Operation Manual
NL 730 90 58 b
50
3.5.1 Watertemperatuur instellen
De knop om de watertemperatuur te regelen bevindt zich op de stuurinrichting A1 in
de schakelkast en mag óf in de UIT-stand (vergrendeling - verticaal) óf op de gewen-
ste mixtemperatuur worden gezet. De gele controlelamp onder de regelknop geeft het
beginpunt van de temperatuurregeling aan.
UIT
In deze stand geeft het systeem de parallelle toevoer van water vrij vanuit de twee wa-
teraansluitingen in de watertank. Dit is een voordeel als de druk van het toevoerwater
laag is en als u geen gebruik wenst te maken van de mogelijkheid om de temperatuur
te regelen.
De temperatuur is niet ingeregeld. De watertemperatuur bij de twee aansluitingen zal
dan variëren (altijd lager dan 75°C).
Het gele indicatiesymbool op het controlepaneel (par. 3.6, Fig. 5, symbool 4)
brandt niet.
AAN 50°C
In deze stand wordt het water van de twee aansluitingen gemixed tot de gewenste
temperatuur (b.v. 50°C).
Als het gele indicatiesymbool op het controlepaneel (par. 3.6, Fig. 5, symbool 4) constant
blijft branden, wordt hiermee aangegeven dat de temperatuurregeling is geactiveerd.
Het indicatielampje kan gaan knipperen terwijl het systeem in werking is. Dit betekent,
dat de temperatuurregeling door de sensor is uitgeschakeld. Dit gebeurt, als de toevoer
van koud- of heetwater dusdanig laag is (gesloten kraan, lage waterdruk) dat het sy-
steem in een storingssituatie zou kunnen komen: „Geen water“.
Beide aansluitingen zullen dan parallel geopend worden totdat een hoog waterniveau is
bereikt. De poging om te mixen tot de gewenste temperatuur is bereikt, zal dan worden
herhaald.
De LED zal blijven knipperen, ook al is de watertoevoer weer OK en de temperatuur-
regeling weer ingeschakeld.
N.B.: Het knipperen kan uitsluitend worden gestopt door het systeem opnieuw op te
starten.










