Deze handleiding mag op geen enkele manier volledig of gedeeltelijk (behalve voor korte citaten in kritische artikelen of besprekingen) worden gereproduceerd zonder de schriftelijke toestemming van NIKON CORPORATION. DIGITALE CAMERA Gebruikshandleiding Nikon Gebruikersondersteuning Bezoek de volgende website om uw camera te registreren en op de hoogte te blijven van de recentste productinformatie.
Dank u voor uw aanschaf van een Nikon digitale reflexcamera (SLR). Lees alle aanwijzingen grondig door om uw camera optimaal te benutten en bewaar ze op een plaats waar ze worden gelezen door alle gebruikers van het product. Symbolen en conventies Om u te helpen de gewenste informatie gemakkelijker te vinden, worden de volgende symbolen en conventies gebruikt: D Dit pictogram staat bij waarschuwingen; lees deze informatie vóór gebruik om beschadiging van de camera te voorkomen.
Pakketinhoud Controleer of het pakket de volgende onderdelen bevat: BS-1-afdekkapje accessoireschoen BF-1B-bodydop Df-camera EN-EL14a oplaadbare Li-ionbatterij (met afdekkapje) MH-24-batterijlader (stekkeradapter meegeleverd in landen of regio’s waar dit is vereist; vorm afhankelijk van land van verkoop.
Inhoudsopgave Voor uw veiligheid........................................................................................x Kennisgevingen ......................................................................................... xiii Inleiding 1 Kennismaking met de camera................................................................. 1 Cameramenu’s ............................................................................................15 Eerste stappen.................................................
Opties voor beeldopname 51 Beeldveld ...................................................................................................... 51 Beeldkwaliteit en -formaat ..................................................................... 55 Beeldkwaliteit..........................................................................................55 Beeldformaat ...........................................................................................58 Scherpstelling 59 Autofocus.......................
Witbalans 81 Opties voor witbalans...............................................................................81 Fijnafstelling witbalans ............................................................................84 Een kleurtemperatuur kiezen ................................................................88 Handmatige voorinstelling.....................................................................90 Zoekerfotografie .................................................................................
Livebeeldfotografie 172 Scherpstellen in livebeeld................................................................ 175 De P-knop gebruiken ........................................................................ 179 De livebeeldweergave: livebeeldfotografie .............................. 180 De informatieweergave: livebeeldfotografie............................ 182 Handmatige scherpstelling ............................................................. 183 Meer over weergave 185 Schermvullende weergave.
Menugids 224 Standaardinstellingen ........................................................................... 224 D Het weergavemenu: afbeeldingen beheren........................... 229 Weergavemap................................................................................. 230 Beeld verbergen ............................................................................. 230 Weergaveopties.............................................................................. 232 Controlebeeld .................
d: Opnemen/weergeven .................................................................. 253 d1: Signaal......................................................................................... 253 d2: Rasterweergave in zoeker.................................................... 253 d3: ISO-weergave ........................................................................... 254 d4: Schermtips................................................................................. 254 d5: Opnamesnelheid CL-stand......
Tijdzone en datum......................................................................... 276 Taal (Language) .............................................................................. 277 Automatische beeldrotatie ........................................................ 277 Beeldcommentaar ......................................................................... 278 Copyrightinformatie ..................................................................... 279 Instellingen opslaan/laden.................
Technische opmerkingen 318 Compatibele objectieven .....................................................................318 Overige accessoires.................................................................................323 Een stroomaansluiting en lichtnetadapter bevestigen ........ 326 Behandeling van uw camera ...............................................................328 Opslag ..................................................................................................... 328 Reinigen..
Voor uw veiligheid Als u schade aan uw Nikon-product of letsel aan uzelf of anderen wilt voorkomen, dient u de volgende veiligheidsinstructies goed door te lezen voordat u dit product gaat gebruiken. Bewaar deze veiligheidsinstructies op een plaats waar iedereen die het product gebruikt ze kan lezen. De mogelijke gevolgen van het niet in acht nemen van de veiligheidsinstructies in dit hoofdstuk worden met het volgende pictogram aangegeven Dit pictogram staat bij waarschuwingen.
A Buiten bereik van kinderen houden Het niet in acht nemen van deze waarschuwing kan letsel tot gevolg hebben. Houd er bovendien rekening mee dat kleine onderdelen verstikkingsgevaar opleveren. Mocht een kind enig onderdeel van dit apparaat inslikken, raadpleeg dan onmiddellijk een arts. A Plaats de polsriem niet om de hals van kinderen Het dragen van de camerapolsriem om de nek kan bij kinderen leiden tot verstikking.
A Neem de juiste voorzorgsmaatregelen in A Richt een flitser niet op de bestuurder acht bij het gebruik van de lader • Houd droog. Het niet in acht nemen van deze voorzorgsmaatregel kan letsel of een defect aan het product door brand of een elektrische schok tot gevolg hebben. • Verwijder stof op of bij metalen onderdelen van de stekker met een droge doek. Voortgaand gebruik kan leiden tot brand. • Tijdens onweer mag u niet in de buurt van de lader komen.
Kennisgevingen • Niets uit de handleidingen die bij dit product horen, mag in enigerlei vorm of op enigerlei wijze worden verveelvoudigd, uitgezonden, overgezet of opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of worden vertaald in een andere taal zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Nikon. • Nikon behoudt zich het recht voor de specificaties van de hardware en de software die in deze handleidingen zijn beschreven op elk gewenst moment zonder aankondiging te wijzigen.
Wegwerpen van opslagmedia Houd er rekening mee dat de oorspronkelijke beeldgegevens niet volledig worden verwijderd als u beelden wist of geheugenkaarten of andere opslagmedia formatteert. Met behulp van in de handel verkrijgbare software is het soms mogelijk verwijderde bestanden op weggeworpen opslagmedia alsnog te herstellen, wat misbruik van persoonlijke beeldgegevens tot gevolg kan hebben. De gebruiker is zelf verantwoordelijk voor de privacybescherming van dergelijke gegevens.
Mededeling betreffende het verbod op kopiëren en reproduceren Let erop dat alleen al het bezit van materiaal dat digitaal is gekopieerd of gereproduceerd door middel van een scanner, digitale camera of ander apparaat wettelijk strafbaar kan zijn.
Gebruik uitsluitend elektronische accessoires van het merk Nikon Nikon camera’s zijn ontwikkeld volgens de hoogste standaards en bevatten complexe elektronische schakelingen.
D Gebruik uitsluitend accessoires van Nikon Alleen originele Nikon-accessoires die specifiek zijn bedoeld voor gebruik met uw Nikon digitale camera, zijn ontworpen en getest om te voldoen aan de geldende veiligheids- en functioneringsvoorschriften. HET GEBRUIK VAN NIET-ORIGINELE ACCESSOIRES KAN SCHADE AAN UW CAMERA TOT GEVOLG HEBBEN EN KAN UW GARANTIE DOEN VERVALLEN. D Onderhoud van camera en accessoires De camera is een precisieapparaat dat regelmatig onderhoud vereist.
xviii
XInleiding Kennismaking met de camera Neem even de tijd om uzelf vertrouwd te maken met de bediening en weergaveschermen van de camera. Leg eventueel een bladwijzer in dit hoofdstuk zodat u het gemakkelijk kunt terugvinden terwijl u de rest van de handleiding leest. De camerabody 9 X 10 11 1 1 2 12 3 13 4 14 5 15 6 7 8 1 Oogje voor polsriem 2 Instelschijf belichtingscorrectie ..... 79 3 Ontgrendelingsknop van instelschijf belichtingscorrectie ..........................
De camerabody (vervolg) 4 5 6 13 14 7 X 8 9 1 2 3 1 2 3 4 5 6 7 8 2 Spiegel.................................................. 50 Diafragmasimulator ........................167 Objectiefbevestigingsmarkering ...... 24 D-knop Bracketing.................... 137, 141, 145 Zelfontspannerlampje...................... 48 Afdekkapje flitssynchronisatieaansluiting Deksel USB-aansluiting Deksel HDMI-aansluiting 15 16 10 11 12 9 Deksel voor accessoire-aansluiting .............................................
7 1 8 9 2 3 X 10 4 5 6 11 1 Secundaire instelschijf................... 267 6 Afdekking van de stroomaansluiting .............................................................. 326 2 Pv-knop De Pv-knop gebruiken 7 CPU-contacten ......................................... 41, 174, 266 8 Objectiefvatting..................................24 3 Fn-knop 9 AF-koppeling De Fn-knop gebruiken ................263 10 Statiefaansluiting 4 Deksel batterijvak/ 11 Bodydop ......................................
De camerabody (vervolg) 10 9 11 12 1 13 2 3 4 X 5 6 7 8 14 15 16 17 18 19 20 21 1 O-knop 7 W/M-knop Wissen ..................................... 35, 203 Uitzoomen op weergave/ miniaturen ........................... 196, 197 2 K-knop Reset met twee knoppen .......... 133 Weergave................................ 34, 185 Flitsstand ....................................... 126 3 Monitor Flitscorrectie ................................. 128 Instellingen bekijken .................... 11 Foto’s bekijken ......
13 B-knop AF-ON ............................................... 60 14 Hoofdinstelschijf ..............................267 15 Selectieknop voor lichtmeting ....... 76 16 J (OK)-knop.............................. 16, 261 17 Multi-selector...................................... 16 18 Vergrendeling van de scherpstelselectieknop .....................64 19 Toegangslampje geheugenkaart ..........................................................20, 32 20 R (info)-knop .....................................
De belichtingsstandknop Om een keuze te maken uit de hieronder vermelde standen, tilt u de belichtingsstandknop op en draait u eraan.
De keuzeknop ontspanstand Draai aan de keuzeknop ontspanstand om een ontspanstand (0 46) te kiezen. Keuzeknop ontspanstand Stand Beschrijving S Enkel beeld Telkens wanneer de ontspanknop wordt ingedrukt, wordt er één foto gemaakt. CL Continu lage snelheid De camera maakt foto’s bij een lage snelheid terwijl de ontspanknop wordt ingedrukt. CH Continu hoge snelheid De camera maakt foto’s bij een hoge snelheid terwijl de ontspanknop wordt ingedrukt.
Het bedieningspaneel 1 2 3 X 8 1 Sluitertijd .......................................39, 42 Aantal intervallen voor intervalfotografie.............................158 2 Batterijaanduiding............................. 29 3 Aanduiding belichtings- en flitsbracketing...................................137 Aanduiding witbalansbracketing ..............................................................141 Aanduiding ADL-bracketing .........145 4 Aanduiding meervoudige belichting ..................................
De zoeker 1 2 3 X 4 5 6 78 17 18 9 10 19 11 12 13 14 15 20 21 22 23 24 16 25 26 Opmerking: Alle aanduidingen in de weergave branden voor illustratieve doeleinden. 8 Aanduiding flexibel programma ....38 1 Raster (weergegeven wanneer Aan 9 Sluitertijd .......................................39, 42 is geselecteerd voor Persoonlijke Autofocusstand...................................59 instelling d2) .....................................253 2 Scherpstelpunten .....................
13 14 15 16 17 18 19 20 X 21 22 Aanduiding Actieve D-Lighting ......111 HDR-aanduiding ..............................112 Aanduiding ISO-gevoeligheid ........ 70 “k” (verschijnt als er genoeg geheugen vrij is voor meer dan 1000 opnamen) ............................................ 30 Aanduiding flitswaardevergrendeling ..............131 Aanduiding flitssynchronisatie.....257 Aanduiding diafragmastop............. 37 Belichtingsaanduiding ..................... 43 Weergave belichtingscorrectie ......
Het informatiescherm Druk op de R-knop om sluitertijd, diafragma, het aantal resterende opnamen, AF-veldstand en andere opname-informatie in de monitor weer te geven. Het display gaat automatisch aan wanneer instellingen zoals witbalans en beeldkwaliteit worden gewijzigd door op een knop te drukken of aan een instelschijf te draaien. 1 23 4 56 R-knop 7 8 9 10 11 12 13 25 24 23 22 21 X 14 15 20 19 18 17 16 Opmerking: Alle aanduidingen in de weergave branden voor illustratieve doeleinden.
X 8 Aanduiding automatisch veld-AF ................................................................ 64 Aanduiding scherpstelpunten........ 64 Aanduiding AF-veldstand................ 64 Aanduiding 3D-tracking .................. 64 9 Belichtingsaanduiding ..................... 43 Weergave belichtingscorrectie ...... 80 Aanduiding voortgang bracketing Belichtings- en flitsbracketing ..........................................................137 Witbalansbracketing...................
Het informatiescherm (vervolg) 26 27 28 29 30 31 32 33 47 46 45 44 43 34 35 36 37 42 41 40 26 Aanduiding beeldveld...................... 52 27 Ontspanstand .................................7, 46 Continu opnamesnelheid ..............254 28 Belichtingsvertragingsstand .........256 29 Aanduiding flitswaardevergrendeling ..............131 30 Aanduiding flitscorrectie ...............128 Flitscorrectiewaarde........................128 31 Aanduiding meervoudige belichting ...................................
De P-knop Gebruik de P-knop voor snelle toegang tot frequent gebruikte instellingen in de weergavestand en tijdens zoeker- en livebeeldfotografie. Tijdens zoekerfotografie kunt u op de P-knop drukken om de instellingen vermeld onderaan in het informatiescherm te wijzigen. Markeer items P-knop met behulp van de multi-selector en druk op J om opties voor het gemarkeerde item weer te geven. X Geheugenbank opnamemenu.... 236 Hoge ISO-ruisonderdrukking........ 242 Actieve D-Lighting ..........................
Cameramenu’s De meeste opname-, weergave- en instellingenopties zijn toegankelijk via de cameramenu’s. Druk op de G-knop om de menu’s weer te geven. G-knop Tabs Kies uit de volgende menu’s: • D: Weergave (0 229) • C: Opname (0 235) • A: Persoonlijke instellingen (0 243) • B: Instellingen (0 271) • N: Retoucheren (0 287) • O/m: MIJN MENU of RECENTE INSTELLINGEN (standaard ingesteld op MIJN MENU; 0 313) X Schuifbalk geeft positie in huidig menu aan. Huidige instellingen worden aangeduid door pictogrammen.
❚❚ Cameramenu’s gebruiken De multi-selector en J-knop worden gebruikt om door de cameramenu’s te navigeren. Beweeg cursor omhoog J-knop: selecteer gemarkeerd item Annuleer en keer terug naar het vorige menu Selecteer gemarkeerd item of geef submenu weer Beweeg cursor omlaag X Voer de onderstaande stappen uit om door de menu’s te navigeren. 1 Geef de menu’s weer. Druk op de G-knop om de menu’s weer te geven. G-knop 2 Markeer het pictogram voor het huidige menu.
4 Plaats de cursor in het geselecteerde menu. Druk op 2 om de cursor in het geselecteerde menu te plaatsen. 5 Markeer een menu-item. Druk op 1 of 3 om een menuitem te markeren. X 6 Geef de opties weer. Druk op 2 om opties voor het geselecteerde menuoptie weer te geven. 7 Markeer een optie. Druk op 1 of 3 om een optie te markeren. 8 Selecteer het gemarkeerde item. Druk op J om het gemarkeerde item te selecteren. Druk op de G-knop om af te sluiten zonder een selectie te maken.
Eerste stappen Bevestig de camerariem Bevestig de riem stevig aan de cameraoogjes. X Laad de batterij op De camera wordt gevoed door een EN-EL14a oplaadbare Li-ionbatterij (meegeleverd). Voor een maximale opnameduur dient u vóór gebruik de batterij op te laden in de meegeleverde batterijlader MH-24. Als er een stekkeradapter is meegeleverd, til dan de lichtnetstekker op en sluit de adapter aan, waarbij u ervoor zorgt dat de stekker volledig in het stopcontact is gestoken.
Plaats de batterij en een geheugenkaart Draai voordat u batterijen of geheugenkaarten plaatst de hoofdschakelaar naar UIT. D Batterijen en geheugenkaarten plaatsen en verwijderen Zet de camera altijd uit voordat u batterijen of geheugenkaarten plaatst of verwijdert. 1 Open het deksel van het batterijvak/ de geheugenkaartsleuf. Ontgrendel (q) en open (w) het deksel van het batterijvak/de geheugenkaartsleuf. 2 X Plaats de batterij.
Plaats de geheugenkaart. Houd de geheugenkaart volgens de rechts getoonde afbeelding vast en schuif de kaart in de opening tot deze op zijn plaats klikt. Het toegangslampje van de geheugenkaart zal gedurende enkele seconden branden. D Geheugenkaarten plaatsen De geheugenkaarten ondersteboven of achterstevoren plaatsen kan de camera of de kaart beschadigen. Controleer of de kaart in de juiste richting is geplaatst. Het deksel sluit niet als de kaart niet juist is geplaatst.
D De batterij en lader Lees de waarschuwingen en voorzorgsmaatregelen op pagina’s x–xii en 335–338 van deze handleiding en volg ze op. Gebruik de batterij niet bij omgevingstemperaturen lager dan 0 °C of hoger dan 40 °C; het niet in acht nemen van deze voorzorgsmaatregel kan de batterij beschadigen of de prestaties doen verslechteren. De capaciteit wordt mogelijk verminderd en de oplaadtijden kunnen toenemen bij batterijtemperaturen van 0 °C tot 15 °C en van 45 °C tot 60 °C.
A Geheugenkaarten formatteren Als dit de eerste keer is dat de geheugenkaart in de camera wordt gebruikt of als de kaart in een ander apparaat werd geformatteerd, selecteer dan Geheugenkaart formatteren in het instellingenmenu en volg de aanwijzingen op het scherm om de kaart te formatteren (0 272). Houd er rekening mee dat hierbij alle gegevens op de kaart voorgoed worden gewist. Vergeet niet foto’s en andere gegevens die u wilt bewaren naar een computer te kopiëren alvorens verder te gaan.
A Het oculairkapje Gebruik het meegeleverde touwtje om het oculairkapje volgens de afbeelding aan de camerariem te bevestigen. X Om te voorkomen dat licht dat via de zoeker binnenvalt van invloed is op de belichting, bevestig het oculairkapje tijdens livebeeld, lange tijdopnamen, zelfontspannerfotografie en in andere situaties waarin u niet door de zoeker kijkt terwijl de sluiter open is. Druk op de clips en til deze op om het kapje te verwijderen.
Bevestig een objectief Let goed op dat er geen stof in de camera komt wanneer het objectief wordt verwijderd. Het objectief dat in het algemeen in deze handleiding voor illustratieve doeleinden wordt gebruikt, is een AF-S NIKKOR 50mm f/1.8G (Special Edition). Bevestig het objectief zoals getoond.
A Het objectief losmaken Vergeet niet de camera uit te zetten bij het verwijderen of verwisselen van objectieven. Om het objectief te verwijderen, houdt u de objectiefontgrendeling (q) ingedrukt terwijl u het objectief naar rechts draait (w). Plaats na het verwijderen van het objectief de objectiefdoppen en de bodydop van de camera terug. A Scherpstelstand van objectief Als het objectief voorzien is van een schakelaar voor scherpstelstand, selecteert u de autofocusstand (A, M/A of A/M).
Basisinstellingen Wanneer de camera voor de eerste keer wordt ingeschakeld, wordt een taalselectievenster weergegeven. Kies een taal en stel de tijd en datum in. U kunt geen foto’s maken voordat u de tijd en datum hebt ingesteld. 1 Zet de camera aan. Er wordt een taalselectievenster weergegeven. 2 Selecteer een taal. Druk op 1 of 3 om de gewenste taal te markeren en druk op J. X 3 Kies een tijdzone. Er wordt een tijdzoneselectievenster weergegeven.
5 Schakel zomertijd in of uit. De opties voor zomertijd worden weergegeven. De zomertijd is standaard uitgeschakeld; als de zomertijd van kracht is in de lokale tijdzone, druk dan op 1 om Aan te markeren en druk op J. 6 Stel de datum en tijd in. Het rechts getoonde dialoogvenster wordt weergegeven. Druk op 4 of 2 om een item te selecteren, en op 1 of 3 om het te wijzigen. Druk op J om de klok in te stellen en terug te keren naar de opnamestand (merk op dat de camera een 24-uurs klok gebruikt).
Zoekerbeeldscherpte aanpassen De camera is uitgerust met een dioptrieregelaar om individuele zichtsverschillen met elkaar in overeenstemming te brengen. Controleer of de weergave in de zoeker scherp is voordat foto’s in de zoeker worden gekadreerd. 1 Zet de camera aan. Verwijder de objectiefdop en zet de camera aan. 2 X Stel de zoeker scherp. Draai aan de dioptrieregelaar totdat de AF-veldhaakjes zijn scherpgesteld.
sBasisfotografie en weergave Foto’s maken Zet de camera aan Voordat u foto’s maakt, zet u de camera aan en controleert u het batterijniveau en het aantal resterende opnamen zoals hieronder wordt beschreven. 1 Zet de camera aan. s Hoofdschakelaar Zet de camera aan. Het bedieningspaneel gaat aan en de weergave in de zoeker licht op. 2 Controleer het batterijniveau. Controleer het batterijniveau in het bedieningspaneel of de zoeker.
3 Controleer het aantal resterende opnamen. Het bedieningspaneel toont het aantal foto’s dat kan worden gemaakt met de huidige instellingen (waarden boven 1000 worden naar beneden afgerond op het dichtstbijzijnde honderdtal; waarden tussen 2900 en 2999 worden bijv. getoond als 2,9 k). Wanneer dit aantal op nul komt, knippert A in de opnametellers terwijl de sluitertijdweergaven een knipperende n of j tonen. Plaats een andere geheugenkaart of wis enkele foto’s.
Maak de camera gereed Houd bij het kadreren van foto’s in de zoeker de handgreep in uw rechterhand en ondersteun de camerabody of het objectief met uw linkerhand. Houd ter ondersteuning uw ellebogen lichtjes tegen uw lichaam gedrukt en plaats één voet een halve pas naar voren om uw bovenlichaam stabiel te houden. Houd bij het kadreren van foto’s in de portretstand (staand) de camera vast zoals getoond in de onderste van de drie afbeeldingen rechts.
2 Controleer de aanduidingen in de zoeker. Wanneer de scherpstelbewerking is voltooid, verschijnt de scherpstelaanduiding (I) in de zoeker. Zoekerweergave I 2 4 2 4 (knippert) Beschrijving Onderwerp is scherpgesteld. Scherpstelpunt bevindt zich tussen camera en onderwerp. Scherpstelpunt bevindt zich achter onderwerp. Camera kan niet scherpstellen op onderwerp in scherpstelpunt met autofocus.
A De ontspanknop De camera heeft een tweetraps ontspanknop. De camera stelt scherp wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt. Druk de ontspanknop volledig in om de foto te maken. Scherpstellen: half indrukken Opnemen: volledig indrukken A De stand-by-timer De weergaven van de sluitertijd en het diafragma in de zoeker en op het bedieningspaneel worden uitgeschakeld als er gedurende circa 6 seconden geen handelingen worden uitgevoerd, waardoor de batterij langer meegaat.
Basisweergave 1 Druk op de K-knop. Er wordt een foto in de monitor weergegeven. K-knop 2 s Bekijk extra foto’s. Extra foto’s kunnen worden weergegeven door op 4 of 2 te drukken. Druk op 1 en 3 (0 188) om extra informatie over de huidige foto weer te geven. 1/ 12 1/ 125 F5. 6 NIKON D f 100 50mm 0, 0 100NC_DF DSC_0001. JPG 15 / 10 / 2013 10: 02: 28 N OR ORMAL AL 4928x3280 Druk de ontspanknop half in om de weergave te beëindigen en terug te keren naar de opnamestand.
Ongewenste foto’s wissen Druk op de O-knop om de foto te wissen die momenteel in de monitor wordt weergegeven. Houd er rekening mee dat eenmaal gewiste foto’s niet meer kunnen worden hersteld. 1 Geef de foto weer. Geef de foto die u wilt wissen weer zoals wordt beschreven op de vorige pagina. 2 Wis de foto. s Druk op de O-knop. Er wordt een bevestigingsvenster weergegeven; druk opnieuw op de O-knop om het beeld te wissen en terug O-knop te keren naar weergave.
# Belichtingsstand Til de belichtingsstandknop op en draai deze om een belichtingsstand te kiezen. Stand # P S A M 36 Beschrijving Automatisch programma (0 38): de camera stelt sluitertijd en diafragma in voor optimale belichting. Aanbevolen voor snapshots en in andere situaties met weinig tijd voor het aanpassen van de camerainstellingen. Sluitertijdvoorkeuze (0 39): de gebruiker kiest de sluitertijd; de camera selecteert het diafragma voor de beste resultaten.
A Type objectieven Bij gebruik van een CPU-objectief uitgerust met een diafragmaring (0 320) vergrendelt u de diafragmaring op het kleinste diafragma (hoogste fwaarde). Objectieven van type G en E zijn niet uitgerust met een diafragmaring. Bij gebruik van objectieven zonder CPU (0 163) selecteert u belichtingsstand A of M en past u het diafragma aan met behulp van de diafragmaring van het objectief.
P: Automatisch programma In deze stand past de camera de sluitertijd en het diafragma automatisch aan volgens een ingebouwd programma om een optimale belichting te verzekeren in de meeste situaties. # A Flexibel programma In belichtingsstand P kunt u verschillende combinaties van sluitertijd en diafragma selecteren door aan de hoofdinstelschijf te draaien terwijl de belichtingsmeters ingeschakeld zijn (“flexibel programma”).
S: Sluitertijdvoorkeuze In de stand sluitertijdvoorkeuze draait u aan de instelschijf voor sluitertijd om de sluitertijd te kiezen terwijl de camera automatisch het diafragma selecteert dat de optimale belichting oplevert. De instelschijf wordt vergrendeld bij instellingen van 1/3 STEP, X en T; om een andere instelling te kiezen, houdt u de ontgrendelingsknop van de instelschijf voor sluitertijd ingedrukt terwijl u aan de instelschijf draait.
1/3 STEP (belichtingsstanden S en M) # 40 Wanneer de instelschijf voor sluitertijd naar 1/3 STEP wordt gedraaid, kan de sluitertijd worden aangepast in stappen van 1/3 LW door aan de hoofdinstelschijf te draaien; de geselecteerde sluitertijd wordt weergegeven in het bedieningspaneel en de zoeker. Kies uit waarden tussen 1/4000 en 30 sec. In belichtingsstand M kunnen sluitertijden “Bulb” en “Tijd” worden gebruikt om lange tijdopnamen vast te leggen.
A: Diafragmavoorkeuze In de stand diafragmavoorkeuze kiest u het diafragma terwijl de camera automatisch de sluitertijd selecteert die de optimale belichting oplevert. Draai aan de secundaire instelschijf terwijl de belichtingsmeters ingeschakeld zijn om een diafragma te kiezen tussen de minimale en maximale waarden van het objectief; het geselecteerde diafragma wordt weergegeven in het bedieningspaneel en de zoeker.
M: Handmatig In de handmatige belichtingsstand stelt u zowel de sluitertijd als het diafragma in. Draai terwijl de belichtingsmeters zijn ingeschakeld aan de secundaire instelschijf om het diafragma in te stellen tussen de minimale en maximale waarden voor het objectief; om de sluitertijd in te stellen, houdt u de ontgrendelingsknop van de instelschijf voor sluitertijd ingedrukt terwijl u aan de instelschijf voor sluitertijd draait. Gebruik de belichtingsaanduidingen om de belichting te controleren.
A Objectieven met diafragmaringen Als Diafragmaring wordt geselecteerd voor Persoonlijke instelling f7 (Functie instelschijven inst.) > Instellen diafragma (0 268), kunt u het diafragma instellen met de diafragmaring van het objectief. A De belichtingsaanduiding Als een andere sluitertijd dan “bulb” of “tijd” is geselecteerd, toont de belichtingsaanduiding in de zoeker of de foto zal worden onder- of overbelicht bij de huidige instellingen.
❚❚ Lange tijdopnamen (alleen M-stand) # Selecteer de volgende sluitertijden voor lange tijdopnamen van bewegende lichten, de sterren, nachtlandschappen of vuurwerk. • Bulb (B): de sluiter blijft open zolang de ontspanknop wordt ingedrukt. Gebruik een Duur van belichting: statief of een optionele draadloze 35 sec. afstandsbediening (0 325) of Diafragma: f/25 afstandsbedieningskabel (0 325) om onscherpte te voorkomen.
2 Kies een sluitertijd. Instelschijf sluitertijd Houd de ontgrendelingsknop van de instelschijf voor de sluitertijd ingedrukt, draai de instelschijf voor de sluitertijd naar B (bulb) of T (tijd; als de instelschijf voor de sluitertijd naar Ontgrendelingsknop van 1/3 STEP is gedraaid, kunt u de instelschijf sluitertijd sluitertijd kiezen door aan de hoofdinstelschijf te draaien).
k Ontspanstand Een ontspanstand kiezen Draai de keuzeknop voor ontspanstand naar de gewenste instelling om een ontspanstand te kiezen (0 7). Stand k Beschrijving Enkel beeld: de camera maakt één foto telkens wanneer de S ontspanknop wordt ingedrukt. Continu lage snelheid: terwijl de ontspanknop ingedrukt wordt gehouden, maakt de camera 1 tot 5 beelden per seconde. 1 CL Beeldsnelheid kan worden gekozen met behulp van Persoonlijke instelling d5 (Opnamesnelheid CL-stand, 0 254).
De beeldsnelheid neemt af bij lange sluitertijden of zeer kleine diafragma’s (hoge f-waarden), als vibratiereductie (beschikbaar voor VR-objectieven) of automatische instelling ISO-gevoeligheid ingeschakeld is (0 70, 72) of wanneer de batterij bijna leeg is. A Het buffergeheugen De camera is voorzien van een buffergeheugen voor tijdelijke opslag, zodat u opnamen kunt blijven maken terwijl de foto’s op de geheugenkaart worden opgeslagen.
Zelfontspannerstand De zelfontspanner kan worden gebruikt om cameratrilling te verminderen of voor zelfportretten. 1 Bevestig de camera op een statief. Bevestig de camera op een statief of plaats de camera op een stabiele, vlakke ondergrond. 2 Selecteer zelfontspannerstand. Draai de keuzeknop voor de ontspanstand naar E. Keuzeknop ontspanstand k 3 Kadreer de foto.
A Zie ook Zie Persoonlijke instelling c3 (Zelfontspanner; 0 252) voor informatie over het kiezen van de duur van de zelfontspanner, het aantal gemaakte opnamen en het interval tussen opnamen. Zie Persoonlijke instelling d1 (Signaal; 0 253) voor informatie over het regelen van de signalen die klinken wanneer de zelfontspanner wordt gebruikt.
Stand spiegel omhoog Kies deze stand voor het minimaliseren van onscherpte veroorzaakt door beweging van de camera wanneer de spiegel omhoog wordt geklapt. Gebruik van een statief wordt aanbevolen. 1 Selecteer de stand spiegel omhoog. Draai de keuzeknop voor de ontspanstand naar MUP. Keuzeknop ontspanstand k 2 Klap de spiegel omhoog. Kadreer de foto, stel scherp en druk vervolgens de ontspanknop volledig in om de spiegel omhoog te klappen.
dOpties voor beeldopname Beeldveld Kies een beeldveld uit FX (36 × 24) 1,0× en DX (24 × 16) 1,5×. Zoekerweergave d Foto met FXbeeldveld (36 × 24) Foto met DXbeeldveld (24 × 16) A DX-objectieven DX-objectieven zijn ontworpen voor gebruik met DX-formaat camera’s en hebben een kleinere beeldhoek dan objectieven voor kleinbeeldcamera’s. Als Automatische DX-uitsnede uit staat en FX (36×24) 1.
❚❚ Kies beeldveld Kies het beeldveld dat wordt gebruikt wanneer een niet-DX-objectief is bevestigd of een DX-objectief is bevestigd en Uit is geselecteerd voor Automatische DXuitsnede (0 53). Optie Beschrijving Beelden worden in FX-formaat vastgelegd met behulp van het volledige veld van de beeldsensor (36,0 × FX (36×24) 1.0× 23,9 mm), waarbij een beeldhoek wordt geproduceerd c (FX-formaat) die equivalent is aan een NIKKOR-objectief op een kleinbeeldcamera.
Beeldveld kan worden ingesteld met behulp van de optie Beeldveld in het opnamemenu of door op een bedieningsknop te drukken en aan een instelschijf te draaien. ❚❚ Het beeldveldmenu 1 Selecteer Beeldveld in het opnamemenu. Druk op G om de menu’s weer te geven. Markeer Beeldveld in het opnamemenu (0 235) en druk op 2. 2 G-knop Kies een optie. Markeer Automatische DXuitsnede of Kies beeldveld en druk op 2. 3 d Pas de instellingen aan. Kies een optie en druk op J.
❚❚ Camerabedieningsknoppen 1 Wijs beeldveldselectie toe aan een camerabedieningsknop. Selecteer Kies beeldveld als de optie “Indrukken + instelschijven” voor een camerabedieningsknop in het menu Persoonlijke instellingen (0 266). Beeldveldselectie kan worden toegewezen aan de Fn-knop (Persoonlijke instelling f4, Fn-knop toewijzen, 0 263), de Pv-knop (Persoonlijke instelling f5, Voorbeeldknop toewijzen, 0 266) of de A AE-L/AF-L-knop (Persoonlijke instelling f6, AE-L/AF-L-knop toewijzen, 0 267).
Beeldkwaliteit en -formaat Beeldkwaliteit en -formaat bepalen samen hoeveel ruimte er in beslag wordt genomen door elke foto op de geheugenkaart. Grotere beelden met een hogere kwaliteit kunnen op grotere formaten worden afgedrukt, maar vereisen ook meer geheugen. Dit betekent dat er minder beelden op de geheugenkaart kunnen worden opgeslagen (0 364). Beeldkwaliteit Kies een bestandsindeling en compressieverhouding (beeldkwaliteit).
Beeldkwaliteit kan worden ingesteld door op de X (T)-knop te drukken en aan de hoofdinstelschijf te draaien totdat de gewenste instelling in het informatiescherm wordt weergegeven. X (T)-knop Hoofdinstelschijf Informatiescherm d A Het opnamemenu De beeldkwaliteit kan bovendien worden aangepast met behulp van de optie Beeldkwaliteit in het opnamemenu (0 235).
De volgende opties zijn toegankelijk vanuit het opnamemenu. Druk op de G-knop om de menu’s weer te geven, markeer de gewenste optie en druk op 2. ❚❚ JPEG-compressie Kies het compressietype voor JPEG-afbeeldingen. Optie Beschrijving Beelden worden gecomprimeerd om een relatief O Vaste grootte uniforme bestandsgrootte te produceren. Optimale beeldkwaliteit. De bestandsgrootte P Optimale kwaliteit wisselt met het opgenomen onderwerp.
Beeldformaat Beeldformaat wordt in pixels gemeten. Kies # L Groot, $ M Middel of % S Klein (merk op dat het beeldformaat varieert afhankelijk van de geselecteerde optie voor Beeldveld, 0 51): Beeldveld FX (36×24) 1.0× (FX-formaat) DX (24×16) 1.
NScherpstelling Deze paragraaf beschrijft de beschikbare scherpstelopties wanneer foto’s in de zoeker worden gekadreerd. Scherpstelling kan automatisch (zie hieronder) of handmatig (0 68) worden aangepast. De gebruiker kan bovendien het scherpstelpunt voor automatische of handmatige scherpstelling (0 64) selecteren of scherpstelvergrendeling gebruiken om scherp te stellen zodat de compositie van foto’s na het scherpstellen opnieuw kan worden samengesteld (0 66).
De autofocusstand kan worden geselecteerd door op de AFstandknop te drukken en aan de hoofdinstelschijf te draaien totdat de gewenste instelling in de zoeker wordt weergegeven. N AF-standknop Hoofdinstelschijf AF-S AF-C A De B-knop Voor het scherpstellen van de camera heeft het drukken op de B-knop hetzelfde effect als het half indrukken van de ontspanknop.
A Goede resultaten verkrijgen met autofocus Autofocus werkt niet goed in de onderstaande omstandigheden. Als de camera onder deze omstandigheden niet kan scherpstellen, wordt mogelijk de ontspanknop uitgeschakeld, of wordt de scherpstelaanduiding (I) weergegeven en laat de camera een signaal horen om aan te geven dat de sluiter kan worden ontspannen, zelfs als de camera niet kan scherpstellen op het onderwerp.
AF-veldstand N 62 Kies hoe het scherpstelpunt voor autofocus wordt geselecteerd. • Enkelpunts AF: selecteer het scherpstelpunt zoals beschreven op pagina 64; de camera zal uitsluitend scherpstellen op het onderwerp in het geselecteerde scherpstelpunt. Gebruik dit voor niet-bewegende onderwerpen. • Dynamisch veld-AF: selecteer het scherpstelpunt zoals beschreven op pagina 64.
• Automatisch veld-AF: de camera detecteert automatisch het onderwerp en selecteert het scherpstelpunt. Als een objectief van het type G, E of D wordt gebruikt (0 320), kan de camera personen onderscheiden van de achtergrond om onderwerpen beter te detecteren. De actieve scherpstelpunten worden kort gemarkeerd nadat de camera heeft scherpgesteld; in de stand AF-C blijft het hoofdscherpstelpunt gemarkeerd nadat de andere scherpstelpunten zijn uitgeschakeld.
A AF-veldstand AF-veldstand wordt in de zoeker getoond. AF-veldstand Enkelpunts AF Zoeker AF-veldstand 39-punten dynamisch veld-AF * Zoeker 9-punten dynamisch veld3D-tracking AF * 21-punten dynamisch Automatisch veld-AF veld-AF * * Alleen het actieve scherpstelpunt wordt in de zoeker weergegeven. De overige scherpstelpunten leveren informatie ter ondersteuning van de scherpstelling.
2 Selecteer het scherpstelpunt. Gebruik de multi-selector om het scherpstelpunt in de zoeker te selecteren terwijl de belichtingsmeters aan zijn. Druk op J om het middelste scherpstelpunt te selecteren. De vergrendeling van de scherpstelselectieknop kan naar de vergrendelde (L) positie worden gedraaid na selectie om te voorkomen dat het geselecteerde scherpstelpunt wordt gewijzigd wanneer de multi-selector wordt ingedrukt.
Scherpstelvergrendeling De scherpstelvergrendeling kan worden gebruikt om de compositie te wijzigen nadat u hebt scherpgesteld. Op deze manier kunt u scherpstellen op een onderwerp dat zich in de uiteindelijke compositie niet in een scherpstelpunt bevindt.
3 Stel de compositie van de foto opnieuw samen en maak de opname. De scherpstelling blijft vergrendeld tussen opnamen als u de ontspanknop half ingedrukt houdt (AF-S) of de A AE-L/AF-L-knop ingedrukt houdt, zodat opeenvolgend meerdere foto’s kunnen worden gemaakt met dezelfde scherpstelinstelling. Verander de afstand tussen de camera en het onderwerp niet wanneer de scherpstelvergrendeling in werking is. Als het onderwerp beweegt, stel dan opnieuw scherp bij de nieuwe afstand.
Handmatige scherpstelling Handmatige scherpstelling is beschikbaar voor objectieven die geen autofocus ondersteunen (niet-AF NIKKOR-objectieven) of wanneer de autofocus niet het gewenste resultaat produceert (0 61). • AF-S-objectieven: stel de schakelaar voor scherpstelstand van het objectief in op M. • AF-objectieven: stel de schakelaar voor Selectieknop voor scherpstelstand scherpstelstand van het objectief (indien aanwezig) in en stel de selectieknop voor scherpstelstand van de camera in op M.
❚❚ De elektronische afstandsmeter De aanduiding van de zoekerbeeldscherpte kan worden gebruikt om te controleren of het onderwerp in het geselecteerde scherpstelpunt is scherpgesteld (het scherpstelpunt kan uit 39 scherpstelpunten worden geselecteerd). Druk de ontspanknop half in nadat het onderwerp in het geselecteerde scherpstelpunt is geplaatst en draai aan de scherpstelring van het objectief totdat de scherpstelaanduiding (I) wordt weergegeven.
S ISO-gevoeligheid De instelschijf voor ISOgevoeligheid De ISO-gevoeligheid kan worden ingesteld op waarden tussen ISO 100 en ISO 12800 in stappen van 1/3 LW, of worden gekozen uit instellingen tussen ongeveer 0,3 tot 1 LW onder ISO 100 en 0,3 tot 4 LW boven ISO 12800 voor speciale situaties. De ISO-gevoeligheid wordt geselecteerd met de instelschijf voor ISOgevoeligheid. Houd de ontgrendelingsknop van de instelschijf voor ISO-gevoeligheid ingedrukt en draai de instelschijf naar de gewenste instelling.
A Hi 0,3–Hi 4 De instellingen Hi 0,3 tot en met Hi 4 komen overeen met de ISO-gevoeligheden 0,3–4 LW boven ISO 12800 (gelijk aan ISO 16000–204800). Bij foto’s gemaakt met deze instellingen is er meer kans op ruis (willekeurige heldere pixels, waas of lijnen). A Lo 0,3–Lo 1 De instellingen Lo 0,3 tot en met Lo 1 komen overeen met de ISO-gevoeligheden 0,3–1 LW onder ISO 100 (gelijk aan ISO 80–50). Voor gebruik met grotere diafragma’s bij helder licht.
Autom inst ISO-gevoeligheid Als Aan is geselecteerd voor Autom inst ISO-gevoeligheid > Autom inst ISO-gevoeligheid in het opnamemenu, wordt de ISOgevoeligheid automatisch aangepast als geen optimale belichting tot stand kan worden gebracht met de waarde die de gebruiker heeft geselecteerd (de ISO-gevoeligheid wordt overeenkomstig aangepast wanneer de flitser wordt gebruikt). 1 Selecteer Autom inst ISO-gevoeligheid voor Autom inst ISOgevoeligheid in het opnamemenu.
3 Pas de instellingen aan. De maximale waarde voor automatische ISO-gevoeligheid kan worden geselecteerd met behulp van Maximale gevoeligheid (de minimale waarde voor automatische ISO-gevoeligheid is automatisch ingesteld op ISO 100; merk op dat wanneer de waarde geselecteerd door de gebruiker hoger is dan de waarde gekozen voor Maximale gevoeligheid, de waarde geselecteerd door de gebruiker in de plaats daarvan gebruikt wordt).
A Langste sluitertijd De automatische sluitertijdselectie kan fijn worden afgesteld door Automatisch te markeren en te drukken op 2: u kunt bijvoorbeeld waarden, korter dan waarden die doorgaans automatisch worden geselecteerd, gebruiken met tele-objectieven om onscherpte te verminderen.
VBelichting Lichtmeting Lichtmeting bepaalt hoe de camera de belichting instelt. De volgende opties zijn beschikbaar: Optie a Z b Beschrijving Matrix: produceert natuurlijke resultaten in de meeste situaties.
Om een lichtmetingmethode te Selectieknop voor lichtmeting kiezen, draait u aan de selectieknop voor lichtmeting totdat de gewenste instelling in de zoeker wordt weergegeven. Z A Zie ook Voor informatie over het kiezen van de grootte van het meetveld waaraan het grootste gewicht wordt toegewezen in centrumgerichte lichtmeting, zie Persoonlijke instelling b1 (Centrumgericht meetveld, 0 250). Zie Persoonlijke instelling b2 (Fijnafst. voor opt.
Vergrendeling automatische belichting Gebruik vergrendeling automatische belichting om de compositie van foto’s opnieuw samen te stellen na het gebruik van centrumgerichte meting en spotmeting voor het meten van de belichting. Merk op dat matrixmeting niet de gewenste resultaten oplevert. 1 Vergrendel de belichting. Plaats het onderwerp in het geselecteerde scherpstelpunt en druk de ontspanknop half in.
A Gemeten veld In spotmeting wordt de belichting vergrendeld bij de waarde die is gemeten in een cirkel van 4 mm gecentreerd op het geselecteerde scherpstelpunt. In centrumgerichte meting wordt de belichting vergrendeld bij de waarde die is gemeten in een cirkel van 12 mm in het midden van de zoeker.
Belichtingscorrectie Met belichtingscorrectie kan de door de camera geselecteerde belichtingswaarde gewijzigd worden om foto’s helderder of donkerder te maken. Deze functie werkt het best in combinatie met centrumgerichte meting of spotmeting (0 75). Kies uit waarden tussen –3 LW (onderbelichting) en +3 LW (overbelichting) in stappen van 1/3 LW. In het algemeen maken positieve waarden het onderwerp helderder terwijl negatieve waarden het onderwerp donkerder maken.
De geselecteerde waarde wordt in de zoeker getoond terwijl de instelschijf in beweging is. ±0 LW –0,3 LW +2,0 LW Bij andere waarden dan 0 knippert de 0 in het midden van de belichtingsaanduidingen (alleen in belichtingsstanden P, S en A) en een E-pictogram wordt weergegeven wanneer een waarde is geselecteerd. Normale belichting kan worden hersteld door de belichtingscorrectie in te stellen op 0.
rWitbalans Opties voor witbalans Witbalans zorgt ervoor dat kleuren niet worden beïnvloed door de kleur van de lichtbron. Automatische witbalans wordt aanbevolen voor de meeste lichtbronnen. Als de gewenste resultaten niet kunnen worden behaald met automatische witbalans, kies dan een optie uit de onderstaande lijst of gebruik vooringestelde witbalans. Optie v Automatisch Normaal Kleur warm licht behouden J Gloeilamplicht I Tl-licht Kleurtemp.
N Optie Flitslicht G Bewolkt M Schaduw K Kies kleurtemperatuur L Handmatige voorinstelling Kleurtemp. * Beschrijving 5400 K Gebruik dit voor optionele flitsers. Gebruik dit bij daglicht onder een 6000 K bewolkte hemel. Gebruik dit bij daglicht met 8000 K onderwerpen in de schaduw. 2500– Kies de kleurtemperatuur uit de lijst 10.000 K met waarden (0 88). Gebruik een onderwerp, lichtbron — of bestaande foto als referentie voor witbalans (0 90).
A Studioflitslicht Automatische witbalans produceert mogelijk niet de gewenste resultaten met grote studioflitsers. Gebruik voorinstelling witbalans of stel witbalans in op Flitslicht en gebruik fijnafstelling om de witbalans aan te passen. A Kleurtemperatuur De waargenomen kleur van een lichtbron varieert volgens de kijker en andere omstandigheden.
Fijnafstelling witbalans Witbalans kan verder worden verfijnd om variaties in de kleur van de lichtbron te corrigeren of een beeld opzettelijk een kleurzweem te geven. De witbalans wordt verder verfijnd met behulp van de optie Witbalans in het opnamemenu of door op de L (U)-knop te drukken en aan de secundaire instelschijf te draaien. ❚❚ Het witbalansmenu 1 r 84 Selecteer een optie voor witbalans in het opnamemenu. Druk op de G-knop om de menu’s weer te geven.
2 Verfijn witbalans. Gebruik de multi-selector om de witbalans verder te verfijnen. Witbalans kan verder worden verfijnd op de as amber (A)– blauw (B) en de as groen (G)– Coördinaten magenta (M). De horizontale as Aanpassing (amber-blauw) komt overeen met de kleurtemperatuur, waarbij elke stapgrootte gelijk is aan ongeveer 5 mired. De verticale as (groen-magenta) heeft dezelfde effecten op de overeenkomstige kleurcorrectiefilters (CC: color compensation).
❚❚ De L (U)-knop Bij andere instellingen dan K (Kies kleurtemperatuur) en L (Handmatige voorinstelling), kan de L (U)-knop worden gebruikt om witbalans verder te verfijnen op de as amber (A)– blauw (B) (0 85; gebruik het opnamemenu voor het verder verfijnen van witbalans wanneer L is geselecteerd, zoals beschreven op pagina 84). In beide richtingen zijn er zes instellingen beschikbaar; elke stapgrootte is gelijk aan ongeveer 5 mired (0 87).
A Fijnafstelling witbalans De kleuren op de assen voor fijnafstelling zijn relatief, niet absoluut. Als u de cursor bijvoorbeeld in de richting van B (blauw) verplaatst wanneer een “warme” instelling zoals J (gloeilamplicht) is geselecteerd voor witbalans, worden foto’s iets “kouder” maar niet echt blauw. A “Mired” Elke gegeven wijziging in kleurtemperatuur produceert een groter verschil in kleur bij lage kleurtemperaturen dan bij hogere kleurtemperaturen.
Een kleurtemperatuur kiezen Wanneer K (Kies kleurtemperatuur) is geselecteerd voor witbalans, kan de kleurtemperatuur worden geselecteerd met behulp van de optie Witbalans in het opnamemenu of door de L (U)-knop, multi-selector en secundaire instelschijf te gebruiken. D Kies kleurtemperatuur Merk op dat de gewenste resultaten niet worden verkregen met flitser of tlverlichting. Kies N (Flitslicht) of I (Tl-licht) voor deze bronnen.
3 Selecteer een waarde voor groen-magenta. Druk op 4 of 2 om de as G (groen) of M (magenta) te markeren en druk op 1 of 3 om een waarde te selecteren. 4 Waarde voor de as groen (G)magenta (M) Druk op J. Druk op J om de wijzigingen op te slaan en terug te keren naar het opnamemenu. Als een andere waarde dan 0 is geselecteerd voor de as groen (G)–magenta (M), wordt een sterretje (“E”) in het informatiescherm weergegeven.
Handmatige voorinstelling U kunt handmatige voorinstelling gebruiken om aangepaste witbalansinstellingen op te slaan en op te roepen om opnamen bij verschillende soorten licht te maken of om lichtbronnen met een duidelijke kleurzweem te corrigeren. De camera kan maximaal vier waarden voor voorinstelling witbalans opslaan in voorinstellingen d-1 tot en met d-4.
2 Stel witbalans in op L (Handmatige voorinstelling). Druk op de L (U)-knop en draai aan de hoofdinstelschijf totdat L in het informatiescherm verschijnt. L (U)-knop Hoofdinstelschijf Informatiescherm A Voorinstelling witbalans meten (zoekerfotografie) Handmatige voorinstelling witbalans kan niet worden gemeten tijdens HDR-fotografie of meervoudige belichting (0 112, 149). 3 Selecteer een voorinstelling.
5 Meet de witbalans. Kadreer, voordat de aanduidingen stoppen met knipperen, het referentievoorwerp zodat dit de zoeker vult en druk de ontspanknop volledig in. De camera zal een waarde voor witbalans meten en deze opslaan in de voorinstelling geselecteerd in stap 3. Er wordt geen foto vastgelegd; witbalans kan nauwkeurig worden gemeten, zelfs als de camera niet is scherpgesteld. 6 Controleer de resultaten.
D Stand voor directe meting Als er geen handelingen worden uitgevoerd tijdens zoekerfotografie terwijl de weergaveschermen knipperen, wordt de stand voor directe meting beëindigd nadat de totaaltijd is geselecteerd voor Persoonlijke instelling c4 (Monitor uit) > Informatieweergave (0 253) en Persoonlijke instelling c2 (Stand-by-timer, 0 251).
2 Stel witbalans in op L (Handmatige voorinstelling). Druk op de L (U)-knop en draai aan de hoofdinstelschijf totdat L in de monitor wordt weergegeven. L (U)-knop 3 Hoofdinstelschijf Monitor Selecteer een voorinstelling. Druk op de L (U)-knop en draai aan de secundaire instelschijf totdat de gewenste witbalansvoorinstelling (d-1 tot d-4) in de monitor wordt weergegeven. L (U)-knop r 4 Secundaire instelschijf Selecteer de stand voor directe meting.
5 Plaats het doel boven een wit of grijs veld. Gebruik, terwijl D in de weergave knippert, de multi-selector om de r boven een wit of grijs veld van het onderwerp te plaatsen. 6 Meet de witbalans. Druk op J of druk de ontspanknop volledig in om witbalans te meten. De tijd die beschikbaar is voor het meten van witbalans is de tijd die is geselecteerd voor Persoonlijke instelling c4 (Monitor uit) > Livebeeld (0 253). Als de camera witbalans niet kan meten, wordt het rechts getoonde bericht weergegeven.
Voorinstellingen beheren ❚❚ Witbalans van een foto kopiëren Voer de onderstaande stappen uit om een waarde voor witbalans vanaf een bestaande foto naar een geselecteerde voorinstelling te kopiëren. 1 Selecteer L (Handmatige voorinstelling) voor Witbalans in het opnamemenu. Druk op de G-knop en G-knop selecteer Witbalans in het opnamemenu. Markeer Handmatige voorinstelling en druk op 2. 2 Selecteer een bestemming. Markeer de bestemmingsvoorinstelling (d-1 tot d-4) en druk op W (M).
5 Druk op J. Druk op J om de witbalanswaarde voor de gemarkeerde foto naar de geselecteerde voorinstelling te kopiëren. Als de gemarkeerde foto commentaar bevat (0 278), wordt het commentaar naar het commentaar voor de geselecteerde voorinstelling gekopieerd. A Een bronbeeld kiezen Houd de X (T)-knop ingedrukt om het gemarkeerde beeld in stap 4 schermvullend weer te geven.
❚❚ Een commentaar invoeren Volg de onderstaande stappen om voor een geselecteerde witbalansvoorinstelling een beschrijvend commentaar van maximaal zesendertig tekens in te voeren. 1 Selecteer L (Handmatige voorinstelling). Markeer Handmatige voorinstelling in het witbalansmenu en druk op 2. 2 Selecteer een voorinstelling. Markeer de gewenste voorinstelling en druk op W (M). W (M)-knop 3 Selecteer Commentaar bewerken. Markeer Commentaar bewerken en druk op 2. r 4 Bewerk het commentaar.
❚❚ Een witbalansvoorinstelling beveiligen Voer de onderstaande stappen uit om de geselecteerde witbalansvoorinstelling te beveiligen. Beveiligde voorinstellingen kunnen niet worden gewijzigd en de opties Fijnafstelling en Commentaar bewerken kunnen niet worden gebruikt. 1 Selecteer L (Handmatige voorinstelling). Markeer Handmatige voorinstelling in het witbalansmenu en druk op 2. 2 Selecteer een voorinstelling. Markeer de gewenste voorinstelling en druk op W (M). W (M)-knop 3 Selecteer Beveiligen.
J Beeldverbetering Picture Controls Dankzij het unieke Picture Control-systeem van Nikon kunt u beeldverwerkingsinstellingen inclusief verscherping, contrast, helderheid, verzadiging en tint delen met compatibele apparaten en software. Een Picture Control selecteren De camera biedt een keuze aan vooringestelde Picture Controls. Kies een Picture Control die past bij het onderwerp of opnametype.
1 Geef Picture Controls weer. Druk op de G-knop om de menu’s weer te geven. Markeer Picture Control instellen in het opnamemenu en druk op 2 G-knop om een lijst met Picture Controls weer te geven. 2 Kies een Picture Control. Markeer de gewenste Picture Control en druk op J. A Eigen Picture Controls Eigen Picture Controls worden aangemaakt door middel van aanpassingen aan de bestaande Picture Controls met behulp van de optie Picture Control beheren in het opnamemenu (0 106).
Picture Controls wijzigen Een bestaande voorinstelling of eigen Picture Controls (0 106) kunnen worden gewijzigd volgens het onderwerp of de creatieve wensen van de gebruiker. Kies een evenwichtige combinatie van instellingen met behulp van Snel aanpassen of pas de individuele instellingen handmatig aan. 1 Selecteer een Picture Control. Markeer de gewenste Picture Control in de Picture Control-lijst (0 100) en druk op 2. 2 Pas de instellingen aan.
❚❚ Picture Control-instellingen Optie Snel aanpassen Verscherping Handmatige aanpassingen (alle Picture Controls) Contrast Helderheid Handmatige aanpassingen (alleen niet-monochroom) Verzadiging Tint Handmatige aanpassingen (alleen monochroom) Filtereffecten Kleurtoon Beschrijving Kies uit opties tussen –2 en +2 om het effect van de geselecteerde Picture Control te verminderen of te versterken (merk op dat hierdoor alle handmatige aanpassingen ongedaan worden gemaakt).
D “A” (Automatisch) De resultaten voor automatische verscherping, contrast en verzadiging variëren afhankelijk van de belichting en de positie van het onderwerp in het beeld. Gebruik een objectieftype G, E of D voor de beste resultaten. A Eigen Picture Controls De beschikbare opties voor eigen Picture Controls zijn dezelfde als deze waarop de eigen Picture Control is gebaseerd.
A Filtereffecten (alleen monochroom) De opties in dit menu bootsen het effect van kleurfilters op monochrome foto’s na. De volgende filtereffecten zijn beschikbaar: Optie Beschrijving Geel Vergroot het contrast. Kan worden gebruikt om de Oranje helderheid van de lucht in landschapsfoto’s te verzachten. Oranje produceert meer contrast dan geel en rood R Rood produceert meer contrast dan oranje. G Groen Verzacht huidtinten. Kan worden gebruikt voor portretten.
Eigen Picture Controls aanmaken De met de camera meegeleverde Picture Controls kunnen worden gewijzigd en als eigen Picture Controls worden opgeslagen. 1 Selecteer Picture Control beheren in het opnamemenu. Druk op de G-knop om de menu’s weer te geven. Markeer Picture Control G-knop beheren in het opnamemenu en druk op 2. 2 Selecteer Opslaan/ bewerken. Markeer Opslaan/bewerken en druk op 2. 3 J 106 Selecteer een Picture Control.
4 Bewerk de geselecteerde Picture Control. Zie pagina 103 voor meer informatie. Druk op de O-knop om wijzigingen ongedaan te maken en opnieuw te beginnen vanaf de standaardinstellingen. Druk op J wanneer de instellingen zijn voltooid. 5 Selecteer een bestemming. Kies een bestemming voor de eigen Picture Control (C-1 tot en met C-9) en druk op 2. 6 Geef de Picture Control een naam. Toetsenbordveld Het dialoogvenster voor tekstinvoer, zoals rechts Naamveld afgebeeld, wordt weergegeven.
7 Druk op X (T). Druk op de X (T)-knop om wijzigingen op te slaan en af te sluiten. De nieuwe Picture Control verschijnt in de lijst met Picture Controls. X (T)-knop A Picture Control beheren > Hernoemen Eigen Picture Controls kunnen op elk moment worden hernoemd met behulp van de optie Hernoemen in het menu Picture Control beheren.
Eigen Picture Controls delen Eigen Picture Controls gemaakt met behulp van de Picture Control Utility van ViewNX 2 of optionele software zoals Capture NX 2 kunnen naar een geheugenkaart worden gekopieerd en in de camera worden geladen. Omgekeerd kunnen eigen Picture Controls gemaakt met de camera naar de geheugenkaart worden gekopieerd voor gebruik in andere Df-camera’s en software en vervolgens worden gewist wanneer ze niet langer nodig zijn.
Detail in hoge lichten en schaduwen behouden Actieve D-Lighting Met Actieve D-Lighting blijven details in hoge lichten en schaduwen behouden voor foto’s met een natuurlijk contrast. Gebruik deze functie voor onderwerpen met een hoog contrast, bijvoorbeeld wanneer u vanuit een deur of raam een helder verlicht buitentafereel fotografeert of wanneer u op een zonnige dag foto’s maakt van onderwerpen in de schaduw. Deze functie werkt het best in combinatie met matrixmeting (0 75).
Om Actieve D-Lighting te gebruiken: 1 Selecteer Actieve D-Lighting in het opnamemenu. Druk op de G-knop om de menu’s weer te geven. Markeer Actieve D-Lighting G-knop in het opnamemenu en druk op 2. 2 Kies een optie. Markeer de gewenste optie en druk op J. Als Y Automatisch is geselecteerd, past de camera automatisch Actieve D-Lighting aan de opnameomstandigheden aan (in belichtingsstand M is Y Automatisch echter gelijk aan Q Normaal).
Hoog dynamisch bereik (HDR) Hoog dynamisch bereik (High Dynamic Range (HDR)) wordt gebruikt voor onderwerpen met een hoog contrast en behoudt details in hoge lichten en schaduwen door twee opnamen te combineren die bij verschillende belichtingen zijn vastgelegd. HDR is het meest effectief bij gebruik met matrixmeting (0 75; met andere lichtmetingmethoden en een objectief zonder CPU is een belichtingsverschil van Automatisch gelijk aan ongeveer 2 LW).
2 Selecteer een stand. Markeer HDR-stand en druk op 2. Markeer een van de volgende opties en druk op J. • Om een reeks HDR-foto’s te maken, selecteert u 6 Aan (reeks). De HDR-opname wordt voortgezet totdat u Uit selecteert voor HDR-stand. • Om één HDR-foto te maken, selecteert u Aan (één foto). Normale opname wordt automatisch hervat nadat u één HDR-foto hebt gemaakt. • Om af te sluiten zonder extra HDR-foto’s te maken, selecteert u Uit. u verschijnt in de zoeker wanneer HDR is ingeschakeld.
3 Kies het belichtingsverschil. Markeer Belichtingsverschil en druk op 2 om het verschil in belichting tussen de twee opnamen te kiezen. De rechts getoonde opties worden weergegeven. Markeer een optie en druk op J. Kies hogere waarden voor contrastrijke onderwerpen, maar merk op dat het kiezen van een waarde hoger dan vereist mogelijk niet de gewenste resultaten oplevert; als Automatisch is geselecteerd, past de camera de belichting automatisch aan volgens het onderwerp.
5 Kadreer, stel scherp en maak de foto. De camera maakt twee opnamen wanneer de ontspanknop volledig wordt ingedrukt. l k wordt in het bedieningspaneel weergegeven en l Bedieningspaneel u in de zoeker terwijl de beelden worden gecombineerd; er kunnen geen foto’s worden gemaakt voordat het vastleggen is voltooid. Ongeacht de Zoeker momenteel geselecteerde optie voor de ontspanstand, wordt er slechts één foto gemaakt telkens wanneer de ontspanknop wordt ingedrukt.
l Flitserfotografie Een flitser gebruiken De camera ondersteunt het Nikon Creatieve Verlichtingssysteem (CVS) en kan worden gebruikt met CVS-compatibele flitsers. Optionele flitsers kunnen rechtstreeks op de accessoireschoen van de camera worden bevestigd zoals hieronder wordt beschreven. De accessoireschoen is voorzien van een vergrendelingspin voor het vergrendelen van flitsers. l 116 1 Verwijder het afdekkapje van de accessoireschoen. 2 Bevestig de flitser op de accessoireschoen.
A De synchronisatie-aansluiting Indien nodig kan een synchronisatiekabel op de synchronisatie-aansluiting worden aangesloten. Sluit geen andere flitser aan via een synchronisatiekabel wanneer u synchronisatie op het tweede gordijn toepast met een flitser die op de accessoireschoen van de camera is bevestigd. D Gebruik alleen originele Nikon-flitsaccessoires Gebruik alleen Nikon-flitsers.
Het Nikon Creatieve Verlichtingssysteem (CVS) Nikons geavanceerde Creatieve Verlichtingssysteem (CVS) biedt een verbeterde communicatie tussen de camera en compatibele flitsers voor betere flitserfotografie.
De volgende functies zijn beschikbaar met CVS-compatibele flitsers: CVS-compatibele flitsers SU-800 SB-910 SB-900 CloseSB-800 SB-700 SB-600 Commander upfotografie SB-R200 SB-400 SB-300 Enkele flitser i-DDL-uitgebalanceerde invulflits voor digitale i-TTL SLR 1 Standaard i-DDL-flitser voor digitale SLR AA Automatisch diafragma A Niet-DDL automatisch Handmatig met GN afstandsprioriteit M Handmatig RPT Stroboscopisch flitsen Externe flitserregeling i-TTL i-DDL Snelle draadloze [A:B] flitserregeling AA Automat
1 Niet beschikbaar voor spotmeting. 2 Kan tevens worden geselecteerd voor flitser. 3 Selectie van AA/A-stand uitgevoerd op flitser met behulp van persoonlijke instellingen. Tenzij objectiefgegevens zijn verschaft met behulp van de optie Objectief zonder CPU in het instellingenmenu, wordt “A” geselecteerd bij gebruik van een objectief zonder CPU. 4 Kan alleen met de camera worden geselecteerd.
❚❚ Overige flitsers De volgende flitsers kunnen worden gebruikt in de standen niet-DDL automatisch en handmatig.
De SB-910, SB-900, SB-800, SB-700, SB-600 en SB-400 bieden rodeogenreductie, terwijl de SB-910, SB-900, SB-800, SB-700, SB-600 en SU-800 zijn uitgerust met AF-hulpverlichting met de volgende beperkingen: • SB-910 en SB-900: AFhulpverlichting is beschikbaar 17–19 mm 20–105 mm 106–135 mm voor 17–135 mm AFobjectieven, maar autofocus is alleen beschikbaar voor de rechts aangeduide scherpstelpunten.
A Flitserregelingsstand Het informatiescherm toont de flitserregelingsstand voor optionele flitsers aangesloten op de accessoireschoen van de camera als volgt: Flitssynchronisatie Automatische FP (0 257) i-DDL Automatisch diafragma (AA) Niet-DDL automatische flitser (A) Handmatig met afstandsprioriteit (GN) Handmatig Stroboscopisch flitsen Geavanceerde draadloze flitssturing — l 123
i-DDL-flitssturing Wanneer een CVS-compatibele flitser (0 118) wordt ingesteld op DDL, selecteert de camera automatisch één van de volgende soorten flitserregeling: i-DDL-uitgebalanceerde invulflits voor digitale SLR: onmiddellijk voor de hoofdflitser geeft de flitser een reeks van bijna onzichtbare voorflitsen (monitorvoorflitsen) af.
Flitsstanden De camera ondersteunt de volgende flitsstanden: Flitsstand Beschrijving Deze stand wordt aanbevolen voor de meeste situaties. In de standen automatisch programma en belichtingsstanden voor diafragmavoorkeuze wordt de Synchronisatie op sluitertijd automatisch ingesteld op waarden tussen 1/200 het eerste gordijn en 1/60 sec. (1/4000 tot 1/60 sec. met automatische snelle FPsynchronisatie; 0 257).
❚❚ Een flitsstand kiezen Om een flitsstand te kiezen, druk op de W (M)-knop en draai aan de hoofdinstelschijf totdat de gewenste flitsstand in het informatiescherm is geselecteerd: W (M)-knop Synchronisatie op het eerste gordijn Rode-ogenreductie 1 Synchronisatie op het tweede gordijn 4 l 126 Hoofdinstelschijf Rode-ogenreductie met synchronisatie met lange sluitertijd 1, 2 Synchronisatie met lange sluitertijd 3 1 Het Y-pictogram knippert wanneer rode-ogenreductie niet door de flitser wordt onderste
A Studioflitssystemen Synchronisatie op het tweede gordijn kan niet worden gebruikt in combinatie met studioflitssystemen, omdat het onmogelijk is de juiste synchronisatie te verkrijgen. A Sluitertijd en diafragma Sluitertijd en diafragma kunnen als volgt worden ingesteld wanneer een optionele flitser wordt gebruikt: Stand P S A M Sluitertijd Automatisch ingesteld door camera (1/200 sec.–1/60 sec.) 1, 2 Waarde geselecteerd door gebruiker (1/200 sec.–30 sec.
Flitscorrectie Flitscorrectie wordt gebruikt om de flitssterkte te wijzigen met –3LW tot +1LW in stappen van 1/3 LW, waarbij de helderheid van het hoofdonderwerp ten opzichte van de achtergrond wordt gewijzigd. Flitssterkte kan worden verhoogd om het hoofdonderwerp helderder te laten lijken, of worden verlaagd om ongewenste hoge lichten of reflecties te voorkomen. Druk op de W (M)-knop en draai aan de secundaire instelschijf totdat de gewenste waarde in het informatiescherm wordt weergegeven.
A Optionele flitsers De flitscorrectie geselecteerd met de optionele flitser wordt toegevoegd aan de flitscorrectie geselecteerd met de camera. A Zie ook Zie Persoonlijke instelling e4 (Belichtingscorr. voor flitser, 0 259) voor informatie over de manier waarop flitscorrectie en belichtingscorrectie worden gecombineerd. Zie pagina 136 voor informatie over automatisch variërende flitssterkte voor een serie opnamen.
Flitswaardevergrendeling Deze functie wordt gebruikt om de flitssterkte te vergrendelen, waardoor de compositie van foto’s opnieuw kan worden samengesteld zonder de flitssterkte te wijzigen en wordt gezorgd dat de flitssterkte geschikt is voor het onderwerp, zelfs wanneer het onderwerp niet in het midden van het beeld is geplaatst. Flitssterkte wordt automatisch aangepast voor wijzigingen in ISO-gevoeligheid en diafragma. Flitswaardevergrendeling is alleen beschikbaar voor CVS-compatibele flitsers (0 118).
4 Stel scherp. Plaats het onderwerp in het midden van het beeld en druk de ontspanknop half in om scherp te stellen. 5 Vergrendel de flitssterkte. Controleer eerst of de flitsgereedaanduiding (M) in de zoeker wordt weergegeven en druk op de knop geselecteerd in stap 1. De flitser geeft vooraf een monitorflits af om de juiste flitssterkte te bepalen. De flitssterkte wordt op dit niveau vergrendeld en het pictogram flitswaardevergrendeling (e) verschijnt in de zoeker.
A Lichtmeting De meetvelden voor flitswaardevergrendeling bij het gebruik van een optionele flitser zijn als volgt: Flitser Flitsstand i-DDL Stand-alone flitser AA Wordt gebruikt met andere flitsers (Geavanceerde draadloze flitssturing) l 132 i-DDL AA A (masterflitser) Gemeten veld Cirkel van 5 mm in het midden van het beeld Gemeten veld door belichtingsmeter van de flitser Heel beeld Gemeten veld door belichtingsmeter van de flitser
tAndere opnameopties Reset met twee knoppen: standaardinstellingen herstellen De standaardwaarden van de hieronder vermelde camerainstellingen kunnen worden hersteld door de W (M)- en D-knop langer dan twee seconden tegelijk ingedrukt te houden (deze knoppen worden aangegeven met een groene stip). Het bedieningspaneel W (M)-knop wordt kort uitgeschakeld terwijl de instellingen worden teruggezet.
❚❚ Instellingen toegankelijk vanuit het opnamemenu 1 Optie Beeldkwaliteit Beeldformaat Witbalans Fijnafstelling HDR (hoog dynamisch bereik) Autom inst ISO-gevoeligheid Intervalopname Picture Control-instellingen 4 Meervoudige belichting Standaard JPEG Normaal Groot Automatisch > Normaal A-B: 0, G-M: 0 Uit 2 Uit Uit 3 Ongewijzigd Uit 5 0 55 58 81 84 112 72 156 100 149 1 Met uitzondering van de instellingen voor meervoudige belichting en intervaltimer, worden alleen de instellingen van de huidige geheugenb
❚❚ Overige instellingen Optie Autofocus (zoeker) Autofocusstand AF-veldstand Autofocus (livebeeld) Autofocusstand AF-veldstand Scherpstelpunt 1 AE-vergrendeling (vast) Bracketing Flitscorrectie Flitsstand Belichtingsvertragingsstand 2 Flitswaardevergrendeling Flexibel programma + NEF (RAW) Standaard 0 AF-S Enkelpunts AF 59 62 AF-S Normaal veld-AF Midden Uit Uit Uit Synchronisatie op het eerste gordijn Uit Uit Uit Uit 175 177 64 66, 77 136 128 125 256 130 38 264 1 Scherpstelpunt wordt niet weergegeven
Bracketing Bracketing wisselt automatisch de belichting, flitssterkte, Actieve D-Lighting (ADL) of witbalans enigszins af bij elke opname door “bracketing” van de huidige waarde.
2 Kies het aantal opnamen. Houd de D-knop ingedrukt en draai aan de hoofdinstelschijf om het aantal opnamen in de bracketingreeks te kiezen. Het aantal opnamen wordt getoond in het informatiescherm. Aantal opnamen D-knop Hoofdinstelschijf Informatiescherm Aanduiding belichtingsen flitsbracketing Bij andere instellingen dan r wordt een M-pictogram weergegeven in het Zoeker bedieningspaneel.
3 Selecteer een stapgrootte voor de belichting. Druk op de D-knop en draai aan de secundaire instelschijf om de stapgrootte voor de belichting te kiezen. Stapgrootte belichting D-knop Secundaire instelschijf Informatiescherm Bij de standaardinstellingen kan uit de stapgroottes 0,3 (1/3), 0,7 (2/3), 1, 2 en 3 LW worden gekozen. De bracketingprogramma’s met een stapgrootte van 1/3 LW staan hieronder vermeld.
4 Kadreer, stel scherp en maak de foto. De camera verandert de belichting en/of flitssterkte beeld voor beeld, overeenkomstig het geselecteerde bracketingprogramma. Wijzigingen aan de belichting worden toegevoegd aan de wijzigingen die zijn aangebracht met belichtingscorrectie (zie pagina 79). U kunt een voortgangsaanduiding voor bracketing weergeven door het informatiescherm te activeren. Na elke opname verdwijnt een segment van de aanduiding.
A Belichtings- en flitsbracketing In de standen continu lage snelheid en continu hoge snelheid pauzeert de opname nadat het aantal opnamen volgens de specificatie in het bracketingprogramma is gemaakt. De opname wordt hervat wanneer de ontspanknop de eerstvolgende keer wordt ingedrukt.
❚❚ Witbalansbracketing De camera maakt meerdere kopieën van elke foto, elk met een andere witbalans. Zie pagina 81 voor meer informatie over witbalans. 1 Selecteer witbalansbracketing. Kies Witbalansbracketing voor Persoonlijke instelling e6 Inst. voor autom. bracketing. 2 Kies het aantal opnamen. Houd de D-knop ingedrukt en draai aan de hoofdinstelschijf om het aantal opnamen in de bracketingreeks te kiezen. Het aantal opnamen wordt getoond in het informatiescherm.
3 Selecteer een stapgrootte voor witbalans. Druk op de D-knop en draai aan de secundaire instelschijf om de aanpassing voor witbalans te kiezen. Elke stapgrootte is grofweg gelijk aan 5 mired. Stapgrootte voor witbalans D-knop Secundaire instelschijf Informatiescherm Kies uit stapgroottes van 1 (5 mired), 2 (10 mired) of 3 (15 mired). Hogere B-waarden komen overeen met toegenomen hoeveelheden blauw, hogere A-waarden met toegenomen hoeveelheden amber (0 87).
4 Kadreer, stel scherp en maak de foto. Elke opname wordt verwerkt om het aantal kopieën gespecificeerd in het bracketingprogramma te maken, en elke kopie heeft een andere witbalans. Wijzigingen aan de witbalans worden toegevoegd aan de witbalansaanpassing gemaakt met fijnafstelling voor witbalans.
❚❚ Bracketing annuleren Om bracketing te annuleren, drukt u op de D-knop en draait u aan de hoofdinstelschijf totdat het aantal opnamen in de bracketingreeks nul is (r) en y niet langer wordt weergegeven. Het laatst geactiveerde programma wordt hersteld wanneer bracketing de volgende keer wordt geactiveerd.
❚❚ ADL-bracketing De camera varieert Actieve D-Lighting voor een reeks opnamen. Zie pagina 110 voor informatie over Actieve D-Lighting. 1 Selecteer ADL-bracketing. Kies ADL-bracketing voor Persoonlijke instelling e6 Inst. voor autom. bracketing. 2 Kies het aantal opnamen. Houd de D-knop ingedrukt en draai aan de hoofdinstelschijf om het aantal opnamen in de bracketingreeks te kiezen. Het aantal opnamen wordt getoond in het informatiescherm.
3 Selecteer Actieve D-Lighting. Druk op de D-knop en draai aan de secundaire instelschijf om Actieve D-Lighting te kiezen. D-knop Secundaire instelschijf Actieve D-Lighting wordt getoond in het informatiescherm.
4 Kadreer, stel scherp en maak de foto. De camera varieert Actieve D-Lighting beeld voor beeld overeenkomstig het geselecteerde bracketingprogramma. U kunt een voortgangsaanduiding voor bracketing weergeven door het informatiescherm te activeren. Na elke opname verdwijnt een segment van de aanduiding.
❚❚ Bracketing annuleren Om bracketing te annuleren, drukt u op de D-knop en draait u aan de hoofdinstelschijf totdat het aantal opnamen in de bracketingreeks nul is (r) en z niet langer wordt weergegeven. Het laatst geactiveerde programma wordt hersteld wanneer bracketing de volgende keer wordt geactiveerd.
Meervoudige belichting Volg de onderstaande stappen om een reeks van twee tot tien opnamen in een enkele foto vast te leggen. Meervoudige belichting maakt gebruik van de RAW-gegevens van de beeldsensor van de camera om kleuren te produceren die zichtbaar superieur zijn ten opzichte van software gegenereerde beeld-op-beeld fotografie. ❚❚ Een meervoudige belichting maken Meervoudige belichtingen kunnen niet in livebeeld worden vastgelegd. Sluit livebeeld af alvorens verder te gaan.
2 Selecteer een stand. Markeer Stand voor meerv. belichting en druk op 2. Markeer een van de volgende opties en druk op J. • Om een reeks meervoudige belichtingen te maken, selecteert u 6 Aan (reeks). Meervoudige belichtingsopname wordt voortgezet totdat u Uit selecteert voor Stand voor meerv. belichting. • Om één meervoudige belichting te maken, selecteert u Aan (één foto). Normale opname wordt automatisch hervat nadat u één meervoudige belichting hebt gemaakt.
3 Kies het aantal opnamen. Markeer Aantal opnamen en druk op 2. Druk op 1 of 3 om het aantal te combineren opnamen te kiezen om één foto samen te stellen en druk op J.
4 Kies de hoeveelheid versterking. Markeer Automatische versterking en druk op 2. De volgende opties worden weergegeven. Markeer een optie en druk op J. • Aan: versterking wordt aangepast aan het werkelijke aantal vastgelegde opnamen (versterking voor elke opname is ingesteld op 1/2 voor twee opnamen, 1/3 voor drie opnamen, enz.). • Uit: versterking wordt niet aangepast bij het opnemen van meervoudige belichting.
5 Kadreer, stel scherp en maak de foto. In de continue ontspanstanden (0 46) neemt de camera alle opnamen op in een enkele serieopname. Als Aan (reeks) is geselecteerd, blijft de camera meerdere belichtingen opnemen terwijl de ontspanknop is ingedrukt; als Aan (één foto) is geselecteerd, eindigt meervoudige belichtingsopname na de eerste foto.
❚❚ Meervoudige belichtingen onderbreken Selecteer Uit voor de meervoudige belichtingsstand om een meervoudige belichting te onderbreken voordat het gespecificeerde aantal opnamen is gemaakt. Als de opname eindigt voordat het gespecificeerde aantal opnamen is gemaakt, wordt een meervoudige belichting gemaakt met de opnamen die tot op dat punt zijn vastgelegd. Als Automatische versterking aan is, wordt de versterking aangepast aan het werkelijke aantal vastgelegde opnamen.
D Meervoudige belichtingen Verwijder of vervang de geheugenkaart niet tijdens het opnemen van een meervoudige belichting. De opname-informatie in het scherm voor weergave van foto-informatie (inclusief opnamedatum en oriëntatie van de camera) is voor de eerste opname in de meervoudige belichting. De ISO-gevoeligheid wordt ingesteld op de waarde voor de eerste opname in elke reeks; draaien aan de instelschijf voor ISO-gevoeligheid terwijl de opname aan de gang is heeft geen effect.
Intervalfotografie De camera kan automatisch fotograferen met vooringestelde intervallen. D Voordat u een opname maakt Selecteer niet zelfontspanner (E) of MUP-ontspanstand bij gebruik van de intervaltimer. Maak een testopname met de huidige instellingen en bekijk de resultaten in de monitor voordat intervalfotografie wordt gestart. Voordat u een starttijd kiest, selecteert u Tijdzone en datum in het instellingenmenu en controleert u of de cameraklok op de juiste tijd en datum is ingesteld (0 276).
2 Kies een starttijd. Kies uit de volgende startopties. • Om de opname onmiddellijk te starten, markeert u Nu en drukt u op 2. De opname start circa 3 sec. nadat de instellingen zijn voltooid; ga door naar stap 3. • Om een starttijd te kiezen, markeert u Starttijd en drukt u op 2 om de rechts getoonde starttijdopties weer te geven. Druk op 4 of 2 om uren of minuten te markeren en druk op 1 of 3 om te wijzigen. Druk op 2 om door te gaan. 3 Kies het interval.
4 Kies het aantal intervallen en het aantal opnamen per interval. Druk op 4 of 2 om het aantal intervallen of aantal opnamen te markeren; druk op 1 of 3 om te wijzigen. Druk op 2 om door te gaan. Aantal Aantal Totaal intervallen opnamen/ aantal interval opnamen 5 t 158 Start de opname. Markeer Aan en druk op J (om terug te keren naar het opnamemenu zonder de intervaltimer te starten, markeert u Uit en drukt u op J).
D Geheugen is vol Als de geheugenkaart vol is, blijft de intervaltimer actief maar worden er geen foto’s gemaakt. Hervat de opname (0 161) na het wissen van bepaalde foto’s of schakel de camera uit en plaats een andere geheugenkaart. A De zoeker afdekken Om te voorkomen dat licht dat via de zoeker binnenvalt van invloed is op de belichting van foto’s, dekt u de zoeker af met het meegeleverde oculairkapje DK-26 (0 23).
A Tijdens opname Tijdens intervalfotografie knippert het Qpictogram in het informatiescherm. Onmiddellijk voordat het volgende opname-interval begint, toont de sluitertijdweergave in het bedieningspaneel het aantal resterende intervallen, en de diafragmaweergave het aantal resterende opnamen in het huidige interval.
❚❚ Intervalfotografie pauzeren Intervalfotografie kan worden gepauzeerd door: • op de J-knop te drukken tussen intervallen • Starten > Pauze te markeren in het intervaltimermenu en op J te drukken • de camera uit en vervolgens weer in te schakelen (indien gewenst kan de geheugenkaart worden vervangen terwijl de camera is uitgeschakeld) • de zelfontspanner (E) of MUP-ontspanstand te selecteren Om de opname te hervatten: 1 Kies een nieuwe starttijd. Kies een nieuwe starttijd zoals beschreven op pagina 157.
❚❚ Intervalfotografie onderbreken Intervalopname wordt automatisch beëindigd als de batterij leeg is.
Objectieven zonder CPU Objectieven zonder CPU kunnen in de belichtingsstanden A en M worden gebruikt, waarbij het diafragma wordt ingesteld met behulp van de diafragmaring. Door de objectiefgegevens te specificeren (brandpuntsafstand en maximaal diafragma) kan de gebruiker toegang krijgen tot de volgende CPU-objectieffuncties.
❚❚ Gegevens van objectieven zonder CPU opslaan De camera kan gegevens van maximaal negen objectieven zonder CPU opslaan. Om gegevens voor objectieven zonder CPU in te voeren of te bewerken: 1 Selecteer Objectief zonder CPU. Druk op de G-knop om de menu’s weer te geven. Markeer Objectief zonder CPU in het G-knop instellingenmenu en druk op 2. 2 Kies een objectiefnummer. Markeer Objectiefnummer en druk op 4 of 2 om een objectiefnummer tussen 1 en 9 te kiezen.
3 Voer de brandpuntsafstand en het diafragma in. Markeer Brandpuntsafstand (mm) of Maximaal diafragma en druk op 4 of 2 om het gemarkeerde item te bewerken. Brandpuntsafstand kan worden geselecteerd uit waarden tussen 6 en 4000 mm en maximaal diafragma uit waarden tussen f/1.2 en f/22. A Brandpuntsafstand niet vermeld Als de juiste brandpuntsafstand niet vermeld staat, kies dan de dichtstbijzijnde waarde groter dan de werkelijke brandpuntsafstand van het objectief.
5 Selecteer Gereed. Markeer Gereed en druk op J. De gespecificeerde brandpuntsafstand en het gespecificeerde diafragma worden onder het gekozen objectiefnummer opgeslagen. ❚❚ Gegevens van objectieven zonder CPU oproepen Objectiefgegevens voor geselecteerde objectieven zonder CPU kunnen als volgt door middel van het objectiefnummer worden opgeroepen. 1 Wijs de selectie van een nummer voor objectieven zonder CPU toe aan een camerabedieningsknop. Selecteer Nr. object.
Niet-AI-objectieven De camera kan worden gebruikt met niet-Al-objectieven (d.w.z. objectieven die niet zijn uitgerust met Al-mechanismen). Voordat het objectief wordt bevestigd, dient u de diafragmasimulator op te klappen; het niet in acht nemen van deze voorzorgsmaatregel kan beschadiging van de camera of het objectief tot gevolg hebben.
❚❚ Foto’s maken met niet-AI-objectieven Het ontbreken van een Al-mechanisme betekent dat de camerabedieningen niet kunnen worden gebruikt om diafragma in te stellen wanneer er een nietAl-objectief is bevestigd. Voor optimale belichting moet u de diafragmainstelling van de camera handmatig aanpassen aan het objectief. 1 Bevestig het objectief. Bevestig een niet-AI-objectief waarvoor u eerder de objectiefgegevens hebt opgegeven (0 164). 2 Selecteer het objectiefnummer (0 166).
6 Maak foto’s. Herhaal stappen 4 en 5 indien nodig om het diafragma tijdens de opname te wijzigen.
Locatiegegevens Optionele GP-1 en GP-1A GPS-apparaten (0 325) sluiten de volgende informatie in foto’s in als ze zijn gemaakt terwijl het apparaat is bevestigd: lengtegraad, breedtegraad, hoogte en Coordinated Universal Time (UTC). Deze gegevens worden weergegeven op de pagina met locatiegegevens van de foto-informatie (0 188). ❚❚ Een GPS-apparaat bevestigen Schakel de camera uit en sluit het GPS-apparaat aan op de accessoireaansluiting (0 325) met de kabel die is meegeleverd met het apparaat.
A Coordinated Universal Time (UTC) UTC-gegevens zijn afkomstig van het GPS-apparaat en staan los van de cameraklok. A Het o-pictogram De verbindingsstatus wordt getoond door het opictogram: • o (statisch): de camera heeft communicatie met het GPS-apparaat tot stand gebracht. Fotoinformatie voor foto’s gemaakt terwijl dit pictogram wordt weergegeven, bevat een extra pagina met locatiegegevens (0 194). • o (knipperend): het GPS-apparaat zoekt naar een signaal.
x Livebeeldfotografie Voer de onderstaande stappen uit om foto’s in livebeeld vast te leggen. D De zoeker afdekken Om te voorkomen dat licht via de zoeker binnenvalt en foto’s of de belichting stoort, dekt u de zoeker af met het meegeleverde DK-26-oculairkapje voorafgaand aan de opname (0 23). 1 Druk op de a-knop. De spiegel wordt omhoog geklapt en het beeld door het objectief wordt weergegeven in de cameramonitor. Het onderwerp zal niet langer zichtbaar zijn in de zoeker.
3 Stel scherp. Druk de ontspanknop half in om scherp te stellen. Het scherpstelpunt knippert groen terwijl A AE-L/AF-L-knop de camera scherpstelt. Als de camera kan scherpstellen, wordt het scherpstelpunt groen weergegeven; als de camera niet kan scherpstellen, knippert het scherpstelpunt rood (merk op dat het vastleggen van foto’s ook mogelijk is als het scherpstelpunt rood knippert; controleer voorafgaand aan de opname de scherpstelling in de monitor).
A Belichtingsvoorbeeld (alleen voor belichtingsstand M) In belichtingsstand M kunt u door te drukken op de Pv-knop een voorbeeld weergeven van hoe de huidige instellingen voor sluitertijd, diafragma en ISO-gevoeligheid de opname beïnvloeden. Pv-knop D Livebeeld beëindigen Livebeeld eindigt automatisch als het objectief wordt verwijderd.
Scherpstellen in livebeeld Om scherp te stellen met behulp van Selectieknop voor scherpstelstand autofocus, draait u de selectieknop voor scherpstelstand naar AF en volgt u de onderstaande stappen om autofocus- en AF-veldstanden te kiezen. Zie pagina 183 voor informatie over handmatig scherpstellen. ❚❚ Een scherpstelstand kiezen De volgende autofocusstanden zijn beschikbaar in livebeeld: Stand AF-S AF-F Beschrijving Enkelvoudige servo-AF: voor niet-bewegende onderwerpen.
D Autofocus in livebeeld gebruiken Gebruik een AF-S-objectief. De gewenste resultaten zijn mogelijk niet haalbaar met ander objectieven of teleconverters. Merk op dat in livebeeld autofocus trager is en de monitor helderder of donkerder kan worden terwijl de camera scherpstelt. Het scherpstelpunt wordt soms groen weergegeven wanneer de camera niet kan scherpstellen.
❚❚ Een AF-veldstand kiezen De volgende AF-veldstanden kunnen worden geselecteerd in livebeeld: Stand ! $ % & Beschrijving Gezichtprioriteit-AF: gebruik dit voor portretten. De camera detecteert en stelt automatisch scherp op portretonderwerpen; het geselecteerde onderwerp wordt aangeduid door een dubbele gele rand (bij het detecteren van meerdere gezichten, maximaal 35, stelt de camera scherp op het dichtstbijzijnde onderwerp; gebruik de multi-selector om een ander onderwerp te kiezen).
Om een autofocusstand te kiezen, drukt u op de AF-standknop en draait u aan de secundaire instelschijf totdat de gewenste stand in de monitor wordt weergegeven.
De P-knop gebruiken De hieronder vermelde opties zijn toegankelijk door op de Pknop te drukken tijdens livebeeldfotografie. Markeer items met behulp van de multiselector en druk op 2 om opties P-knop voor het gemarkeerde item weer te geven. Druk op J om af te sluiten na het kiezen van de gewenste instelling. Optie Beeldkwaliteit Beeldformaat Beschrijving Kies beeldkwaliteit (0 55). Kies beeldformaat (0 58). Kies een Picture Control (0 100).
De livebeeldweergave: livebeeldfotografie we q r t Item q w e r t x 180 Beschrijving De resterende tijd voordat livebeeld automatisch stopt. Wordt weergegeven als Resterende tijd de opname binnen 30 sec. of minder wordt beëindigd. Autofocusstand De huidige autofocusstand. AF-veldstand De huidige AF-veldstand. Het huidige scherpstelpunt. De weergave Scherpstelpunt varieert met de optie die is geselecteerd voor AF-veldstand (0 177).
D De livebeeldweergave Hoewel ze niet op de definitieve foto verschijnen, kunnen gekartelde randen, valse kleuren, moiré en heldere vlekken in de monitor verschijnen, terwijl heldere banden kunnen verschijnen in bepaalde velden met knipperende tekens en andere met tussenpozen verschijnende lichtbronnen of als het onderwerp kort wordt verlicht door een stroboscooplamp of andere heldere, kortstondige lichtbron.
De informatieweergave: livebeeldfotografie Druk op de R-knop om aanduidingen in de monitor te verbergen of weer te geven tijdens livebeeldfotografie.
Handmatige scherpstelling Om scherp te stellen in de handmatige scherpstelstand (0 68), draait u aan de scherpstelring van het objectief totdat het onderwerp scherp is. Druk voor nauwkeurige scherpstelling op de X (T)-knop om het beeld in de monitor tot ongeveer 15× te vergroten. Terwijl het beeld door het objectief wordt ingezoomd, verschijnt een navigatievenster in een grijs beeld in de rechterbenedenhoek van het scherm.
D De tellerweergave 30 sec. voordat livebeeld automatisch eindigt, wordt een teller weergegeven (0 180; de timer wordt rood als livebeeld op het punt staat te eindigen om de interne schakelingen te beschermen of, als er een andere optie dan Geen limiet is geselecteerd voor Persoonlijke instelling c4— Monitor uit > Livebeeld; 0 253, 5 sec. voordat de monitor automatisch wordt uitgeschakeld).
IMeer over weergave Schermvullende weergave Om foto’s weer te geven, drukt u op de K-knop. De laatst gemaakte foto wordt op de monitor weergegeven.
Functie Knop Beschrijving Druk op 2 om foto’s te bekijken in de volgorde waarin ze zijn gemaakt, of op 4 om foto’s in omgekeerde volgorde te bekijken. Extra foto’s bekijken Druk op 1 of 3 om informatie over de huidige foto te bekijken (0 188). Foto-informatie bekijken Miniaturen bekijken Inzoomen op de foto W (M) Zie pagina 196 voor meer informatie. X (T) Zie pagina 199 voor meer informatie.
A Draai portret Om “staande” foto’s (portretstand) staand weer te geven, selecteert u Aan voor de optie Draai portret in het weergavemenu (0 233). A Controlebeeld Wanneer Aan is geselecteerd voor Controlebeeld in het weergavemenu (0 232), worden foto’s na opname automatisch in de monitor weergegeven gedurende ongeveer 4 sec. (omdat de camera al in de juiste richting staat, worden beelden niet automatisch gedraaid tijdens controlebeeld).
Foto-informatie Foto-informatie wordt op beelden getoond die in schermvullende weergave worden weergegeven. Druk op 1 of 3 om door de fotoinformatie te bladeren zoals hieronder wordt getoond. Merk op dat “alleen beeld”, opnamegegevens, RGB-histogrammen, hoge lichten en overzichtsgegevens alleen worden weergegeven als de overeenkomstige optie is geselecteerd voor Weergaveopties (0 232).
❚❚ Bestandsinformatie 12 3 4 5 1/ 12 12 11 100NC_DF DSC_0001. JPG 15 / 10 / 2013 10: 02: 28 10 9 N OR ORMAL AL 4928x3280 8 7 6 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 Beveiligingsstatus ........................... 201 Retouche-aanduiding..................... 287 Scherpstelpunt 1, 2...............................64 AF-veldhaakjes 1..................................28 Beeldnummer/totaal aantal beelden Beeldkwaliteit......................................55 Beeldformaat.......................................
❚❚ Hoge lichten 1 Hoge lichten in beeld 1 2 Mapnummer—beeldnummer 2 .............................................................. 237 3 Huidig kanaal 1 1 Knipperende velden duiden hoge lichten aan (velden die mogelijk overbelicht worden) voor het huidige kanaal. Houd de W (M)-knop ingedrukt en druk op 4 of 2 om als volgt door de kanalen te bladeren: W (M)-knop RGB (alle kanalen) R (rood) G (groen) B (blauw) 2 Wordt geel weergegeven als de foto in FX-formaat wordt getoond (0 51).
❚❚ RGB-histogram 1 Hoge lichten in beeld 1 2 Mapnummer—beeldnummer 2 .............................................................. 237 3 Witbalans..............................................81 Kleurtemperatuur...........................88 Fijnafstelling witbalans.................84 Handmatige voorinstelling..........90 4 Huidig kanaal 1 5 Histogram (RGB-kanaal). In alle histogrammen staat de horizontale as voor de helderheid van de pixels en de verticale as voor het aantal pixels.
A Zoomweergave Om in te zoomen op de foto wanneer het histogram wordt weergegeven, drukt u op X (T). Gebruik de X (T)- en W (M)-knoppen om in- en uit te zoomen en door het beeld te bladeren met de multi-selector. Het histogram wordt geactualiseerd en toont alleen de gegevens voor het gedeelte van het beeld dat zichtbaar is in de monitor. A Histogrammen De camerahistogrammen dienen alleen als richtlijn en kunnen afwijken van de histogrammen in beeldbewerkingsprogramma’s.
❚❚ Opnamegegevens 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 13 14 15 16 17 18 19 20 21 M T R , S P D, A P . E X P . MO D E , I S O F O C A L L E NG T H L ENS A F / VR F L ASH T YP E S Y N C MO D E , : , 1 / 4 0 0 0 , F 2. 8 : , H i 0. 3, : + 1. 3, + 5 / 6 : 5 0 mm : 50 / 1. 8 : S / VR -O n : Op t i o n a l : S L OW : T T L -B L , + 1.
22 23 24 25 26 27 NO I S E R E D U C . A C T . D - L I GH T . HD R V I GN E T T E C T R L R E T OU C H : H I I S O, N O R M : N O R MA L : A U T O, H I G H : N O R MA L : D - L I GH T I NG COMMENT : SPR I NG HAS COME . W ARM F I L T E R C Y ANO T Y P E TR I M N I KON D f 28 29 100-1 AR T I S T : N I KON TARO CO P Y R I GHT : N I K ON N I KON D f 22 Hoge ISO-ruisonderdrukking........ 242 Ruisonderdrukking lange sluitertijd ..............................................................
❚❚ Overzichtsgegevens 1 23 1/ 12 NIKON D f 4 5 –1. 3 12 0, 0 100NC _ DF DSC_0001. JPG 15/ 10/ 2013 10: 02: 28 11 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 1/ 4000 F2. 8 Hi 0. 3 + 1. 0 SLOW 10 9 8 50mm N NOR ORMAL AL 4928x3280 13 14 15 16 17 27 26 –1. 3 0, 0 25 6 1/ 4000 F2. 8 Hi 0. 3 + 1. 0 SLOW 24 23 50mm N 18 19 20 22 21 7 Beeldnummer/totaal aantal beelden Beveiligingsstatus............................201 Retouche-aanduiding.....................
Miniatuurweergave Om beelden in “overzichten” van vier, negen of 72 beelden weer te geven, drukt u op de W (M)-knop.
Kalenderweergave Om beelden te bekijken die op een geselecteerde datum zijn gemaakt, drukt u op de W (M)-knop wanneer 72 beelden worden weergegeven.
Functie Terugkeren naar de opnamestand Foto retoucheren I 198 Knop Beschrijving De monitor wordt uitgeschakeld. Er /K kunnen onmiddellijk foto’s worden gemaakt. Miniaturenlijst: Maak een geretoucheerde P kopie van de foto gemarkeerd in de miniaturenlijst (0 287).
Foto’s van dichtbij bekijken: zoomweergave Druk op de X (T)-knop om in te zoomen op het beeld dat schermvullend wordt weergegeven of dat momenteel is gemarkeerd in de miniatuurweergave.
Functie Knop Draai aan de hoofdinstelschijf om dezelfde locatie met de huidige zoomfactor in andere foto’s te bekijken. Andere beelden weergeven Beveiligingsstatus wijzigen Terugkeren naar de opnamestand Foto retoucheren I 200 Beschrijving L (U) Zie pagina 201 voor meer informatie. De monitor wordt uitgeschakeld. Er /K kunnen onmiddellijk foto’s worden gemaakt. Maak een geretoucheerde kopie van de P huidige foto (0 287).
Foto’s tegen wissen beveiligen In schermvullende, zoom-, miniatuur- en kalenderweergave kan de L (U)-knop worden gebruikt om foto’s te beveiligen tegen per ongeluk wissen. Beveiligde bestanden kunnen niet worden gewist met de O-knop of de optie Wissen in het weergavemenu. Merk op dat beveiligde beelden wel worden gewist wanneer de geheugenkaart wordt geformatteerd (0 22, 272). Om een foto te beveiligen: 1 Selecteer een beeld.
2 Druk op de L (U)knop. De foto zal gemarkeerd worden met een Ppictogram. Om de beveiliging van de foto op te L (U)-knop heffen zodat deze kan worden gewist, geeft u de foto weer of markeert u deze in de miniaturenlijst en drukt u vervolgens op de L (U)-knop.
Foto’s wissen Om de foto in schermvullende weergave of gemarkeerd in de miniaturenlijst te wissen, drukt u op de O-knop. Om meerdere geselecteerde foto’s, alle gemaakte foto’s op een geselecteerde datum of alle foto’s in de huidige weergavemap te wissen, gebruikt u de optie Wissen in het weergavemenu. Eenmaal gewist, kunnen foto’s niet meer worden hersteld. Merk op dat foto’s die beveiligd of verborgen zijn, niet kunnen worden gewist.
3 Druk nogmaals op de O-knop. Om de foto te wissen, drukt u op de O-knop. Om af te sluiten zonder de foto te wissen, drukt u op de K-knop. O-knop A Kalenderweergave I Tijdens de kalenderweergave kunt u alle foto’s genomen op een geselecteerde datum wissen door de datum te markeren in de kalender en op de O-knop te drukken (0 197). A Zie ook De optie Na wissen in het weergavemenu bepaalt of het volgende beeld of het vorige beeld wordt weergegeven nadat een beeld is gewist (0 233).
Het weergavemenu De optie Wissen in het weergavemenu bevat de volgende opties. Merk op dat afhankelijk van het aantal beelden het enige tijd kan duren voordat ze zijn gewist. Optie Q Selectie Datum n selecteren Beschrijving Wis geselecteerde foto’s. Wis alle foto’s gemaakt op een geselecteerde datum (0 206). R Alle Wis alle foto’s in de map die momenteel is geselecteerd voor weergave (0 230). ❚❚ Selectie: geselecteerde foto’s wissen 1 Kies Selectie voor de optie Wissen in het weergavemenu.
3 Selecteer de gemarkeerde foto. Druk op de W (M)-knop om de gemarkeerde foto te selecteren. Geselecteerde foto’s worden gemarkeerd W (M)-knop met een O-pictogram. Herhaal stappen 2 en 3 om extra foto’s te selecteren; om de selectie van een foto ongedaan te maken, markeert u deze en drukt u op W (M). 4 Druk op J om de bewerking te voltooien. Er wordt een bevestigingsvenster weergegeven; markeer Ja en druk op J.
2 Markeer een datum. Druk op 1 of 3 om een datum te markeren. Om de foto’s gemaakt op de gemarkeerde datum te bekijken, drukt u op W (M). Gebruik de multi-selector om door de foto’s te bladeren of houd X (T) W (M)-knop ingedrukt om de huidige foto schermvullend weer te geven. Druk op W (M) om terug te keren naar de kalender. 3 Selecteer de gemarkeerde datum. Druk op 2 om alle foto’s gemaakt op de gemarkeerde datum te selecteren. Geselecteerde data worden gemarkeerd met een Mpictogram.
Q Verbindingen ViewNX 2 installeren Installeer de meegeleverde ViewNX 2TM software om foto’s en films die naar uw computer werden gekopieerd, weer te geven en te bewerken. Controleer voor het installeren van ViewNX 2 of Uw werkset voor uw computer aan de beeldbewerking systeemvereisten voldoet op pagina 210.
2 Selecteer een taal. q Selecteer taal w Klik op Volgende 3 Start het installatieprogramma. Klik op Installeren en volg de instructies op het scherm. D Installatiehandleiding Klik op Installatiehandleiding in stap 3 voor hulp bij het installeren van ViewNX 2. 4 5 Klik op Installeren Sluit het installatieprogramma af. Windows Mac OS Klik op Ja Klik op OK Verwijder de installatie-cd uit het cd-romstation.
A Q 210 Systeemvereisten Windows Mac OS • Foto: Intel Celeron, • Foto’s: Intel Core of XeonPentium 4 of Core-serie, serie 1,6 GHz of hoger • Films (weergave): Core Duo • Films (weergave): 3,0 GHz of 2 GHz of hoger; Intel Core i5 hoger Pentium D; Intel Core of hoger aanbevolen bij het i5 of hoger aanbevolen bij bekijken van films met een het bekijken van films met beeldformaat van 1280 × een beeldformaat van CPU 720 of meer bij een 1280 × 720 of meer bij een beeldsnelheid van 30 bps beeldsnelheid van 30
ViewNX 2 gebruiken Foto’s naar de computer kopiëren Controleer voordat u verder gaat of u de software op de meegeleverde ViewNX 2-cd hebt geïnstalleerd (0 208). 1 Kies hoe u foto’s naar de computer wilt kopiëren. Kies een van de volgende methoden: • Directe USB-verbinding: schakel de camera uit en zorg dat de geheugenkaart in de camera is geplaatst. Sluit met behulp van de meegeleverde USB-kabel de camera op de computer aan en schakel vervolgens de camera in.
2 Start Nikon Transfer 2-component van ViewNX 2. Indien er een bericht wordt weergegeven met de melding dat u een programma moet kiezen, selecteert u Nikon Transfer 2. A Windows 7 Selecteer Nikon Transfer 2 zoals hieronder beschreven als het volgende venster wordt weergegeven. 1 Klik onder Afbeeldingen en video's importeren op Ander programma. Een dialoogvenster voor programmaselectie wordt weergegeven; selecteer Bestand importeren met Nikon Transfer 2 en klik op OK. 2 Dubbelklik op Bestand importeren.
Bekijk foto’s Zodra de overdracht is voltooid, worden foto’s in ViewNX 2 weergegeven. A ViewNX 2 handmatig starten • Windows: dubbelklik op de ViewNX 2-snelkoppeling op het bureaublad. • Mac OS: klik op het ViewNX 2pictogram in het Dock. ❚❚ Foto’s retoucheren Klik op de Bewerking-knop in de taakbalk van ViewNX 2 om foto’s uit te snijden en taken uit te voeren zoals het aanpassen van de scherpte en de kleurtoonniveaus. ❚❚ Foto’s afdrukken Klik op de Afdrukken-knop in de taakbalk van ViewNX 2.
Foto’s afdrukken Geselecteerde JPEG-afbeeldingen kunnen worden afgedrukt op een PictBridge-printer (0 362) die rechtstreeks is verbonden met de camera. De printer aansluiten Sluit de camera aan met behulp van de meegeleverde USB-kabel. 1 2 Zet de camera uit. Sluit de USB-kabel aan. Zet de printer aan en sluit de USB-kabel aan zoals aangegeven. Gebruik geen kracht of probeer de stekkers niet schuin in te steken.
A Afdrukken via directe USB-verbinding Zorg ervoor dat de batterij volledig is opgeladen of gebruik een optionele lichtnetadapter en stroomaansluiting. Stel Kleurruimte in op sRGB (0 240) wanneer u foto’s maakt die via de directe USB-verbinding worden afgedrukt. D Foto’s selecteren voor afdrukken Beelden gemaakt met beeldkwaliteitinstellingen NEF (RAW) of TIFF (RGB) (0 55) kunnen niet voor afdrukken worden geselecteerd.
3 Pas de afdrukopties aan. Druk op 1 of 3 om een optie te markeren en druk op 2 om te selecteren. Optie Beschrijving Markeer een paginagrootte (alleen groottes ondersteund door de huidige printer worden vermeld) en druk op J om te selecteren en terug te keren naar Paginagrootte het vorige menu (selecteer Printerstandaard om op de standaard paginagrootte van de huidige printer af te drukken).
Meerdere foto’s afdrukken 1 Geef het PictBridge-menu weer. Druk op de G-knop in het PictBridgeweergavescherm (zie stap 3 op pagina 214). G-knop 2 Kies een optie. Markeer een van de volgende opties en druk op 2. • Selectie afdrukken: selecteer de af te drukken foto’s. • Datum selecteren: maak één afdruk van alle foto’s die op de geselecteerde datum zijn gemaakt. • Afdrukken (DPOF): druk een bestaande afdrukopdracht af die werd gemaakt met de optie DPOF-afdrukopdracht in het weergavemenu (0 219).
3 Q 218 Selecteer foto’s of kies een datum. Als u Selectie afdrukken of Afdrukken (DPOF) kiest in stap 2, gebruik dan de multi-selector om door de foto’s op de geheugenkaart te bladeren. Om de huidige foto schermvullend weer te geven, houdt u de X (T)-knop ingedrukt. Om de huidige foto te selecteren voor afdrukken, houdt u de W (M)knop ingedrukt en drukt u op 1. De foto wordt gemarkeerd met een Z-pictogram en het aantal afdrukken wordt ingesteld op 1.
4 Geef de afdrukopties weer. Druk op J om de afdrukopties voor PictBridge weer te geven. 5 Pas de afdrukopties aan. Kies de opties voor paginagrootte, rand en tijdstempel zoals wordt beschreven op pagina 216 (er verschijnt een waarschuwing als de geselecteerde paginagrootte te klein is voor een indexprint). 6 Start het afdrukken. Selecteer Afdrukken starten en druk op J om het afdrukken te starten. Om te annuleren voordat alle exemplaren zijn afgedrukt, drukt u op J.
2 Selecteer foto’s. Gebruik de multi-selector om door de foto’s op de geheugenkaart te bladeren. Om de huidige foto schermvullend weer te geven, houdt u de X (T)knop ingedrukt. Om de huidige foto te selecteren voor afdrukken, houdt u de W (M)-knop ingedrukt en drukt u op 1. De foto wordt W (M) + 1 3: kies het aantal exemplaren gemarkeerd met een Zpictogram en het aantal afdrukken wordt ingesteld op 1.
4 Selecteer afdrukopties. Markeer de gewenste opties en druk op 2 om de gemarkeerde optie in of uit te schakelen (als u de afdrukopdracht wilt voltooien zonder deze informatie in de opdracht op te nemen, gaat u verder naar stap 5). • Opnamegegevens afdrukken: druk sluitertijd en diafragma af op alle foto’s in de afdrukopdracht. • Datum afdrukken: druk de opnamedatum af op alle foto’s in de afdrukopdracht. 5 Voltooi de afdrukopdracht. Markeer Gereed en druk op J om de afdrukopdracht te voltooien.
Foto’s op een televisie bekijken Een type C mini-pin-HDMI-kabel (High-Definition Multimedia Interface) (apart verkrijgbaar in de handel) kan worden gebruikt om de camera te verbinden met high-definition video-apparaten. 1 Zet de camera uit. Zet de camera altijd uit voordat u een HDMI-kabel aansluit of loskoppelt. 2 Sluit de HDMI-kabel aan zoals aangeduid.
❚❚ HDMI-opties De optie HDMI in het instellingenmenu (0 271) regelt de uitvoerresolutie en kan worden gebruikt om de camera op afstand te bedienen vanaf apparaten die HDMI-CEC ondersteunen (HighDefinition Multimedia Interface–Consumer Electronics Control is een standaard die toelaat dat HDMI-apparaten worden gebruikt om andere randapparaten te bedienen waarmee ze zijn verbonden). Uitvoerresolutie Kies het formaat voor beelden uitgevoerd naar het HDMI-apparaat.
U Menugids Standaardinstellingen In de onderstaande lijst worden de standaardinstellingen voor de opties van de cameramenu’s getoond. Zie pagina 133 voor informatie over reset met twee knoppen. ❚❚ Standaardinstellingen van weergavemenu Optie Weergavemap (0 230) Controlebeeld (0 232) Na wissen (0 233) Draai portret (0 233) Diashow (0 234) Beeldinterval Standaard NC_DF Uit Toon volgende Aan 2 sec.
Optie Witbalans (0 81) Fijnafstelling (0 84) Kies kleurtemperatuur (0 88) Handmatige voorinstelling (0 90) Picture Control instellen (0 100) Kleurruimte (0 240) Actieve D-Lighting (0 110) HDR (hoog dynamisch bereik) HDR-stand (0 113) Belichtingsverschil (0 114) Verzachting (0 114) Vignetteringscorrectie (0 241) Autom. vertekeningscorrectie (0 241) Ruisonderdr. lange tijdopname (0 242) Hoge ISO-ruisonderdrukk. (0 242) Autom inst ISO-gevoeligheid (0 72) Meervoudige belichting 2 Stand voor meerv.
❚❚ Standaardinstellingen van menu Persoonlijke instellingen * a1 a2 a3 a4 a5 a6 a7 b1 b2 c1 c2 c3 c4 d1 d2 d3 U 226 Optie Selectie AF-C-prioriteit (0 246) Selectie AF-S-prioriteit (0 246) Focus-tracking met Lock-On (0 247) AF-activering (0 247) Verlichting scherpstelpunt (0 248) Verlichting AF-punt Handmatige scherpstelstand Doorloop scherpstelpunt (0 249) Aantal scherpstelpunten (0 249) Centrumgericht meetveld (0 250) Fijnafst. voor opt.
d4 d5 d6 d7 d8 d9 d10 e1 e2 e3 e4 e5 e6 e7 e8 f1 f2 f3 f4 f5 f6 Optie Schermtips (0 254) Opnamesnelheid CL-stand (0 254) Max. aant. continu-opnamen (0 254) Opeenvolgende nummering (0 255) Informatieweergave (0 256) Lcd-verlichting (0 256) Belichtingsvertragingsstand (0 256) Flitssynchronisatiesnelheid (0 257) Langste sluitertijd bij flits (0 258) Optionele flitser (0 258) Belichtingscorr. voor flitser (0 259) Testflits (0 259) Inst. voor autom.
Optie f7 Functie instelschijven inst. (0 267) Rotatie omkeren Verwissel hoofd/secundair Instellen diafragma Menu's en weergave f8 Knop loslaten voor instelsch. (0 269) f9 Ontspannen bij geen kaart (0 269) f10 Aanduidingen omkeren (0 269) f11 Eenv. sluitertijdaanpassing (0 270) Standaard Nee Uit Secundaire instelschijf Uit Nee Sluiter ontgrendeld Uit * De standaardinstellingen voor de huidige geheugenbank Persoonlijke instellingen kunnen worden hersteld met behulp van Geheugenbank pers. inst. (0 245).
D Het weergavemenu: afbeeldingen beheren Druk op G en selecteer de tab D (weergavemenu) om het weergavemenu weer te geven. G-knop Het weergavemenu bevat de volgende opties: Optie Wissen Weergavemap Beeld verbergen Weergaveopties Controlebeeld 0 205 230 230 232 232 Optie Na wissen Draai portret Diashow DPOF-afdrukopdracht 0 233 233 234 219 A Zie ook De standaardinstellingen van het menu zijn vermeld op pagina 224.
Weergavemap G-knop ➜ D weergavemenu Kies een map voor weergave (0 185): Optie NC_DF Alle Huidige Beschrijving Foto’s in alle mappen gemaakt met de Df zijn zichtbaar tijdens weergave. Foto’s in alle mappen zijn zichtbaar tijdens weergave. Alleen foto’s in de huidige map zijn zichtbaar tijdens weergave. Beeld verbergen G-knop ➜ D weergavemenu Verberg of toon foto’s. Verborgen foto’s zijn alleen zichtbaar in het menu Beeld verbergen en kunnen alleen worden gewist door de geheugenkaart te formatteren.
Volg de onderstaande stappen om geselecteerde foto’s te verbergen of te tonen. 1 Kies Selecteren/instellen. Markeer Selecteren/instellen en druk op 2. 2 Selecteer foto’s. Gebruik de multi-selector om door de foto’s op de geheugenkaart te bladeren (om de gemarkeerde foto schermvullend te bekijken, W (M)-knop houdt u de X (T)-knop ingedrukt) en druk op W (M) om de huidige foto te selecteren.
Weergaveopties G-knop ➜ D weergavemenu Kies de informatie die beschikbaar is in het scherm voor weergave van foto-informatie (0 188). Druk op 1 of 3 om een optie te markeren, druk vervolgens op 2 om de optie voor het scherm met foto-informatie te selecteren. Er verschijnt een L naast geselecteerde items; om de selectie van een item ongedaan te maken, markeert u het en drukt u op 2. Om terug te keren naar het weergavemenu, markeert u Gereed en drukt u op J.
Na wissen G-knop ➜ D weergavemenu Kies de foto die wordt weergegeven nadat u een beeld hebt gewist. Optie Beschrijving Geef de volgende foto weer. Als de gewiste foto het S Toon volgende laatste beeld is, wordt de vorige foto weergegeven. Geef de vorige foto weer. Als de gewiste foto het T Toon vorige eerste beeld is, wordt de volgende foto weergegeven.
Diashow G-knop ➜ D weergavemenu Maak een diashow van de foto’s in de huidige weergavemap (0 230). Verborgen beelden (0 230) worden niet weergegeven. Optie Starten Beeldinterval Beschrijving Start de diashow. Kies hoelang elke foto zal worden weergegeven. Markeer Starten en druk op J om de diashow te starten.
C Het opnamemenu: opnameopties Druk op G en selecteer de tab C (opnamemenu) om het opnamemenu weer te geven. G-knop Het opnamemenu bevat de volgende opties: Optie Geheugenbank opnamemenu Opslagmap Naamgeving bestanden Beeldkwaliteit Beeldformaat Beeldveld JPEG-compressie NEF (RAW)-opname Witbalans Picture Control instellen Picture Control beheren 0 236 237 239 55 58 51 57 57 81 100 106 Optie Kleurruimte Actieve D-Lighting HDR (hoog dynamisch bereik) Vignetteringscorrectie Autom.
Geheugenbank opnamemenu G-knop ➜ C opnamemenu De opties van het opnamemenu worden opgeslagen in één van de vier geheugenbanken. Met uitzondering van Meervoudige belichting, Intervalopname en wijzigingen aan Picture Controls (snel aanpassen en andere handmatige aanpassingen) hebben wijzigingen aan instellingen in één geheugenbank geen invloed op de overige.
Opslagmap G-knop ➜ C opnamemenu Selecteer de map waarin de volgende beelden worden opgeslagen. ❚❚ Mappen op mapnummer selecteren 1 Kies Map selecteren op nummer. Markeer Map selecteren op nummer en druk op 2. Het rechts getoonde dialoogvenster wordt weergegeven. 2 Kies een mapnummer. Druk op 4 of 2 om een cijfer te markeren, druk op 1 of 3 om te wijzigen. Als er al een map met het geselecteerde nummer bestaat, wordt er een W-, X- of Y-pictogram links van het mapnummer weergegeven: • W : map is leeg.
D Map- en bestandsnummers Als de huidige map nummer 999 heeft en 999 foto’s of een foto met het nummer 9999 bevat, wordt de ontspanknop uitgeschakeld en kunnen er geen foto’s meer worden gemaakt. Om door te gaan met opnamen maken, maakt u een map met een nummer dat lager is dan 999 of selecteert u een bestaande map met een nummer lager dan 999 en met minder dan 999 beelden.
Naamgeving bestanden G-knop ➜ C opnamemenu Foto’s worden opgeslagen met bestandsnamen die bestaan uit “DSC_” of, in het geval van beelden die Adobe RGB kleurruimte gebruiken, “_DSC”, gevolgd door een getal van vier cijfers en een extensie van drie letters (bijv. “DSC_0001.JPG”). De optie Naamgeving bestanden wordt gebruikt om drie letters te selecteren die het gedeelte “DSC” van de bestandsnaam vervangen. Zie pagina 107 voor informatie over het bewerken van bestandsnamen.
Kleurruimte G-knop ➜ C opnamemenu De kleurruimte bepaalt het kleurengamma dat beschikbaar is voor kleurreproductie. Kies sRGB voor foto’s die “onbewerkt” worden afgedrukt of gebruikt, zonder verdere wijziging. Adobe RGB heeft een breder kleurengamma en wordt aanbevolen voor beelden die uitgebreid bewerkt of geretoucheerd worden na het verlaten van de camera. A Kleurruimte Kleurruimtes bepalen de overeenkomst tussen kleuren en de numerieke waarden waarmee ze in een digitaal beeldbestand worden aangegeven.
Vignetteringscorrectie G-knop ➜ C opnamemenu “Vignettering” is verminderde helderheid aan de randen van de foto. Vignetteringscorrectie vermindert vignettering voor objectieftype G, E en D (DX- en PC-objectieven uitgezonderd). De effecten variëren van objectief tot objectief en zijn het meest zichtbaar bij maximaal diafragma. Kies uit Hoog, Normaal, Laag en Uit.
Ruisonderdr. lange tijdopname (Ruisonderdrukking lange tijdopname) G-knop ➜ C opnamemenu Als Aan is geselecteerd, worden foto’s die zijn gemaakt bij sluitertijden langer dan 1 sec. verwerkt om ruis te verminderen (heldere vlekken, willekeurige heldere pixels of waas).
A Persoonlijke instellingen: fijnafstelling van camera-instellingen Druk op G en selecteer de tab A (menu Persoonlijke instellingen) om het menu Persoonlijke instellingen weer te geven. G-knop Gebruik persoonlijke instellingen om de camera-instellingen aan individuele voorkeuren aan te passen. Groepen persoonlijke instellingen Hoofdmenu Geheugenbank pers. inst.
De volgende persoonlijke instellingen zijn beschikbaar: a a1 a2 a3 a4 a5 a6 a7 b b1 b2 c c1 c2 c3 c4 d d1 d2 d3 d4 d5 d6 d7 d8 d9 d10 Persoonlijke instelling Geheugenbank pers. inst. Autofocus Selectie AF-C-prioriteit Selectie AF-S-prioriteit Focus-tracking met Lock-On AF-activering Verlichting scherpstelpunt Doorloop scherpstelpunt Aantal scherpstelpunten Lichtmeting/belichting Centrumgericht meetveld Fijnafst. voor opt. belichting Timers/AE-vergrendeling AE-vergrend.
G-knop ➜ A menu Persoonlijke instellingen Geheugenbank pers. inst. Persoonlijke instellingen worden in één van de vier geheugenbanken opgeslagen. Wijzigingen aan de instellingen in een geheugenbank zijn niet van invloed op de andere geheugenbanken. Om een bepaalde combinatie van veelgebruikte instellingen op te slaan, selecteert u één van de vier geheugenbanken en stelt u de camera in op deze instellingen.
a: Autofocus a1: Selectie AF-C-prioriteit G-knop ➜ A menu Persoonlijke instellingen Wanneer AF-C is geselecteerd voor zoekerfotografie (0 59), regelt deze optie of foto’s kunnen worden vastgelegd wanneer de ontspanknop wordt ingedrukt (ontspanprioriteit) of alleen zodra de camera is scherpgesteld (focusprioriteit). Optie Beschrijving Er kunnen altijd foto’s worden gemaakt wanneer de G Ontspannen ontspanknop wordt ingedrukt.
a3: Focus-tracking met Lock-On G-knop ➜ A menu Persoonlijke instellingen Deze optie bepaalt hoe autofocus aanpassingen maakt bij plotselinge grote veranderingen in de afstand tot het onderwerp wanneer AF-C is geselecteerd tijdens zoekerfotografie (0 59). Optie Beschrijving C 5 (Lang) Als de afstand tot het onderwerp plotseling verandert, wacht de camera gedurende de ingestelde periode alvorens de afstand tot het onderwerp aan te passen.
a5: Verlichting scherpstelpunt G-knop ➜ A menu Persoonlijke instellingen De opties in dit menu bepalen of de scherpstelpunten wel of niet worden verlicht. ❚❚ Verlichting AF-punt Kies of het actieve scherpstelpunt rood wordt gemarkeerd in de zoeker. Optie Automatisch Aan Uit Beschrijving Het geselecteerde scherpstelpunt wordt indien nodig automatisch gemarkeerd zodat het contrasteert met de achtergrond. Het geselecteerde scherpstelpunt is altijd gemarkeerd, ongeacht de helderheid van de achtergrond.
G-knop ➜ A menu Persoonlijke instellingen a6: Doorloop scherpstelpunt Kies of de selectie van het scherpstelpunt “doorloopt” van de ene rand van het scherm naar de andere.
b: Lichtmeting/belichting b1: Centrumgericht meetveld G-knop ➜ A menu Persoonlijke instellingen Bij het berekenen van de belichting wordt bij centrumgerichte meting het grootste gewicht toegekend aan een cirkel in het midden van het beeld. De diameter (φ) van deze cirkel kan worden ingesteld op 8, 12, 15 of 20 mm of op het gemiddelde van het hele beeld.
c: Timers/AE-vergrendeling c1: AE-vergrend. ontspanknop G-knop ➜ A menu Persoonlijke instellingen Als Aan is geselecteerd, wordt de belichting vergrendeld wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt. c2: Stand-by-timer G-knop ➜ A menu Persoonlijke instellingen Kies hoelang de camera de belichting blijft meten wanneer er geen handelingen worden uitgevoerd. De sluitertijd- en diafragmaweergaven in het bedieningspaneel en de zoeker worden automatisch uitgeschakeld wanneer de timer afloopt.
c3: Zelfontspanner G-knop ➜ A menu Persoonlijke instellingen Kies de duur van de ontspanknopvertraging, het aantal gemaakte opnamen en het interval tussen opnamen in de zelfontspannerstand. • Vertraging zelfontspanner: kies de lengte van de ontspanknopvertraging (0 48). • Aantal opnamen: druk op 1 en 3 om het aantal gemaakte opnamen te kiezen telkens wanneer de ontspanknop wordt ingedrukt. • Interval tussen opnamen: kies het interval tussen de opnamen wanneer het Aantal opnamen meer dan 1 is.
c4: Monitor uit G-knop ➜ A menu Persoonlijke instellingen Kies hoelang de monitor ingeschakeld blijft wanneer er geen handelingen worden uitgevoerd tijdens weergave (Weergave; standaard 10 sec.) en controlebeeld (Controlebeeld; standaard 4 sec.), wanneer menu’s (Menu's; standaard 1 minuut) of informatie (Informatieweergave; standaard 10 sec.) wordt weergegeven, of tijdens livebeeld (Livebeeld; standaard 10 minuten).
d3: ISO-weergave G-knop ➜ A menu Persoonlijke instellingen Als Aan is geselecteerd, toont de zoeker de ISO-gevoeligheid in plaats van het aantal resterende opnamen. d4: Schermtips G-knop ➜ A menu Persoonlijke instellingen Kies Aan om tooltips weer te geven voor items die in het informatiescherm zijn geselecteerd (0 14).
d7: Opeenvolgende nummering G-knop ➜ A menu Persoonlijke instellingen Wanneer u een foto maakt, geeft de camera het bestand een naam door het laatst gebruikte bestandsnummer met één te verhogen. Deze optie regelt of de bestandsnummering doorgaat vanaf het laatst gebruikte nummer wanneer een nieuwe map wordt gemaakt, de geheugenkaart wordt geformatteerd of een nieuwe geheugenkaart in de camera wordt geplaatst.
d8: Informatieweergave G-knop ➜ A menu Persoonlijke instellingen Als Automatisch (v) is geselecteerd, verandert de kleur van de tekens in het informatiescherm (0 11) automatisch van zwart in wit of van wit in zwart om te zorgen voor voldoende contrast met de achtergrond. Om altijd dezelfde kleur letters te gebruiken, selecteert u Handmatig en kiest u Donker op licht (w; zwarte letters) of Licht op donker (x; witte letters).
e: Bracketing/flits e1: Flitssynchronisatiesnelheid G-knop ➜ A menu Persoonlijke instellingen Deze optie bepaalt de flitssynchronisatiesnelheid. Optie Beschrijving Automatische snelle FP-synchronisatie wordt gebruikt wanneer een compatibele flitser is bevestigd (0 119). Als andere flitsers worden gebruikt, is de sluitertijd ingesteld 1/250 sec. op 1/250 sec. Wanneer de camera een sluitertijd van (automatische FP) 1 /250 sec.
e2: Langste sluitertijd bij flits G-knop ➜ A menu Persoonlijke instellingen Deze optie bepaalt de langst mogelijke sluitertijd bij synchronisatie op het eerste of tweede gordijn of rode-ogenreductie in belichtingsstand P of A (ongeacht de gekozen instelling kunnen sluitertijden een waarde hebben van maximaal 30 sec.
e4: Belichtingscorr. voor flitser G-knop ➜ A menu Persoonlijke instellingen Kies hoe de camera de flitssterkte aanpast wanneer belichtingscorrectie wordt gebruikt. Optie Beschrijving Zowel flitssterkte als belichtingscorrectie worden YE Heel beeld aangepast om de belichting over het hele beeld te wijzigen. Belichtingscorrectie is enkel van toepassing op de E Alleen achtergrond achtergrond.
e7: Auto bracketing (M-stand) G-knop ➜ A menu Persoonlijke instellingen Deze optie bepaalt welke instellingen worden beïnvloed wanneer AE & flits of Alleen AE is geselecteerd voor Persoonlijke instelling e6 in de handmatige belichtingsstand.
f: Bediening G-knop ➜ A menu Persoonlijke instellingen f1: Knop D Kies de functie die wordt uitgevoerd door de D-knop: de achtergrondverlichting van het bedieningspaneel in- of uitschakelen (D Lcd-verlichting (D) aan/uit) of het bedieningspaneel en het informatiescherm in- of uitschakelen (DR D en informatieweergave aan/uit). G-knop ➜ A menu Persoonlijke instellingen f2: OK-knop Deze optie bepaalt de functie die is toegewezen aan de J-knop tijdens zoekerfotografie, weergave en livebeeld.
❚❚ Livebeeld J S Optie Middelste scherpst. select. Zoom aan/uit Geen functie f3: Multi-selector Functie toegewezen aan J -knop Bij het indrukken van de J-knop in livebeeld wordt het middelste scherpstelpunt geselecteerd. Druk op de J-knop om tussen zoom aan en zoom uit te schakelen. Kies de begininstelling voor zoom uit Lage zoom, Gemiddelde zoom en Hoge zoom. De zoomweergave wordt gecentreerd op het actieve scherpstelpunt. Het indrukken van de J-knop heeft geen effect in livebeeld.
f4: Fn-knop toewijzen G-knop ➜ A menu Persoonlijke instellingen Kies de functie die wordt vervuld door de Fnknop, door de knop zelf (Indrukken) of bij gebruik in combinatie met de instelschijven (Indrukken + instelschijven). ❚❚ Indrukken Wanneer u Indrukken selecteert, worden de volgende opties weergegeven: Optie Beschrijving Druk op de Fn-knop om een voorbeeld van de q Voorbeeld scherptediepte te bekijken (0 41).
Optie t Bracketingserie e + NEF (RAW) L Matrixmeting M Centrumgerichte meting N Spotmeting 9 Rasterweergave in zoeker m Virtuele horizon in zoeker n MIJN MENU 6 U 264 Bovenste optie in MIJN MENU Beschrijving Als de Fn-knop wordt ingedrukt terwijl belichtings-, flits- of ADL-bracketing actief is in de stand enkel beeld of stil ontspannen, worden alle opnamen in het huidige bracketingprogramma gemaakt telkens wanneer de ontspanknop wordt ingedrukt.
Optie K Weergave Geen Beschrijving De Fn-knop voert dezelfde functies uit als de K-knop. Selecteer dit bij het gebruik van een teleobjectief of onder andere omstandigheden waarbij het moeilijk is de K-knop met uw linkerhand te bedienen. Het indrukken van de knop heeft geen effect.
❚❚ Indrukken + instelschijven Als u Indrukken + instelschijven selecteert, worden de volgende opties weergegeven: Optie 5 Kies beeldveld w Nr. object. zonder CPU kiezen y Actieve D-Lighting U HDR (hoog dynamisch bereik) V Autom inst ISOgevoeligheid W Meervoudige belichting Geen Beschrijving Houd de Fn-knop ingedrukt en draai aan een instelschijf om een beeldveld te kiezen (0 51).
f6: AE-L/AF-L-knop toewijzen G-knop ➜ A menu Persoonlijke instellingen Kies de functie die wordt vervuld door de A AE-L/ AF-L-knop, door de knop alleen (Indrukken) of bij gebruik in combinatie met de instelschijven (Indrukken + instelschijven). De beschikbare opties zijn dezelfde als voor Fn-knop toewijzen (0 263), behalve dat HDR (hoog dynamisch bereik) en Meervoudige belichting niet beschikbaar zijn voor Indrukken + instelschijven.
• Instellen diafragma: Als Secundaire instelschijf is geselecteerd, kan het diafragma alleen worden aangepast met de secundaire instelschijf (of met de hoofdinstelschijf als Aan is geselecteerd voor Verwissel hoofd/secundair). Als Diafragmaring is geselecteerd, kan het diafragma alleen worden aangepast met de diafragmaring en toont de diafragmaweergave van de camera het diafragma in stappen van 1 LW (het diafragma voor type G- en E-objectieven wordt nog steeds ingesteld met de secundaire instelschijf).
f8: Knop loslaten voor instelsch.
f11: Eenv. sluitertijdaanpassing G-knop ➜ A menu Persoonlijke instellingen Als Aan is geselecteerd, kan de hoofdinstelschijf worden gebruikt om de sluitertijd geselecteerd met de instelschijf voor sluitertijd aan te passen met ±2/3 LW in stappen van 1/3 LW. Als de instelschijf voor sluitertijd is ingesteld op 4 (4 sec., rood aangeduid), kan de hoofdinstelschijf worden gebruikt om een sluitertijd met een lengte van 30 sec. te selecteren.
B Het instellingenmenu: camera-instellingen Om het instellingenmenu weer te geven, drukt u op G en selecteert u de tab B (instellingenmenu).
Geheugenkaart formatteren G-knop ➜ B instellingenmenu Geheugenkaarten moeten worden geformatteerd vóór eerste gebruik of nadat ze in andere apparaten zijn geformatteerd. Formatteer de kaart zoals hieronder wordt beschreven. D Geheugenkaarten formatteren Bij het formatteren van geheugenkaarten worden alle gegevens op de kaart voorgoed gewist. Vergeet niet foto’s en andere gegevens die u wilt bewaren naar een computer te kopiëren alvorens verder te gaan (0 211). 1 Markeer Ja.
Monitorhelderheid G-knop ➜ B instellingenmenu Druk op 1 of 3 om de monitorhelderheid voor weergave, menu’s en het informatiescherm te kiezen. Kies hogere waarden om de helderheid te verhogen en lagere waarden om de helderheid te verlagen. A Zie ook Zie pagina 179 voor informatie over het aanpassen van de monitorhelderheid in livebeeld.
Stof-referentiefoto G-knop ➜ B instellingenmenu Verzamel referentiegegevens voor de optie Stofverwijdering in Capture NX 2 (los verkrijgbaar; zie de handleiding van Capture NX 2 voor meer informatie). Stof-referentiefoto is alleen beschikbaar als een CPU-objectief op de camera is bevestigd. Een objectief zonder DX met een brandpuntsafstand van minimaal 50 mm wordt aanbevolen. Bij gebruik van een zoomobjectief moet helemaal worden ingezoomd. 1 Kies een startoptie.
3 Verzamel referentiegegevens voor stofverwijdering. Druk de ontspanknop volledig in om referentiegegevens voor stofverwijdering te verzamelen. De monitor wordt uitgeschakeld wanneer de ontspanknop wordt ingedrukt. Merk op dat ruisonderdrukking wordt uitgevoerd als het onderwerp slecht belicht is, waardoor de opnametijden toenemen.
Flikkerreductie G-knop ➜ B instellingenmenu Verminder flikkering en bandvorming bij het maken van opnamen onder tl-licht en kwikdamplampen tijdens livebeeld. Kies Automatisch om de camera automatisch de juiste frequentie te laten kiezen, of zoek handmatig naar de frequentie van het lokale lichtnet.
Taal (Language) G-knop ➜ B instellingenmenu Kies een taal voor cameramenu’s en berichten. Automatische beeldrotatie G-knop ➜ B instellingenmenu Foto’s die zijn gemaakt terwijl Aan is geselecteerd, bevatten informatie over de oriëntatie van de camera, waardoor ze automatisch kunnen worden gedraaid tijdens weergave (0 187) of wanneer ze worden bekeken in ViewNX 2 (meegeleverd) of in Capture NX 2 (apart verkrijgbaar; 0 325).
Beeldcommentaar G-knop ➜ B instellingenmenu Voeg commentaar toe aan foto’s op het moment dat ze worden gemaakt. Commentaar kan als metadata in ViewNX 2 (meegeleverd) of Capture NX 2 (los verkrijgbaar; 0 325) worden bekeken. Het commentaar is tevens zichtbaar op de pagina met opnamegegevens in het foto-informatiescherm (0 193). • Gereed: sla wijzigingen op en keer terug naar het instellingenmenu. • Commentaar invoeren: voer commentaar in zoals beschreven op pagina 107.
Copyrightinformatie G-knop ➜ B instellingenmenu Voeg copyrightinformatie toe aan nieuwe foto’s op het moment dat ze worden gemaakt. Copyrightinformatie wordt opgenomen in de opnamegegevens die worden getoond in het foto-informatiescherm (0 193) en kunnen worden bekeken als metadata in ViewNX 2 (meegeleverd) of in Capture NX 2 (los verkrijgbaar; 0 325). • Gereed: sla wijzigingen op en keer terug naar het instellingenmenu. • Fotograaf: voer de naam van een fotograaf in, zoals beschreven op pagina 107.
Instellingen opslaan/laden G-knop ➜ B instellingenmenu Selecteer Instellingen opslaan om de volgende instellingen op de geheugenkaart op te slaan (als de kaart vol is, wordt een foutmelding weergegeven). Gebruik deze optie om instellingen met andere Dfcamera’s te delen.
Menu Optie Persoonlijke instellingen (alle Alle persoonlijke instellingen geheugenbanken) Automatisch informatiescherm Beeldsensor reinigen Flikkerreductie Tijdzone en datum (behalve datum en tijd) Taal (Language) Automatische beeldrotatie Beeldcommentaar Instellingen Copyrightinformatie Objectief zonder CPU HDMI Locatiegegevens Fn-knop v. afstandsbed. toew.
Virtuele horizon G-knop ➜ B instellingenmenu Geef informatie voor rollen en hellen weer op basis van de kantelsensor van de camera. Als de camera noch naar links noch naar rechts is gekanteld, kleurt de referentielijn voor rollen groen; als de camera noch naar voren noch naar achteren is gekanteld, kleurt de stip in het midden van de weergave groen. Elke schaalverdeling is gelijk aan 5°.
AF-fijnafstelling G-knop ➜ B instellingenmenu Verfijn de scherpstelling voor maximaal 12 objectieftypen. AFfijnafstelling wordt in de meeste situaties afgeraden en kan hinderen bij normale scherpstelling. Gebruik dit alleen indien noodzakelijk. Optie AF-fijnafstelling (Aan/Uit) Opgeslagen waarde Standaard Opgeslagen waarden tonen Beschrijving • Aan: schakel AF-fijnafstelling in. • Uit: schakel AF-fijnafstelling uit. Stel AF af voor het huidige objectief (enkel CPUPlaats het objectieven).
D AF-fijnafstelling De camera kan mogelijk niet scherpstellen op de minimale afstand of op oneindig als AF-fijnafstelling wordt toegepast. D Livebeeld Fijnafstelling wordt niet toegepast op autofocus tijdens livebeeld. A Opgeslagen waarde Er kan voor elk type objectief slechts één waarde worden opgeslagen. Wanneer een teleconverter wordt gebruikt, kunnen aparte waarden worden opgeslagen voor elke combinatie van objectief en teleconverter. Fn-knop v. afstandsbed. toew.
Uploaden via Eye-Fi G-knop ➜ B instellingenmenu Deze optie wordt alleen weergegeven wanneer een Eye-Figeheugenkaart (apart verkrijgbaar van een ander merk) in de camera is geplaatst. Kies Inschakelen om foto’s te uploaden naar een vooraf geselecteerde bestemming. Merk op dat foto’s niet zullen worden geüpload als de signaalsterkte ontoereikend is. Neem alle lokale wetten betreffende draadloze apparaten in acht en kies Uitschakelen waar draadloze apparaten verboden zijn.
D Eye-Fi-kaarten Eye-Fi-kaarten kunnen toch draadloze signalen uitzenden wanneer Uitschakelen is geselecteerd. Als een waarschuwing wordt weergegeven in de monitor (0 349), schakel de camera dan uit en verwijder de kaart. Raadpleeg de bij de Eye-Fi-kaart geleverde handleiding en richt uw vragen tot de fabrikant. De camera kan worden gebruikt om Eye-Fi-kaarten in en uit te schakelen, maar ondersteunt mogelijk geen andere Eye-Fi-functies.
N Het retoucheermenu: geretoucheerde kopieën maken Om het retoucheermenu weer te geven, drukt u op G en selecteert u de tab N (retoucheermenu). G-knop De opties van het retoucheermenu worden gebruikt om bijgesneden of geretoucheerde kopieën van bestaande foto’s te maken. Het retoucheermenu wordt alleen weergegeven wanneer een geheugenkaart met foto’s in de camera is geplaatst.
D Kopieën retoucheren De meeste opties kunnen worden toegepast op kopieën gemaakt met behulp van andere retoucheeropties (met uitzondering van Beeld-opbeeld) kan elke optie slechts eenmaal worden toegepast (merk op dat meerdere bewerkingen tot detailverlies kunnen leiden). Opties die niet kunnen worden toegepast op het huidige beeld worden grijs weergegeven en zijn niet beschikbaar.
Geretoucheerde kopieën maken Een geretoucheerde kopie maken: 1 Selecteer een item in het retoucheermenu. Druk op 1 of 3 om een item te markeren, op 2 om te selecteren. 2 Selecteer een foto. Markeer een foto en druk op J. Houd de X (T)-knop ingedrukt om de gemarkeerde foto schermvullend te bekijken. A Retoucheren Bij beelden vastgelegd met de beeldkwaliteitsinstellingen NEF + JPEG (0 56) wordt alleen de NEF (RAW)-afbeelding geretoucheerd.
4 Maak een geretoucheerde kopie. Druk op J om een geretoucheerde kopie te maken. Geretoucheerde kopieën worden aangeduid met een opictogram. A Geretoucheerde kopieën maken tijdens weergave U kunt ook tijdens weergave geretoucheerde kopieën maken. Geef een foto schermvullend weer en druk op P. U 290 Markeer een optie en druk op J. Maak een geretoucheerde kopie.
D-Lighting G-knop ➜ N retoucheermenu D-Lighting maakt schaduwen helderder, waardoor deze functie ideaal is voor donkere foto’s of foto’s die met tegenlicht zijn gemaakt. Voor Na Druk op 1 of 3 om de hoeveelheid uit te voeren correctie te kiezen. Het effect kan vooraf in het bewerkingsvenster worden bekeken. Druk op J om de foto te kopiëren.
Rode-ogencorrectie G-knop ➜ N retoucheermenu Deze optie wordt gebruikt om “rode ogen” te corrigeren die worden veroorzaakt door de flitser, en is alleen beschikbaar voor foto’s die met de flitser zijn gemaakt. De foto die is geselecteerd voor rodeogencorrectie kan vooraf in het bewerkingsvenster worden bekeken. Controleer de effecten van rode-ogencorrectie en maak een kopie zoals beschreven in de volgende tabel.
Bijsnijden G-knop ➜ N retoucheermenu Maak een uitgesneden kopie van de geselecteerde foto. De geselecteerde foto wordt weergegeven, waarbij de geselecteerde uitsnede in geel wordt aangegeven; maak een uitgesneden kopie zoals beschreven in de volgende tabel. Functie Formaat van uitsnede verkleinen Formaat van uitsnede vergroten Knop W (M) X (T) Druk op W (M) om het formaat van de uitsnede te verkleinen. Druk op X (T) om het formaat van de uitsnede te vergroten.
Monochroom G-knop ➜ N retoucheermenu Maak kopieën van foto’s in Zwart-wit, Sepia of Koelblauw (blauw en wit monochroom). Bij het selecteren van Sepia of Koelblauw wordt een voorbeeld van het geselecteerde beeld weergegeven; druk op 1 om kleurverzadiging te verhogen, op 3 om ze te verlagen. Druk op J om een monochrome kopie te maken.
Filtereffecten G-knop ➜ N retoucheermenu Kies uit de volgende kleurfiltereffecten. Na het aanpassen van filtereffecten zoals hieronder beschreven, drukt u op J om de foto te kopiëren. Optie Beschrijving Creëert het effect van een skylightfilter, waarbij de foto minder blauw wordt. Skylight Het effect kan vooraf in de monitor worden bekeken zoals rechts wordt getoond. Maakt een kopie met het filtereffect van warme tinten, waardoor de kopie een Warm filter “warme” rode kleurzweem krijgt.
Kleurbalans G-knop ➜ N retoucheermenu Gebruik de multi-selector om een kopie met een gewijzigde kleurbalans te maken zoals hieronder wordt getoond. Het effect wordt in de monitor weergegeven samen met rode, groene en blauwe histogrammen (0 192) die de verdeling van de tonen in de kopie aangeven. Meer groen toevoegen Geretoucheerde kopie maken Meer blauw toevoegen Meer amber toevoegen Meer magenta toevoegen A Zoom Om in te zoomen op het beeld weergegeven in de monitor, drukt u op X (T).
Beeld-op-beeld G-knop ➜ N retoucheermenu Beeld-op-beeld combineert twee bestaande NEF (RAW)-foto’s om er één foto van te maken die apart van de originelen wordt opgeslagen; de resultaten, die gebaseerd zijn op RAW-gegevens van de beeldsensor van de camera, zijn opmerkelijk beter dan over elkaar geplaatste foto’s gemaakt in een beeldbewerkingsprogramma.
2 Selecteer het eerste beeld. Gebruik de multi-selector om de eerste foto voor beeld-op-beeld te markeren. Houd de X (T)knop ingedrukt om de gemarkeerde foto schermvullend te bekijken. Druk op J om de gemarkeerde foto te selecteren en terug te keren naar de voorbeeldweergave. 3 Selecteer het tweede beeld. Het geselecteerde beeld verschijnt als Beeld 1. Markeer Beeld 2 en druk op J, selecteer vervolgens de tweede foto zoals beschreven in stap 2. 4 Pas de versterking aan.
6 Sla het beeld-op-beeld op. Druk op J terwijl het voorbeeld wordt weergegeven om het beeld-op-beeld op te slaan. Nadat een beeld-op-beeld is gemaakt, wordt het resulterende beeld schermvullend in de monitor weergegeven. D Beeld-op-beeld Alleen NEF (RAW)-foto’s met hetzelfde beeldveld en dezelfde bitdiepte kunnen worden samengevoegd.
NEF (RAW)-verwerking G-knop ➜ N retoucheermenu Maak JPEG-kopieën van NEF (RAW)-foto’s. 1 Selecteer NEF (RAW)verwerking. Markeer NEF (RAW)-verwerking in het retoucheermenu en druk op 2 om een fotoselectievenster weer te geven waarin alleen NEF (RAW)-afbeeldingen worden weergegeven die met deze camera zijn gemaakt. 2 Selecteer een foto. Markeer een foto (houd de X (T)-knop ingedrukt om de gemarkeerde foto schermvullend te bekijken).
3 Kies instellingen voor de JPEG-kopie. Pas de hieronder vermelde instellingen aan. Merk op dat witbalans en vignetteringscorrectie niet beschikbaar zijn voor meervoudige belichting of foto’s die zijn gemaakt met beeld-opbeeld en dat de belichtingscorrectie alleen kan worden ingesteld op waarden tussen –2 en +2 LW. Het Picture Control-raster wordt niet weergegeven wanneer Picture Controls zijn aangepast.
Formaat wijzigen G-knop ➜ N retoucheermenu Maak kleine kopieën van geselecteerde foto’s. 1 Selecteer Formaat wijzigen. Om het formaat van de geselecteerde beelden te wijzigen, drukt u op G om de menu’s weer te geven en selecteert u Formaat wijzigen in het retoucheermenu. 2 Kies een formaat. Markeer Kies formaat en druk op 2. De rechts getoonde opties worden weergegeven; markeer een optie en druk op J.
3 Kies foto’s. Markeer Selecteer foto en druk op 2. Het rechts getoonde dialoogvenster wordt weergegeven; markeer foto’s met behulp van de multi-selector en druk op de W (M)-knop om te selecteren of de selectie ongedaan te maken (om de gemarkeerde foto schermvullend te bekijken, houdt u de X (T)-knop ingedrukt). Geselecteerde foto’s worden gemarkeerd met een 8-pictogram. Druk op J zodra de selectie is voltooid. 4 Sla de kopieën met gewijzigd formaat op. Er wordt een bevestigingsvenster weergegeven.
Snel retoucheren G-knop ➜ N retoucheermenu Maak kopieën waarvan verzadiging en contrast zijn verbeterd. Waar nodig wordt D-Lighting toegepast om donkere of met tegenlicht belichte onderwerpen helderder te maken. Druk op 1 of 3 om de mate van verbetering te kiezen. Het effect kan vooraf in het bewerkingsvenster worden bekeken. Druk op J om de foto te kopiëren. Rechtzetten G-knop ➜ N retoucheermenu Maak een rechtgezette kopie van het geselecteerde beeld.
Vertekeningscorrectie G-knop ➜ N retoucheermenu Maak kopieën met minder perifere vertekening. Selecteer Automatisch om de camera de vertekening automatisch te laten corrigeren en voer daarna fijnafstelling uit met behulp van de multi-selector, of selecteer Handmatig om vertekening handmatig te verminderen (merk op dat Automatisch niet beschikbaar is bij foto’s die gemaakt zijn met automatische vertekeningscorrectie; zie pagina 241).
Lijntekening G-knop ➜ N retoucheermenu Maak een lijntekeningkopie van een foto om als basis voor een schilderij te gebruiken. Het effect kan vooraf in het bewerkingsvenster worden bekeken. Druk op J om de foto te kopiëren. Voor Kleurenschets Na G-knop ➜ N retoucheermenu Maak een kopie van een foto die lijkt op een schets gemaakt met kleurpotloden. Druk op 1 of 3 om Levendigheid of Omtrekken te markeren en druk op 4 of 2 om te wijzigen.
Perspectiefcorrectie G-knop ➜ N retoucheermenu Maak kopieën die de perspectiefeffecten vanaf de basis van een hoog object verminderen. Gebruik de multi-selector om het perspectief aan te passen (merk op dat hoe groter de mate van perspectiefcorrectie, hoe meer er van de randen van de foto uitgesneden wordt). De resultaten kunnen vooraf in het bewerkingsvenster worden bekeken. Druk op J om de foto te kopiëren, of druk op K om weergave af te sluiten zonder een kopie te maken.
Miniatuureffect G-knop ➜ N retoucheermenu Maak een kopie die lijkt op een foto van een diorama. Dit effect werkt het best bij foto’s die vanuit een hoog camerastandpunt zijn genomen. Het gebied dat is scherpgesteld in de kopie wordt aangeduid door een geel kader. Functie Indrukken Oriëntatie kiezen W (M) Beschrijving Druk op W (M) om de oriëntatie van het gebied dat is scherpgesteld te kiezen.
Selectieve kleur G-knop ➜ N retoucheermenu Creëer een kopie waarin alleen geselecteerde tinten in kleur verschijnen. 1 Selecteer Selectieve kleur. Markeer Selectieve kleur in het retoucheermenu en druk op 2 om een fotoselectievenster weer te geven. 2 Selecteer een foto. Markeer een foto (houd de X (T)knop ingedrukt om de gemarkeerde foto schermvullend te bekijken). Druk op J om de gemarkeerde foto te selecteren en verder te gaan naar de volgende stap. 3 Selecteer een kleur.
4 Markeer het kleurbereik. Kleurbereik Draai aan de hoofdinstelschijf om het kleurbereik voor de geselecteerde kleur te markeren. 5 Kies het kleurbereik. Druk op 1 of 3 om het bereik van gelijkwaardige tinten die in de uiteindelijke foto worden vastgelegd, te verhogen of te verlagen. Kies uit waarden tussen 1 en 7; merk op dat hogere waarden tinten van andere kleuren kunnen bevatten. Het effect kan vooraf in het bewerkingsvenster worden bekeken. 6 Selecteer extra kleuren.
Vergelijken Vergelijk geretoucheerde kopieën met de originele foto’s. Deze optie is alleen beschikbaar als op de P-knop wordt gedrukt om het retoucheermenu weer te geven wanneer een kopie of origineel schermvullend wordt weergegeven. 1 Selecteer een foto. Selecteer in schermvullende weergave een geretoucheerde kopie (aangeduid met een opictogram) of een foto die P-knop werd geretoucheerd en druk op P. 2 Selecteer Vergelijken. Markeer Vergelijken en druk op J.
3 Vergelijk de kopie met het origineel. Opties gebruikt om een kopie te maken Het bronbeeld wordt links weergegeven en de geretoucheerde kopie rechts, waarbij de opties die zijn gebruikt om de kopie te maken bovenaan worden Bronbeeld Geretoucheerde kopie weergegeven. Druk op 4 of 2 om tussen het bronbeeld en de geretoucheerde foto te schakelen. Houd de X (T)-knop ingedrukt om de gemarkeerde foto schermvullend te bekijken.
O Mijn Menu/m Recente Instellingen Om Mijn menu weer te geven, drukt u op G en selecteert u de tab O (Mijn menu). G-knop De optie MIJN MENU kan worden gebruikt om een aangepaste lijst met opties uit de menu’s voor weergave, opname, persoonlijke instellingen, instellingen en retoucheren te maken en te bewerken voor snelle toegang (maximaal 20 opties). Indien gewenst kunnen recente instellingen worden weergegeven in plaats van Mijn menu (0 317).
❚❚ Opties aan Mijn menu toevoegen 1 Selecteer Opties toevoegen. Markeer Opties toevoegen in Mijn menu (O) en druk op 2. 2 Selecteer een menu. Markeer de naam van het menu dat de optie bevat die u wilt toevoegen en druk op 2. 3 Selecteer een optie. Markeer de gewenste menuoptie en druk op J. 4 Bepaal de positie van de nieuwe optie. Druk op 1 of 3 om de nieuwe optie omhoog of omlaag te verplaatsen in Mijn menu. Druk op J om de nieuwe optie toe te voegen. 5 U 314 Voeg meer opties toe.
❚❚ Opties uit Mijn menu verwijderen 1 Selecteer Opties verwijderen. Markeer Opties verwijderen in Mijn menu (O) en druk op 2. 2 Selecteer opties. Markeer opties en druk op 2 om te selecteren of de selectie ongedaan te maken. Geselecteerde opties worden aangeduid met een vinkje. 3 Selecteer Gereed. Markeer Gereed en druk op J. Er wordt een bevestigingsvenster weergegeven. 4 Verwijder de geselecteerde opties. Druk op J om de geselecteerde opties te verwijderen.
❚❚ Opties in Mijn menu opnieuw sorteren 1 Selecteer Opties sorteren. Markeer Opties sorteren in Mijn menu (O) en druk op 2. 2 Selecteer een optie. Markeer de optie die u wilt verplaatsen en druk op J. 3 Bepaal de positie van de optie. Druk op 1 of 3 om de optie omhoog of omlaag te verplaatsen in Mijn menu en druk op J. Herhaal stappen 2–3 om extra opties te rangschikken. 4 Sluit af en keer terug naar Mijn menu. Druk op de G-knop om naar Mijn menu terug te keren.
Recente instellingen Om de twintig meest recent gebruikte instellingen weer te geven, selecteert u m RECENTE INSTELLINGEN voor O MIJN MENU > Tab kiezen. 1 Selecteer Tab kiezen. Markeer Tab kiezen in Mijn menu (O) en druk op 2. 2 Selecteer m RECENTE INSTELLINGEN. Markeer m RECENTE INSTELLINGEN en druk op J. De naam van het menu wijzigt van “MIJN MENU” naar “RECENTE INSTELLINGEN”. Menuopties worden bovenaan het menu recente instellingen toegevoegd, zodra ze worden gebruikt.
n Technische opmerkingen Lees dit hoofdstuk voor informatie over compatibele accessoires, het reinigen en opbergen van de camera en wat u moet doen als een foutmelding verschijnt of als u tijdens het gebruik van de camera op problemen stuit. Compatibele objectieven Camera-instelling AF Objectief/accessoire AF NIKKOR 2 CPU-objectieven 1 Objectieven zonder CPU 11 1 2 3 4 n 318 Type G, E of D AF-S, AF-I NIKKOR PC-E NIKKOR-serie 4 PC Micro 85mm f/2.
8 Kan alleen worden gebruikt bij AF-S- en AF-I-objectieven (0 321). Zie pagina 321 voor informatie over de beschikbare scherpstelpunten voor autofocus en elektronisch meten van de afstand. 9 Bij het scherpstellen op de kortste scherpstelafstand met een AF 80–200mm f/2.8, AF 35–70mm f/2.8, AF 28–85mm f/3.5–4.5 of AF 28–85mm f/3.5–4.5 objectief op maximale zoom wordt de scherpstelindicator mogelijk weergegeven wanneer het beeld op een mat scherm in de zoeker niet is scherpgesteld.
A CPU- en type G-, E- en D-objectieven herkennen Het is raadzaam CPU-objectieven (voornamelijk type G, E en D) te gebruiken, maar merk op dat IX-NIKKOR-objectieven niet geschikt zijn. CPUobjectieven kunt u herkennen aan de aanwezigheid van CPU-contacten, type G-, E- en D-objectieven aan een letter op de objectiefvatting. Objectieftypen G en E zijn niet uitgerust met een diafragmaring.
A AF-S-/AF-I-teleconverters De onderstaande tabel toont de scherpstelpunten die beschikbaar zijn voor autofocus en elektronisch meten van de afstand wanneer een AF-S-/AF-Iteleconverter is bevestigd. Merk op dat de camera mogelijk niet kan scherpstellen op donkere onderwerpen of onderwerpen met een laag contrast als het gecombineerde diafragma langer is dan f/5.6. Autofocus is niet beschikbaar wanneer teleconverters worden gebruikt met de AF-S VR Micro-NIKKOR 105mm f/2.8G IF-ED.
A De beeldhoek berekenen De Df kan worden gebruikt met Nikon-objectieven voor kleinbeeldcamera’s. Als Automatische DX-uitsnede ingeschakeld is (0 52) en een 35 mm-objectief is bevestigd, is de beeldhoek dezelfde als een beeld van een 35 mm-film (36,0 × 23,9 mm); als een DX-objectief is bevestigd, wordt de beeldhoek automatisch aangepast naar 23,4 × 15,5 mm (DXformaat).
Overige accessoires Op het moment dat deze handleiding werd samengesteld, waren voor de Df de volgende accessoires beschikbaar. • Oplaadbare Li-ionbatterij EN-EL14a (0 18, 19): EN-EL14 batterijen kunnen ook worden gebruikt. Extra EN-EL14a batterijen zijn verkrijgbaar in de detailhandel en bij door Nikon geautoriseerde servicevertegenwoordigers. • Batterijlader MH-24 (0 18): laad EN-EL14a en EN-EL14 batterijen op.
n 324 • Rubberen oogschelp DK-19: de DK-19 laat het beeld in de zoeker gemakkelijker zien, waarbij oogvermoeidheid wordt voorkomen. • Zoekerobjectief met dioptrie-regelaar DK-17C: om de camera aan het gezichtsvermogen van individuele gebruikers aan te passen, zijn zoekerobjectieven beschikbaar met een dioptrie van –3, –2, 0, +1 en +2 m–1. Gebruik alleen objectieven met dioptrieregelaar als de gewenste scherpstelling niet kan worden bereikt met de ingebouwde dioptrieregelaar (–3 tot +1 m–1).
Software • Capture NX 2: een compleet fotobewerkingspakket met geavanceerde bewerkingsfuncties zoals selectiecontrolepunten en een automatische retoucheerborstel. • Camera Control Pro 2: bedien de camera op afstand vanaf een computer om foto’s te maken en ze rechtstreeks op te slaan op de harde schijf van de computer. Wanneer Camera Control Pro 2 wordt gebruikt om foto’s rechtstreeks op de computer vast te leggen, verschijnt de aanduiding van pc-verbinding c in het bedieningspaneel.
Een stroomaansluiting en lichtnetadapter bevestigen Zet de camera uit alvorens een optionele stroomaansluiting en lichtnetadapter aan te sluiten. 1 Maak de camera gereed. Open het deksel van het batterijvak/de geheugenkaartsleuf (q) en de deksels van de stroomaansluiting (w). 2 Plaats de EP-5Astroomaansluiting. Zorg dat u de aansluiting in de aangegeven richting plaatst en gebruik de aansluiting om de batterijvergrendeling naar één zijde ingedrukt te houden.
4 Sluit de lichtnetadapter aan. Sluit het netsnoer van de lichtnetadapter aan op de wisselstroomaansluiting op de lichtnetadapter (q) en het netsnoer van de EP-5A op de gelijkstroomaansluiting (w). Een V-pictogram wordt weergegeven in de monitor wanneer de camera wordt gevoed door de lichtnetadapter en stroomaansluiting.
Behandeling van uw camera Opslag Wanneer de camera gedurende langere tijd niet wordt gebruikt, verwijdert u de batterij en bewaart u de batterij op een koele, droge plek met het afdekkapje aangebracht. Voorkom vorming van schimmel of aanslag door de camera in een droge, goed geventileerde ruimte op te bergen.
Het laagdoorlaatfilter De beeldsensor die dienst doet als beeldelement van de camera is voorzien van een laagdoorlaatfilter dat moiré voorkomt. Als u vermoedt dat vuil of stof op het filter zichtbaar is op foto’s, kunt u het filter reinigen via de optie Beeldsensor reinigen in het instellingenmenu. Het filter kan op elk moment worden gereinigd met behulp van de optie Nu reinigen, of reiniging kan automatisch worden uitgevoerd wanneer de camera wordt in- of uitgeschakeld.
❚❚ “Reinigen bij aan-/uitzetten” Kies uit de volgende opties: Optie Reinigen bij 5 aanzetten Reinigen bij 6 uitzetten Reinigen bij aan- en 7 uitzetten Reiniging uit 1 Beschrijving De beeldsensor wordt automatisch gereinigd telkens wanneer de camera wordt aangezet. De beeldsensor wordt automatisch gereinigd telkens wanneer de camera wordt uitgezet. De beeldsensor wordt automatisch gereinigd wanneer de camera wordt aan- en uitgezet. De beeldsensor wordt niet automatisch gereinigd.
D Reiniging beeldsensor Het gebruik van camerabedieningsknoppen tijdens het opstarten onderbreekt reiniging van de beeldsensor. Reiniging gebeurt door het laten trillen van het laagdoorlaatfilter. Als stof niet volledig kan worden verwijderd met behulp van de opties in het menu Beeldsensor reinigen, reinig de beeldsensor dan handmatig of neem contact op met een door Nikon geautoriseerde servicevertegenwoordiger.
3 Selecteer Spiegel omhoog (CCD reinigen). Zet de camera aan en druk op de G-knop om de menu’s weer te geven. Markeer Spiegel omhoog G-knop (CCD reinigen) in het instellingenmenu en druk op 2. 4 Druk op J. Het rechts getoonde bericht verschijnt in de monitor en in het bedieningspaneel en in de zoeker wordt een rij streepjes weergegeven. Schakel de camera uit om de normale werking te herstellen zonder het laagdoorlaatfilter te inspecteren. 5 Klap de spiegel omhoog. Druk de ontspanknop volledig in.
6 Controleer het laagdoorlaatfilter. Houd de camera zodanig vast dat er licht op het laagdoorlaatfilter valt en onderzoek het filter op stof of pluisjes. Als er vuil aanwezig is, gaat u verder naar stap 8. 7 Reinig het filter. Verwijder stof en pluisjes van het filter met een blaasbalgje. Gebruik geen blaaskwastje, aangezien de haartjes het filter kunnen beschadigen. Alleen door Nikon geautoriseerd servicepersoneel kan vuil verwijderen dat niet kan verwijderd worden met een blaasbalgje.
D Vuil op het laagdoorlaatfilter Nikon stelt al het mogelijke in het werk om te voorkomen dat tijdens productie en vervoer vuil in contact komt met het laagdoorlaatfilter. De Df is echter ontworpen voor gebruik met verwisselbare objectieven, en het is mogelijk dat bij het verwijderen of verwisselen van objectieven vuil in de camera binnendringt. Eenmaal in de camera kan dit vuil zich aan het laagdoorlaatfilter hechten en onder bepaalde omstandigheden in foto’s zichtbaar zijn.
Onderhoud van camera en batterij: waarschuwingen Laat niet vallen: blootstelling aan sterke schokken of trillingen kan tot storingen leiden. Houd droog: dit product is niet waterbestendig, onderdompeling in water of blootstelling aan een hoge luchtvochtigheid kan tot storing leiden. Roesten van het interne mechanisme kan tot onherstelbare schade leiden.
Reiniging: gebruik bij het reinigen van de camerabody een blaasbalgje om stof en pluisjes te verwijderen en veeg de camerabody vervolgens voorzichtig schoon met een zachte, droge doek. Na gebruik van de camera op het strand of aan zee dient u eventueel aanwezig zand of zout te verwijderen met een doek die licht bevochtigd is met schoon water. Droog de camera daarna grondig af. In zeer uitzonderlijke gevallen wordt het lcd-venster lichter of donkerder als gevolg van statische elektriciteit.
Opmerkingen met betrekking tot de monitor: de monitor is met extreem hoge precisie gefabriceerd; ten minste 99,99% pixels zijn effectief, met niet meer dan 0,01% ontbrekende of defecte pixels. Hierdoor kunnen deze schermen pixels bevatten die altijd branden (wit, rood, blauw of groen) of altijd uit (zwart) zijn. Dit is geen defect en heeft geen gevolgen voor beelden die zijn vastgelegd met dit apparaat. Bij helder licht kunnen beelden op de monitor moeilijk te zien zijn.
• Als u een volledig opgeladen batterij blijft opladen, kunnen de prestaties van de batterij afnemen. • Een aanmerkelijke afname van de tijd waarin een volledig opgeladen batterij zijn lading dient te behouden wanneer deze bij kamertemperatuur wordt gebruikt, duidt aan dat de batterij vervanging vereist. Koop een nieuwe batterij. • Laad de batterij voor gebruik op. Leg een extra en altijd volledig opgeladen batterij klaar bij het fotograferen van belangrijke gebeurtenissen.
Belichtingsprogramma (stand P) Het belichtingsprogramma voor stand P wordt aangeduid in de volgende grafiek: 14 f/1 13 12 11 9 10 8 7 5 6 3 2 4 0 1 -1 -3 -2 -5 ] [ LW -4 ISO 100; objectief met maximaal diafragma van f/1.4 en minimaal diafragma van f/16 (bijv. AF-S NIKKOR 50mm f/1.4G) 16 15 f/1.4 16 17 18 19 f/5.6 f/8 20 f/2.8 f/4 f/1.
Problemen oplossen Functioneert de camera niet naar verwachting, kijk dan in de onderstaande lijst met veelvoorkomende problemen voordat u uw leverancier of een door Nikon geautoriseerde servicevertegenwoordiger raadpleegt. Batterij/weergave De camera is aan maar reageert niet: wacht totdat de opname is beëindigd. Zet de camera uit als het probleem zich blijft voordoen.
Opname Het aanzetten van de camera duurt lang: wis bestanden of mappen. Ontspanknop uitgeschakeld: • De geheugenkaart is vergrendeld, vol of niet geplaatst (0 19, 29). • Sluiter vergrendeld is geselecteerd voor Persoonlijke instelling f9 (Ontspannen bij geen kaart; 0 269). • Camera is niet scherpgesteld (0 32). • Diafragmaring voor CPU-objectief niet vergrendeld op de hoogste f-waarde (niet van toepassing voor objectieftype G en E).
Kan geen scherpstelpunt selecteren: • Ontgrendel de vergrendeling van de scherpstelselectieknop (0 64). • Automatisch veld-AF (0 62) of gezichtprioriteit-AF (0 177) geselecteerd voor AF-veldstand: kies een andere stand. • Camera is in weergavestand (0 185) of de menu’s zijn in gebruik (0 224). • Druk de ontspanknop half in om de stand-by-timer te starten (0 33). Kan AF-veldstand niet selecteren: handmatige scherpstelling is geselecteerd (0 68, 183).
Belichtingscorrectie kan niet worden gebruikt: kies belichtingsstand P, S of A (0 38, 39, 41). Ruis (roodachtige gebieden of andere onregelmatigheden) verschijnen in foto’s met lange tijdopname: schakel ruisonderdrukking lange tijdopname in (0 242). De helderheid van het beeld in de monitor verschilt van de belichting van foto’s genomen in livebeeld: • Centrumgerichte of spotmeting is geselecteerd (0 75). • De camera staat in belichtingsstand M (0 174). • Het onderwerp is te helder of te donker.
Kan foto niet retoucheren: de foto kan niet verder worden bewerkt met deze camera (0 289). Een bericht wordt weergegeven met de mededeling dat er geen afbeeldingen beschikbaar zijn voor weergave: selecteer Alle voor Weergavemap (0 230). Kan de afdrukopdracht niet wijzigen: • Geheugenkaart is vol: wis foto’s (0 35, 203). • Geheugenkaart is vergrendeld (0 22). Kan foto’s niet afdrukken: NEF (RAW)- of TIFF-foto’s kunnen niet via een directe USB-verbinding worden afgedrukt.
Diversen Opnamedatum klopt niet: stel de cameraklok in (0 27, 276). Menu-optie kan niet worden geselecteerd: sommige opties zijn niet beschikbaar bij bepaalde combinaties van instellingen of wanneer geen geheugenkaart is geplaatst.
Foutmeldingen Dit hoofdstuk geeft een overzicht van de aanduidingen en foutmeldingen die in de zoeker, het bedieningspaneel en de monitor verschijnen. Aanduiding Bedieningspaneel Zoeker Probleem Oplossing 0 25 • Diafragmaring is niet • Stel de ring in op ingesteld op minimaal diafragma minimaal diafragma. (hoogste f-waarde).
Aanduiding Bedieningspaneel Zoeker Oplossing 0 Verander de compositie of stel 61, 68 — handmatig scherp. • Gebruik een lagere 70 ISO-gevoeligheid • In belichtingsstand: P Gebruik optioneel 38, Onderwerp te helder; 323 ND-filter foto wordt S Kies kortere 39 overbelicht.
Aanduiding Bedieningspaneel Zoeker Oplossing 0 Controleer de foto in de Als de aanduiding na monitor; pas de de flits 3 sec. knippert, c 121 instellingen aan als de — (knippert) is de foto mogelijk foto onderbelicht is en onderbelicht. probeer opnieuw. 55, 58 • Verlaag Onvoldoende geheugen om foto’s te beeldkwaliteit of beeldformaat. maken bij de huidige instellingen of geen n j • Wis foto’s. 203 (knippert) (knippert) bestands- of • Plaats nieuwe 19 mapnummer meer geheugenkaart. beschikbaar op de camera.
Aanduiding Bedieningspaneel Monitor Geen geheugenkaart. Kan deze geheugenkaart niet gebruiken. De kaart is mogelijk beschadigd. Plaats een andere kaart. g Geheugenkaart is vergrendeld. Zet de vergrendeling in de schrijfstand. Niet beschikbaar als Eye-Fi- kaart is vergrendeld. S Probleem Camera kan geen geheugenkaart vinden. • Geen toegang tot geheugenkaart. W, O (knippert) • Kan geen nieuwe map maken. W, De camera kan de Eye-Fi-kaart O (knippert) niet bedienen.
Aanduiding Bedieningspaneel Monitor Probleem Geheugenkaart werd niet Deze kaart is niet [C] geformatteerd geformatteerd. (knippert) voor gebruik in Formatteer de kaart. de camera. Klok is opnieuw Cameraklok is — ingesteld niet ingesteld. De firmwareKan geen firmware-update update voor de voor de flitser uitvoeren. flitser die op de Flitser kan niet worden gecamera is bruikt. Neem contact op — bevestigd, is niet met de door Nikon correct geautoriseerde uitgevoerd. servicevertegenwoordiger.
Aanduiding Bedieningspaneel Monitor Kan dit bestand niet weergeven. — Kan dit bestand niet selecteren. — Controleer de printer. — Controleer het papier. — Het papier zit vast. — Het papier is op. — Controleer de inkt. — De inkt is op. — Probleem Bestand is gemaakt of gewijzigd met een computer of een camera van een ander merk, of het bestand is beschadigd. Het geselecteerde beeld kan niet worden geretoucheerd. Printerfout. Oplossing 0 Bestand kan niet worden afgespeeld op de camera.
Specificaties ❚❚ Nikon Df digitale camera Type Type Objectiefvatting Effectieve beeldhoek Digitale reflexcamera Nikon F-vatting (met AF-koppeling en AF-contacten) Nikon FX-formaat Effectieve pixels Effectieve pixels 16,2 miljoen Beeldsensor Beeldsensor Totaal aantal pixels Stofreductiesysteem Opslag Beeldformaat (pixels) Bestandsindeling Picture Control-systeem Media Bestandssysteem n 352 36,0 × 23,9 mm CMOS-sensor 16,6 miljoen Reiniging beeldsensor, referentiegegevens voor stofverwijdering (option
Zoeker Zoeker Beelddekking Vergroting Oogafstand Dioptrieregeling Scherpstelscherm Reflexspiegel Voorbeeld scherptediepte Objectiefdiafragma Objectief Compatibele objectieven Spiegelreflexzoeker met pentaprisma op ooghoogte • FX (36 × 24): ca. 100% horizontaal en 100% verticaal • DX (24 × 16): ca. 97% horizontaal en 97% verticaal Ca. 0,7× (50 mm f/1.
Ontspannen Ontspanstand Beeldsnelheid Zelfontspanner Belichting Lichtmeting Lichtmetingmethode S (enkel beeld), CL (continu lage snelheid), CH (continu hoge snelheid), J (stil ontspannen), E (zelfontspanner), MUP (spiegel omhoog) 1–5 bps (CL) of 5,5 bps (CH) 2 sec., 5 sec., 10 sec., 20 sec.; 1–9 opnamen bij intervallen van 0,5, 1, 2 of 3 sec.
Belichting ISO-gevoeligheid (aanbevolen belichtingsindex) Actieve D-Lighting Scherpstelling Autofocus Detectiebereik Objectiefscherpstelling Scherpstelpunt AF-veldstand Scherpstelvergrendeling Flitser Flitserregeling Flitsstand ISO 100–12800 in stappen van 1/3 LW. Kan ook worden ingesteld op ca. 0,3, 0,7 of 1 LW (gelijk aan ISO 50) onder ISO 100 of op ca.
Flitser Flitscorrectie Flitsgereedaanduiding –3–+1 LW in stappen van 1/3 LW Gaat branden bij een volledig opgeladen optionele flitser; knippert na flitsen op vol vermogen Accessoireschoen ISO 518 flitsschoen met synchronisatie- en gegevenscontacten en vergrendeling Nikon Creatief Geavanceerde draadloze flitssturing ondersteund met Verlichtingssysteem (CVS) SB-910, SB-900, SB-800 of SB-700 als masterflitser en SB-600 of SB-R200 als secundaire flitsers, of SU-800 als commander; automatische snelle FP-synchro
Weergave Weergave Interface USB HDMI-uitgang Accessoire-aansluiting Ondersteunde talen Ondersteunde talen Voeding Batterij Lichtnetadapter Statiefaansluiting Statiefaansluiting Afmetingen/gewicht Afmetingen (B × H × D) Gewicht Schermvullende en miniatuurweergave (4, 9 of 72 beelden of kalender) met zoomweergave, fotodiashows, histogramweergave, hoge lichten, fotoinformatie, locatiegegevensweergave en automatische beeldrotatie Hi-Speed USB Type C HDMI-mini-pinaansluiting Draadloze afstandsbedieningen: WR
Gebruiksomgeving Temperatuur Luchtvochtigheid 0 °C–40 °C 85% of minder (geen condensatie) • Tenzij anders vermeld, hebben alle cijfers betrekking op een camera die wordt gebruikt met een volledig opgeladen batterij en bij de door de Camera and Imaging Products Association (CIPA) bepaalde temperatuur: 23±3 °C. • Nikon behoudt zich het recht voor de specificaties van de hardware en software die in deze handleiding worden beschreven op elk moment te wijzigen zonder voorafgaande kennisgeving.
AF-S NIKKOR 50mm f/1.8G (Special Edition) Type AF-S-objectief type G met ingebouwde CPU en F-vatting Brandpuntsafstand 50 mm Maximaal diafragma f/1.
AF-S NIKKOR 50mm f/1.8G (Special Edition) De onderdelen van de AF-S NIKKOR 50mm f/1.8G (Special Edition) worden hieronder getoond.
D Onderhoud van het objectief • Als er een zonnekap is bevestigd, mag u het objectief of de camera niet alleen hieraan vasthouden. • Houd de CPU-contacten schoon. • Als de rubberen afdichting voor objectiefbevestiging beschadigd is, stopt u onmiddellijk met het gebruik en brengt u het objectief naar een door Nikon geautoriseerd servicecenter voor reparatie. • Verwijder stof en pluisjes op het objectiefglas met een blaasbalgje.
A Ondersteunde normen • DCF-versie 2.0: de Design Rule for Camera File System (DCF) (ontwerpnormen voor camerabestandssystemen) is een algemeen erkende standaard voor digitale camera’s waarmee de compatibiliteit tussen verschillende cameramerken wordt gewaarborgd. • DPOF: Digital Print Order Format (digitaal afdrukformaat voor digitale camera’s) is een industrienorm die het mogelijk maakt foto’s af te drukken op basis van afdrukopdrachten opgeslagen op de geheugenkaart. • Exif-versie 2.
Goedgekeurde geheugenkaarten De volgende SD-geheugenkaarten werden getest en goedgekeurd voor gebruik in de camera.
Capaciteit van geheugenkaarten De volgende tabel toont het geschatte aantal foto’s dat kan worden opgeslagen op een 8 GB SanDisk Extreme Pro SDHC UHS-I-kaart bij verschillende instellingen voor beeldkwaliteit (0 55), beeldformaat (0 58) en beeldveld (0 51).
❚❚ DX (24 × 16) beeldveld * Beeldkwaliteit Beeldformaat Bestandsgrootte 1 Aantal beelden 1 Buffercapaciteit 2 NEF (RAW), compressie — 7,2 MB 618 100 zonder verlies, 12-bits NEF (RAW), compressie — 8,9 MB 484 96 zonder verlies, 14-bits NEF (RAW), — 6,6 MB 818 100 gecomprimeerd, 12-bits NEF (RAW), — 7,9 MB 692 100 gecomprimeerd, 14-bits NEF (RAW), ongecomprimeerd, — 12,0 MB 618 72 12-bits NEF (RAW), ongecomprimeerd, — 15,3 MB 484 53 14-bits Groot 21,5 MB 349 29 TIFF (RGB) Middel 12,6 MB 593 39 Klein 6,2 MB 11
A d6—Max. aant. continu-opnamen (0 254) Het maximumaantal foto’s dat achter elkaar kan worden gemaakt in één serieopname kan worden ingesteld op een hoeveelheid tussen 1 en 100.
Gebruiksduur van de batterij Het aantal opnamen dat kan worden gemaakt met een volledig opgeladen EN-EL 14a-batterij varieert afhankelijk van de staat van de batterij, de temperatuur en hoe de camera wordt gebruikt. Voorbeeldcijfers worden hieronder vermeld. • CIPA-standaard 1: ca. 1400 opnamen • Nikon-standaard 2: ca. 2900 opnamen 1 Gemeten bij 23 °C (±2 °C) met een AF-S NIKKOR 50mm f/1.
Index Symbolen P (Automatisch programma) ................... 38 S (Sluitertijdvoorkeuze) ............................. 39 A (Diafragmavoorkeuze) ........................... 41 M (Handmatig) ............................................. 42 B (Bulb) .......................................................... 44 T (Tijd) ............................................................ 44 1/3 STEP ........................................................... 40 S (Enkel beeld) ........................................
B Batterij ..................................... 18, 19, 29, 358 Batterijlader ........................................ 18, 358 Bedieningspaneel ........................................ 8 Beeld verbergen ....................................... 230 Beeldcommentaar ................................... 278 Beeldformaat ............................................... 58 Beeldgrootte ............................................. 322 Beeldhoek ..................................................
F Fijnafst. voor opt. belichting ................. 250 Fijnafstelling witbalans ............................. 84 Filmvlakmarkering ..................................... 69 Filtereffecten ............................................ 295 Firmwareversie......................................... 286 Fisheye ....................................................... 305 Flexibel programma .................................. 38 Flikkerreductie ......................................... 276 Flitsbracketing .............
Kleurruimte ................................................ 240 Kleurtemperatuur ......................... 82, 83, 88 Klok ....................................................... 26, 276 Klokbatterij .................................................. 27 Knop loslaten voor instelsch. ................ 269 Koelblauw (Monochroom) ..................... 294 L L (groot)......................................................... 58 Laagdoorlaatfilter.....................................
R Rand (PictBridge) ..................................... 216 Rasterweergave in zoeker ..................... 253 Recente instellingen ............................... 317 Rechtzetten ............................................... 304 Reset met twee knoppen ...................... 133 Retoucheermenu..................................... 287 RGB..................................................... 191, 240 RGB-sensor met 2016 pixels ........ 354, 355 Rode-ogencorrectie ................................
Verlichting AF-punt ................................. 248 Verlichting scherpstelpunt .................... 248 Vertekeningscorrectie ............................. 305 ViewNX 2 ................. 56, 109, 208, 211, 240, 277–279 Vignetteringscorrectie ............................ 241 Virtuele horizon ...................... 182, 265, 282 Voorbeeldknop toewijzen ..................... 266 W Warm filter (Filtereffecten) ..................... 295 WB .........................................................
Garantievoorwaarden - Nikon Europees garantiebewijs n 374 Beste Nikon-klant, Hartelijk bedankt voor uw aanschaf van dit Nikon-product. In het geval dat uw Nikon-product onder garantie moet worden gerepareerd, dient u contact op te nemen met de leverancier waar u het product hebt gekocht of een lid van ons servicenetwerk binnen de verkoopregio van Nikon Europe BV (Europa/Afrika en Rusland).
• vervoerskosten en elk risico van het vervoer dat direct of indirect is verbonden aan de garantie van de producten; • alle schade als gevolg van veranderingen of aanpassingen van het product, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Nikon, om te voldoen aan de locale of nationale normen die gelden in elk ander land dan dat waarvoor het product oorspronkelijk was ontworpen en/of gefabriceerd; 3.
Deze handleiding mag op geen enkele manier volledig of gedeeltelijk (behalve voor korte citaten in kritische artikelen of besprekingen) worden gereproduceerd zonder de schriftelijke toestemming van NIKON CORPORATION. DIGITALE CAMERA Gebruikshandleiding Nikon Gebruikersondersteuning Bezoek de volgende website om uw camera te registreren en op de hoogte te blijven van de recentste productinformatie.