Naslaggids (volledige instructies)
359On-camera flitserfotografie
Deze functie wordt gebruikt om de flitssterkte te vergrendelen,
waardoor de compositie van foto’s opnieuw kan worden
samengesteld zonder het flitsniveau te wijzigen en waardoor wordt
gezorgd dat de flitssterkte geschikt is voor het onderwerp, zelfs
wanneer het onderwerp niet in het midden van het beeld is
geplaatst. Flitssterkte wordt automatisch aangepast voor
wijzigingen aan ISO-gevoeligheid en diafragma.
Flitswaardevergrendeling is niet beschikbaar in stand b.
Om flitswaardevergrendeling te gebruiken:
1 Wijs Flitswaardevergrendeling aan
een camerabediening toe.
Wijs Flitswaardevergrendeling aan
een bediening toe met behulp van
Persoonlijke instelling f2 (Aangepaste
knoptoewijzing).
2 Bevestig een CVS-compatibele flitser.
Bevestig een CVS-compatibele flitser op de accessoireschoen
van de camera.
3 Stel de flitser in op de juiste stand.
Schakel de flitser in en selecteer DDL of Automatische externe
flitser voor Flitserregeling > Flitserregelingsstand (SB-5000,
SB-500, SB-400 of SB-300) of stel de flitserregelingsstand in op
DDL, monitorflits vooraf qA of monitorflits vooraf A (andere
flitsers; zie de documentatie die is meegeleverd met de flitser
voor meer informatie).
Flitswaardevergrendeling