Operation Manual
3
2
Pas de instellingen aan
wanneer u tekst invoert in het venster Confi gurator, mag u alleen de tekens
gebruiken die worden weergegeven in het toetsenbordgedeelte van de illustratie
voor ‘Tekst invoeren in het menu Netwerkinstellingen’ op pagina 14 van de gebruiks-
handleiding van de WT-1 of op pagina 26 van de gebruikshandleiding van de WT-2.
Opmerking:
Het tabblad ‘Wireless’ (Draadloos): draadloze instellingen
SSID: voer de BSS- of ESS-ID voor de draadloze LAN-adapter of het toegangspunt in.
Communication mode (Communicatiestand): kies uit Infrastructure (Infrastructuur)
en Ad-hoc.
• Infrastructure (Infrastructuur): kies deze optie als u via een toegangspunt verbin-
ding maakt met het draadloze netwerk. Het kanaal wordt automatisch ingesteld en
kan niet worden geselecteerd via het menu Channel (Kanaal).
• Ad-hoc: kies deze optie als u een directe peer-to-peer-verbinding met een host
maakt. Als u een ad-hocverbinding gebruikt, selecteert u het Channel (kanaal) dat
wordt gebruikt door de draadloze LAN-adapter.
Use encryption (Gebruik encryptie): als u encryptie wilt gebruiken, schakelt u deze
optie in en selecteert u het type encryptie (ASCII, Base 16 of TKIP). Typ vervolgens
de encryptiesleutel in het vak WEP key (Encryptiesleutel). WEP ASCII- en TKIP-sleutels
gebruiken standaardletters en -cijfers, terwijl 16-tallige (hexadecimale) sleutels alleen
de cijfers 0–9 en de letters A–F gebruiken. De lengte van WEP-sleutels hangt af van het
soort encryptie dat wordt gebruikt: 5 ASCII- of 13 hexadecimale tekens zijn vereist voor
40- en 64-bits encryptie, terwijl 10 ASCII- of 26 hexadecimale tekens zijn vereist voor
128-bits encryptie. TKIP-sleutels zijn alleen beschikbaar voor de WT-2 en kunnen 8 tot
64 tekens lang zijn. Als Shared key (Gedeelde sleutel) is geselecteerd, schakelt de WT-
1 verifi catie via gedeelde sleutels in om te controleren of de andere apparaten in het
netwerk dezelfde sleutel gebruiken. (De WT-2 selecteert automatisch het geschikte
type verifi catie voor het netwerk.)