest u Tools > Voorkeuren…. Als u de tekst van een e-mailbericht wilt uitlijnen, drukt u op de toets Menu en kiest u Opmaak > Uitlijning.
195 Berichten Tabblad Aflevering E-mailaccount: De externe e-mailservice die wordt gebruikt voor het verzenden van dit e-mailbericht. Opmerking: Als u de e-mailaccount wijzigt, worden de standaardopties in de andere velden op dit tabblad niet gewijzigd. E-mailbericht verzenden: Bepaalt wanneer het bericht wordt verzonden. De opties zijn Direct/Op verzoek/Tijdens volgende verbinding.
196 Berichten Opmerking: Als u op Verbinding verbreken drukt, heeft dat niet automatisch tot gevolg dat de verbinding wordt verbroken, omdat er andere toepassingen geopend kunnen zijn die gebruik maken van de verbinding. Druk op de toets Menu en kies Bestand > Verbinding verbreken om op te hangen.
197 Berichten In de e-mailviewer wordt het bericht als alleen-lezen weergegeven, wat betekent dat u het bericht en de ingevoegde bijlagen niet kunt bewerken. Als zich in het bericht een webkoppeling bevindt, kunt u deze openen door naar de koppeling te gaan en op Gebruiken te drukken. Als zich in het bericht een koppeling bevindt naar een fax-, e-mailadres- of SMSnummer, kunt u een fax-, e-mail- of SMS-bericht opstellen door de URL te selecteren en op Gebruiken te drukken.
Berichten 198 Tip: Als u tekst in een emailbericht wilt zoeken en vervangen, drukt u op de toets Menu en kiest u Bewerken > Zoeken…. 3 Bewerk het bericht in de e-maileditor en druk op Verzenden. Opmerking: Als u een e-mailbericht beantwoordt, worden HTML-berichten ingevoegd als bijlage. Opmaak van beantwoorde en doorgestuurde e-mailberichten U kunt de opmaak van beantwoorde en doorgestuurde e-mailberichten bewerken. 1 Druk op de toets Menu en kies Tools > Voorkeuren…. Er verschijnt een dialoogvenster.
199 Berichten WAARSCHUWING! E-mailbijlagen kunnen virussen bevatten of op andere wijze schade toebrengen aan uw communicator of pc. Open geen bijlagen als u geen zekerheid hebt over de betrouwbaarheid van de afzender. Zie ‘Certificaatbeheer’ op pagina 244 voor meer informatie. E-mailbijlagen maken 1 Druk op de toets Menu in de e-maileditor en kies Bijlagen > Bestand invoegen…. 2 Zoek het bestand dat u wilt invoegen in het e-mailbericht en selecteer het.
Berichten 200 Als u off line werkt, wat betekent dat uw communicator niet is verbonden met een externe postbus, kunt u alleen berichten verwijderen, geen mappen. Als u on line bent, kunt u mappen verwijderen uit uw externe postbus, de naam wijzigen van mappen die zich hierin bevinden of hierin nieuwe mappen maken.
201 Berichten E-mailsynchronisatie met uw pc Synchroniseren is het proces van het gelijkmaken van de inhoud van de emailberichten en e-mailmappen op de communicator en de pc. Hierbij worden gegevens tussen de twee apparaten gekopieerd en gecombineerd. Zie voor meer informatie de Gebruikershandleiding voor PC Suite op de meegeleverde cd-rom.
Berichten 202 Converteren naar pc- of Internet-mail Tip: U kunt pc-mail weergeven en bewerken op dezelfde manier als de Internet-mail op uw communicator. Tip: Pc-mail kunt u onderscheiden van Internetmail doordat voor beide een verschillend pictogram wordt gebruikt. Opmerking: HTML-berichten kunnen niet worden geconverteerd, omdat het verzenden van HTML-berichten niet wordt ondersteund door pcmail.
SMS-dienst Met de SMS-dienst (Short Message Service) kunt u korte berichten verzenden en ontvangen via het digitale, draadloze netwerk. SMS-berichten kunnen zelfs worden verzonden of ontvangen tijdens een spraak-, data- of faxoproep. De berichten kunnen worden gelezen op elke mobiele telefoon die over de functionaliteit beschikt.
Berichten 204 Figuur 73 Tip: U kunt in- en uitzoomen in de SMSeditor. Druk op de toets Menu en kies Beeld > In- en uitzoomen > Inzoomen of Uitzoomen. Tip: Als u een bepaalde datum en een bepaald tijdstip wilt opgeven waarop het SMS-bericht wordt verzonden, kiest u Gepland bij de optie SMS-bericht verzenden. 2 Druk op Adresboek om de geadresseerde te selecteren of typ het nummer rechtstreeks in de koptekst van het bericht.
SMS-berichten ontvangen en lezen U ontvangt SMS-berichten automatisch als deze dienst beschikbaar is, de telefoon is ingeschakeld en u zich binnen het bereik van het netwerk bevindt. Wanneer u een nieuw SMS-bericht ontvangt, hoort u een toon, tenzij het apparaat is ingesteld op een stil profiel; er wordt tevens een bericht op het scherm weergegeven. In de SMS-viewer wordt het bericht als alleen-lezen weergegeven, wat betekent dat u het niet kunt bewerken.
Berichten 206 SMS-berichten beantwoorden Tip: Wanneer u een bericht beantwoordt, kunt u ervoor kiezen om de tekst van het ontvangen bericht in het antwoord op te nemen. Selecteer Nee in Antwoord citeren in SMSinstellingen als u de lengte van het antwoord wilt beperken. Selecteer het bericht, druk op Beantwoorden en schrijf een SMS-bericht. Als het ontvangen bericht een antwoordpad heeft, wordt het bericht Antwoorden via zelfde dienst weergegeven in de koptekst van het bericht.
Tip: Als u het systeemlogboek wilt openen, drukt u op de toets Menu en kiest u Tools > Logboek. Tabblad Geavanceerd Antwoorden via zelfde dienst: Met deze netwerkservice kan de geadresseerde van het SMS-bericht een antwoord sturen door gebruik te maken van uw berichtencentrale. Als u deze optie instelt op Ja en de geadresseerde uw bericht beantwoordt, wordt het antwoord verzonden met behulp van hetzelfde servicedienstnummer.
Berichten 208 Antwoord citeren: Hiermee geeft u op of de tekst in het ontvangen SMS-bericht wordt geciteerd als u een antwoord opstelt. Als deze optie wordt ingesteld op Ja, wordt de inhoud van de hoofdtekst van het bericht gekopieerd naar een nieuw SMS-bericht. Samenvoegen: Als deze optie is ingesteld op Nee, worden berichten die uit meer dan 160 tekens bestaan verzonden als verschillende SMS-berichten.
209 Kantoor 10. Kantoor Kantoor bevat de toepassingen Tekst, Werkblad en Presentatieviewer, die allemaal compatibel zijn met Microsoft Windows. Kantoor bevat ook een toepassing Bestandsbeheer voor beheertaken van bestanden en mappen zoals verplaatsen, kopiëren en naam wijzigen. Figuur 74 Tekst Met Tekst kunt u nieuwe tekstdocumenten maken en bestaande tekstdocumenten bewerken. U kunt afbeeldingen en andere bestanden in de documenten invoegen en bekijken.
210 Kantoor weergeven. U kunt documenten die met de communicator zijn gemaakt ook opslaan in Microsoft Word-formaat. Zie voor informatie over andere bestandsformaatconversies de Gebruikershandleiding voor PC Suite. Nieuwe documenten maken Tip: U kunt de sneltoetsopdrachten voor het Klembord Ctrl+x, Ctrl+c en Ctrl+v gebruiken om tekst te knippen, te kopiëren en te plakken. Als u de toepassing Tekst opent, wordt een leeg document weergegeven. U kunt direct beginnen met schrijven.
Opmaakprofielen voor tekst wijzigen 1 Selecteer de tekst waarvan u het opmaakprofiel wilt wijzigen. 2 Druk op Opmaakprofiel. Er wordt een lijst met keuzemogelijkheden geopend, die in alfabetische volgorde zijn gerangschikt.
212 Kantoor Nieuwe opmaakprofielen maken of bestaande opmaakprofielen wijzigen 1 Druk op Opmaakprofiel. 2 Druk op Nieuw als u een nieuw opmaakprofiel wilt maken Selecteer het opmaakprofiel en druk op Bewerken als u een opmaakprofiel wilt wijzigen. Er verschijnt een dialoogvenster. 3 Geef het opmaakprofiel een nieuwe naam door deze over de oude naam te typen. Houd er rekening mee dat u de namen van de standaardopmaakprofielen niet kunt wijzigen.
Objecten invoegen 1 Druk op Object invoegen in het document dat u maakt of bewerkt. Er verschijnt een dialoogvenster. Zie figuur 76. Tip: Als u het formaat van een afbeelding na invoegen wilt wijzigen, drukt u op de toets Menu en selecteert u Bewerken > Object > Objectdetails…. Figuur 76 2 Selecteer het type object dat u wilt invoegen in de lijst. 3 Druk op Nieuw item invoegen om de bijbehorende editor te openen. Druk op Bestaand item invoegen om een lijst met bestanden van hetzelfde objecttype te openen.
214 Kantoor 2 Schakel de volgende opties in of uit: Pagina Standaardopties : pagina Tabs weergeven, Spaties weergeven en Alineamarkeringen weergeven, Pagina Geavanceerde opties : Geforceerde regeleinden weergeven, Vaste spaties weergeven en Vaste koppelstreepjes weergeven. Het documentoverzicht weergeven Tip: Als u een bepaalde pagina in een document wilt openen, drukt u op de toets Menu en kiest u Tools > Ga naar…. 1 Druk op de toets Menu en kies Beeld > Overzicht….
215 Kantoor Met Werkblad kunt u bestanden openen die zijn gemaakt met recente versies van Microsoft Excel voor Windows. Houd er rekening mee dat niet alle functies en niet alle opmaak van de oorspronkelijke bestanden worden ondersteund. Bestanden die zijn gemaakt met andere versies van Microsoft Excel kunt u alleen weergeven. U kunt bestanden die met de communicator zijn gemaakt ook opslaan in Microsoft Excel-formaat.
Kantoor 216 Gegevens invoeren Voor het invoeren van gegevens selecteert u een cel met de navigatietoets en begint u de gegevens te typen in de geselecteerde cel. Als u de invoer in een cel wilt bevestigen, drukt u op Enter, OK of gaat u met de navigatietoets naar een andere cel. Als u de invoer ongedaan wilt maken, drukt u op Esc of Annuleren. U kunt aangeven tot welke categorie de gegevens in de cel behoren. Druk hiervoor op Functie.
Voorbeeld: U kunt bijvoorbeeld de getallen in cel C2 tot en met C4 in cel C5 optellen; selecteer cel C5, druk op Puntverwijzing en selecteer het celbereik C2 tot en met C4. Druk op Enter of op OK om de bewerking te bevestigen. De SOM wordt vervolgens weergegeven in C5. Figuur 78 Cellen selecteren Er zijn twee manieren waarop u een cel of een celbereik kunt selecteren in een werkblad: • Druk op de toets Menu en kies Bewerken > Kiezen. Voer vervolgens het selectiebereik in of kies een bereik in de lijst.
Kantoor 218 De selectie wordt opgeheven wanneer u op de navigatietoets of op de Tab-toets. Cellen invoegen 1 Selecteer een cel of een aantal cellen die u wilt invoegen in het werkblad. 2 Druk op de toets Menu en kies Invoegen > Cellen. Er verschijnt een dialoogvenster. 3 Geef op of u de cel of cellen wilt invoegen boven (Cellen naar beneden verplaatsen) of links van (Cellen naar rechts verplaatsen) het geselecteerde bereik.
Cellen wissen 1 Kies de cel of de cellen die u wilt wissen. 2 Druk op Wissen. Er verschijnt een lijst met keuzemogelijkheden. 3 Als u zowel de inhoud als de formaten van de cel of de cellen wilt wissen, kies u Alle. Als u alleen de inhoud van de cel of de cellen wilt wissen, kiest u Inhoud. Als u alleen de formaten van de cel of de cellen wilt wissen, kiest u Formaten.
Kantoor 220 Figuur 79 De celinhoud uitlijnen Tip: Als u de wijzigingen wilt bevestigen, drukt u op Kiezen of op OK. Als u de wijzigingen ongedaan wilt maken, drukt u op Annuleren of op Esc. 1 Selecteer de cel of de cellen. 2 Druk op de toets Menu en kies Opmaak > Uitlijning. Er verschijnt een dialoogvenster. 3 Definieer de volgende opties: Horizontaal, Verticaal en Celformaat aanhouden. Het uiterlijk van celranden wijzigen 1 Selecteer de cel of de cellen.
Lettertypen wijzigen 1 Selecteer de cel of de cellen. 2 Druk op de toets Menu en kies Opmaak > Lettertype. Er verschijnt een dialoogvenster. 3 Druk op Wijzigen om de waarde van een item in de lijst te wijzigen. 4 Druk op Voorbeeld als u wilt weergeven wat het gevolg is van de wijzigingen die u hebt aangebracht. 5 Druk op Gereed als u de aangebrachte wijzigingen wilt opslaan. De achtergrondkleur wijzigen 1 Selecteer de cel of de cellen.
Kantoor 222 Cellen een naam geven Tip: Als u de weergavevoorkeuren wilt wijzigen, drukt u op de toets Menu en kiest u Tools > Instellingen. Schakel de volgende opties in of uit: Rasterlijnen weergeven, Rijkoppen weergeven, Kolomkoppen weergeven, Automatisch herberekenen, Nulwaarden weergeven en Paginascheiding weergeven. 1 Selecteer de cel of de cellen. 2 Druk op de toets Menu en kies Invoegen > Naam > Toevoegen.
223 Kantoor Grafiekbladen Grafiekbladen maken U kunt kiezen uit zeven verschillende soorten grafieken: Lijn, Kolom, Gestapelde kolom, Staaf, Gestapelde staaf, X/Y-spreiding en Cirkel. 1 Selecteer een cellenbereik in een werkblad. Deze cellen leveren de gegevens voor het nieuwe grafiekblad. 2 Druk op de toets Menu en kies Invoegen > Nieuwe grafiek. Er verschijnt een dialoogvenster. 3 Definieer de volgende gegevens: Grafieknaam, Grafiektype, 3D, Achtergrondkleur en Kleur van as.
224 Kantoor 4 Geef de nieuwe waarden op. Zie figuur 80 voor een voorbeeld van het bewerken van instellingen voor de X-as. Figuur 80 5 Druk op Sluiten om de wijzigingen te bevestigen en op Esc als u de wijzigingen niet wilt doorvoeren. Opmerking: U kunt slechts één object tegelijk selecteren. Gegevens in grafiekbladen vervangen Tip: Als u paginainstellingen wilt bewerken, drukt u op Grafiekopties. Definieer de paginastijl en de paginanaam op de twee tabbladen van het dialoogvenster dat wordt geopend.
225 Kantoor Presentatieviewer Met de Presentatieviewer kunt u presentaties bekijken. Bovendien kunt u deze presentaties verzenden en ontvangen als een e-mailbericht of via infrarood. U kunt documenten weergeven die zijn gemaakt met recente versies van Microsoft PowerPoint voor Windows. Houd er rekening mee dat niet alle functies en niet alle opmaak van de oorspronkelijke documenten worden ondersteund. U kunt documenten die met de communicator zijn gemaakt ook opslaan in Microsoft PowerPoint-formaat.
Kantoor 226 Figuur 81 Als u alleen de tekst van de titels wilt weergeven, drukt u op Alleen titels. Als u wilt terugkeren naar de standaarddiapresentatie, drukt u op Diaweergave. Dia’s zoeken en weergeven 1 Druk op de toets Menu en kies Tools > Naar dia gaan. Er verschijnt een lijst met de dia’s die zijn opgenomen in de presentatie. 2 Ga naar de gewenste dia met behulp van de navigatietoets. 3 Druk op Ga naar om de dia te openen.
Bestandsbeheer Met Bestandsbeheer kunt u de inhoud en eigenschappen van mappen beheren. Het beginvenster bevat twee frames: een mapstructuur links en een bestandenlijst rechts. Figuur 82 U kunt overschakelen tussen de twee frames met behulp van de Tab-toets. Tip: U kunt Bestandsbeheer in combinatie met een geheugenkaart gebruiken om bestanden en mappen uit het hoofdgeheugen van de communicator te verwijderen en zo geheugenruimte vrij te maken.
228 Kantoor Als u submappen in het maplijstframe wilt weergeven of verbergen, drukt u op < en > op de navigatietoets. Met de tekens - en + die vóór de mappictogrammen worden weergegeven, wordt het niveau van de huidige weergave aangegeven. Mappen zonder teken hebben geen submappen en u kunt de navigatietoets gebruiken om te schakelen tussen de mapweergave en de bestandsweergave. Opmerking: Multiselectie is niet mogelijk in het frame met de mapstructuur.
Kantoor 229 Figuur 83 2 Selecteer de submap die u wilt bekijken en druk op Openen. 3 Als u hoofdmappen wilt bekijken, drukt u op Esc of kiest u Beeld > Sorteren op. 4 Druk op Map sluiten om terug te keren naar het beginvenster. In de titel van de inhoudsweergave voor mappen worden de padnaam en het aantal bestanden en submappen in de map weergegeven, evenals de totale grootte van alle bestanden in de map.
Kantoor 230 Bestanden en mappen verplaatsen Tip: Zie voor multiselectie ‘Een aantal items tegelijk selecteren’ op pagina 29. 1 Selecteer de mappen of bestanden die u wilt verplaatsen en druk op Verplaatsen in het beginvenster van Bestandsbeheer. Er wordt een bestandenlijst geopend, zoals weergegeven in figuur 84. Figuur 84 2 Zoek een doelmap met behulp van de navigatietoets. Als u de submappen van een map wilt verbergen of weergeven, drukt u respectievelijk op Samenvouwen en Uitvouwen.
231 Kantoor De namen van bestanden en mappen wijzigen 1 Selecteer het bestand of de map in het beginvenster van Bestandsbeheer. 2 Druk op de toets Menu en kies Bestand > Naam wijzigen. De cursor wordt aan het einde van de geselecteerde bestandsnaam of mapnaam geplaatst. 3 Wijzig de naam van het bestand of de map. 4 Druk op OK om de wijzigingen te bevestigen. Als u de wijzigingen niet wilt doorvoeren, drukt u op Annuleren.
232 Kantoor 2 Druk op de toets Menu en kies Tools > Zoeken…. Er verschijnt een dialoogvenster. 3 Voer in het veld de tekenreeks in waarnaar u wilt zoeken. 4 Druk op Opties om een meer gedetailleerde zoekopdracht te definiëren. Zie figuur 86. Tip: U kunt een zoekopdracht uitvoeren op basis van een bepaalde periode, een begin- en einddatum of van bestandstypen. Figuur 86 Druk op Wijzigen om de waarde van een item in de lijst te wijzigen. Druk op Sluiten als u alle gegevens hebt ingevoerd.
Als u back-ups wilt maken op en gegevens wilt terugzetten vanaf de geheugenkaart, moet de kaart zijn aangebracht in de communicator. Zie ‘De geheugenkaart plaatsen’ op pagina 28 voor meer informatie. 1 Druk op de toets Menu en kies Geheugenkaart > Back-up maken op geheugenkaart… of Terugzetten vanaf geheugenkaart…, afhankelijk van de bewerking die u wilt uitvoeren. Er wordt een dialoogvenster geopend.
235 Extra’s 11. Extra’s Extra’s bevat de volgende toepassingen: Rekenmachine, Klok, Configuratiescherm, Recorder, Beeldverwerking, Cell broadcast, Videospeler en Faxmodem. Alle nieuwe toepassingen die u installeert, worden aan de toepassingsgroep Extra’s toegevoegd. Zie de Handleiding voor software op de cd-rom (het gedeelte ‘Werken met de Nokia 9210 Communicator’) voor meer informatie over de meegeleverde toepassingen op de cd-rom.
Extra’s 236 Tip: U kunt het type klok aanpassen. Druk op de toets Menu en selecteer Beeld > Type klok > Digitaal of Analoog. Een alarm instellen Tip: Alarmsignalen voor items in de agenda kunt u instellen in Agenda. Zie pagina 126 voor meer informatie. Tip: Als u een alarm wilt verwijderen, selecteert u het alarm in de lijst en drukt u op de Backspace-toets. 1 Druk in het beginvenster op Alarmklok. De alarmklokweergave verschijnt. Tip: Een alarm dat afgaat, schakelt u uit door op Stoppen te drukken.
Tip: Op de wereldkaart wordt door middel van een kruiscursor weergegeven welke plaats van bestemming momenteel is geselecteerd. Figuur 88 3 Typ de plaats in het zoekveld. U kunt ook door de lijst schuiven en bij de gewenste plaats op Kiezen drukken. 4 Druk op OK als u de gewijzigde tijdzone wilt accepteren, of druk op Annuleren als u de wijziging wilt negeren. Opmerking: Zie de Help van de Nokia 9210 Communicator voor meer informatie over de Klok.
Extra’s 238 De berekening en het resultaat worden in het uitvoerblad links op het scherm weergegeven. Het is niet mogelijk in het uitvoerblad te schrijven, maar multiselectie is wel mogelijk. Figuur 89 Met de Tab-toets kunt u van het invoerveld naar het uitvoerblad of het functieoverzicht gaan (of omgekeerd). Het invoerveld in de bureaurekenmachine is nooit leeg: het bevat ofwel het resultaat van de vorige berekening ofwel een nul (0) indien u op de Backspacetoets hebt gedrukt.
Figuur 90 Als u wijzigingen wilt aanbrengen in één van de genoemde toepassingen, selecteert u het pictogram met de navigatietoets en drukt u op Openen. Scherm Hier definieert u de weergave van het scherm. Tabblad Contrast Figuur 91 Met + en – kunt u wijzigingen aanbrengen in de balk die u aan het bewerken bent. ©2001 Nokia Mobile Phones. All rights reserved. Extra’s 239 Het wijzigen van deze functies heeft gevolgen voor alle toepassingen die zijn geïnstalleerd op de communicator.
Extra’s 240 Tip: Wanneer u een lage helderheid en een korte tijdsperiode selecteert, spaart dat de batterij en neemt de gebruiksduur van de communicator toe. Contrastniveau: Wanneer u op + drukt, wordt het contrast vergroot en wanneer u op - drukt wordt het verkleind. Helderheid: De helderheid van het scherm. U kunt kiezen uit vijf opties. Brightness period: De tijdsperiode waarna het scherm donker wordt als er binnen die tijd niet op een toets is gedrukt.
Landinstellingen Op deze vier tabbladen kunt u expressies definiëren voor de lokale tijd, de datum, de getalnotatie en de valuta. Opmerking: Zie de Help van de Nokia 9210 Communicator voor meer informatie over de Landinstellingen. Internet-toegangspunten Hier kunt u bestaande Internet-toegangspunten bewerken of verwijderen en nieuwe Internet-toegangspunten maken. Zie voor meer informatie hierover de sectie Internet op de Controlelijst voor instellingen die wordt meegeleverd met de communicator.
242 Extra’s BELANGRIJK: De vooraf ingestelde standaardvergrendelcode is 12345. Voor een goede beveiliging is het belangrijk dat u de vergrendelcode wijzigt. Houd de code geheim en bewaar deze op een veilige plaats uit de buurt van de telefoon. De codes worden weergegeven als sterretjes. Wanneer u een code wijzigt, wordt u verzocht eerst de huidige code en daarna twee keer de nieuwe code in te voeren. Een code kan niet worden gewijzigd als de bijbehorende beveiligingsfunctie niet is ingeschakeld.
Extra’s 243 Telefoon. Alle andere handelingen zijn vergrendeld. De teller wordt opnieuw ingesteld door nieuwe invoer, gegevensoverdracht, afdrukbewerkingen enzovoort. Als u deze instelling wilt wijzigen, hebt u de vergrendelcode nodig. Vergrendelen als SIM-kaart wordt gewisseld: Als de waarde Aan is ingesteld voor deze optie, wordt iedere keer als de telefoon wordt ingeschakeld, gecontroleerd of er een andere SIM-kaart in de communicator is geplaatst.
Extra’s 244 Tip: U kunt het vergrendelwachtwoord alleen wijzigen als de telefoon aanstaat en de optie Oproepen vergrendelen is geactiveerd voor de SIM-kaart. Vergrendelwachtwoord: Hier kunt u het vergrendelwachtwoord wijzigen. Als u drie keer achterelkaar een onjuist wachtwoord invoert, wordt het wachtwoord vergrendeld en moet u de netwerkexploitant om een nieuw wachtwoord vragen.
U opent het beginvenster van Certificaatbeheer als volgt: Druk op de toets Menu, kies Tools > Configuratiescherm, ga naar Certificaatbeheer en druk op Kiezen. U kunt ook op de toepassingstoets Extra’s drukken en achtereenvolgens Configuratiescherm en Certificaatbeheer selecteren. Het beginvenster bevat een lijst met beschikbare certificaten en de bijbehorende geldigheidsgegevens. Opmerking: Certificaten hebben een beperkte levensduur.
Extra’s 246 Controleren of een certificaat authentiek is Certificaten worden gebruikt om de herkomst van webpagina’s en geïnstalleerde software te verifiëren. Een certificaat kan echter alleen worden vertrouwd als zeker is dat het authentiek is. U kunt de authenticiteit van een bestaand of nieuw certificaat als volgt controleren: 1 Selecteer het certificaat en druk op Details weergeven. Er verschijnt een weergave met de details van het certificaat.
247 Extra’s Software installeren of verwijderen Met behulp van Software installeren/verwijderen kunt u op de communicator nieuwe software installeren of geïnstalleerde toepassingen verwijderen. Als u de toepassing Software installeren/verwijderen opent, ziet u op het tabblad Geïnstalleerde software een lijst met alle geïnstalleerde softwarepakketten, compleet met naam, versienummer, type en grootte.
Extra’s 248 Tip: U kunt het installatieproces ook via Bestandsbeheer starten. Zoek in het geheugen of de geheugenkaart van de communicator naar het installatiepakket. Selecteer het pakket en druk op de Enter-toets. BELANGRIJK: U kunt alleen softwarepakketten met de extensie .sis .overbrengen of downloaden naar de communicator Een geschikte bestandsnaam is bijvoorbeeld ‘MediaPlayer.sis’.
Software verwijderen 1 Als u een geïnstalleerd softwarepakket van de communicator wilt verwijderen, gaat u naar het tabblad Geïnstalleerde software, selecteert u het softwarepakket dat u wilt verwijderen, en drukt u op Verwijderen. 2 Er verschijnt een bevestigingsvenster. Druk op OK om de software te verwijderen. Opmerking: Sommige softwarepakketten zijn een update op bestaande software en kunnen niet worden verwijderd.
Extra’s 250 Installatielogboek Als u wilt zien welke software ooit is geïnstalleerd en verwijderd, drukt u op de toets Menu en gaat u naar het tabblad Installatielogboek. In deze lijst kunt u zien welke software is geïnstalleerd en verwijderd en wanneer dat is gebeurd. Als u na de installatie van een softwarepakket problemen met het apparaat hebt, kunt u aan de hand van deze lijst uitzoeken welk softwarepakket de oorzaak van het probleem zou kunnen zijn.
Standaardmap Met Standaardmap kunt u de map definiëren waarin documenten standaard worden opgeslagen wanneer u deze in het geheugen van de communicator wilt opslaan. Zie ‘Bestandsbeheer’ op pagina 227 voor meer gegevens over het beheer van bestanden en mappen. Geheugen Hier kunt u zien hoeveel geheugen er nog vrij is voor het opslaan van gegevens en het installeren van nieuwe software.
Extra’s 252 Recorder Tip: Wanneer u geluidsfragmenten en spraak hebt opgenomen, kunt u deze instellen als beltoon. Zie pagina 109. Met de Recorder kunt u telefoongesprekken en gesproken memo’s opnemen. U kunt bovendien opnames en andere geluidsbestanden afluisteren. De maximumlengte van een opname is afhankelijk van het beschikbare geheugen. U kunt bestanden in de volgende bestandsformaten openen: .wav-formaat, .auformaat en gecomprimeerd, gecodeerd GSM-formaat.
253 Extra’s Opmerking: Zie de Help van de Nokia 9210 Communicator voor meer informatie over de Voice recorder. Beeldverwerking De toepassing Beeldverwerking functioneert als bestandsbeheerder voor afbeeldingen. De mappen die worden gemaakt voor het opslaan van afbeeldingen, worden albums genoemd. De afbeeldingen worden als miniaturen weergegeven in albums. Een miniatuur is een kleine weergave van de originele afbeelding op ware grootte.
Extra’s 254 Tip: Als in de map d:\Documents\Photo gallery\ afbeeldingen of albums op een ingevoegde geheugenkaart staan, worden deze in deze weergave weergegeven. Figuur 94 Opmerking: Albums kunnen alleen afbeeldingen bevatten, geen subalbums. U kunt ook afbeeldingen ontvangen via IR. Zie ‘Afbeeldingen ontvangen via infrarood’ op pagina 257 voor meer informatie. Een nieuw album maken 1 Druk op de toets Menu en kies Bestand > Nieuw album…. Er verschijnt een dialoogvenster.
De inhoud van een album bekijken 1 Selecteer het album in het beginvenster van Beeldverwerking en druk op Openen. Er verschijnt een miniatuur van de inhoud van het album. 2 U kunt met de navigatietoets door de inhoud van het album schuiven. Druk op Openen als u een afbeelding wilt bekijken. 3 Als u het volgende frame in de afbeelding wilt bekijken (indien beschikbaar), drukt u op de toets Menu en selecteert u Beeld > Volgende frame. Kies Vorige frame als u terug wilt naar de vorige afbeelding.
Extra’s 256 Tip: U kunt een album of afbeelding een nieuwe naam geven.Selecteer Bestand > Naam wijzigen…, geef een naam op en druk op OK. De bestandsextensie kan niet worden gewijzigd. 6 Als het doelalbum al een of meer afbeeldingen met dezelfde naam bevat, wordt u gevraagd of u de bestaande afbeelding wilt vervangen. Kies een van de volgende opties: Vervangen: De bestaande afbeelding wordt vervangen door de afbeelding die u plakt.
Het formaat van afbeeldingen wijzigen 1 Druk op de toets Menu en kies Tools > Formaat wijzigen…. Er verschijnt een dialoogvenster. 2 Selecteer met behulp van de navigatietoets het nieuwe formaat en druk op Kiezen. Als u op Best passend drukt, verschijnen in het dialoogvenster de waarden waarbij de afbeelding horizontaal op het scherm past. Afbeeldingen ontvangen via infrarood 1 Open het album waarin u het ontvangen bestand wilt opslaan. 2 Druk op Afbeeldingen via infrarood.
Extra’s 258 Tip: Kijk op de webpagina www.nokia.com/phones/ clubnokia.html of bel uw plaatselijke Nokia-dealer als u zich wilt aansluiten bij Club Nokia. Zie ook de uitnodigingskaart voor Club Nokia in het pakket. De meegeleverde cd-rom bevat bestanden in NIM-formaat. NIM-bestanden zijn ook te vinden op de webpagina’s van Club Nokia (zie www.club.nokia.com). Daarnaast kunt u met de toepassing Multimediaconversie een gangbaar videobestandsformaat zoals AVI naar NIM-formaat converteren.
CBS-viewer De CBS-viewer is een toepassing die u samen met CBS (Cell Broadcast Service) gebruikt om de berichten te bekijken en u te abonneren op onderwerpen die u interessant vindt. In gebieden waar CBS wordt aangeboden, kunt u over verschillende onderwerpen SMS-berichten ontvangen, bijvoorbeeld over taxi’s, het weer, diensten van exploitanten en inlichtingen. Tip: Vraag bij uw netwerkexploitant of CBS beschikbaar is.
Extra’s 260 Tip: U markeert een onderwerp snel als belangrijk door eerst het onderwerp te selecteren en daarna op Ctrl+M te drukken. U kunt ervoor zorgen dat u een melding krijgt zodra er een nieuw bericht over een onderwerp binnenkomt. Druk op de toets Menu en selecteer Onderwerp > Markeren als belangrijk onderwerp. Het belangrijke onderwerp wordt gemarkeerd met een uitroepteken (!).
261 Extra’s Nieuwe onderwerpen aan de lijst toevoegen: U kunt kiezen uit: Ja/Nee. Als u Ja kiest, worden alle nieuwe onderwerpen automatisch aan de huidige lijst met onderwerpen toegevoegd. Als u Nee kiest, ontvangt u alleen die berichten die betrekking hebben op onderwerpen waarop u bent geabonneerd en belangrijke onderwerpen die al in de onderwerpenlijst staan. Taal: Selecteer de taal waarin u de onderwerpen wilt ontvangen. Kies Alle als u berichten in alle talen wilt ontvangen.
Extra’s 262 Als u Faxmodem wilt openen, drukt u op de toepassingsknop Extra’s, selecteert u Faxmodem en drukt u op Openen. Een actieve pc-verbinding die voor een faxmodem wordt gebruikt, wordt na 20 minuten verbroken wanneer in die periode geen gegevens worden verzonden of ontvangen. Actieve oproepen worden echter niet automatisch afgebroken. Opmerking: U kunt de instellingen van de faxmodem niet wijzigen als de modem actief is.
Tabblad Besturingssysteem Windows 2000: Wanneer u geen Windows 2000 gebruikt, drukt u op Gereed en selecteert u Nee. De overige opties op het tabblad worden lichter gekleurd. Wanneer u wel Windows 2000 gebruikt, selecteert u Ja. Definieer ook de volgende verbindingsgegevens. De benodigde gegevens worden geleverd door de host die u wilt oproepen. Als u niet over deze gegevens beschikt, kunt u proberen de standaardopties te gebruiken. Type verbinding: U kunt kiezen uit: Normaal/Hoge snelheid.
12. Problemen oplossen Als u problemen ondervindt met de communicator, beantwoordt Club Nokia Careline al uw vragen. Via de Club Nokia Careline kunt u telefonische instructies krijgen. Raadpleeg de Accessoire-gids en de webpagina voor meer informatie over de Club Nokia Careline. U kunt ook Forum Nokia bezoeken op www.forum.nokia.com voor informatie en ondersteunend materiaal bij de communicator. 1.
Problemen oplossen 266 2. De communicatorinterface start niet; het scherm op de voorkant van de telefoon knippert Het communicatorgeheugen is corrupt. Neem contact op met uw plaatselijke Nokia-leverancier. 3. De batterij is aangesloten, maar de telefoon werkt niet Start de communicator opnieuw door de batterij te verwijderen, dertig seconden te wachten en de batterij opnieuw te plaatsen. Probeer de communicator op te laden.
Als de hierboven beschreven procedures niet helpen, kunt het interne geheugen van de communicator formatteren als laatste poging voordat u contact opneemt met uw plaatselijke leverancier. Bedenk dat door het formatteren van het geheugen alle items worden verwijderd, behalve de standaardtoepassingen die in de fabriek in het ROM-geheugen zijn geïnstalleerd! Als u een volledige backup hebt gemaakt met PC Suite, kunt u PC Suite gebruiken om het geheugen te formatteren en de back-upbestanden te herstellen.
Problemen oplossen 268 3 Als u het welkomstscherm van de Nokia 9210 Communicator Welcome ziet, drukt u onmiddellijk op Ctrl+Shift+F en houdt u deze vast. De toets F moet als laatste worden ingedrukt. 4 Het formatteren begint. Dit neemt ten minste twee minuten in beslag. 5 Ga in Windows Verkenner naar het installatiepakket All_Nokia_9210_data.sis in de map Preinstalled in device van de meegeleverde cd-rom en installeer dit. 5.
7. Ik kan geen spraak-, fax- of dataoproepen doorschakelen of blokkeren Mogelijk hebt u geen abonnement op de desbetreffende diensten of worden deze niet ondersteund door het netwerk; mogelijk ontbreekt het nummer van de Berichtencentrale of het nummer waarnaar u oproepen wilt doorschakelen, of zijn deze nummers niet correct. Het blokkeren en doorschakelen van faxoproepen wordt gedefinieerd in Tools > Huidige accounts… > ECM in Berichten.
Problemen oplossen 270 De door u gebruikte getalnotatie is mogelijk ongeldig of het opgeroepen telefoonnummer heeft niet binnen 10 pogingen gereageerd; mogelijk hebt u het verkeerde telefoonnummer gekozen. Mogelijk is de telefoon bezet: er worden gegevens of een fax verzonden of ontvangen; de communicator wordt gebruikt als faxmodem. Wacht tot de data-/ faxoverdracht is voltooid of breek de oproep af door op de toets te drukken op het toetsenbord van de telefoon.
Als u foutberichten ontvangt van de exploitant van het netwerk wanneer u een verbinding maakt met de externe postbus, neemt u contact op met de aanbieder van de externe postbusdienst. Mogelijk bevat de externe postbus beschadigde e-mailberichten of zijn de instellingen voor de e-mailserver incorrect. Als u problemen ondervindt bij het verzenden van e-mailberichten met bijlagen, kiest u Verzenden annuleren en probeert u het opnieuw.
Problemen oplossen 272 11. Ik kan geen Internet-verbinding tot stand brengen Als u tevergeefs een verbinding tot stand probeert te brengen met het Internet (om het WWW te gebruiken of om e-mail te ontvangen of te verzenden), kunt u met behulp van de volgende lijst uitzoeken wat het probleem kan zijn: 1 Is de dataoproep actief wanneer u verbinding probeert te maken? Kijk naar de indicator voor dataoproepen op de zijkant van de telefoon.
©2001 Nokia Mobile Phones. All rights reserved. Problemen oplossen 273 3 Als de dataoproep actief is, maar u kunt geen webpagina’s downloaden met de webbrowser, noteer dan de recentste statusindicatie die wordt weergegeven in de titelbalk van de webbrowser.
Problemen oplossen 274 Als u na herhaalde pogingen nog geen verbinding met het Internet tot stand kunt brengen en als u uw Internet-verbinding eerder wel hebt kunnen gebruiken, of als u foutberichten krijgt wanneer u de webbrowser start, verwijder dan de batterij, plaats deze opnieuw en probeer het nogmaals. 12.
Raadpleeg de sectie Documentatie op de cd-rom die bij de communicator wordt geleverd voor verdere informatie. 13. Problemen met afdrukken Als u de infraroodkoppeling gebruikt, moet de infraroodpoort van de printer compatibel zijn met de IrDA-standaard. Zie ‘Afdrukken’ op pagina 36. Als u geen infraroodkoppeling tot stand kunt brengen, verplaatst u het bestand naar een pc en gebruikt u de pc om het document af te drukken. U kunt het document ook naar de dichtstbijzijnde faxmachine faxen.
Problemen oplossen 276 14. Problemen met pc-connectiviteit Zorg ervoor dat de PC Suite voor Nokia 9210 Communicator op de pc is geïnstalleerd en is geactiveerd. Zie de Gebruikershandleiding voor PC Suite Guide voor meer informatie. Als u een kabelverbinding gebruikt, controleert u of de kabel aan beide kanten op juiste wijze is aangesloten. Als u een infraroodverbinding gebruikt, moet u controleren of de IR-poorten tegenover elkaar liggen en er zich tussen de twee poorten geen obstakels bevinden.
16. Problemen met de toegangscode De vooraf ingestelde standaardvergrendelcode is 12345. Als u de vergrendelcode bent vergeten of kwijtgeraakt, moet u contact opnemen met de leverancier van de communicator. Als u een PIN- of PUK-code bent vergeten of kwijtgeraakt of als u een dergelijke code niet hebt ontvangen, moet u contact opnemen met de exploitant van het netwerk. Neem contact op met uw Internet-aanbieder voor informatie over Internet- of terminalwachtwoorden. 17.
Problemen oplossen 278 Verwijder alle items die veel geheugenruimte in beslag nemen, zoals documenten, ontvangen faxen en oude gegevens in de Agenda; u kunt deze gegevens handmatig verwijderen of met behulp van de toepassing Gegevens verwijderen. Zie ‘Geheugen’ op pagina 251. U kunt de items ook verplaatsen naar de geheugenkaart. Opmerking: Opgehaalde afbeeldingen, ontvangen faxen en opnamen kunnen een grote hoeveelheid geheugenruimte in beslag nemen. 18.
20. Sommige toepassingen zijn verdwenen of per ongeluk verwijderd. U hebt mogelijk de geheugenkaart verwijderd of vervangen die oorspronkelijk in uw communicator was geplaatst. Als u de kaart hebt verwijderd, plaatst u deze opnieuw. Als u de kaart hebt vervangen, gebruik dan PC Suite for Nokia 9210 Communicator om geheugenkaarttoepassingen te installeren uit de map Preinstalled in Memory Card van de meegeleverde cd-rom naar de nieuwe geheugenkaart.
13. Verzorging en onderhoud Uw Nokia 9210 Communicator is een geavanceerd apparaat, dat met zorg is ontworpen en geproduceerd. Ga er zorgvuldig mee om. De tips hieronder kunnen u daarbij helpen, zodat u aanspraak kunt blijven maken op de geldende garantie en u vele jaren plezier kunt hebben van dit product. Voor het gebruik van de communicator, batterij, lader of eventuele accessoires geldt: Houd het apparaat en alle onderdelen en accessoires buiten het bereik van kinderen. Houd het apparaat droog.
Verzorging en onderhoud 282 Probeer het apparaat niet open te maken. Ondeskundige behandeling kan het apparaat beschadigen. Laat het apparaat niet vallen en voorkom stoten en overmatig schudden. Een ruwe behandeling kan de elektronische schakelingen beschadigen. Als u het apparaat laat vallen, kunt u het kleurenscherm beschadigen, dat kwetsbaar is. Gebruik geen agressieve chemicaliën, oplosmiddelen of reinigingsmiddelen om het apparaat schoon te maken.
14. Belangrijke veiligheidsinformatie Verkeersveiligheid Gebruik geen communicator terwijl u een auto bestuurt. Als u een communicator wilt gebruiken, moet u de auto eerst parkeren voordat u een gesprek begint. Bewaar de communicator altijd in de houder; leg de communicator niet op de passagiersstoel of op een plaats waar deze kan losraken bij een botsing of wanneer u plotseling moet remmen.
Belangrijke veiligheidsinformatie 284 Wij wijzen u erop dat het, net als bij andere mobiele radiozendapparatuur, voor de juiste werking van het apparaat en voor de veiligheid van het personeel raadzaam is om alleen normaal gebruik van de apparatuur te maken (tegen het oor en met de antenne over de schouder gericht). Richt de infraroodstraal niet op de ogen van iemand en let op dat er geen interferentie optreedt met de infraroodstraling van andere apparaten.
Als u denkt dat er interferentie plaatsvindt, moet u de telefoon onmiddellijk uitschakelen. Gehoorapparaten: sommige digitale draadloze telefoons kunnen storing in bepaalde gehoorapparaten veroorzaken. Als u last hebt van dergelijke interferentie, kunt u contact opnemen met uw netwerkexploitant. Andere medische apparatuur: het gebruik van radiozendapparatuur, dus ook van communicators, kan interferentie veroorzaken bij het functioneren van onvoldoende beschermde medische apparatuur.
Belangrijke veiligheidsinformatie 286 Explosiegevaarlijke omgevingen Schakel de telefoon uit als u op een plaats met explosiegevaar bent en volg alle aanwijzingen en instructies op. Vonken kunnen op zulke plaatsen een explosie of brand veroorzaken, waardoor er gewonden of zelfs doden kunnen vallen. Gebruikers wordt geadviseerd om de telefoon uit te schakelen in benzinestations.
Schakel de communicator uit voordat u een vliegtuig binnengaat. Het gebruik van draadloze telefoons kan gevaarlijk zijn voor de werking van het vliegtuig, het draadloze telefoonnetwerk verstoren en bovendien illegaal zijn. Het negeren van deze voorschriften kan ertoe leiden dat de overtreder het gebruik van telefoondiensten wordt ontzegd en/of dat gerechtelijke stappen worden ondernomen.
Belangrijke veiligheidsinformatie 288 netwerkdiensten en/of telefoonfuncties in gebruik zijn, geen alarmnummers kunnen worden gebeld. Neem voor meer informatie contact op met de exploitant van het desbetreffende netwerk. Een alarmnummer kiezen: 1 Als de klep van het toestel open is, sluit u deze. 2 Schakel de telefoon in als dat nog niet is gebeurd (druk op de toets ). In sommige netwerken kan een geldige, correct geplaatste SIM-kaart noodzakelijk zijn.
Belangrijke informatie over de stroomvoorziening WAARSCHUWING: Dit apparaat mag alleen worden gevoed door stroom van een Lithium-ionenbatterij en laders van het type ACP-9E, ACP-9X en ACP-9A. Het gebruik van andere typen doet de goedkeuring en de garantie die op het apparaat van toepassing zijn, vervallen en kan bovendien gevaarlijk zijn. Gebruik alleen batterijen, laders en accessoires die door de fabrikant van de communicator zijn goedgekeurd.
291 Woordenlijst Afbeeldingen, in line, extern Afbeeldingen op een gedownloade webpagina zijn zogenaamde in line afbeeldingen. Voor grotere afbeeldingen worden vaak externe afbeeldingen gebruikt. Deze afbeeldingen moeten in een apart venster worden bekeken. AT-opdrachten De werking van een faxmodem kan worden beheerd door middel van ATopdrachten. Deze opdrachten bieden de ervaren gebruiker de gelegenheid alle modemfuncties te beheren.
292 DNS Domain Name Service. Een Internet-dienst die domeinnamen als www.nokia.com vertaalt naar IP-adressen als 192.100.124.195. Domeinnamen zijn gemakkelijker te onthouden, maar deze vertaalslag is nodig omdat het Internet op IP-adressen is gebaseerd. Domeinnaam en hostnaam De termen "domeinnaam" en "hostnaam" worden soms (niet geheel terecht) als synoniemen gebruikt. Het eerste deel van een volledige domeinnaam, bijvoorbeeld www.forum.nokia.
293 Hotspot Een webpagina (www-pagina) kan hotspots zoals selectielijsten, tekstinvoervelden en reset/submit-knoppen bevatten, waarmee u informatie kunt invoeren. HSCSD HSCSD (High-Speed Circuit-Switched Data) staat voor draadloze, parallelle dataoverdracht in de mobiele communicatie. De gebruikte snelheden kunnen oplopen tot 38,4 kbps, viermaal zo snel als de norm voor GSMcommunicatie in 1999.
294 IETF (Internet Engineering Task Force) IETF is verantwoordelijk voor de meeste Internet-standaardisering. De Nokia 9210 Communicator maakt veel gebruik van IETF-specificaties. Bij de terugbelinstellingen is een van de ingestelde waarden gespecificeerd door de IETF, terwijl de overige methoden door Microsoft zijn gespecificeerd. IMAP4 (Internet Mail Access Protocol, versie 4) Een protocol voor het gebruik van uw remote mailbox.
295 Java lijkt op C++, maar is vereenvoudigd om taalfuncties die vaak programmeerfouten veroorzaken, uit te schakelen. Gecompileerde Javacode kan op de meeste computers worden uitgevoerd, omdat de meeste besturingssystemen verwerkingsprogramma’s en runtime-omgevingen voor Java hebben. MCN-technologie (Micro-Cellular Network) Microcells worden gebruikt om de capaciteit te verhogen van draadloze netwerken in stedelijke gebieden.
296 PPP (Point-to-point Protocol) Een veelgebruikt netwerkprotocol waarmee computers met een modem en een telefoonlijn rechtstreeks verbinding met het Internet kunnen maken. Protocol Een set formele regels die bepaalt hoe gegevens worden overgedragen tussen twee apparaten. Proxy In sommige netwerken wordt de verbinding tussen het WWW en de site waar u naartoe wilt geblokkeerd door een firewall. De firewall beschermt het netwerk tegen ongeautoriseerde toegang van buitenstaanders.
297 niet meer gebruiken. Als u deze functies toch wilt gebruiken, moet u een nieuwe SIM-kaart aanvragen bij uw netwerkexploitant. U kunt de PUK2code niet wijzigen. Registratie-overeenkomst Een overeenkomst tussen twee of meer netwerkexploitanten die het mogelijk maakt dat gebruikers van een bepaalde exploitant gebruik kunnen maken van de diensten van andere exploitanten.
298 SSL (Secure Socket Layer) Een beveiligingsprotocol dat erop is gericht afluisterpraktijken, ongeoorloofde inmenging en vervalsing van berichten op het Internet te voorkomen. Documenten die gebruik maken van SSL zijn herkenbaar aan de aanduiding HTTPS. TCP-poort De gegevenspoort van de doelcomputer. TCP/IP (Transmission Control Protocol/ Internet Protocol) Een protocol dat de gegevenscommunicatie op het Internet en in TCP/IPnetwerken verzorgt.
299 Vergrendelcode De vergrendelcode is een vijfcijferige code voor het vergrendelen en vrijgeven van de communicator. U hebt de vergrendelcode ook nodig als u bepaalde instellingen wilt wijzigen. De vooraf ingestelde standaardvergrendelcode is 12345. Voor een goede beveiliging is het belangrijk dat u de vergrendelcode wijzigt. Houd de code geheim en bewaar deze op een veilige plaats uit de buurt van de telefoon.
301 Index A Achtergrondafbeelding 73 Afbeelding Koppelen aan een contactkaart 110 Afbeeldingen Albums 253 Formaat wijzigen 257 Nieuw maken 256 Ontvangen via infrarood 257 Verplaatsen 255 Afbeeldingenalbums Maken 254 Weergeven 255 Afdrukken 36 Problemen oplossen 275 Agenda Algemene instellingen 143 Algemene opdrachten 132 Bijlagen 131 Dagweergave 135 Instellingen 143 Itemgegevens definiëren 125 Items 123 Items bewerken 129 Items verwijderen 130 Items verzenden 124 Items zoeken 141 Itemtypen wijzigen 130 Ma
302 Op geheugenkaart 232 Batterij Gesprekskosten 23 Voorzorgsmaatregelen 25 Beeldverwerking 253 Beginvenster van Contacten 103 Beltoon Afspelen 109 Koppelen aan een contactkaart 109 Berichten Berichten verwijderen 181 Centrum 174 Geadresseerden selecteren 180 geheugen vrijmaken 181 IN-vak 174, 176 Mappen en berichten openen 174 Openen 174 Sorteren 175 Toepassing 173 UIT-vak 174, 177 Berichtencentrale 174 Berichtenvak legen 181 Bestanden .
303 CBS-viewer 259 CBS-viewer, Zie CBS-viewer cd-rom Software installeren vanaf de cd-rom van de communicator 39 Cell Broadcast Service, Zie CBS-viewer Certificaatbeheer 244 Chr-toets 21 Codes Beveiligingsopties 241 Overzicht Periode voor Autovergrendeling 242 PIN-code 66 Problemen oplossen 277 PUK-code 296 Communicator Informatie 6, 251 Interface 13 Overzicht 1 Schoonmaken 282 Configuratiescherm 238 Connectoren 22 Contacten Zoekdetails 107 Contactendatabase 121 Contactgegevens Overzicht 8 Contactgroep 113
304 Documenten Maken 210 Objecten invoegen 213 Opmaakprofiel voor tekst 211 Overzicht 214 Pagineren 214 Sjablonen 212 Tekstmarkeringen 213 Verzenden 33 Draadloze dataoverdracht Beperkingen 9 DTMF-tonen Opslaan in een contactkaart 112 Verzenden 49, 84 E Eenheid 241 Eigenschappen van Bestanden, mappen en stations 231 E-mail Accounts bewerken 191 Algemene instellingen 188 Beantwoorden 197 Bijlagen 198 Bijlagen bekijken en opslaan 199 Bijlagen toevoegen 199 Geavanceerde instellingen 190 Handtekening 190 ©2001
305 Problemen oplossen 276 Uitschakelen 263 G Gegevens Overdragen 40 Geheugen Details 251 Kaart 27 Problemen oplossen 277, 278 Geheugenkaart Back-ups 232 Plaatsen 28 Terugzetten vanaf 232 Getalnotatie 241 Grafiekbladen Bewerken 223 Gegevens vervangen 224 Maken 223 H Help Problemen oplossen 265 Toets 21 Weergeven 3, 53 I IAP 241 Indicatoren op het scherm 15 Informatie Gebruikershandleiding 6 handleidingen 4 Infrarood Activeren 69 Instellingen 40 Problemen oplossen 274 Instellingen E-mail 188 Fax 186 Faxm
306 IN-vak 176 J Java 172 K Kantoor, toepassing 209 Klok 235 Alarm 236 Uw woonplaats wijzigen 236 Knoppen Toepassing 18 L Landinstellingen 241 Logboek 37 M Mappen Standaardmap 251 Meervoudige selectie 29 Menu 21 Menu’s Bladeren 53 In Telefoon 53, 54 Sneltoetsen 54 Muisaanwijzer 166 N Navigatietoetsen 22 ©2001 Nokia Mobile Phones. All rights reserved.
307 Recente oproepen 77 Registreren 59 Schakelen tussen oproepen 80 Slechte oproepkwaliteit 268 Telefonische vergaderingen beheren 82, 83 Vergadering 81 Voeren 47 voeren 76 P Pc-mail Converteren naar 202 Maken 201 Plaatsen 236 Presentaties Dia’s bekijken 226 Dia’s zoeken 226 Overzicht 225 Weergeven 225 Presentatieviewer 225 Problemen oplossen 265 Profiel Vliegtuig 101 Profielen 52, 85 Nieuw maken 87 R Recorder 252 Rekenmachine Algemene bediening 237 Remote Mailbox 174 S Scherm Indicatoren 15, 46 Instell
308 T Tabbladen 15 Tab-toets 20 Tekens Speciaal 29 Tekst Tekst zoeken 34 Tekst, toepassing 209 Telefoon Beantwoorden 78 Instellingen 64, 85 lijst 76 Menu Berichten 55 Menu Doorschakelen 69 Menu Infrarood 69 Menu Instellingen 63 Menu Oproepinfo 59 Menu SIM-diensten 70 Menu’s doorbladeren 53 Recente oproepen 77 Toepassing 75 Telefoon, Zie ook Oproepen Telefoonnummers Zoeken naar 47, 76 Terugbellen 153 Terugzetten Vanaf geheugenkaart 232 ©2001 Nokia Mobile Phones. All rights reserved.
309 Veiligheidsinformatie Alarmnummer kiezen 287 Elektronische apparaten 284 Explosiegevaarlijke omgevingen 286 Gebruiksomgeving 283 Korte samenvattingen 11 Verkeersveiligheid 283 Verzorging en onderhoud 281 Voertuigen 286 Verdwenen toepassingen 266, 279 Video Afspelen 258 Videospeler 257 Visitekaartje Eigen 105 Ontvangen 118 Verzenden 117 Voicemailbox Bellen 79 Instellingen 95 Maken 79 Voorkeurstoepassing 19 W WAP Bladwijzers 169 Instellingen 171 Navigeren 170 Verbindingen instellen 167 Vereisten voor to
310 Muisaanwijzer 166 Navigeren 161 Verschillen met WAP 167 Verschillen met WAP 192 ©2001 Nokia Mobile Phones. All rights reserved.