Operation Manual

- 25 -
Installatie: Het aansluiten van de SCSI-kabel
SCSI-aansluiting: checklist
Zet de computer, de LS-2000 en alle SCSI-apparaten uit
voordat u de scanner aansluit.
Zorg dat de apparaten aan beide uiteinden van de SCSI-
keten getermineerd zijn. Als de host computer een Macintosh
is, is de keten al getermineerd aan de kant van de computer.
Bij IBM PC/AT compatible computers in een keten met
alleen externe apparatuur moet de keten bij het SCSI-board
getermineerd worden. Bij een keten met interne apparatuur
kunt u de termination van het board verwijderen en het
laatste interne apparaat termineren.
Het maximum aantal SCSI-apparaten dat in één keten aange-
sloten kan worden is acht, inclusief de computer en even-
tuele interne SCSI-apparaten zoals harddisks en CD-ROM
drives.
De totale lengte van de bekabeling in de SCSI-keten mag
niet meer zijn dan zes meter. Hoe langer de bekabeling, des
te trager de aansluiting.
Als u een SCSI uitbreidingskaart gebruikt in een IBM PC/AT
compatible computer moet u zorgen dat u de meest recente
driversoftware voor uw kaart hebt. Neem bij problemen met
SCSI-aansluitingen contact op met de fabrikant om te infor-
meren of er een nieuwere driver op de markt is gebracht.
Het invoeren van het SCSI-ID
Elk apparaat in de SCSI-keten heeft een uniek ID, een nummer
tussen nul en zeven dat de computer gebruikt om onderscheid
te maken tussen verschillende apparaten. Bij aansluiting van de
LS-2000 op een SCSI-keten moet het SCSI-ID worden ingesteld
op een getal dat niet met een van de andere apparaten, waar-
onder de computer zelf, gedeeld wordt.
Het SCSI-ID van de scanner wordt aangegeven door de SCSI-
ID schijf op het achterpaneel. Voordat de scanner de fabriek
verlaat, wordt het ID ingesteld op “2”.
SCSI ID
6
5
4
3
2
1
0
7
Denk er bij het kiezen van een ander ID voor de scanner aan
dat de computer meestal een ID van “0” of “7” heeft en dat
interne harddisks vaak het ID “0” of “1” hebben. Macintosh
computers hebben als ID “7” en de interne harddisk en CD-
ROM drive hebben meestal respectievelijk “0” en “3” als ID. In
het algemeen wordt aanbevolen het ID van de scanner in te
stellen op een ander cijfer dan nul, een, drie of zeven dat niet
door een ander SCSI-apparaat gebruikt wordt.
Waarschuwing: Hetzelfde ID toekennen aan twee verschil-
lende apparaten kan het computersysteem onbruikbaar maken of
ertoe leiden dat belangrijke gegevens op de harde schijf verloren
gaan of beschadigd worden.