Q0610_UM_Nl_EUR_01_Cover.fm Page 1 Thursday, June 12, 2008 7:30 PM DIGITALE CAMERA Gebruikshandleiding Deze handleiding mag op geen enkele manier volledig of gedeeltelijk (behalve voor korte citaten in kritische artikelen of besprekingen) worden gereproduceerd zonder de schriftelijke toestemming van NIKON CORPORATION.
Waar kunt u het vinden Vind wat u zoekt in: i De vraag- en antwoordindex ➜ p. iv–ix Weet u wat u wilt, maar weet u de naam van de functie niet? Zoek het op in de vraag- en antwoordindex. i De inhoud ➜ p. x–xvii ➜ p. 22–23 Zoek items op functie of menunaam. i De snelhandleiding Een korte handleiding voor gebruikers die direct foto’s willen maken. i De index ➜ p. 438–443 ➜ p. 409–416 Zoek op trefwoord.
Inhoud van de verpakking Controleer of alle hier vermelde onderdelen bij de camera zijn geleverd. Geheugenkaarten worden afzonderlijk verkocht. • D700 digitale camera (p. 3) • Bodydop (p. 36, 388) • BM-9 beschermkap voor lcd-monitor (p. 21) • EN-EL3e oplaadbare • MH-18a snellader • AN-D700 polsriem Li-ionbatterij met met netsnoer (p. 32) (p. 21) afdekkapje (p. 32, 34) • EG-D100 videokabel • UC-E4 USB-kabel (p. 255) (p.
Symbolen en conventies Om u in staat te stellen de gewenste informatie gemakkelijk te vinden, worden de volgende symbolen en conventies gebruikt: D Dit pictogram staat bij waarschuwingen. Lees deze informatie vóór gebruik om beschadiging van de camera te voorkomen. A Dit pictogram staat bij opmerkingen. Lees deze informatie voordat u de camera gebruikt. Menuopties, opties en berichten die worden weergegeven in de monitor van de camera zijn vet gedrukt.
X Inleiding s Tutorial d Opties voor beeldopname N Scherpstelling k Ontspanstand S ISO-gevoeligheid Z Belichting r Witbalans J Beeldoptimalisatie l Flitsen t Overige opnameopties I Meer informatie over weergave Q Verbindingen U Menugids n Technische opmerkingen iii
vraag- en antwoordindex Vind wat u zoekt met deze vraag- en antwoordindex.
Vraag Hoe zorg ik ervoor dat de sluitertijd- en diafragmaweergaven niet worden uitgeschakeld? Kan ik een raster in de zoeker weergeven? Hoe stel ik de klok in? Hoe stel ik de klok in voor de zomertijd? Hoe verander ik de tijdzone wanneer ik op reis ben? Hoe pas ik de helderheid van de monitor aan voor menu's of weergave? Hoe herstel ik alle standaardinstellingen? Hoe herstel ik de standaardinstellingen van het opnamemenu? Hoe herstel ik de standaardwaarden voor de persoonlijke instellingen? Hoe verander ik
Vraag Wat betekenen deze aanduidingen? Welke informatie wordt weergegeven in de opname-informatieweergave? Wat betekent deze waarschuwing? Hoeveel lading heeft de batterij nog? Hoe krijg ik meer informatie over de batterij? Hoe voorkom ik dat de bestandsnummering opnieuw begint als ik een nieuwe geheugenkaart plaats? Hoe zet ik de bestandsnummering terug op nul? Hoe reinig ik de camera of het objectief? Kernbegrip Zoeker, lcd-venster, opnameinformatieweergave Foutmeldingen en waarschuwingsaanduidingen Batt
Vraag Hoe kan ik bewegende onderwerpen scherp of met beweging vastleggen? Hoe krijg ik achtergronddetails onscherp of hoe houd ik zowel voor- als achtergrond scherp? Kan ik zowel de sluitertijd als het diafragma handmatig instellen? Kan ik foto’s lichter of donkerder maken? Hoe kan ik een tijdopname maken? Kan ik instellen dat de belichting of de flitssterkte automatisch wordt gevarieerd voor een reeks foto’s? Kan ik meerdere kopieën van een foto maken met verschillende witbalansinstellingen? Hoe pas ik de
Foto's bekijken Vraag Kan ik mijn foto’s op de camera bekijken? Kan ik meer informatie over foto’s weergeven? Waarom knipperen delen van mijn foto? Hoe kom ik van een ongewenste foto af? Kan ik een aantal foto’s tegelijk wissen? Kan ik inzoomen op foto’s om te controleren of ze scherp zijn? Kan ik foto’s beveiligen tegen onopzettelijk wissen? Kan ik geselecteerde foto’s verbergen? Hoe weet ik of delen van mijn foto’s zijn overbelicht? Hoe weet ik waarop de camera heeft scherpgesteld? Kan ik de foto’s die ik
Vraag Kernbegrip Kan ik met de camera JPEG-kopieën maken Kleurbalans van NEF (RAW)-foto's? Kan ik twee foto's over elkaar plaatsen om er Beeld-op-beeld één beeld van te maken? Zie pagina 358 359 Foto’s bekijken of afdrukken op andere apparaten Vraag Kan ik mijn foto’s op een televisie bekijken? Kan ik mijn foto’s in High Definition bekijken? Kernbegrip Zie pagina Weergave op televisie 255 HDMI 257 Aansluiten op een computer Hoe druk ik foto’s af? Foto’s afdrukken Kan ik zonder computer foto’s afdru
Inhoud vraag- en antwoordindex........................................................................ iv Voor uw veiligheid..................................................................................xviii Kennisgevingen ......................................................................................... xxi Inleiding 1 Overzicht ......................................................................................................... 2 Kennismaking met de camera................................
Opties voor beeldopname 57 Beeldgebied................................................................................................. 58 Beeldkwaliteit.............................................................................................. 64 Beeldgrootte................................................................................................ 69 Scherpstelling 71 Scherpstelstand.......................................................................................... 72 AF-veldstand.....
Lange tijdopnamen................................................................................ 124 Belichtingsvergrendeling (AE)............................................................ 126 Belichtingscorrectie................................................................................ 128 Bracketing .................................................................................................. 130 Witbalans 139 Witbalansopties ................................................................
Meer informatie over weergave 217 Schermvullende weergave...................................................................218 Foto-informatie ........................................................................................220 Meerdere foto’s weergeven: miniatuurweergave .......................232 Foto’s van dichtbij bekijken: zoomweergave................................234 Foto’s tegen verwijderen beveiligen ................................................235 Afzonderlijke foto’s wissen.........
Naamgeving bestanden........................................................ 274 Beeldkwaliteit............................................................................ 274 Beeldgrootte.............................................................................. 274 Beeldgebied............................................................................... 274 JPEG-compressie...................................................................... 275 NEF (RAW)-opname........................................
b6: Fijnafst. voor opt. belichting .........................................294 c: Timers/AE-vergrendeling.......................................................296 c1: AE-vergr. ontspanknop....................................................296 c2: Lichtmeter automatisch uit............................................296 c3: Vertraging zelfontspanner .............................................297 c4: Monitor uit ...........................................................................
B Het setup-menu: basisinstellingen van de camera................. 331 Formatteer geheugenkaart................................................. 332 LCD-helderheid......................................................................... 332 Beeldsensor reinigen.............................................................. 332 Spiegel omhoog (CCD reinigen)......................................... 332 Videostand ................................................................................. 333 HDMI........
Technische opmerkingen 369 Compatibele objectieven .....................................................................370 Optionele flitsers......................................................................................377 Overige accessoires.................................................................................385 Behandeling van uw camera ...............................................................391 Opslag ..........................................................................
Voor uw veiligheid Als u schade aan uw Nikon-product of letsel voor uzelf of anderen wilt voorkomen, dient u de volgende veiligheidsinstructies goed door te lezen voordat u dit product gaat gebruiken. Bewaar deze veiligheidsinstructies op een plaats waar iedereen die het product gebruikt ze kan lezen. De mogelijke gevolgen van het niet in acht nemen van de veiligheidsinstructies in dit hoofdstuk worden met het volgende pictogram aangegeven: A Dit pictogram staat bij waarschuwingen.
A Gebruik het apparaat niet in de nabijheid van ontvlambaar gas Gebruik elektronische apparatuur niet in de nabijheid van ontvlambaar gas, omdat dit kan leiden tot explosie of brand. A Buiten bereik van kinderen houden Als deze waarschuwing niet in acht wordt genomen, kan dit leiden tot letsel. A Doe de draagriem niet om de hals van kinderen Het dragen van de camerariem om de nek kan bij kinderen leiden tot verstikking.
A Neem de juiste voorzorgsmaatregelen in acht bij het gebruik van de snellader • Houd het product droog. Het niet in acht nemen van deze waarschuwing kan leiden tot brand of een elektrische schok. • Verwijder stof op of bij metalen onderdelen van de stekker met een droge doek. Voortgaand gebruik kan leiden tot brand. • Tijdens onweer dient u het netsnoer niet aan te raken en niet in de buurt van de lader te komen. Het niet in acht nemen van deze waarschuwing kan leiden tot een elektrische schok.
Kennisgevingen • Niets uit de handleidingen die bij dit product horen, mag in enigerlei vorm of op enigerlei wijze worden verveelvoudigd, uitgezonden, overgezet of opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of worden vertaald in een andere taal zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Nikon. • Nikon behoudt zich het recht voor de specificaties van de hardware en de software die in deze handleidingen zijn beschreven op elk gewenst moment zonder aankondiging te wijzigen.
Pictogram voor gescheiden inzameling in Europese landen Dit pictogram geeft aan dat dit product via gescheiden inzameling moet worden afgevoerd. Het volgende is alleen van toepassing op gebruikers in Europese landen: • Dit product moet gescheiden van het overige afval worden ingeleverd bij een daarvoor bestemd inzamelingspunt. Gooi dit product niet weg als huishoudafval. • Neem voor meer informatie contact op met de leverancier of de gemeentelijke reinigingsdienst.
Wegwerpen van opslagmedia Houd er rekening mee dat de oorspronkelijke beeldgegevens niet volledig worden verwijderd als u beelden wist of geheugenkaarten of andere opslagmedia formatteert. Met behulp van in de handel verkrijgbare software is het soms mogelijk verwijderde bestanden op weggeworpen opslagmedia alsnog te herstellen, wat misbruik van persoonlijke beeldgegevens tot gevolg kan hebben. De gebruiker is zelf verantwoordelijk voor de privacybescherming van dergelijke gegevens.
A Voordat u belangrijke foto’s gaat maken Voordat u foto’s gaat maken van belangrijke gelegenheden (zoals een huwelijk of reis), kunt u het beste enkele testopnamen maken om te controleren of de camera goed werkt. Nikon is niet aansprakelijk voor schade of gederfde winst veroorzaakt door het onjuist functioneren van het product.
XInleiding X Dit hoofdstuk bevat informatie waarvan u op de hoogte moet zijn voordat u de camera gebruikt, waaronder de namen van de cameraonderdelen. Overzicht ..................................................................................... p. 2 Kennismaking met de camera ................................................ p. 3 Camerabody.................................................................................................. p. 3 Het lcd-venster ..............................................
Overzicht X Gefeliciteerd met de aanschaf van deze Nikon digitale reflexcamera (SLR). Lees alle aanwijzingen grondig door, zodat u zeker weet dat u de camera optimaal benut, en bewaar de handleiding op een plaats waar iedereen die het product gebruikt deze kan lezen.
Kennismaking met de camera Neem even de tijd om vertrouwd te raken met de bedieningsonderdelen en aanduidingen van de camera. Leg eventueel een boekenlegger in dit hoofdstuk, zodat u het gemakkelijk kunt terugvinden terwijl u de rest van de handleiding leest. X Camerabody 1 2 9 10 11 3 4 5 12 13 6 14 7 15 8 1 Keuzeknop ontspanstand ...........85 2 Ontgrendeling keuzeknop ontspanstand...................................85 3 QUAL-knop (beeldkwaliteit/grootte) .......................................
Camerabody (vervolg) X 1 Ingebouwde flitser...................... 185 2 Flitserknop ..................................... 185 3 M knop (flitsstand) ....................... 185 Y knop (flitscorrectie).............. 190 4 Afdekkapje flitsaansluiting .............................. 384 5 Afdekkapje 10-pins afstandsbedieningsaansluiting ........213, 389 6 Flitsaansluiting ............................. 384 7 10-pins afstandsbedieningsaansluiting ............................
8 9 1 10 X 2 3 4 5 11 6 7 12 1 AF-hulpverlichting ...................... 290 6 Zelfontspannerlampje ............... 103 Lampje rode-ogenreductie ........ 188 7 2 Secundaire instelschijf..................16 3 Scherptedieptevoorbeeldknop ........................................115, 324 8 4 Fn-knop................ 131, 135, 193, 320 9 5 Deksel van batterijvak ..................34 10 11 12 Ontgrendeling deksel batterijvak .........................................
Camerabody (vervolg) X 1 2 3 4 Zoeker.................................................45 8 L knop (beveiliging) ............... 235 ? knop (help) .....................................31 Zoekeroculair ...................................45 Hendel van oculairsluiter.............45 9 W knop (miniaturen/uitzoomen) ........... 232 O knop (wissen)..................... 56, 236 Q knop (formatteren) .................43 10 X knop (inzoomen op weergave).......... 234 5 K knop (weergave).............
X 1 Dioptrie-instelling ..........................45 8 Vergrendeling scherpstelselectieknop.................76 2 Selectieknop voor lichtmeting .................................... 113 9 Deksel kaartsleuf.............................41 3 A knop (AE/AF- vergrendeling) 10 Selectieknop voor .............................................. 78, 79, 325 AF-veldstand ....................................74 4 B-knop (AF-ON).................73, 96 11 Toegangslampje geheugenkaart.........................
Het lcd-venster X 1 2 14 3 13 4 5 6 7 12 11 10 9 8 1 Sluitertijd ...............................118, 121 4 Belichtingsstand .......................... 114 Belichtingscorrectiewaarde..... 128 5 Beeldgrootte ....................................70 Flitscorrectiewaarde ................... 190 6 Beeldkwaliteit ..................................65 ISO-gevoeligheid......................... 106 7 Aanduiding witbalans fijnafstemming ............................. 146 Witbalans fijnafstemming ........
15 28 16 27 17 18 19 26 25 24 23 22 20 21 13 Diafragma (f-waarde) ........119, 121 Diafragma (aantal stops) ...120, 373, Stapgrootte belichtings- en flitsbracketing............................... 132 Stapgrootte witbalansbracketing................... 136 Aantal opnamen per interval ............................................ 206 Maximaal diafragma (objectieven zonder CPU)......... 212 14 Aanduiding diafragmastop .....................120, 373 15 Aanduiding flitscorrectie ..........
De zoekerweergave 1 2 3 X 4 5 6 7 8 18 19 10 9 10 11 12 13 14 20 21 22 15 23 16 17 24
1 Raster (wordt weergegeven als Aan is geselecteerd voor persoonlijke instelling d2;wordt niet weergegeven wanneer DXformaat (24 × 16) is geselecteerd voor Beeldgebied), p. 58 ......... 298 2 Haakjes AF-veld........................45, 94 3 Referentiecirkel van 12 mm voor centrumgerichte lichtmeting .................................... 112 4 Scherpstelpunten................. 76, 289 5 Scherpstelaanduiding ...........53, 82 6 Lichtmeting ...................................
De opname-informatieweergave X Wanneer u op de knop R drukt, wordt op de monitor opname-informatie weergegeven, zoals sluitertijd, diafragma, aantal resterende opnamen, buffercapaciteit en AF-veldstand. Druk nogmaals op de knop R om de geselecteerde instellingen te wijzigen (p. 15). R knop De opname-informatie verdwijnt van de monitor wanneer u een derde keer op de knop R drukt of de ontspanknop half indrukt.
4 1 23 567 20 19 18 17 8 9 10 11 12 16 15 14 1 Belichtingsstand .......................... 114 2 Aanduiding flexibel programma.................................... 117 3 Pictogram sluitertijdvergrendeling ............ 326 4 Sluitertijd ...............................118, 121 Belichtingscorrectiewaarde..... 128 Flitscorrectiewaarde ................... 190 Aantal opnamen in bracketingserie....................131, 135 Brandpuntsafstand (objectieven zonder CPU)......... 212 Kleurtemperatuur .............
De opname-informatieweergave (vervolg) 21 22 23 24 25 2627 X 28 29 30 31 32 33 34 35 44 43 42 41 40 39 38 21 Aanduiding ISO-gevoeligheid......................... 106 Auto-ISO gevoeligheidsaanduiding ........ 108 22 Aanduiding belichtingscorrectie.................... 128 23 Aanduiding flitscorrectie .......... 190 24 Aanduiding belichtings- en flitsbracketing............................... 131 Aanduiding witbalans bracketing ...................................... 135 25 Aanduiding GPS-verbinding .....
❚❚ De weergave voor snelinstellingen Als u instellingen voor de onderstaande items wilt wijzigen, drukt u op de knop R in de opname-informatieweergave. Markeer items met de multi-selector en druk op J om naar het menu voor het gemarkeerde item te gaan. X R knop 1 10 2 9 3 8 7 1 Actieve D-Lighting.......................... 180 2 Kleurruimte ...................................... 181 3 Toewijzing voorbeeldknop scherptediepte................................. 324 4 Toewijzing Fn-knop....................
De instelschijven X De hoofdinstelschijf en de secundaire instelschijf kunnen afzonderlijk of in combinatie met andere knoppen worden gebruikt om diverse instellingen aan te passen.
❚❚ Beeldkwaliteit en formaat Houd de knop QUAL ingedrukt en draai aan de instelschijven. Beeldkwaliteit instellen (p. 65) X + QUAL-knop Een beeldgrootte kiezen (p. 70) Hoofdinstelschijf Lcd-venster Secundaire instelschijf Lcd-venster + QUAL-knop ❚❚ ISO-gevoeligheid Houd de knop ISO ingedrukt en draai aan de hoofdinstelschijf. ISOgevoeligheid instellen (p.
❚❚ Belichting Houd de knop I ingedrukt en draai aan de hoofdinstelschijf om de belichtingsstand te kiezen. X De belichtingsstand selecteren (p. 114) + I-knop Hoofdinstelschijf Lcd-venster Gebruik de instelschijven om de belichting aan te passen. Een combinatie van diafragma en sluitertijd kiezen (belichtingsstand P; p. 117) Een sluitertijd kiezen (belichtingsstand S of M; p.
Belichtingscorrectie instellen (p. 128) + E knop Bracketing activeren of annuleren/ aantal opnamen in bracketingserie kiezen (p. 131, 134) X Hoofdinstelschijf Lcd-venster Hoofdinstelschijf Lcd-venster Secundaire instelschijf Lcd-venster + Fn-knop Stapgrootte voor belichtingsbracketing kiezen (p. 132) + Fn-knop A De Fn-knop Afhankelijk van de optie die is geselecteerd voor persoonlijke instelling f5 (FUNC.-knop toewijzen, p.
❚❚ Witbalans Houd de knop WB ingedrukt en draai aan de instelschijven. X Een witbalansinstelling kiezen (p. 141) + Hoofdinstelschijf WB-knop Witbalans fijnafstellen (p. 146), kleurtemperatuur instellen (p. 147) of een witbalansvoorinstelling kiezen (p. 157) Lcd-venster + WB-knop Secundaire instelschijf Lcd-venster ❚❚ Flitsinstellingen Houd de knop M ingedrukt en draai aan de instelschijven. Een flitsstand selecteren (p. 185) + M knop Flitscorrectie aanpassen (p.
De AN-D700 camerariem bevestigen Bevestig de camerariem stevig aan de twee oogjes op de camerabody, zoals hieronder wordt aangegeven. X BM-9 beschermkap voor monitor Er wordt een doorzichtig plastic kapje bij de camera geleverd dat de monitor schoon houdt en beschermt wanneer de camera niet wordt gebruikt.
Snelhandleiding Volg deze stappen om meteen aan de slag te gaan met uw camera. X 1 Laad de batterij op (p. 32). 2 Plaats de batterij (p.34). 3 Bevestig een objectief (p.36). Bevestigingsmarkering 4 Plaats een geheugenkaart (p. 41). Voorkant 5 Zet de camera aan (p. 46). Zie pagina 38 voor informatie over het kiezen van een taal en het instellen van de datum en tijd. Zie pagina 45 voor informatie over het aanpassen van het zoekerbeeld.
6 Controleer de camera-instellingen (p. 46, 49). Belichtingsstand Batterijniveau Beeldgrootte Aantal resterende opnamen Beeldkwaliteit X Witbalans ISO-gevoeligheid Lcd-venster Zoekerweergave 7 Kies enkelvoudige autofocus (p. 51, 72). Draai de selectieknop voor de scherpstelstand naar S (enkelvoudige autofocus). 8 Stel scherp en druk af (p. 53, 54). Druk de ontspanknop half in om scherp te stellen en druk de ontspanknop vervolgens helemaal in om de foto te maken.
X 24
sTutorial s In dit gedeelte wordt beschreven hoe u de cameramenu’s gebruikt, hoe u de camera gereedmaakt voor gebruik en hoe u uw eerste foto's maakt en weergeeft. Cameramenu’s...........................................................................p. 26 Cameramenu’s gebruiken ...................................................................... p. 28 Help ................................................................................................................ p. 31 Eerste stappen ..............
Cameramenu’s s De meeste opname-, weergave- en instelopties zijn toegankelijk via de cameramenu's. Als u de menu's wilt weergeven, drukt u op de knop G. Tabs Kies uit het weergavemenu, het opnamemenu, het menu Persoonlijke instellingen, het setupmenu, het retoucheermenu en Mijn menu (zie volgende pagina). G-knop Schuif geeft positie in huidig menu aan. Huidige instellingen worden aangegeven met pictogrammen.
❚❚ Menu's De volgende menu's zijn beschikbaar. Menu D Weergave C Opname A Persoonlijke instelling B Setup N Retoucheer O Mijn menu Beschrijving Weergave-instellingen aanpassen en foto's beheren (p. 260). Opname-instellingen aanpassen (p. 268). Camera-instellingen aanpassen (p. 280). s Geheugenkaarten formatteren en basisinstellingen voor de camera selecteren (p. 331). Geretoucheerde kopieën van bestaande foto’s maken (p. 349). Een menu met eigen opties maken (p. 364).
Cameramenu’s gebruiken ❚❚ Menubediening Met de multi-selector en de knop J kunt u door de menu's navigeren. Multi-selector s Gemarkeerde item selecteren Cursor omhoog Gemarkeerde item selecteren of submenu weergeven Annuleren en terugkeren naar vorige menu Cursor omlaag J knop Gemarkeerde item selecteren ❚❚ Door de menu’s navigeren Voer de onderstaande stappen uit om door de menu's te navigeren. 1 Geef de menu’s weer. Druk op de knop G om de menu’s weer te geven.
3 Selecteer een menu. Druk op 1 of 3 om het gewenste menu te selecteren. s 4 Plaats de cursor in het geselecteerde menu. Druk op 2 om de cursor in het geselecteerde menu te plaatsen. 5 Markeer een menu-item. Druk op 1 of 3 om een menuitem te markeren. 6 Weergave-opties Druk op 2 om de opties voor het geselecteerde menu-item weer te geven. 7 Markeer een optie. Druk op 1 of 3 om een optie te markeren.
8 s Selecteer het gemarkeerde item. Druk op J om het gemarkeerde item te selecteren. Druk op de knop G als u wilt afsluiten zonder een optie te selecteren. J knop Let op het volgende: • Menu-items die grijs worden weergegeven, zijn niet beschikbaar. • Hoewel drukken op 2 of het midden van de multi-selector gewoonlijk hetzelfde effect heeft als drukken op J, kunt u een selectie in sommige gevallen alleen bevestigen door op J te drukken.
Help Als het pictogram Q linksonder op de monitor wordt weergegeven, kunt u hulpinformatie weergeven door op de knop L (Q) te drukken. Zolang u de knop ingedrukt houdt, wordt een beschrijving van de geselecteerde optie of het geselecteerde menu weergegeven. Druk op 1 of 3 om door de tekst te bladeren.
Eerste stappen De batterij opladen s De camera wordt gevoed door een EN-EL3e oplaadbare Li-ionbatterij (meegeleverd). De EN-EL3e is bij levering niet volledig opgeladen. Voor een maximale opnameduur dient u de batterij vóór gebruik op te laden in de meegeleverde MH-18a snellader. Het duurt circa twee uur en een kwartier om een lege batterij volledig op te laden. 1 Sluit de lader aan op een stopcontact.
3 Plaats de batterij. Plaats de batterij in de lader. Het oplaadlampje (CHARGE) knippert terwijl de batterij wordt opgeladen. s 4 Verwijder de batterij wanneer deze is opgeladen. Het laden is voltooid als het oplaadlampje (CHARGE) stopt met knipperen. Verwijder de batterij en trek de stekker van de lader uit het stopcontact.
De batterij plaatsen 1 Zet de camera uit. Hoofdschakelaar Zet de camera altijd uit voordat u de batterij plaatst of verwijdert. s 2 Open het deksel van het batterijvak. Open het deksel van het batterijvak aan de onderzijde van de camera. 3 Plaats de batterij. Plaats de batterij, zoals rechts wordt aangegeven. 4 Sluit het deksel van het batterijvak. ❚❚ De batterij verwijderen Zet de camera uit voordat u de batterij verwijdert.
D De batterij en de lader Lees de waarschuwingen en voorzorgsmaatregelen op de pagina's xviii–xx en 398–401 van deze handleiding en volg ze op. Om kortsluiting te voorkomen, plaatst u het afdekkapje terug als de batterij niet wordt gebruikt. Gebruik de batterij niet bij omgevingstemperaturen onder 0 °C of boven 40 °C. Tijdens het opladen moet de temperatuur tussen de 5 en 35 °C liggen. Voor optimale resultaten dient u de batterij op te laden bij een temperatuur boven 20 °C.
Een objectief bevestigen Let goed op dat er geen stof in de camera komt wanneer u het objectief verwijdert. 1 s Verwijder de achterste objectiefdop en de bodydop. Nadat u hebt gecontroleerd of de camera uitstaat, verwijdert u de achterste objectiefdop van het objectief en verwijdert u de bodydop van de camera. q 2 w Bevestig het objectief.
3 Verwijder de objectiefdop. q w q ❚❚ Het objectief verwijderen s Zet de camera uit voordat u een objectief verwijdert of verwisselt. Als u het objectief wilt verwijderen, houdt u de ontgrendeling ingedrukt terwijl u het objectief rechtsom draait. Plaats na het verwijderen van het objectief de objectiefdoppen en de bodydop terug op respectievelijk het objectief en de camera. D CPU-objectieven met diafragmaring Als een CPU-objectief is uitgerust met een diafragmaring (p.
Basisinstellingen s De eerste keer dat de menu’s worden weergegeven, wordt automatisch de taaloptie in het setup-menu gemarkeerd. Kies een taal en stel de datum en tijd in. Als u de datum en tijd niet instelt, knippert B op de monitor en worden onjuiste datum en tijd bij de foto's opgenomen. 1 Zet de camera aan. 2 Selecteer Language. Hoofdschakelaar Druk op G om de cameramenu’s weer te geven en selecteer vervolgens Language in het setup-menu. Zie “Cameramenu’s gebruiken” (p.
4 Selecteer Wereldtijd. Selecteer Wereldtijd en druk op 2. 5 Stel de tijdzone in. s Er verschijnt een selectievenster voor de tijdzone. Druk op 4 of 2 om de lokale tijdzone te markeren (het veld UTC geeft het verschil in uren aan tussen de geselecteerde tijdzone en de Coordinated Universal Time of UTC) en druk op J. 6 Schakel de zomertijd in of uit. De opties voor de zomertijd worden weergegeven. De zomertijd is standaard uitgeschakeld.
8 s Stel de datumnotatie in. Druk op 1 of 3 om de volgorde te kiezen waarin het jaar, de maand en de dag worden weergegeven en druk op J. 9 Keer terug naar de opnamestand. Druk de ontspanknop half in om terug te keren naar de opnamestand. A De klokbatterij De cameraklok wordt gevoed door een afzonderlijke, oplaadbare batterij die indien nodig wordt opgeladen als de hoofdbatterij is geplaatst of als de camera wordt gevoed door een optionele EH-5a of EH-5 lichtnetadapter (p. 385).
Een geheugenkaart plaatsen De camera bewaart foto's op type I CompactFlash-geheugenkaarten (apart verkrijgbaar, p. 390). Type II CompactFlash-kaarten en microdrives kunnen niet worden gebruikt. In het volgende gedeelte wordt beschreven hoe u een geheugenkaart plaatst en formatteert. 1 Zet de camera uit. s Hoofdschakelaar Zet de camera altijd uit voordat u een geheugenkaart plaatst of verwijdert. 2 Open het deksel van de kaartsleuf.
4 Sluit het deksel van de kaartsleuf. Sluit (q) het deksel van de kaartsleuf en vergrendel het (w). s ❚❚ Geheugenkaarten verwijderen 1 Zet de camera uit. Controleer of het toegangslampje uit is en zet de camera uit. Toegangslampje 2 Verwijder de geheugenkaart. Open het deksel van de kaartsleuf en druk op de uitwerpknop (q) om de kaart gedeeltelijk uit te werpen (w). De geheugenkaart kan vervolgens met de hand worden verwijderd. Druk niet op de geheugenkaart terwijl u op de uitwerpknop drukt.
❚❚ Geheugenkaarten formatteren Geheugenkaarten moeten worden geformatteerd voordat ze voor het eerst worden gebruikt. Formatteer de kaart, zoals hieronder wordt beschreven. D Geheugenkaarten formatteren Als u een geheugenkaart formatteert, worden alle gegevens erop voorgoed gewist. Kopieer foto's en andere gegevens die u wilt bewaren daarom naar een computer alvorens verder te gaan (p. 238). 1 Zet de camera aan. 2 Druk op de Q knoppen.
3 Druk nogmaals op de Q knoppen. Druk een tweede keer tegelijk op de Q knoppen (I en O) terwijl C knippert om de geheugenkaart te formatteren. Tijdens het formatteren mag u de geheugenkaart niet verwijderen en de voedingsbron niet verwijderen of loskoppelen. s Nadat het formatteren is voltooid, wordt in het lcd-venster en in de zoeker het aantal foto's aangegeven dat bij de huidige instellingen kan worden opgeslagen. D Geheugenkaarten • Geheugenkaarten kunnen na gebruik zeer warm zijn.
Zoekerbeeld aanpassen De camera is uitgerust met een dioptrie-instelling, waarmee de camera aan het gezichtsvermogen van de gebruiker kan worden aangepast. Voordat u gaat fotograferen, controleert u of de weergave van het zoekerbeeld scherp is. 1 s Trek de dioptrie-instelling omhoog. Verwijder de objectiefdop, zet de camera aan en trek de dioptrie-instelling uit (q). 2 Stel het zoekerbeeld scherp.
Basisstappen voor foto’s maken en weergeven s De camera aanzetten Voordat u foto’s maakt, zet u de camera aan en controleert u het batterijniveau en het aantal resterende opnamen, zoals hieronder wordt beschreven. 1 Zet de camera aan. Hoofdschakelaar Zet de camera aan. Het lcdvenster wordt ingeschakeld en het beeld in de zoeker licht op. 2 Controleer het batterijniveau. Controleer het batterijniveau in het lcdvenster of in de zoeker.
3 Controleer het aantal resterende opnamen. De opnameteller in het lcd-venster en in de zoeker geeft het aantal foto's aan dat bij de huidige instellingen kan worden gemaakt. Als dit aantal nul is, knippert A in de opnameteller en knippert n of j in de sluitertijdweergave.
s A Lcd-verlichting Als u de hoofdschakelaar in de positie D Hoofdschakelaar houdt, worden de belichtingsmeters en de verlichting van het lcd-venster (lcdverlichting) geactiveerd, zodat het venster in het donker kan worden afgelezen. Wanneer u de hoofdschakelaar loslaat, blijft de verlichting nog zes seconden (bij standaardinstelling) ingeschakeld terwijl de belichtingsmeters van de camera actief zijn of tot de sluiter wordt ontspannen of de hoofdschakelaar opnieuw naar D wordt gedraaid.
Camera-instellingen aanpassen In dit gedeelte wordt beschreven hoe u foto's maakt met de standaardinstellingen. 1 Controleer de camera-instellingen. Belichtingsstand s Beeldformaat Beeldkwaliteit: Witbalans Lcd-venster ISO-gevoeligheid Zoekerweergave De standaardinstellingen worden hieronder vermeld.
2 Selecteer de belichtingsstand e. Druk op de I-knop en draai aan de hoofdinstelschijf om de belichtingsstand e te selecteren. De camera past de sluitertijd en het diafragma automatisch aan voor een optimale belichting in de meeste situaties. s 3 Kies de enkelvoudige ontspanstand. I-knop Hoofdinstelschijf Ontgrendeling keuzeknop ontspanstand Houd de ontgrendeling van de keuzeknop voor de ontspanstand ingedrukt en draai de keuzeknop voor de ontspanstand naar S (enkel beeld).
5 Kies enkelvoudige autofocus. Scherpstelstand selectieknop Draai aan de selectieknop voor scherpstelstand totdat deze op zijn plaats klikt en naar S (enkelvoudige autofocus) wijst. Bij deze instelling stelt de camera automatisch scherp op het onderwerp in het geselecteerde scherpstelpunt wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt. Er kunnen alleen foto’s worden gemaakt als de camera heeft scherpgesteld. 6 Kies matrixmeting.
De camera gereedmaken s Wanneer u foto’s in de zoeker kadreert, houdt u de handgreep in uw rechterhand en ondersteunt u de camerabody of het objectief met uw linkerhand. Houd ter ondersteuning uw ellebogen lichtjes tegen uw lichaam gedrukt en plaats één voet een halve pas naar voren om uw bovenlichaam stabiel te houden. Wanneer u foto’s in de portretstand (staand) maakt, houdt u de camera zoals rechts wordt weergegeven. Zie pagina 89 voor informatie over het kadreren van foto’s op de monitor.
Scherpstellen en afdrukken 1 Druk de ontspanknop half in om scherp te stellen (p. 54). Bij de standaardinstellingen stelt de camera scherp op het onderwerp in het middelste scherpstelpunt. ScherpsteBuffercaKadreer in de zoeker een laanduiding paciteit foto met het hoofdonderwerp in het middelste scherpstelpunt en druk de ontspanknop half in. Als de camera kan scherpstellen, klinkt een geluidssignaal en verschijnt de scherpstelaanduiding (I) in de zoeker.
2 s Druk de ontspanknop helemaal in om de foto te maken. Druk de ontspanknop rustig helemaal in om de foto te Toegangslampje maken. Het toegangslampje naast het deksel van de kaartsleuf brandt terwijl de foto op de geheugenkaart wordt opgeslagen. D Het toegangslampje van de geheugenkaart Zolang het toegangslampje van de geheugenkaart brandt, mag u de geheugenkaart niet verwijderen, de camera niet uitzetten en de stroombron niet verwijderen of loskoppelen.
Foto’s bekijken 1 Druk op de knop K. Er wordt een foto op de monitor weergegeven. s 2 Bekijk andere foto’s. U kunt andere foto’s weergeven door op 4 of 2 te drukken. Druk op 1 of 3 om extra informatie over de geselecteerde foto weer te geven (p. 220). N I KON D700 1 / 10 1/ 250 AUTO F11 200 35mm 0, 0 100ND700 DSC_0001. JPG 15/07/2008 10: 02: 27 NOR ORMAL AL 4256x2832 Als u de weergave wilt beëindigen en wilt terugkeren naar de opnamestand, drukt u de ontspanknop half in.
Ongewenste foto’s wissen Als u de foto wilt wissen die op de monitor wordt weergegeven, drukt u op de knop O. Houd er rekening mee dat eenmaal gewiste foto’s niet meer kunnen worden hersteld. s 1 Geef de foto weer. Geef de foto weer die u wilt wissen, zoals wordt beschreven in “Foto’s bekijken” op de vorige pagina. K knop 2 Wis de foto. Druk op de knop O. Er wordt een bevestigingsvenster weergegeven. O knop Druk nogmaals op de knop O om het beeld te wissen en terug te keren naar de weergave.
dOpties voor beeldopname d In dit gedeelte wordt beschreven hoe u het beeldgebied, de beeldkwaliteit en de beeldgrootte kiest. Beeldgebied ..............................................................................p. 58 Beeldkwaliteit ...........................................................................p. 64 Beeldgrootte .............................................................................p.
Beeldgebied d Dankzij de FX-formaat (36,0 × 23,9 mm) beeldsensor van de camera kunt u beelden opslaan met een beeldgebied (beeldhoek) dat equivalent is met dat van een analoge kleinbeeldcamera. Selecteer het beeldgebied met de optie Beeldgebied in het opnamemenu. Bij de standaardinstelling Automatische DXuitsnede snijdt de camera foto’s automatisch bij tot de DX-beeldhoek als een DX-formaat objectief is bevestigd. Met de optie Kies beeldgebied kunt u een beeldhoek van kleinbeeldformaat selecteren.
❚❚ Beeldgebied kiezen Kies het beeldgebied dat u wilt gebruiken wanneer Uit is geselecteerd voor Automatische DX-uitsnede (p. 61). Optie c FX-formaat (36x24) a DX-formaat (24x16) Beschrijving Beelden worden opgeslagen in FX-formaat, waarbij het volledige gebied van de beeldsensor (36,0 × 23,9 mm) wordt gebruikt. Dit levert een beeldhoek op die equivalent is met die van een Nikkorobjectief op een kleinbeeldcamera. De randen van foto’s die zijn gemaakt met een DX-formaat objectief, zijn donker.
A DX-objectieven DX-objectieven zijn bedoeld voor gebruik met DX-formaat camera’s en hebben een kleinere beeldhoek dan objectieven voor kleinbeeldcamera’s. Als Automatische DX-uitsnede is uitgeschakeld en FX-formaat (36 × 24) is geselecteerd voor Beeldgebied wanneer een DX-objectief is bevestigd, zijn de randen van het beeld mogelijk verduisterd. Dit is niet altijd zichtbaar in de zoeker maar wanneer de beelden worden weergegeven, is de resolutie mogelijk lager of zijn de randen van het beeld donker.
Het beeldgebied kan worden ingesteld met de optie Beeldgebied in het opnamemenu of (wanneer beeldgebied is toegewezen aan de Fnknop) door de Fn-knop ingedrukt te houden en te draaien aan de hoofdinstelschijf. ❚❚ Het menu Beeldgebied 1 Selecteer Beeldgebied. Markeer Beeldgebied in het opnamemenu (p.268) en druk op 2. 2 d Kies een optie. Markeer Automatische DXuitsnede of Kies beeldgebied en druk op 2. 3 Pas de instellingen aan. Selecteer een optie en druk op J.
❚❚ De knop Fn 1 Wijs beeldgebied toe aan de Fn-knop. Selecteer Kies beeldgebied voor persoonlijke instelling f5, FUNC.-knop toewijzen > FUNC.-knop + schijven (p. 323). d 2 Kies het beeldgebied. Druk op de Fn-knop en draai aan de hoofdinstelschijf totdat de gewenste uitsnede wordt weergegeven in de zoeker (p. 59). Deze bewerking is niet mogelijk tijdens meervoudige belichting (p. 201).
D Automatische DX-uitsnede De Fn-knop kan niet worden gebruikt om het beeldgebied te selecteren als een DX-objectief is bevestigd en Automatische DX-uitsnede is ingeschakeld. A De knoppen Fn, AE-L/AF-L en scherptedieptevoorbeeld De beeldgebiedinstellingen kunnen worden gewijzigd met de Fn-knop (standaardinstelling, zie persoonlijke instelling f5, FUNC.-knop toewijzen, p. 320), de scherptedieptevoorbeeldknop (persoonlijke instelling f6, Voorbeeldknop toewijzen, p.
Beeldkwaliteit De volgende opties voor beeldkwaliteit zijn beschikbaar. Optie d Bestandstype Beschrijving RAW-gegevens van de beeldsensor worden rechtstreeks op de geheugenkaart opgeslagen in de NEF-indeling (Nikon Electronic Format). Gebruik deze optie voor beelden die naar een computer worden overgezet om te worden NEF (RAW) NEF afgedrukt of verwerkt.
U stelt de beeldkwaliteit in door de knop QUAL ingedrukt te houden en aan de hoofdinstelschijf te draaien totdat de gewenste instelling wordt weergegeven in het lcd-venster. QUAL-knop Hoofdinstelschijf d Lcd-venster A Het menu Beeldkwaliteit U kunt de beeldkwaliteit ook aanpassen via de optie Beeldkwaliteit in het opnamemenu (p. 268).
A NEF (RAW)-opname Met de optie NEF (RAW)-opname in het opnamemenu bepaalt u de compressie (p. 67) en de bitdiepte (p. 68) voor NEF (RAW)-afbeeldingen. A JPEG-compressie JPEG-afbeeldingen kunnen worden gecomprimeerd tot een min of meer vaste bestandsgrootte of tot een bestandsgrootte met een optimale beeldkwaliteit. Via de optie JPEG-compressie in het opnamemenu kan het type compressie worden ingesteld (p. 67).
❚❚ Het menu JPEG-compressie Het item JPEG-compressie in het opnamemenu biedt de volgende opties voor JPEG-afbeeldingen. Optie Vaste grootte O (standaard) P Optimale kwaliteit Beschrijving Beelden worden gecomprimeerd tot ongeveer dezelfde bestandsgrootte. De kwaliteit hangt af van het onderwerp van de foto. Optimale beeldkwaliteit. De bestandsgrootte hangt af van het onderwerp van de foto.
❚❚ Het menu NEF (RAW)-opname: NEF (RAW)-bitdiepte Het item NEF (RAW)-opname > NEF (RAW)-bitdiepte in het opnamemenu biedt de volgende opties voor de bitdiepte van NEF (RAW)-afbeeldingen. q d Optie 12-bits (standaard) r 14-bits Beschrijving NEF (RAW)-afbeeldingen worden opgeslagen met een bitdiepte van 12 bits. NEF (RAW)-afbeeldingen worden opgeslagen met een bitdiepte van 14 bits, waardoor de bestanden groter zijn dan 12-bits bestanden maar meer kleurgegevens bevatten.
Beeldgrootte De beeldgrootte wordt gemeten in pixels. Kies L (Groot) (standaardoptie), M (Medium) of S (Klein). (De beeldgrootte hangt af van de optie geselecteerd voor Beeldgebied, p. 58.) Beeldgebied Optie Grootte (pixels) 4.256 × 2.832 3.184 × 2.120 2.128 × 1.416 2.784 × 1.848 2.080 × 1.384 1.392 × 9.20 Afdrukformaat (cm) * L 54,1 × 36,0 M 40,4 × 26,9 S 27,0 × 18,0 L 35,4 × 23,5 DX-formaat M 26,4 × 17,6 (24 × 16) S 17,7 × 11,7 * Globaal formaat bij een afdruk van 200 dpi.
U kunt de beeldgrootte instellen door de knop QUAL ingedrukt te houden en aan de secundaire instelschijf te draaien totdat de gewenste optie wordt weergegeven in het lcd-venster. QUAL-knop Secundaire instelschijf d Lcd-venster A Het menu Beeldgrootte U kunt de beeldgrootte ook aanpassen via de optie Beeldgrootte in het opnamemenu (p. 268).
NScherpstelling – Bepalen hoe de camera scherpstelt In dit gedeelte worden de opties beschreven die bepalen hoe de camera scherpstelt. N Scherpstelstand ........................................................................p. 72 AF-veldstand .............................................................................p. 74 Selectie van scherpstelpunt ...................................................p. 76 Scherpstelvergrendeling ........................................................p.
Scherpstelstand N U kunt de scherpstelstand Selectieknop voor scherpstelstand selecteren met de selectieknop voor scherpstelstand op de voorzijde van de camera. Er zijn twee standen voor autofocus (AF), waarin de camera automatisch scherpstelt wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt, en één stand voor handmatige scherpstelling, waarin de scherpstelling handmatig moet worden aangepast met behulp van de scherpstelring op het objectief.
Kies enkelvoudige AF voor landschappen en andere niet bewegende onderwerpen. Continu-AF is de beste keuze voor grillig bewegende onderwerpen. Handmatige scherpstelling wordt aanbevolen als de camera niet kan scherpstellen met autofocus. A De knop B De autofocus kan ook worden geactiveerd door op de B-knop te drukken.
AF-veldstand De AF-veldstand bepaalt hoe het scherpstelpunt wordt geselecteerd in de autofocusstand. U selecteert de AF-veldstand door aan de selectieknop voor AF-veldstand te draaien. De volgende opties zijn beschikbaar. Selectieknop voor AF-veldstand N 74 Stand Beschrijving De gebruiker selecteert handmatig het scherpstelpunt; de K camera stelt alleen scherp op het onderwerp in het Enkelpunts geselecteerde scherpstelpunt.
A AF-veldstand De AF-veldstand wordt in de opnameinformatieweergave getoond wanneer u op de knop R drukt. Aanduiding AF-veldstand AF-veldstand Informatieweergave K Enkelpunts AF Persoonlijke instelling a3 (Dynamisch AF-veld, p. 285) N 9 punten (standaard) I Dynamisch AF-veld * 21 punten 51 punten 51 punten (3D-tracking) H Automatisch veld-AF * Alleen het actieve scherpstelpunt wordt in de zoeker weergegeven. De overige scherpstelpunten leveren informatie ter ondersteuning van de scherpstelling.
Selectie van scherpstelpunt N De camera biedt 51 scherpstelpunten die een groot deel van het beeld beslaan. Het scherpstelpunt kan handmatig worden geselecteerd, zodat het hoofdonderwerp zich vrijwel overal in het beeld kan bevinden Selectieknop voor AF-veldstand (enkelpunts AF en dynamisch veldAF), of automatisch (automatisch veld-AF; handmatige detectie van het scherpstelpunt is niet beschikbaar als automatisch veld-AF is geselecteerd).
A Zie ook Voor informatie over hoe u kiest wanneer het scherpstelpunt verlicht is, zie persoonlijke instelling a6 (Verlichting scherpstelpunt, p. 288). Voor informatie over het instellen van doorloop voor het scherpstelpunt, zie persoonlijke instelling a7 (Doorloop scherpstelpunt, p. 288). Voor informatie over het kiezen van het aantal scherpstelpunten dat kan worden geselecteerd met de multi-selector, zie persoonlijke instelling a8 (Selectie scherpstelpunt, p. 289).
Scherpstelvergrendeling U kunt de scherpstelvergrendeling gebruiken om de compositie te wijzigen nadat u hebt scherpgesteld. Op deze manier kunt u scherpstellen op een onderwerp dat zich in de uiteindelijke compositie niet in een scherpstelpunt bevindt. U kunt deze functie ook gebruiken wanneer het autofocussysteem niet kan scherpstellen (p. 80). N 1 Stel scherp. Plaats het onderwerp in het geselecteerde scherpstelpunt en druk de ontspanknop half in om de scherpstelling te activeren.
Continu-AF Druk op de knop AE-L/AF-L om zowel de scherpstelling als de belichting te vergrendelen (het pictogram AE-L verschijnt in de zoeker, zie pagina 126). De scherpstelling en de belichting worden vergrendeld zolang u de knop AE-L/AF-L ingedrukt houdt, zelfs als u uw vinger van de ontspanknop haalt. Ontspanknop q N w AE-L/AF-L-knop 3 Pas de compositie aan en druk af.
Goede resultaten met autofocus N Autofocus werkt niet goed in de onderstaande omstandigheden. Als de camera onder deze omstandigheden niet kan scherpstellen, wordt mogelijk de ontspanknop geblokkeerd, of de scherpstelaanduiding (●) wordt weergegeven en de camera laat een geluidssignaal horen om aan te geven dat de sluiter kan worden ontspannen, zelfs als de camera niet kan scherpstellen op het onderwerp. Gebruik in deze gevallen handmatige scherpstelling (p. 81) of gebruik de scherpstelvergrendeling (p.
Handmatige scherpstelling Handmatige scherpstelling is beschikbaar voor objectieven die geen autofocus ondersteunen (niet-AF Nikkor-objectieven) of als autofocus niet het gewenste resultaat oplevert (p. 80). Als u handmatig wilt scherpstellen, stelt u de selectieknop voor scherpstelstand in op M en draait u aan de scherpstelring van het objectief totdat het beeld op het matglas in de zoeker scherp is. U kunt altijd foto's maken, ook als het beeld niet scherp is.
De elektronische afstandsmeter N Als het objectief een maximaal diafragma van f/5.6 of groter (lagere f/-waarde) heeft, kunt u de scherpstelaanduiding in de zoeker gebruiken om te controleren of het onderwerp in het geselecteerde scherpstelpunt scherp is. (Het scherpstelpunt kan worden geselecteerd uit de 51 beschikbare punten.
kOntspanstand – Enkel beeld, Continu, Livebeeld, Zelfontspanner of Spiegel omhoog De ontspanstand bepaalt hoe de camera foto’s maakt: één foto per keer, in een doorlopende reeks, terwijl het beeld door het objectief op de monitor wordt weergegeven, met een ingestelde wachttijd voor het maken van een foto of terwijl de spiegel is opgeklapt voor een snellere sluiterrespons en minimale trillingen. k Een ontspanstand kiezen....................................................... p. 84 Continustand.............
Een ontspanstand kiezen De camera ondersteunt de volgende ontspanstanden. k Stand Beschrijving S De camera maakt één foto telkens wanneer de ontspanknop Enkel beeld wordt ingedrukt. Zolang u de ontspanknop ingedrukt houdt, maakt de camera CL 1–5 beelden per seconde. 1 U kunt de beeldsnelheid kiezen Continu laag bij persoonlijke instelling d4 (Opnamesnelheid in CL-stand, p. 299). CH Zolang u de ontspanknop ingedrukt houdt, maakt de camera Continu foto’s met een snelheid van maximaal 5 beelden per seconde.
U kiest een ontspanstand door de ontgrendeling van de keuzeknop voor de ontspanstand in te drukken en de keuzeknop naar de gewenste instelling te draaien.
Continustand Foto’s maken in de standen CH (continu hoog) en CL (continu laag): 1 Selecteer de stand CH of CL. Druk op de ontgrendeling van de keuzeknop voor de ontspanstand en draai de keuzeknop naar CH of CL. Keuzeknop ontspanstand k 2 Kadreer, stel scherp en maak de foto.
A Voedingsbron en beeldsnelheid De maximale beeldsnelheid hangt af van de gebruikte voedingsbron. Voeding Max. beeldsnelheid 1 EN-EL3e batterij of MB-D10 battery pack met EN-EL3e batterij MB-D10 battery pack met EN-EL4a batterij of AA-type batterijen; lichtnetadapter 5 bps 2 8 bps 3 1 Gemiddelde beeldsnelheid bij continu-AF, handmatige belichting of sluitertijdvoorkeuze, een sluitertijd van 1/250 sec.
A Het buffergeheugen De camera is voorzien van een buffergeheugen voor tijdelijke opslag, zodat u kunt blijven fotograferen terwijl de foto’s op de geheugenkaart worden opgeslagen. U kunt maximaal 100 foto’s achter elkaar maken. De beeldsnelheid zal echter afnemen wanneer de buffer vol is. k 88 Het toegangslampje naast de kaartsleuf brandt wanneer foto’s op de geheugenkaart worden opgeslagen.
Beelden kadreren op de monitor (Livebeeld) Selecteer de stand Livebeeld (a) als u beelden wilt kadreren op de monitor. Draai de keuzeknop voor de ontspanstand naar a. Kies opties voor de stand Livebeeld in het opnamemenu (p. 90). g Uit de hand (p. 93) Klap de spiegel omhoog en geef het beeld door het objectief weer op de monitor. k h Statief (p. 96) Kadreer het beeld in de zoeker en stel scherp. Afsluiten Kadreer het beeld op de monitor.
Opties voor livebeeld Voordat u foto’s gaat maken met behulp van livebeeld, draait u de keuzeknop naar a (livebeeld) en selecteert u een stand voor livebeeld en de ontspanstand die wordt gebruikt wanneer het livebeeld is ingeschakeld. De volgende standen voor livebeeld zijn beschikbaar.
U kunt een ontspanstand kiezen uit de volgende opties: Optie s Enkel beeld (standaard) t Continu laag Beschrijving De camera maakt één foto telkens wanneer de ontspanknop wordt ingedrukt. Zolang u de ontspanknop ingedrukt houdt, maakt de camera foto’s in de stand Continu laag of Continu hoog u Continu hoog (p. 87). 1 Selecteer Livebeeld. Markeer in het opnamemenu (p. 268) Livebeeld en druk op 2. 2 k Selecteer Stand voor livebeeld. Markeer Stand voor livebeeld en druk op 2.
4 Selecteer Ontspanstand. Markeer Ontspanstand en druk op 2. 5 Selecteer een ontspanstand. Markeer de ontspanstand die u tijdens het livebeeld wilt gebruiken en druk op J. k 6 Keer terug naar de opnamestand. Druk de ontspanknop half in om de menu's af te sluiten en terug te keren naar de opnamestand.
Stand voor livebeeld: Uit de hand 1 Selecteer de stand voor livebeeld. Druk op de ontgrendeling van de keuzeknop voor de ontspanstand en draai de keuzeknop naar a. 2 Keuzeknop ontspanstand Druk de ontspanknop volledig in. k De spiegel wordt opgeklapt en het beeld dat door het objectief Afsluiten te zien is, wordt weergegeven op de cameramonitor in plaats van in de zoeker (voor een betere scherpstelling houdt u de ontspanknop even half ingedrukt voordat u deze helemaal indrukt).
3 Kadreer het beeld op de monitor. Als u het beeld op de monitor tot 13× wilt vergroten, drukt u op de knop X. X knop Afsluiten k Wanneer u inzoomt op het beeld dat door het objectief te zien is, wordt rechtsonder op de monitor een navigatievenster weergegeven. Gebruik de multiselector om binnen de haakjes van het AF-veld te navigeren. 4 Stel scherp. Autofocus (scherpstelstand S of C): Druk de ontspanknop half in of druk op de knop B.
5 Maak de foto. Druk de ontspanknop helemaal in om de scherpstelling en de belichting te herstellen en de foto te maken. Als continu hoog of continu laag is geselecteerd voor Onspanstand, wordt de monitor uitgeschakeld terwijl u de ontspanknop indrukt. De beeldsnelheid voor de continustand is gelijk aan de snelheid die is geselecteerd voor standaardopnamen. k D Geen beeld Nadat u een foto hebt gemaakt, kunt u het beeld weergeven op de monitor om te controleren of de foto is opgenomen.
Stand voor livebeeld: Statief 1 Maak de camera gereed. Plaats de camera op een statief of op een stabiele, vlakke ondergrond. 2 Selecteer de stand voor livebeeld. Druk op de ontgrendeling van de keuzeknop voor de ontspanstand en draai de keuzeknop naar a. k 3 Kadreer het beeld in de zoeker. Keuzeknop ontspanstand B knop Kadreer het beeld in de zoeker, selecteer een scherpstelpunt met de multi-selector en druk op de knop B. De camera stelt op de normale manier scherp en stelt de belichting in.
5 Controleer het beeld op de monitor. Als u het beeld op de monitor tot 13× wilt vergroten om de scherpstelling te controleren, drukt u op de knop X. X knop Afsluiten Wanneer wordt ingezoomd op het beeld dat door het objectief te zien is, verschijnt rechtsonder op de monitor een navigatievenster. Gebruik de multiselector om naar delen van het beeld te gaan die niet op de monitor te zien zijn. Druk op J om de zoomstand te verlaten.
6 Maak de foto. Druk de ontspanknop helemaal in om de foto te maken. Als continu hoog of continu laag is geselecteerd voor Onspanstand, wordt de monitor uitgeschakeld terwijl u de ontspanknop indrukt. De beeldsnelheid voor de continustand is gelijk aan de snelheid die is geselecteerd voor standaardopnamen. k D Autofocus met contrastdetectie Wanneer u in de stand voor continu-AF de knop B ingedrukt houdt, stelt de camera niet voortdurend scherp.
Let erop dat het scherpstelpunt soms ook groen wordt weergegeven wanneer de camera niet kan scherpstellen. Gebruik een AF-S-objectief. Met andere objectieven of teleconverters kan mogelijk niet het gewenste resultaat worden verkregen. A De opname-informatieweergave Druk op de knop R als u de aanduidingen op de monitor in de stand voor livebeeld wilt verbergen of weergeven.
D Fotograferen in de stand voor livebeeld Hoewel ze op de foto uiteindelijk niet verschijnen, kunnen banden of vertekeningen zichtbaar zijn in de monitor onder fluorescerende lampen of lampen met kwikdamp of natrium, of wanneer de camera horizontaal wordt bewogen of een voorwerp met hoge snelheid door het beeld beweegt. Felle lichtbronnen kunnen nabeelden veroorzaken in de monitor wanneer de camera wordt bewogen. Er kunnen ook heldere vlekken verschijnen.
A Helderheid van de monitor U kunt de helderheid van de monitor aanpassen door op de knop K te drukken terwijl het beeld op de monitor wordt weergegeven. Druk op 1 of 3 om de helderheid aan te passen. (De helderheid van de monitor is niet van invloed op foto's die worden gemaakt in de stand voor livebeeld.) Laat de knop K los om terug te keren naar het livebeeld.
Zelfontspannerstand De zelfontspanner kan worden gebruikt om cameratrilling te verminderen of om zelfportretten te maken. Als u de zelfontspanner wilt gebruiken, plaatst u de camera op een statief (aanbevolen) of op een stabiele, vlakke ondergrond en voert u de onderstaande stappen uit: 1 Selecteer de zelfontspannerstand. Druk op de ontgrendeling van de keuzeknop voor de ontspanstand en draai de keuzeknop naar E. k 2 Keuzeknop ontspanstand Kadreer de foto en stel scherp. Bij enkelvoudige autofocus (p.
3 Start de zelfontspanner. Druk de ontspanknop volledig in om de zelfontspanner te starten. Het zelfontspannerlampje (AFhulpverlichting) begint te knipperen en er klinkt een geluidssignaal. Twee seconden voordat de foto wordt gemaakt, stopt het zelfontspannerlampje met knipperen en volgen de geluidssignalen elkaar sneller op. De zelfontspanner wordt onderbroken als de flitser wordt opgeklapt.
De stand Spiegel omhoog Kies deze stand als u onscherpte door camerabeweging wilt verminderen wanneer de spiegel is opgeklapt. Gebruik van een statief wordt aangeraden. 1 Selecteer de stand Spiegel omhoog. Druk op de ontgrendeling van de keuzeknop voor de ontspanstand en draai de keuzeknop naar MUP. k 2 Keuzeknop ontspanstand Klap de spiegel omhoog. Kadreer het beeld, stel scherp en druk de ontspanknop helemaal in om de spiegel op te klappen.
SISO-gevoeligheid – Sneller reageren op licht ISO-gevoeligheid is het digitale equivalent van filmgevoeligheid. Hoe hoger de ISO-gevoeligheid, des te minder licht nodig is om een foto te maken. Zo kunt u een kortere sluitertijd of een kleiner diafragma gebruiken. In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u de ISOgevoeligheid handmatig en automatisch instelt. De ISO-gevoeligheid handmatig kiezen .......................... p. 106 Instelling automatische ISO-gevoeligheid ...................... p.
De ISO-gevoeligheid handmatig kiezen De ISO-gevoeligheid kan worden ingesteld op een waarde tussen ISO 200 en ISO 6400, in stappen die equivalent zijn met 1/3 LW. Voor speciale situaties zijn ook instellingen beschikbaar van circa 0,3–1 LW onder ISO 200 en 0,3–2 LW boven ISO 6400. S U kunt de ISO-gevoeligheid aanpassen door de knop ISO ingedrukt te houden en aan de hoofdinstelschijf te draaien totdat de gewenste instelling wordt weergegeven in het lcd-venster of in de zoeker.
A ISO-gevoeligheid instellen Welke instellingen beschikbaar zijn, hangt af van de optie die is geselecteerd voor persoonlijke instelling b1 (ISO-stapgrootte, p. 292).
Instelling automatische ISOgevoeligheid S Als Uit (standaardinstelling) is geselecteerd voor de optie Inst autom ISO-gevoeligheid in het opnamemenu, blijft de ISO-gevoeligheid onveranderd op de door de gebruiker geselecteerde waarde (zie pagina 106). Als Aan is geselecteerd, wordt de ISO-gevoeligheid automatisch aangepast als geen optimale belichting kan worden bereikt met de waarde die de gebruiker heeft geselecteerd (de flitssterkte wordt indien nodig aangepast).
A Instelling automatische ISO-gevoeligheid Bij hogere gevoeligheden is de kans op ruis groter. Gebruik de optie Hoge ISO ruisonderdrukking in het opnamemenu om ruis te verminderen (zie pagina 278). Dit kan ertoe leiden dat onderwerpen op de voorgrond worden onderbelicht in flitsfoto’s die zijn genomen met een lange sluitertijd, bij daglicht of tegen een heldere achtergrond. Kies een andere flitsstand dan flitsen met lange sluitertijd of selecteer de belichtingsstand A of M en kies een groter diafragma.
S 110
VBelichting – Bepalen hoe de camera de belichting instelt In dit gedeelte worden de opties beschreven die beschikbaar zijn om de belichting te regelen, waaronder lichtmeting, belichtingsstand, belichtingsvergrendeling, belichtingscorrectie en bracketing. Lichtmeting ........................................................................... p. 112 Belichtingsstand ................................................................... p. 114 e: Programma-automatiek..............................................
Lichtmeting De lichtmeting bepaalt hoe de camera de belichting instelt. De volgende opties zijn beschikbaar. Methode a 3Dkleurenmatrixmeting II Z Beschrijving Aanbevolen voor de meeste situaties. De camera meet een groot deel van het beeld en stelt de belichting in op basis van helderheidsverdeling, kleur, afstand en compositie voor een natuurlijk resultaat.
U kiest een lichtmeetmethode door aan de selectieknop voor de lichtmeting te draaien totdat de gewenste methode wordt weergegeven. Selectieknop voor lichtmeting Z A 3D-kleurenmatrixmeting II Bij matrixmeting wordt de belichting ingesteld met behulp van een RGBsensor met 1005 segmenten. Bij gebruik van een G- of D-type objectief wordt ook rekening gehouden met de afstand (3D-kleurenmatrixmeting II; zie pagina 370 voor informatie over objectieftypen).
Belichtingsstand De belichtingsstand bepaalt hoe de camera de sluitertijd en het diafragma instelt wanneer de belichting wordt aangepast. Er zijn vier standen beschikbaar: programma-automatiek (e), sluitertijdvoorkeuze (f ), diafragmavoorkeuze (g) en handmatig (h). Stand Z Beschrijving De camera stelt de sluitertijd en het diafragma in Programmavoor een optimale belichting. Aanbevolen voor e automatiek snapshots en situaties waarin er weinig tijd is om (p. 116) camera-instellingen aan te passen.
U kiest een belichtingsstand door de knop I ingedrukt te houden en aan de hoofdinstelschijf te draaien totdat de gewenste stand wordt weergegeven in het lcd-venster of in de zoeker. I-knop Hoofdinstelschijf A Scherptedieptevoorbeeld Als u het effect van het diafragma wilt bekijken, houdt u de knop voor scherptedieptevoorbeeld ingedrukt.
e: Programma-automatiek In deze stand worden de sluitertijd en het diafragma automatisch ingesteld op basis van een ingebouwd programma. Dit levert in de meeste situaties een optimale belichting op. Deze stand wordt aanbevolen voor snapshots en andere situaties waarin u de sluitertijd en het diafragma door de camera wilt laten bepalen. Foto's maken in de stand programma-automatiek: 1 Selecteer de belichtingsstand e.
A Flexibel programma In de belichtingsstand e kunt u verschillende combinaties van sluitertijd en diafragma selecteren door aan de hoofdinstelschijf te draaien terwijl de belichtingsmeters actief zijn (“flexibel programma”). Draai de instelschijf naar rechts voor een groot diafragma (lage f/-waarde) om de achtergrond onscherp weer te geven of voor een korte sluitertijd om beweging scherp vast te leggen.
f: Sluitertijdvoorkeuze In de stand Sluitertijdvoorkeuze kunt u zelf een sluitertijd kiezen, waarna de camera automatisch het diafragma kiest dat de optimale belichting oplevert. Foto's maken in de stand Sluitertijdvoorkeuze: 1 Selecteer de belichtingsstand f. Houd de knop I ingedrukt en draai aan de hoofdinstelschijf totdat f wordt weergegeven in de zoeker en in het lcdvenster. 2 I-knop Hoofdinstelschijf Stel een sluitertijd in.
g: Diafragmavoorkeuze In de stand Diafragmavoorkeuze kunt u zelf het diafragma kiezen, waarna de camera automatisch de sluitertijd kiest die de optimale belichting oplevert. Foto's maken in de stand Diafragmavoorkeuze: 1 Selecteer de belichtingsstand g. I-knop Houd de knop I ingedrukt en draai aan de hoofdinstelschijf totdat g wordt weergegeven in de zoeker en in het lcd-venster. Hoofdinstelschijf 2 Selecteer een diafragma.
3 Kadreer, stel scherp en maak de foto. Z A Objectief zonder CPU (p. 372) Als het maximale diafragma van het objectief is opgegeven via de optie Niet-CPU-objectief in het setup-menu (p. 211) en een objectief zonder CPU is bevestigd, wordt de huidige f/-waarde weergegeven in de zoeker en in het lcd-venster, afgerond op de dichtstbijzijnde volledige stop.
h: Handmatig In de handmatige belichtingsstand stelt u zowel de sluitertijd als het diafragma in. Foto’s maken in de handmatige belichtingsstand: 1 Selecteer de belichtingsstand h. Houd de knop I ingedrukt en draai aan de hoofdinstelschijf totdat h wordt weergegeven in de zoeker en in het lcdvenster.
2 Selecteer het diafragma en de sluitertijd. Draai aan de hoofdinstelschijf om een sluitertijd te kiezen en draai aan de secundaire instelschijf om het diafragma in te stellen. De sluitertijd kan worden ingesteld op “p” of op een waarde tussen 30 sec. en 1 /8000 sec., maar de sluiter kan ook voor onbepaalde tijd worden opengehouden voor lange tijdopnamen (A, p. 124). Het diafragma kan worden ingesteld op een waarde tussen de laagste en de hoogste waarde van het objectief.
A Elektronische analoge belichtingsaanduidingen De elektronische analoge belichtingsaanduidingen in het lcd-venster en in de zoeker geven aan of de foto bij de huidige instellingen onder- of overbelicht wordt. Afhankelijk van de optie die is gekozen voor persoonlijke instelling b2 (Stapgrootte inst. belichting, p. 292), wordt de hoeveelheid onder- of overbelichting aangegeven in stappen van 1/3 LW, 1/2 LW of 1 LW. Als de uiterste waarden van het lichtmeetsysteem worden overschreden, knippert de aanduiding.
Lange tijdopnamen Bij de sluitertijd A blijft de sluiter geopend zolang u de ontspanknop ingedrukt houdt. Gebruik deze stand om lange tijdopnamen te maken van lichtsporen, de sterrenhemel, nachtlandschappen of vuurwerk. Het gebruik van een statief en afstandsbedieningskabel is aanbevolen om onscherpte te voorkomen. 1 Z Maak de camera gereed. Plaats de camera op een statief of op een stabiele, vlakke ondergrond. Als u een optionele afstandsbedieningskabel gebruikt, bevestigt u deze aan de camera.
4 Druk de ontspanknop volledig in. Druk de ontspanknop op de camera of op de afstandsbedieningskabel volledig in. De sluiter blijft open zolang de ontspanknop wordt ingedrukt. 5 Laat de ontspanknop los. Haal uw vinger van de ontspanknop om de foto op te slaan. Belichtingsduur: 35 sec.
Belichtingsvergrendeling (AE) Gebruik belichtingsvergrendeling als u de compositie van een foto wilt wijzigen nadat u de belichting hebt gemeten. 1 Selecteer centrumgerichte meting of spotmeting (p. 112). Selectieknop voor lichtmeting Matrixmeting levert niet het gewenste resultaat op met belichtingsvergrendeling. Als u centrumgerichte meting gebruikt, selecteert u met de multi-selector het middelste scherpstelpunt (p. 76). Z 2 Vergrendel de belichting.
3 Pas de compositie aan. Houd de AE-L/AF-L -knop ingedrukt, pas de compositie aan en maak de foto. A Gemeten gebied Bij spotmeting wordt de belichting vergrendeld op de waarde die wordt gemeten in een cirkel van 4 mm die gecentreerd is op het geselecteerde scherpstelpunt. Bij centrumgerichte lichtmeting zal de belichting worden vergrendeld op de waarde die wordt gemeten in het midden van de zoeker (het standaardgebied voor centrumgerichte lichtmeting is een cirkel van 12 mm in het midden van de zoeker).
Belichtingscorrectie Via belichtingscorrectie kunt u de door de camera geselecteerde belichtingswaarde wijzigen om foto’s lichter of donkerder te maken. Deze functie werkt het beste in combinatie met centrumgerichte meting of spotmeting (zie pagina 112). In de belichtingsstand h wordt alleen de belichtingsinformatie in de elektronische analoge belichtingsaanduiding gewijzigd. De sluitertijd en het diafragma veranderen niet.
De belichtingscorrectie kan worden ingesteld op een waarde tussen – 5 LW (onderbelichting) en +5 LW (overbelichting) in stappen van 1/ 3 LW. Kies een positieve waarde om het onderwerp lichter te maken of een negatieve waarde om het onderwerp donkerder te maken. –1 LW Geen belichtingscorrectie +1 LW Bij andere waarden dan ±0 knippert 0 in het midden van de elektronische analoge belichtingsaanduidingen en wordt het pictogram E weergegeven in het lcd-venster en in de zoeker.
Bracketing De camera biedt drie soorten bracketing: belichtingsbracketing, flitsbracketing en witbalansbracketing. Bij belichtingsbracketing (p. 131) past de camera voor elke opname de belichtingscorrectie aan, terwijl bij flitsbracketing (p. 131) de flitssterkte voor elke opname wordt aangepast (alleen in flitssturingsstanden i-TTL en bij gebruik van optionele flitsers SB-900 en SB-800 automatisch diafragma, zie pagina 377–380). Telkens wanneer de sluiter wordt ontspannen, wordt slechts één foto gemaakt.
❚❚ Belichtings- en flitsbracketing 1 Selecteer belichtings- of flitsbracketing. Kies het type bracketing dat wordt uitgevoerd via persoonlijke instelling e5 (Inst. voor auto bracketing, p. 315). Selecteer AE & flits om zowel belichting als flitssterkte te variëren (standaardinstelling), Alleen AE om alleen belichting of Alleen flits om alleen flitssterkte te variëren. 2 Selecteer het aantal opnamen.
3 Selecteer een stapgrootte voor de belichting. Houd de Fn-knop ingedrukt en draai aan de secundaire instelschijf om de stapgrootte voor de belichting te kiezen. Stapgrootte belichting Fn-knop Z Secundaire instelschijf Lcd-venster Bij de standaardinstellingen kan de stapgrootte worden ingesteld op 1/3, 2/3 en 1 LW. In de onderstaande tabel worden de bracketingprogramma’s met een stapgrootte van 1/3 LW weergegeven.
4 Kadreer, stel scherp en maak de foto. De camera varieert de belichting en/of de flitssterkte per opname, op basis van het geselecteerde bracketingprogramma. Wijzigingen in de belichting worden opgeteld bij wijzigingen die zijn aangebracht via belichtingscorrectie (zie pagina 128), zodat het mogelijk is een belichtingscorrectie van meer dan 5 LW toe te passen. Terwijl bracketing van kracht is, wordt een voortgangsaanduiding weergegeven in het lcd-venster.
❚❚ Bracketing annuleren U annuleert bracketing door de Fn-knop ingedrukt te houden en aan de hoofdinstelschijf te draaien totdat het aantal opnamen in de bracketingserie op nul ( ) staat en M niet meer wordt weergegeven in het lcd-venster boven op de camera. De volgende keer dat u bracketing activeert, wordt het laatst gebruikte programma hersteld. Bracketing kan ook worden geannuleerd via een reset met twee knoppen (p.
❚❚ Witbalansbracketing 1 Selecteer witbalans bracketing. Selecteer Witbalans bracketing voor persoonlijke instelling e5 Inst. voor auto bracketing (p. 315). 2 Selecteer het aantal opnamen. Houd de Fn-knop ingedrukt en draai aan de hoofdinstelschijf om het aantal opnamen in de bracketingserie te kiezen. Het aantal opnamen wordt weergegeven in het lcd-venster.
3 Selecteer een stapgrootte voor de witbalans. Houd de Fn-knop ingedrukt en draai aan de secundaire instelschijf om de witbalansinstelling te kiezen. Elke stap is ongeveer equivalent met 5 mired. Stapgrootte witbalans Fn-knop Z Secundaire instelschijf Kies uit stappen van 1 (5 mired), 2 (10 mired) of 3 (15 mired). Hoe hoger de B-waarde, hoe meer blauw, hoe hoger de A-waarde, hoe meer oranje (p. 144). In de onderstaande tabel worden de bracketingprogramma’s met een stapgrootte van 1 weergegeven.
4 Kadreer, stel scherp en maak de foto. Bij elke opname wordt het aantal kopieën gemaakt dat is ingesteld in het bracketingprogramma, waarbij elke kopie een andere witbalans heeft. Wijzigingen in de witbalans worden opgeteld bij de witbalansinstelling die is aangebracht met de fijnafstelling voor de witbalans. Als het aantal opnamen in het bracketingprogramma groter is dan het aantal resterende opnamen, knippert de opnameteller in het lcd-venster en de zoeker en wordt de ontspanknop geblokkeerd.
❚❚ Bracketing annuleren U annuleert bracketing door de Fn-knop ingedrukt te houden en aan de hoofdinstelschijf te draaien totdat het aantal opnamen in de bracketingserie op nul (r) staat en W niet meer wordt weergegeven in het lcd-venster. De volgende keer dat u bracketing activeert, wordt het laatst gebruikte programma hersteld. Bracketing kan ook worden geannuleerd via een reset met twee knoppen (p.
rWitbalans – Zorgen voor natuurlijke kleuren De kleur van het licht dat door een voorwerp wordt weerkaatst, hangt af van de kleur van de lichtbron. De menselijke hersenen kunnen zich aanpassen aan wijzigingen in de kleur van de lichtbron, waardoor witte voorwerpen wit lijken, ongeacht of ze zich in de schaduw bevinden of door direct zonlicht of gloeilampverlichting worden beschenen.
Witbalansopties Als u een foto met natuurlijke kleuren wilt maken, kiest u van tevoren een witbalansinstelling die past bij de lichtbron. De volgende opties zijn beschikbaar. Optie v Automatisch (standaard) J Gloeilamplicht r 3.500– 8.000* 3.000* I TL-licht Natriumdamplampen 2.700* Warm wit fluorescerend 3.000* Wit fluorescerend 3.700* Koel wit fluorescerend 4.200* Dag wit fluorescerend 5.000* Daglicht fluorescerend 6.500* Kwikdamp op hoge temp. 7.200* H Direct zonlicht 140 Kleurtemp.
Optie Kleurtemp. (K) N Flitslicht 5.400* G Bewolkt 6.000* M Schaduw 8.000* K Kies kleurtemperatuur 2.500– 10.000 L Handmatige preset — Beschrijving Voor gebruik met de ingebouwde of een optionele flitser. Voor onderwerpen bij daglicht onder een bewolkte hemel. Voor onderwerpen bij daglicht in de schaduw. Kies de kleurtemperatuur uit een lijst met waarden (p. 147). Gebruik een voorwerp, lichtbron of bestaande foto als referentie voor de witbalans (p. 148). * Alle waarden zijn benaderingen.
A Studioflitsers Automatische witbalans levert mogelijk niet het gewenste resultaat op bij gebruik van grote studioflitsers. Kies een kleurtemperatuur, gebruik de vooringestelde witbalans of stel de witbalans in op Flitslicht en gebruik fijnafstelling om de witbalans aan te passen. A Kleurtemperatuur De waargenomen kleur van een lichtbron hangt af van de kijker en van andere omstandigheden.
Fijnafstelling witbalans De witbalans kan verder worden aangepast om variaties in de kleur van de lichtbron te corrigeren of om een foto opzettelijk een kleurzweem te geven. U kunt de witbalans fijnafstellen met de optie Witbalans in het opnamemenu of door de WB-knop ingedrukt te houden en aan de secundaire instelschijf te draaien. ❚❚ Het menu Witbalans 1 Selecteer een optie voor de witbalans. Selecteer Witbalans in het opnamemenu (p. 268), markeer een witbalansoptie en druk op 2.
2 Pas de witbalans verder aan. Gebruik de multi-selector om de witbalans nauwkeuriger af te stellen. U kunt de witbalans fijnafstellen op de as oranje (A)– blauw (B) en op de as groen (G)– Coördinaten Aanpassing magenta (M). Op de horizontale as (oranje-blauw) kunt u de kleurtemperatuur aanpassen, waarbij elke stap equivalent is met circa 5 mired. Het effect van aanpassingen op de verticale as (groen-magenta) is vergelijkbaar met het effect van de overeenkomstige kleurcorrectiefilters.
A Fijnafstelling witbalans De kleuren op de assen voor fijnafstelling zijn relatief, niet absoluut. Als u de cursor bijvoorbeeld in de richting van B (blauw) verplaatst wanneer een “ warme” instelling als J (gloeilamplicht) is geselecteerd voor witbalans, worden foto’s iets “ kouder” maar niet blauw. A “Mired” Bij lage kleurtemperaturen levert elke wijziging in kleurtemperatuur een groter kleurverschil op dan bij hogere kleurtemperaturen.
❚❚ De WB-knop Bij andere instellingen dan K (Kies kleurtemperatuur) of L (Handmatige preset ) kunt u met de WB-knop de witbalans fijnafstellen op de as oranje (A)–blauw (B) (p. 144; als K of L is geselecteerd, kunt u de witbalans fijnafstellen via het opnamemenu, zoals wordt beschreven op pagina 144). Er zijn zes instellingen beschikbaar in beide richtingen. Elke stap komt overeen met ongeveer 5 mired (p. 145).
Een kleurtemperatuur kiezen Wanneer K (Kies kleurtemperatuur) is geselecteerd voor witbalans, kiest u de kleurtemperatuur door te drukken op de WB-knop en aan de secundaire instelschijf te draaien. De kleurtemperatuur wordt weergegeven in het lcd-venster. WB-knop Secundaire instelschijf Lcd-venster r D Kies kleurtemperatuur Houd er rekening mee dat bij flitslicht of TL-licht niet het gewenste resultaat wordt verkregen. Kies voor deze lichtbronnen N (Flitslicht) of I (TL-licht ).
Handmatige preset U kunt handmatige preset gebruiken om aangepaste witbalansinstellingen op te slaan en te gebruiken voor opnamen bij verschillende soorten licht of om lichtbronnen met een duidelijke kleurzweem te corrigeren. Er zijn twee methoden voor het instellen van de vooringestelde witbalans.
De camera kan maximaal vijf waarden voor de vooringestelde witbalans opslaan in de voorinstellingen d-0 tot en met d-4. U kunt een beschrijvende opmerking toevoegen aan elke vooringestelde witbalans (p. 158). d-0 Hierin wordt de laatst gemeten waarde voor de witbalans opgeslagen (p. 150). Deze voorinstelling wordt overschreven wanneer een nieuwe waarde wordt gemeten. d-1–d-4 Waarden opslaan die zijn gekopieerd uit d-0 (p. 153). r Waarden opslaan die zijn gekopieerd van foto's op de geheugenkaart (p. 154).
❚❚ Een waarde meten voor de witbalans 1 Belicht een referentievoorwerp. Plaats een neutraal wit of grijs voorwerp in het licht dat voor de uiteindelijke foto wordt gebruikt. In een studio kan een standaard grijskaart als referentievoorwerp worden gebruikt. Bij het meten van de witbalans wordt de belichting automatisch met 1 LW verhoogd. In de belichtingsstand h moet de belichting zo worden aangepast dat de elektronische analoge belichtingsaanduiding ±0 weergeeft (p. 123).
3 Selecteer de stand voor direct meten. Laat de WB-knop kort los en houd de knop vervolgens ingedrukt totdat het pictogram L in het lcd-venster en in de zoeker begint te knipperen. Er verschijnt ook een knipperende D in het lcd-venster en in de zoeker. In de standaardinstellingen knipperen de weergaven ongeveer zes seconden. 4 Lcd-venster Zoeker Meet de witbalans.
Als het te donker of te licht is, kan de camera de witbalans mogelijk niet meten. In dat geval knippert b a in het lcdvenster en in de zoeker (bij de standaardinstellingen knipperen de aanduidingen gedurende circa zes seconden). Druk de ontspanknop half in om terug te keren naar stap 4 en de witbalans opnieuw te meten. Lcd-venster Zoeker 6 Selecteer voorinstelling d-0.
❚❚ Witbalans kopiëren van d-0 naar voorinstellingen d-1–d-4 Voer de onderstaande stappen uit als u een gemeten waarde voor de witbalans wilt kopiëren van d-0 naar andere voorinstellingen (d-1– d-4). 1 Selecteer L (Handmatige preset). Markeer Handmatige preset in het witbalansmenu (p. 140) en druk op 2. 2 Selecteer een bestemming. Markeer de gewenste voorinstelling (d-1 t/m d-4) en druk op het midden van de multi-selector. 3 r Kopieer d-0 naar de geselecteerde voorinstelling.
❚❚ Witbalans van een foto kopiëren (alleen d-1–d-4) Voer de onderstaande stappen uit als u de witbalanswaarde van een foto op de geheugenkaart wilt kopiëren naar een geselecteerde voorinstelling (alleen d-1–d-4). Bestaande witbalanswaarden kunnen niet worden gekopieerd naar voorinstelling d-0. 1 Selecteer L (Handmatige preset). Markeer Handmatige preset in het witbalansmenu (p. 140) en druk op 2. 2 Selecteer een bestemming.
4 Markeer een bronfoto. Markeer de bronfoto. Druk op de knop X als u de gemarkeerde foto schermvullend wilt weergeven. 5 Kopieer de witbalans. Druk op het midden van de multi-selector om de witbalanswaarde van de gemarkeerde foto naar de geselecteerde voorinstelling te kopiëren. Als er commentaar is toegevoegd aan de gemarkeerde foto (p. 335), wordt dit commentaar gekopieerd naar het commentaar voor de geselecteerde voorinstelling.
❚❚ Een vooringestelde witbalans selecteren U stelt de witbalans als volgt in op een vooringestelde waarde: 1 Selecteer L (Handmatige preset). Markeer Handmatige preset in het witbalansmenu (p. 140) en druk op 2. 2 Selecteer een voorinstelling. Markeer de gewenste voorinstelling en druk op het midden van de multi-selector. Als u de gemarkeerde voorinstelling wilt selecteren en het menu voor fijnafstelling (p.
A Een vooringestelde witbalans selecteren: de WB-knop In de stand L (Handmatige preset) kunt u voorinstellingen ook selecteren door de WB-knop ingedrukt te houden en te draaien aan de secundaire instelschijf. De huidige voorinstelling wordt weergegeven in het lcd-venster terwijl de WB-knop is ingedrukt.
❚❚ Commentaar invoeren Voer de volgende stappen uit als u een beschrijvend commentaar van maximaal 36 tekens wilt toevoegen aan een geselecteerde voorinstelling voor witbalans. 1 Selecteer L (Handmatige preset). Markeer Handmatige preset in het witbalansmenu (p. 140) en druk op 2. 2 Selecteer een voorinstelling. Markeer de gewenste voorinstelling en druk op het midden van de multi-selector. r 3 Selecteer Commentaar bewerken. Markeer Commentaar bewerken en druk op 2. 4 Bewerk het commentaar.
JBeeldoptimalisatie In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u verscherping, contrast, helderheid, verzadiging en tint optimaliseert met behulp van beeldinstellingen, hoe u details in hoge lichten en schaduwen kunt behouden met behulp van actieve D-Lighting en hoe u een kleurruimte kiest. Beeldinstelling ...................................................................... p. 160 Eigen beeldinstellingen maken ........................................................ p. 168 Actieve D-Lighting ................
Beeldinstelling Dankzij het unieke beeldinstellingssysteem van Nikon kunt u beeldbewerkingsinstellingen delen met compatibele apparaten en software. Kies een van de vooraf geïnstalleerde beeldinstellingen om de instellingen voor beeldverwerking direct aan te passen of breng afzonderlijke wijzigingen aan in verscherping, contrast, helderheid, verzadiging en tint. Deze instellingen kunnen worden opgeslagen onder nieuwe namen als eigen beeldinstellingen om later naar keuze te worden opgeroepen of gewijzigd.
❚❚ Beeldinstellingen gebruiken Hieronder wordt beschreven hoe u beeldinstellingen kunt gebruiken. • Beeldinstellingen van Nikon selecteren (p. 162): selecteer een bestaande beeldinstelling van Nikon. • Bestaande beeldinstellingen aanpassen (p. 164): pas een bestaande beeldinstelling aan om de gewenste combinatie van verscherping, contrast, helderheid, verzadiging en tint te creëren voor een bepaald onderwerp of effect. • Eigen beeldinstellingen maken (p.
Beeldinstellingen van Nikon selecteren De camera biedt vier vooraf geïnstalleerde beeldinstellingen van Nikon. Kies een beeldinstelling die past bij het onderwerp of het soort opname. Optie Q R S T Beschrijving Standaardverwerking voor evenwichtige resultaten. Standaard Aanbevolen voor de meeste situaties. Minimale verwerking voor natuurlijke resultaten. Kies Neutraal deze optie voor foto's die later uitgebreid zullen worden bewerkt of geretoucheerd. Foto’s worden verbeterd voor een levendig foto-effect.
A Het beeldinstellingsraster Als u in stap 2 op de knop W drukt, wordt een beeldinstellingsraster weergegeven waarin het contrast en de verzadiging voor de geselecteerde beeldinstelling worden weergegeven in vergelijking met de andere beeldinstellingen. (Als u Monochroom selecteert, wordt alleen het contrast weergegeven.) Als u een andere beeldinstelling wilt selecteren, drukt u op 1 of 3. Druk vervolgens op 2 om de opties voor beeldinstellingen weer te geven en druk op J.
Bestaande beeldinstellingen aanpassen U kunt bestaande beeldinstellingen van Nikon of eigen beeldinstellingen aanpassen aan het onderwerp of uw eigen creatieve wensen. Kies een evenwichtige combinatie van instellingen via de optie Snel aanpassen of pas de afzonderlijke instellingen handmatig aan. 1 Selecteer een beeldinstelling. Markeer de gewenste beeldinstelling in het menu Beeldinstelling kiezen (p. 162) en druk op 2. 2 Pas de instellingen aan.
❚❚ Opties voor beeldinstellingen Optie Handmatige aanpassingen (alle beeldinstellingen) Beschrijving Kies een optie tussen –2 en +2 als u het effect van de geselecteerde beeldinstelling wilt verminderen of versterken (hierdoor worden alle handmatige Snel aanpassen aanpassingen ongedaan gemaakt). Als u bijvoorbeeld een positieve waarde kiest voor Levendig, worden alle foto’s levendiger. Niet beschikbaar voor Neutraal, Monochroom of eigen beeldinstellingen. Bepaalt de verscherping van contouren.
D “A” (Automatisch) De resultaten van automatisch contrast en automatische verzadiging hangen af van de belichting en de positie van het onderwerp in het beeld. Gebruik een G- of D-type objectief voor het beste resultaat. De pictogrammen voor beeldinstellingen met automatisch contrast en automatische verzadiging worden groen weergegeven in het beeldinstellingsraster en er verschijnen lijnen die parallel lopen met de assen van het raster.
A Filtereffecten (alleen bij Monochroom) De opties in dit menu bootsen het effect van kleurfilters op monochrome foto's na. De volgende filtereffecten zijn beschikbaar. Y O R G Optie Geel Orange Rood Groen Beschrijving Vergroot het contrast. Kan worden gebruikt om de helderheid van de lucht in landschapsfoto’s te verlagen. Oranje creëert een groter contrast dan geel, rood creëert een groter contrast dan oranje. Verzacht huidtinten. Kan worden gebruikt voor portretten.
Eigen beeldinstellingen maken De beeldinstellingen die door Nikon vooraf zijn geïnstalleerd, kunnen worden aangepast en als eigen beeldinstellingen worden opgeslagen. 1 Selecteer Beeldinstelling beheren. Markeer in het opnamemenu (p. 268) Beeldinstelling beheren en druk op 2. 2 Selecteer Opslaan/ bewerken. Markeer Opslaan/bewerken en druk op 2.
3 Selecteer een beeldinstelling. Markeer een bestaande beeldinstelling en druk op 2 of druk op J om verder te gaan met stap 5 en een kopie van de gemarkeerde beeldinstelling op te slaan zonder deze te wijzigen. 4 Bewerk de geselecteerde beeldinstelling. Zie pagina 165 voor meer informatie. Als u wijzigingen ongedaan wilt maken en opnieuw wilt beginnen, drukt u op de knop O. Wanneer de instellingen zijn voltooid, drukt u op J. 5 Selecteer een bestemming.
6 Geef een naam op voor de beeldinstelling. Toetsen- bordveld Het venster voor tekstinvoer Naamveld wordt weergegeven (zie rechts). Voor nieuwe beeldinstellingen wordt standaard een tweecijferig nummer toegevoegd (automatisch toegewezen) aan de naam van de bestaande beeldinstelling. U kunt deze naam bewerken om een nieuwe naam te maken zoals hieronder wordt beschreven. U verplaatst de cursor in het naamveld door de knop W ingedrukt te houden en op 4 of 2 te drukken.
A Eigen beeldinstellingen Opnamemenu terugzetten heeft geen invloed op eigen beeldinstellingen (p. 271). De optie Snel aanpassen is niet beschikbaar voor eigen beeldinstellingen (p. 165). Eigen beeldinstellingen die zijn gebaseerd op de instelling Monochroom, beschikken over de opties Filtereffecten en Kleurtoon in plaats van Verzadiging en Tint.
Eigen beeldinstellingen delen Eigen beeldinstellingen die u hebt gemaakt met de Picture Control Utility van ViewNX of optionele software als Capture NX 2, kunt u naar een geheugenkaart kopiëren en in de camera laden. Omgekeerd kunt u beeldinstellingen die u met de camera hebt gemaakt, naar de geheugenkaart kopiëren en in compatibele camera’s en softwareprogramma’s gebruiken. ❚❚ Eigen beeldinstellingen naar de camera kopiëren 1 Selecteer Laden/opslaan.
4 Selecteer een bestemming. Kies een bestemming voor de eigen beeldinstelling (C-1 – C-9) en druk op 2. 5 Geef een naam op voor de beeldinstelling. Geef een naam op voor de beeldinstelling, zoals wordt beschreven op pagina 170. De nieuwe beeldinstelling wordt weergegeven in de lijst met beeldinstellingen. U kunt de naam op elk gewenst moment wijzigen met de optie Hernoemen in het menu Beeldinstelling beheren.
❚❚ Eigen beeldinstellingen op de geheugenkaart opslaan 1 Selecteer Kopiëren naar camera. Nadat u het menu Laden/ opslaan hebt weergegeven, zoals wordt beschreven in stap 1 op pagina 172, markeert u Kopiëren naar kaart en drukt u op 2. 2 Selecteer een beeldinstelling. Markeer een eigen beeldinstelling en druk op 2. 3 J Selecteer een bestemming. Kies een bestemming (1 – 99) en druk op J om de geselecteerde beeldinstelling op de geheugenkaart op te slaan.
Eigen beeldinstellingen beheren Voer de onderstaande stappen uit als u eigen beeldinstellingen een andere naam wilt geven of wilt wissen. ❚❚ De naam van eigen beeldinstellingen wijzigen 1 Selecteer Hernoemen. Markeer Hernoemen in het menu Beeldinstelling beheren en druk op 2. 2 Selecteer een beeldinstelling. Markeer een eigen beeldinstelling (C-1 – C-9) en druk op 2. 3 Wijzig de naam van de beeldinstelling. J Wijzig de naam van de beeldinstelling, zoals wordt beschreven op pagina 170.
❚❚ Eigen beeldinstellingen van de camera wissen 1 Selecteer Wissen. Markeer Wissen in het menu Beeldinstelling beheren en druk op 2. 2 Selecteer een beeldinstelling. Markeer een eigen beeldinstelling (C-1 – C-9) en druk op 2. 3 Selecteer Ja. Markeer Ja en druk op J om de geselecteerde beeldinstelling te wissen. J A Beeldinstellingen van Nikon De beeldinstellingen die door Nikon vooraf zijn geïnstalleerd (Standaard, Neutraal, Levendig en Monochroom), kunnen geen andere naam krijgen of worden gewist.
❚❚ Eigen beeldinstellingen van de geheugenkaart wissen 1 Selecteer Laden/opslaan. Markeer Laden/opslaan in het menu Beeldinstelling beheren en druk op 2. 2 Selecteer Wissen van kaart. Markeer Wissen van kaart en druk op 2.
3 Selecteer een beeldinstelling. Markeer een eigen beeldinstelling (1–99) en: • druk op 2 om de huidige instellingen weer te geven of • druk op J om het bevestigingsvenster rechts weer te geven. J 178 4 Selecteer Ja. Markeer Ja en druk op J om de geselecteerde beeldinstelling te wissen.
Actieve D-Lighting Met actieve D-Lighting blijven details in hoge lichten en schaduwen behouden, wat foto’s met een natuurlijk contrast oplevert. Gebruik deze functie voor onderwerpen met een hoog contrast, bijvoorbeeld wanneer u vanuit een deur of raam een fel verlicht buitentafereel fotografeert, of wanneer u op een zonnige dag foto’s maakt van onderwerpen in de schaduw.
Voer de onderstaande stappen uit als u actieve D-Lighting wilt gebruiken. 1 Selecteer Actieve D-Lighting. Markeer in het opnamemenu (p. 268) Actieve D-Lighting en druk op 2. 2 Kies een optie. Markeer Automatisch, Uit, Laag, Normaal of Hoog en druk op J. Selecteer Automatisch om D-Lighting automatisch aan te passen aan de opnameomstandigheden.
Kleurruimte De kleurruimte bepaalt het kleurbereik dat beschikbaar zijn voor kleurreproductie. Kies een kleurruimte op basis van de manier waarop foto’s buiten de camera worden verwerkt. Optie sRGB W (standaard) X Adobe RGB 1 Beschrijving Kies deze optie voor foto’s die zonder verdere bewerking worden afgedrukt of gebruikt. In deze kleurruimte kan een groter kleurbereik worden weergegeven dan in sRGB, waardoor dit de beste keuze is voor foto’s die uitgebreid worden verwerkt of geretoucheerd.
A Kleurruimte De kleurruimte bepaalt de overeenkomst tussen kleuren en de numerieke waarden waarmee ze in een digitaal afbeeldingsbestand worden aangegeven. De kleurruimte sRGB wordt algemeen gebruikt, terwijl de kleurruimte Adobe RGB voornamelijk wordt gebruikt voor commerciële publicaties en afdrukken.
lFlitsen – Gebruik van de ingebouwde flitser In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u de ingebouwde flitser gebruikt. De ingebouwde flitser ......................................................... Gebruik van de ingebouwde flitser .................................. Flitsstanden ........................................................................... Flitscorrectie .......................................................................... FV-vergrendeling..................................................
De ingebouwde flitser De ingebouwde flitser heeft een richtgetal van (GN) 17 (m, ISO 200, 20 °C) en kan het gezichtsveld dekken van een 24mm objectief of een 16mm objectief in DX-formaat. De flitser ondersteunt i-TTL uitgebalanceerde invulflits voor digitale reflexcamera's, waarbij monitor-voorflitsen worden gebruikt om de flitssterkte aan te passen voor een uitgebalanceerde belichting.
Gebruik van de ingebouwde flitser Voer de volgende stappen uit als u de ingebouwde flitser gebruikt. 1 Selecteer een lichtmeetmethode (p.112). Selectieknop voor lichtmeting Selecteer matrixmeting of centrumgerichte meting om i-TTL uitgebalanceerde invulflits voor digitale reflexcamera's te activeren. Standaard i-TTL-flits voor digitale reflexcamera's wordt automatisch geactiveerd als spotmeting is geselecteerd. 2 Druk op de flitserknop. De ingebouwde flitser wordt opgeklapt en meteen opgeladen.
4 Controleer de belichting (sluitertijd en diafragma). Druk de ontspanknop half in en controleer de sluitertijd en het diafragma. De onderstaande instellingen zijn beschikbaar wanneer de ingebouwde flitser is opgeklapt. Stand e f g h Sluitertijd Automatisch ingesteld door camera (1/250 sec.–1/60 sec.) 1, 2 Waarde geselecteerd door gebruiker (1/250 sec.–30 sec.) 2 Automatisch ingesteld door camera (1/250 sec.–1/60 sec.) 1, 2 Waarde geselecteerd door gebruiker (1/250 sec.–30 sec.
Neerklappen van de ingebouwde flitser Als u stroom wilt sparen wanneer de flitser niet wordt gebruikt, duwt u de flitser omlaag totdat deze vastklikt. D De ingebouwde flitser Gebruik de flitser bij objectieven met een brandpuntsafstand van 24–300 mm in FX-formaat (p. 374). Verwijder de zonnekap om schaduwen te voorkomen. De flitser heeft een minimumbereik van 60 cm en kan niet worden gebruikt in het macrobereik van zoomobjectieven. Als de flitser wordt gebruikt in de continue ontspanstand (p.
Flitsstanden De camera ondersteunt de volgende flitsstanden. l 188 Flitsstand Beschrijving Synchronisatie op eerste gordijn Deze stand wordt aanbevolen voor de meeste situaties. In de standen Programma-automatiek en Diafragmavoorkeuze wordt de sluitertijd automatisch ingesteld op een waarde tussen 1/250 en 1/60 sec. (1/ 8000 tot 1/60 sec. bij gebruik van een optionele flitser met automatische snelle FP-synchronisatie, p. 377).
Flitsstand Beschrijving In de belichtingsstand Sluitertijdvoorkeuze of Handmatig flitst de flitser vlak voordat de sluiter wordt gesloten. Gebruik deze stand om het effect Synchronisatie op het van een lichtstroom te creëren achter bewegende voorwerpen. In de standen Programma-automatiek tweede gordijn en Diafragmavoorkeuze wordt synchronisatie op het tweede gordijn en lange sluitertijd gebruikt om zowel het onderwerp als de achtergrond vast te leggen.
Flitscorrectie Met behulp van flitscorrectie kunt u de flitssterkte aanpassen van –3LW tot +1LW in stappen van 1/3 LW, waardoor de helderheid van het hoofdonderwerp ten opzichte van de achtergrond verandert. U kunt de flitssterkte verhogen om het hoofdonderwerp lichter te maken of verlagen om ongewenste hoge lichten of reflecties te voorkomen. Houd de knop Y ingedrukt en draai aan de secundaire instelschijf totdat de gewenste waarde wordt weergegeven in het lcd-venster.
A Optionele flitsers Flitscorrectie is ook beschikbaar bij de optionele flitsers SB-900, SB-800, SB-600, SB-400 en SB-R200. A Zie ook Zie persoonlijke instelling b3 (Stapgrootte belichtingscorr., p.292) voor informatie over de beschikbare stapgroottes wanneer u flitscorrectie instelt.
FV-vergrendeling Deze functie wordt gebruikt om de flitssterkte te vergrendelen, zodat u de compositie kunt aanpassen zonder dat de flitssterkte wordt gewijzigd. Zo weet u zeker dat de flitssterkte geschikt is voor het onderwerp, zelfs als het onderwerp zich niet in het midden van het beeld bevindt. De flitssterkte wordt automatisch aangepast als de ISO-gevoeligheid of het diafragma wordt gewijzigd. FV-vergrendeling gebruiken: 1 Wijs de functie FV-vergrendeling toe aan de Fn-knop.
4 Vergrendel de flitssterkte. Controleer of de flitsgereedaanduiding (M) in de zoeker wordt weergegeven en druk op de Fn-knop. De flitser geeft een monitor-voorflits af om de juiste flitssterkte te bepalen. De flitssterkte zal op dat niveau worden vergrendeld en het pictogram FV-vergrendeling (e) zal in de zoeker verschijnen. 5 Pas de compositie aan. 6 Maak de foto. Fn-knop Druk de ontspanknop helemaal in om de foto te maken.
D FV-vergrendeling gebruiken met de ingebouwde flitser FV-vergrendeling is alleen beschikbaar bij de ingebouwde flitser als DDL (standaardoptie) is geselecteerd voor persoonlijke instelling e3 (Flitssturing ingeb. flitser, p. 309). A FV-vergrendeling gebruiken met optionele flitsers FV-vergrendeling is ook beschikbaar bij de SB-900, SB-800, SB-600, SB-400 en SB-R200 flitsers (apart verkrijgbaar). Stel de optionele flitser in op de stand DDL. (De SB-900 en SB-800 kunnen ook worden gebruikt in de stand AA.
tOverige opnameopties In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u de standaardinstellingen herstelt, meervoudige belichtingen en intervalopnamen maakt, en GPS-apparaten en objectieven zonder CPU gebruikt. Reset met twee knoppen: standaardinstellingen terugzetten ............................................................................ Meervoudige belichting...................................................... Intervalfotografie .................................................................
Reset met twee knoppen: standaardinstellingen terugzetten U kunt de standaardwaarden van de hieronder vermelde camerainstellingen herstellen door de knoppen QUAL en E meer dan twee seconden tegelijk ingedrukt te houden. (Deze knoppen worden aangegeven met een groene stip.) Het lcd-venster wordt kort uitgeschakeld terwijl de instellingen worden teruggezet.
De volgende opties in het opnamemenu worden ook teruggezet. Alleen instellingen in de bank die momenteel is geselecteerd in de optie Geheugenbank opnamemenu worden teruggezet (p. 269). De instellingen in de overige geheugenbanken veranderen niet. Optie Beeldkwaliteit Beeldformaat Standaard JPEG Normaal Groot Optie Witbalans ISO-gevoeligheid Standaard Automatisch * 200 * Fijnafstelling uit.
Meervoudige belichting Voer de onderstaande stappen uit als u een reeks van twee tot tien opnamen wilt opslaan als één foto. Meervoudige belichtingen kunnen worden opgenomen met elke instelling voor beeldkwaliteit en omdat gebruik wordt gemaakt van RAW-gegevens van de beeldsensor van de camera, zijn de kleuren van deze foto's aanzienlijk beter dan de kleuren van foto’s die in een beeldbewerkingsprogramma zijn samengevoegd.
3 Selecteer het aantal belichtingen. Druk op 1 of 3 om het aantal opnamen te selecteren dat u wilt maken voor één foto en druk op J. 4 Selecteer Automatische versterking. Markeer Automatische versterking en druk op 2. 5 Stel de versterking in. Markeer een van de volgende opties en druk op J. Optie Beschrijving De versterking wordt aangepast aan het uiteindelijke aantal opnamen (de versterking voor elke opname wordt Aan (standaard) ingesteld op 1/2 bij twee opnamen, 1/3 bij drie opnamen enzovoort).
6 Selecteer Gereed. Markeer Gereed en druk op J. Het pictogram n wordt weergegeven in het lcd-venster. Als u wilt afsluiten zonder een meervoudige belichting te maken, selecteert u Meervoudige belichting > Terugzetten in het opnamemenu. 7 t Kadreer, stel scherp en maak de foto. In de ontspanstanden Continu hoog en Continu laag (p. 84) worden alle opnamen achter elkaar gemaakt. In de enkelvoudige ontspanstand wordt telkens één foto genomen wanneer u de ontspanknop indrukt.
D Meervoudige belichting Verwijder of vervang de geheugenkaart niet tijdens een meervoudige belichting. In de stand Livebeeld (p. 89) kunt u geen meervoudige belichtingen maken. De informatie in het scherm met foto-informatie (waaronder de opnamedatum en de camerastand) geldt voor de eerste opname van een meervoudige belichting. Als er gedurende 30 sec.
❚❚ Een meervoudige belichting onderbreken Wanneer u in het opnamemenu de optie Meervoudige belichting selecteert tijdens een meervoudige belichting, worden de rechts getoonde opties weergegeven. Als u een meervoudige belichting wilt onderbreken voordat het opgegeven aantal opnamen is gemaakt, markeert u Annuleren en drukt u op J. Als de opname eindigt voordat het opgegeven aantal opnamen is bereikt, wordt een meervoudige belichting gemaakt met de opnamen die tot dan toe zijn gemaakt.
Intervalfotografie De camera beschikt over een functie om automatisch foto's te maken met een vooringesteld interval. 1 Selecteer Intervalopnamen. Markeer Intervalopnamen in het opnamemenu (p. 268) en druk op 2. 2 Selecteer een starttijd. Markeer een van de volgende opties voor Starttijd kiezen en druk op 2. • Nu: de opname start circa 3 sec. nadat de instelling is voltooid (ga verder met stap 4). • Starttijd: kies een starttijd (zie stap 3).
3 Kies een starttijd. Druk op 4 of 2 om de uren of minuten te markeren. Druk op 1 of 3 om de waarde te wijzigen. De starttijd wordt niet weergegeven als Nu is geselecteerd voor Starttijd kiezen. 4 Kies een interval. Druk op 4 of 2 om de uren, minuten of seconden te markeren. Druk op 1 of 3 om de waarde te wijzigen. Houd er rekening mee dat de camera geen foto’s kan maken met een interval dat korter is dan de sluitertijd of de tijd die nodig is om beelden op te slaan.
5 Kies het aantal intervallen en het aantal opnamen per interval. Druk op 4 of 2 om het aantal intervallen of het aantal opnamen te markeren. Druk op 1 of 3 om de waarde te wijzigen. Rechts wordt het totale aantal opnamen weergegeven dat wordt gemaakt. 6 Aantal intervallen Aantal Totaal opnamen aantal per opnamen interval Start de opname. Markeer Start > Aan en druk op J. (Als u wilt terugkeren naar het opnamemenu zonder de intervalopname te starten, markeert u Start > Uit en drukt u op J.
D Geen geheugen meer Als de geheugenkaart vol is, blijft de stand voor intervalopname actief maar worden geen foto’s genomen. Verwijder enkele foto's of schakel de camera uit en plaats een andere geheugenkaart, zodat u de opname kunt hervatten (p. 207). A Bracketing Pas de instellingen voor bracketing aan voordat u een intervalopname start.
❚❚ Intervalopnamen pauzeren U kunt intervalopnamen als volgt pauzeren: • Druk tussen twee intervallen op de knop J. • Markeer Start > Pauze in het menu voor intervalopname en druk op J. • Zet de camera uit en weer aan. (Wanneer de camera uit staat, kunt u eventueel de geheugenkaart vervangen.) • Selecteer de ontspanstand Livebeeld (a), Zelfontspanner (E) of Spiegel omhoog (MUP). Intervalopnamen kunnen als volgt worden hervat: 1 Selecteer een nieuwe starttijd.
❚❚ Intervalopnamen onderbreken Intervalopnamen eindigen automatisch als de batterij leeg is. U kunt intervalopnamen ook op de volgende manieren beëindigen: • Selecteer Start > Uit in het menu voor intervalopname. • Voer een reset met twee knoppen uit (p. 196). • Selecteer Opnamemenu terugzetten in het opnamemenu (p. 271). • Wijzig de bracketinginstellingen (p. 130). Wanneer een intervalopname wordt beëindigd, keert de camera terug naar de normale opnamestand.
A Geheugenbanken van het opnamemenu Wijzigingen in de instellingen voor intervalopnamen worden toegepast op alle geheugenbanken van het opnamemenu (p. 269). Als de instellingen van het opnamemenu worden teruggezet via de optie Opnamemenu terugzetten in het opnamemenu (p.
Objectieven zonder CPU Als u gegevens over het objectief (brandpuntsafstand en maximaal diafragma) opgeeft, hebt u toegang tot diverse functies voor CPUobjectieven wanneer u een objectief zonder CPU gebruikt. Als de brandpuntsafstand van het objectief bekend is: • Automatische zoom kan worden gebruikt met de flitsers SB-900, SB-800 en SB-600 (apart verkrijgbaar). • De brandpuntsafstand wordt weergegeven (met een sterretje) in het venster met foto-informatie.
❚❚ Het menu Niet-CPU-objectief 1 Selecteer Niet-CPUobjectief. Markeer Niet-CPU-objectief in het setup-menu (p. 331) en druk op 2. 2 Selecteer een objectiefnummer. Markeer Objectiefnummer en druk op 4 of 2 om een objectiefnummer te selecteren (1 – 9). 3 Selecteer een brandpuntsafstand. Markeer Brandpuntsafstand (mm) en druk op 4 of 2 om een brandpuntsafstand te selecteren (6 – 4.000 mm). 4 t Selecteer een maximaal diafragma.
5 Selecteer Gereed. Markeer Gereed en druk op J. De brandpuntsafstand en het diafragma die u hebt opgegeven, worden opgeslagen onder het geselecteerde objectiefnummer. U kunt deze combinatie van brandpuntsafstand en diafragma op elk gewenst moment oproepen door het objectiefnummer te selecteren met de bedieningsknoppen op de camera, zoals hieronder wordt beschreven.
Een GPS-apparaat gebruiken Optionele GPS-apparaten van het merk Garmin die versie 2.01 of 3.01 van de gegevensstandaard NMEA0183 van de National Marine Electronics Association ondersteunen, kunnen via een MC-35 GPS-adapterkabel (apart verkrijgbaar; p. 389) worden aangesloten op de 10-pins afstandsbedieningsaansluiting van de camera. Zo kunt u informatie over de huidige positie van de camera vastleggen wanneer u foto’s maakt.
Wanneer de camera verbinding maakt met een GPS-apparaat, wordt het pictogram k weergegeven in het lcd-venster. Voor opnamen die worden gemaakt wanneer het pictogram k wordt weergegeven, verschijnt een extra pagina met foto-informatie (p. 229), zoals de huidige breedtegraad, lengtegraad, UTC (Coordinated Universal Time) en kompasrichting. Als gedurende twee seconden geen gegevens worden ontvangen van het GPS-apparaat, verdwijnt het pictogram k uit het venster en wordt geen GPS-informatie meer opgeslagen.
❚❚ Opties in het setup-menu Het onderdeel GPS in het setup-menu bevat de onderstaande opties. • Meter uit: kies of de belichtingsmeters automatisch worden uitgeschakeld wanneer een GPS-apparaat wordt aangesloten. Optie Beschrijving De belichtingsmeters worden automatisch uitgeschakeld als gedurende de tijdsduur die is opgegeven voor persoonlijke instelling c2 (Lichtmeter automatisch uit) Inschakelen geen handelingen worden uitgevoerd.
t 216
IMeer informatie over weergave – Weergaveopties In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u foto’s kunt weergeven en welke handelingen u kunt uitvoeren in de weergavestand. Schermvullende weergave ................................................. Foto-informatie..................................................................... Meerdere foto’s weergeven: miniatuurweergave .......... Foto’s van dichtbij bekijken: zoomweergave .................. Foto’s tegen verwijderen beveiligen .............................
Schermvullende weergave Als u foto’s wilt weergeven, drukt u op de knop K. De laatst gemaakte foto wordt op de monitor weergegeven. Multi-selector Secundaire instelschijf O knop K knop G knop L knop W knop X knop J knop Hoofdinstelschijf I A Draai portret Als u alle staande foto’s (portretstand) staand wilt weergeven, selecteert u Aan voor de optie Draai portret in het weergavemenu (p. 265).
Functie Knop Andere foto’s weergeven Druk op 1 of 3 om informatie over de geselecteerde foto weer te geven (p. 220). Foto-informatie bekijken Miniaturen weergeven W Inzoomen op foto X Beelden verwijderen O Beveiligingsstatus wijzigen L Terugkeren naar de opnamestand Menu’s weergeven Beschrijving Druk op 2 om foto's weer te geven in de volgorde waarin ze zijn gemaakt, of op 4 om ze in omgekeerde volgorde weer te geven. /K G Zie pagina 232 voor meer informatie over de miniatuurweergave.
Foto-informatie Foto-informatie wordt over het beeld weergegeven wanneer u foto’s in de schermvullende weergave bekijkt. Er zijn tot 9 pagina's informatie voor elke foto. Druk op 1 of 3 om door de foto-informatie te bladeren, zoals hieronder wordt aangegeven. Opnamegegevens, RGB-histogrammen en hoge lichten worden alleen weergegeven als de betreffende optie is geselecteerd voor Weergavestand (p.
❚❚ Bestandsinformatie 1 2 3 4 5 1/ 10 13 100ND700 DSC _0001. JPG 15/07/2008 10 : 02 : 27 12 1 2 3 4 5 11 Beveiligingsstatus .........................235 Retouche-aanduiding .................349 Scherpstelpunt 1 ...........................264 Haakjes AF-veld ........................ 45, 94 Beeldnummer/ totaal aantal beelden 6 Bestandsnaam ...............................274 10 9 7 8 9 10 11 12 13 N OR ORMAL AL 4256x2832 6 7 8 Beeldkwaliteit...................................64 Beeldgrootte.....
❚❚ Hoge lichten1 1 2 3 4 100-1 6 5 Hoge licht. Kies R, G, B 1 Beveiligingsstatus.........................235 2 Retouche-aanduiding .................349 3 Hoge lichten 2 .................................264 4 Mapnummer– beeldnummer 3............................. 272 5 Huidig kanaal 2 6 Aanduiding hoge lichten .......... 264 1 Wordt alleen weergegeven als Hoge lichten is geselecteerd voor Weergavestand (p. 264). 2 Knipperende velden geven de hoge lichten voor het huidige kanaal aan.
❚❚ RGB-histogram 1 1 2 7 3 4 Hoge licht. 8 100--1 9 5 6 1 2 3 4 Kies R, G, B Beveiligingsstatus ........................ 235 Retouche-aanduiding ................ 349 Hoge lichten 2 Mapnummer– beeldnummer 3 ............................. 272 5 Histogram (RGB-kanaal) 4. In alle histogrammen staat de horizontale as voor de helderheid van de pixels en de verticale as voor het aantal pixels.
4 Hieronder ziet u enkele voorbeelden van histogrammen. • Als de foto voorwerpen met een uiteenlopende helderheid bevat, zal de verdeling van toonwaarden relatief gelijkmatig zijn. • Als de foto donker is, verschuift de verdeling van toonwaarden naar links. • Als de foto licht is, verschuift de verdeling van toonwaarden naar rechts. Als de waarde voor belichtingscorrectie wordt verhoogd, verschuift de verdeling van toonwaarden naar rechts.
❚❚ Opnamegegevens pagina 1 1 1 3 4 5 6 7 8 9 10 2 MTR, SPD, AP. EXP. MODE, I SO , EXP. TUN I NG FOCAL LENGTH LENS AF / VR FLASH MODE, : , 1/ 250, F11 : , 200 : + 1. 3, +5 / 6 : 35mm : 24– 120 / 3. 5–5.6 : S / VR– On : Built – i n, TTL, +1. 3 CMD : M : TTL, +3. 0 A: TTL, +3. 0 C: OFF B: OFF N I KON D700 11 100--1 12 1 Beveiligingsstatus.........................235 8 Scherpstelstand...............................72 Vibratiereductie (VR) 4 ...................37 2 Retouche-aanduiding .................
❚❚ Opnamegegevens pagina 2 1 1 3 4 5 6 7 8 9 10 11 2 WHI TE BALANCE COLOR SPACE PI CTURE CNTRL QUICK ADJUST SHARPENING CONTRAST BRI GHTNESS SATURATION HUE : AUTO, 0, 0 : s RGB : STANDARD :0 :3 :0 :0 :0 :0 N I KON D700 100--1 12 1 Beveiligingsstatus.........................235 2 Retouche-aanduiding .................349 3 Witbalans .........................................139 Kleurtemperatuur.........................147 Fijnafstelling witbalans...............143 Handmatige preset .....................
❚❚ Opnamegegevens pagina 3 1 1 2 3 4 5 6 NOI SE REDUC. ACT . D– L I GHT. VIGNETTE CTRL RETOUCH 7 COMMENT N I KON D700 8 1 Beveiligingsstatus.........................235 2 Retouche-aanduiding .................349 3 Hoge ISO ruisonderdrukking....278 Ruisonderdrukking lange sluitertijd..........................................277 4 Actieve D-Lighting .......................179 : H I I SO, NORM : NORMAL : NORMAL : D– L I GHT I NG WARM TONE CYANOTYPE TRI M : SPRI NG HAS COME. SP RI NG HAS COME.
❚❚ Opnamegegevens pagina 4 1 1 2 3 ARTIST : KOUGAKU TARO 4 COPYRI GHT : NI KON N I KON D700 1 2 3 4 5 Beveiligingsstatus.........................235 Retouche-aanduiding .................349 Naam van fotograaf .....................343 Copyrighthouder ..........................343 100--1 6 5 Cameranaam 6 Mapnummer– beeldnummer 2............................. 272 1 Wordt alleen weergegeven als Informatie is geselecteerd voor Weergavestand (p.
❚❚ GPS-informatie 1 1 2 3 LATITUDE 4 LONGITUDE 5 6 ALTITUDE TIME(UTC) 7 HEADING : : : : : : : : N 35 º 36. 371' E 139 º 43. 696' 35m 15/07/2008 10:02:27 105. 07 º N I KON D700 100--1 8 1 2 3 4 5 Beveiligingsstatus.........................235 Retouche-aanduiding .................349 Breedtegraad Lengtegraad Hoogte 9 6 7 8 9 UTC (Coordinated Universal Time) Kompasrichting 2 Cameranaam Mapnummer– beeldnummer 3.............................
❚❚ Overzichtsgegevens 1 2 N I KON D700 1 / 10 16 15 14 13 12 11 230 4 5 1/ 250 , F11 + 1. 3 –1. 3 10000 200 35mm L A6, M1 100ND700 DSC_0001. JPG 15/07/2008 10: 02: 27 1 Beeldnummer/ totaal aantal beelden 2 Beveiligingsstatus.........................235 3 Cameranaam 4 Retouche-aanduiding .................349 5 Histogram dat de verdeling van toonwaarden in het beeld weergeeft (p. 224).
N I KON D700 1 / 10 28 27 26 1/ 250, F11 + 1. 3 –1. 3 10000 35mm A6, M1 100ND700 DSC_0001. JPG 15/07/2008 10 : 02: 27 25 17 18 19 20 21 22 23 200 24 Beeldinstelling ...............................162 Actieve D-Lighting .......................180 Bestandsnaam ...............................274 Beeldkwaliteit .................................. 64 Beeldgrootte .................................... 69 Beeldgebied 2 ................................... 58 Aanduiding beeldauthenticiteit..................
Meerdere foto’s weergeven: miniatuurweergave Als u “contactafdrukken” van vier of negen foto's wilt weergeven, drukt u op de knop W.
In de miniatuurweergave kunt u het volgende doen. Functie Knop Meer foto’s weergeven W Minder foto’s weergeven X Schermvullende weergave in- of uitschakelen Foto’s markeren Gemarkeerde foto wissen Beveiligingsstatus van gemarkeerde foto wijzigen O L Zie pagina 235 voor meer informatie. De monitor wordt uitgeschakeld. Er / K kunnen direct foto’s worden gemaakt. Terugkeren naar de opnamestand Menu’s weergeven Beschrijving Druk op de knop W om “uit te zoomen” van één naar vier foto's per pagina.
Foto’s van dichtbij bekijken: zoomweergave Druk op de knop X om in te zoomen op de foto die schermvullend wordt weergegeven of die is gemarkeerd in de miniatuurweergave. Wanneer de camera is ingezoomd, kunt u het volgende doen. Functie Knop In- of uitzoomen X/ W Andere delen van het beeld weergeven I Draai aan de hoofdinstelschijf om hetzelfde gedeelte van andere foto’s te bekijken bij de huidige zoomfactor.
Foto’s tegen verwijderen beveiligen In de schermvullende, zoom- of miniatuurweergave kunt u de knop L gebruiken om foto’s te beveiligen en zo te voorkomen dat u ze per ongeluk verwijdert. Beveiligde bestanden kunnen niet worden verwijderd met de knop O of de optie Wissen in het weergavemenu. Beveiligde foto’s worden wel verwijderd als de geheugenkaart wordt geformatteerd (p. 43, 332). Voer de onderstaande stappen uit om een foto te beveiligen. 1 Selecteer een foto.
Afzonderlijke foto’s wissen Als u een foto wilt wissen die schermvullend wordt weergegeven of die is gemarkeerd in de lijst met miniaturen, drukt u op de knop O. Eenmaal gewiste foto’s kunnen niet meer worden hersteld. 1 Selecteer een foto. Geef de foto weer of markeer deze in de lijst met miniaturen. 2 Druk op de knop O. Er wordt een bevestigingsvenster weergegeven. Schermvullende weergave Miniatuurweergave I Druk nogmaals op de knop O om de foto te wissen.
QVerbindingen – De camera verbinden met een extern apparaat In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u foto's kopieert naar een computer, hoe u foto’s afdrukt en hoe u ze weergeeft op een televisie. Verbinden met een computer............................................. p. 238 Directe USB-verbinding ....................................................................... p. 240 Draadloze en Ethernet-netwerken.................................................... p. 242 Foto’s afdrukken .........................
Verbinden met een computer In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u de camera aansluit op een computer met de meegeleverde UC-E4 USB-kabel. Voordat u de camera verbindt, installeert u Nikon Transfer en ViewNX vanaf de meegeleverde Software Suite CD (zie de Installatiehandleiding voor meer informatie).
D Kabels aansluiten Zet de camera uit voordat u kabels aansluit of loskoppelt. Forceer niets en steek de stekker recht in de aansluiting. A Camera Control Pro 2 Met Camera Control Pro 2 (apart verkrijgbaar; p. 388) kunt u de camera via de computer bedienen. Als Camera Control Pro 2 actief is, wordt het pictogram “ c” weergegeven in het lcd-venster.
Directe USB-verbinding Verbind de camera met de meegeleverde UC-E4 USB-kabel. 1 Zet de camera uit. 2 Zet de computer aan. Hoofdschakelaar Zet de computer aan en wacht totdat deze is opgestart. 3 Sluit de USB-kabel aan. Sluit de USB-kabel aan zoals hieronder wordt weergegeven. Forceer niets en steek de stekker recht in de aansluiting. Q 240 D USB-hubs Verbind de camera rechtstreeks met de computer. Sluit de kabel niet aan via een USB-hub of toetsenbord.
4 Zet de camera aan. 5 Foto’s overbrengen. Hoofdschakelaar Nikon Transfer wordt automatisch gestart. Klik op de knop Overspelen starten om foto's over te brengen. (Voor Overspelen starten meer informatie over het gebruik van knop Nikon Transfer selecteert u Nikon Transfer help in het menu Help van Nikon Transfer.) 6 Zet de camera uit. Zet de camera uit en koppel de USB-kabel los wanneer de overdracht is voltooid.
Draadloze en Ethernet-netwerken Als een optionele WT-4 draadloze zender (p. 385) is bevestigd, kunt u foto’s overbrengen of afdrukken via een draadloos of Ethernetnetwerk. U kunt bovendien de camera bedienen via een netwerkcomputer met Camera Control Pro 2 (apart verkrijgbaar). De WT-4 kan in de volgende standen worden gebruikt. Stand Overdrachtstand Miniatuurselectiestand PC-stand Printstand Functie Nieuwe of bestaande foto’s uploaden naar een computer of ftp-server.
Foto’s afdrukken Foto’s kunnen op een van de volgende manieren worden afgedrukt: • Verbind de camera met een printer en druk JPEG-foto’s rechtstreeks af vanuit de camera (p. 244). • Plaats de geheugenkaart in een printer die is voorzien van een kaartsleuf (raadpleeg de handleiding van de printer voor meer informatie). Als de printer DPOF (p. 435) ondersteunt, kunt u de foto’s die u wilt afdrukken selecteren via de optie Printopdracht (DPOF) (p. 253).
Directe USB-verbinding Als de camera via de meegeleverde USB-kabel is verbonden met een PictBridge-compatibele printer, kunnen geselecteerde JPEG-foto’s rechtstreeks vanuit de camera worden afgedrukt. Foto’s maken Foto’s selecteren om af te drukken met Printopdracht (DPOF) (p. 253) Camera verbinden met de printer (p. 245) Foto één voor één afdrukken (p. 246) Meerdere foto's afdrukken (p. 249) Indexprints maken (p. 252) USB-kabel loskoppelen Q D USB-hubs Verbind de camera rechtstreeks met de computer.
❚❚ Verbinden met een printer Verbind de camera met de meegeleverde UC-E4 USB-kabel. 1 2 Zet de camera uit. Sluit de USB-kabel aan. Zet de printer aan en sluit de USB-kabel aan zoals hieronder wordt aangegeven. Forceer niets en steek de stekker recht in de aansluiting. 3 Zet de camera aan. Op de monitor verschijnt een welkomstscherm, gevolgd door het PictBridge-weergavescherm.
❚❚ Foto's een voor een afdrukken 1 Selecteer een foto. Druk op 4 of 2 om andere foto’s weer te geven of druk op de knop X om in te zoomen op het huidige beeld (p. 234). Als u zes foto’s tegelijk wilt weergeven, drukt u op de knop W. Gebruik de multi-selector om foto’s te markeren of druk op de knop X om de gemarkeerde foto schermvullend weer te geven. 2 Geef de afdrukopties weer. Druk op J om de afdrukopties voor PictBridge weer te geven.
3 Pas de afdrukopties aan. Druk op 1 of 3 om een optie te markeren en druk op 2 om de optie te selecteren. Optie Beschrijving Het menu rechts wordt weergegeven. Druk op 1 of 3 om de paginagrootte te kiezen. (Als u wilt afdrukken met de Paginastandaard paginagrootte voor de grootte huidige printer, selecteert u Printerstandaard.) Druk vervolgens op J om de optie te selecteren en terug te keren naar het vorige menu. Het menu rechts wordt weergegeven.
Optie Uitsnijden 4 Beschrijving Het menu rechts wordt weergegeven. Als u wilt afsluiten zonder de foto uit te snijden, markeert u Niet uitsnijden en drukt u op J. Als u de foto wilt uitsnijden, markeert u Uitsnijden en drukt u op 2. Als u Uitsnijden selecteert, verschijnt het rechts afgebeelde venster. Druk op X om de uitsnede te vergroten of op W om de uitsnede te verkleinen. Gebruik de multi-selector om de positie van de uitsnede te bepalen en druk op J. Start het afdrukken.
Meerdere foto’s afdrukken 1 Geef het PictBridge-menu weer. Druk in het PictBridge-weergavescherm op de knop G (zie Stap 3 op pagina 245). G-knop 2 Kies Print selectie of Print (DPOF). Markeer een van de volgende opties en druk op 2. • Print selectie: foto’s selecteren om af te drukken. • Print (DPOF): een bestaande printopdracht afdrukken die u hebt gemaakt via de optie Printopdracht (DPOF) in het weergavemenu (p. 253). De huidige printopdracht wordt weergegeven in stap 3.
3 Selecteer foto’s. Gebruik de multi-selector om naar de foto’s op de geheugenkaart te gaan. Druk op de knop X als u de huidige foto schermvullend wilt weergeven. L knop Als u de huidige foto wilt selecteren om af te drukken, drukt u op de knop L en vervolgens op 1. De foto wordt aangeduid met het pictogram Z en het aantal afdrukken wordt ingesteld op 1. Houd de knop L ingedrukt en druk op 1 of 3 om het gewenste aantal afdrukken (maximaal 99) op te geven.
5 Pas de afdrukopties aan. Druk op 1 of 3 om een optie te markeren en druk op 2 om de optie te selecteren. Optie Beschrijving Het menu Paginagrootte (p. 247) wordt weergegeven. Druk op 1 of 3 om de paginagrootte te kiezen. (Als u wilt afdrukken met de standaard paginagrootte voor de Paginahuidige printer, selecteert u Printerstandaard.) Druk grootte vervolgens op J om de optie te selecteren en terug te keren naar het vorige menu. Het menu Rand (p. 247) wordt weergegeven.
❚❚ Indexprints maken Als u een indexprint wilt maken van alle JPEG-foto’s op de geheugenkaart, selecteert u Indexprint in Stap 2 van “Meerdere foto’s afdrukken” (p. 249). Als de geheugenkaart meer dan 256 foto’s bevat, worden alleen de eerste 256 foto’s afgedrukt. 1 Selecteer Indexprint. Markeer Indexprint in het PictBridge-menu (p. 249) en druk op 2. Het bevestigingsvenster rechts wordt weergegeven. 2 Geef de afdrukopties weer. Druk op J om de afdrukopties voor PictBridge weer te geven.
❚❚ Een DPOF-printopdracht maken: printopdracht Met de optie Printopdracht (DPOF) in het weergavemenu kunt u digitale printopdrachten samenstellen voor PictBridge-compatibele printers en apparaten die DPOF ondersteunen. Als u Printopdracht (DPOF) selecteert in het weergavemenu, verschijnt het menu uit stap 1. 1 Kies Selecteren/instellen. Markeer Selecteren/instellen en druk op 2. 2 Selecteer foto’s. Gebruik de multi-selector om naar de foto’s op de geheugenkaart te gaan.
3 Selecteer opties voor het afdrukken van de datum en opname-info. Markeer de volgende opties en druk op 2 om de gemarkeerde optie in of uit te schakelen. (Als u de printopdracht wilt voltooien zonder deze informatie op te nemen, gaat u verder met stap 4.) • Opname-info printen: sluitertijd en diafragma worden afgedrukt op alle foto’s in de printopdracht. • Datum printen: de opnamedatum wordt afgedrukt op alle foto's in de printopdracht. 4 Voltooi de printopdracht.
Foto’s op televisie bekijken Met de meegeleverde EG-D100 videokabel kunt u de camera verbinden met een televisie of videorecorder voor weergave of opname. Met een type C HDMI-kabel met ministekker (HighDefinition Multimedia Interface) (apart verkrijgbaar) kunt u de camera verbinden met high-definition videoapparaten. Standard-definition apparaten De camera aansluiten op een gewone televisie: 1 Zet de camera uit. Zet de camera altijd uit voordat u de videokabel aansluit of loskoppelt.
A Videostand (p. 333) Controleer of de videostandaard overeenkomt met de standaard van het videoapparaat. Houd er rekening mee dat de resolutie lager is wanneer beelden worden weergegeven op een PAL-apparaat. A Weergave op televisie Voor langdurige weergave wordt het gebruik van een EH-5a of EH-5 lichtnetadapter (apart verkrijgbaar) aanbevolen. Wanneer de EH-5a of EH-5 is aangesloten, wordt de optie Monitor uit ingesteld op tien minuten en worden de belichtingsmeters niet automatisch uitgeschakeld.
High-definition apparaten De camera kan worden verbonden met HDMI-apparaten via een type C HDMI-kabel met ministekker (apart in de handel verkrijgbaar). 1 Zet de camera uit. Zet de camera altijd uit voordat u een HDMI-kabel aansluit of loskoppelt. 2 Sluit de HDMI-kabel aan zoals hieronder wordt weergegeven. Aansluiten op camera Aansluiten op highdefinition apparaat 3 4 Stem het apparaat af op het HDMI-kanaal. Zet de camera aan en druk op de knop K.
Q 258
UMenugids In dit hoofdstuk worden de beschikbare opties in de cameramenu's beschreven. D Het weergavemenu: beelden beheren.............................. p. 260 C Het opnamemenu: opnameopties..................................... p. 268 A Persoonlijke instellingen: camera-instellingen fijnafstellen .............................................................................. p. 280 B Het setup-menu: basisinstellingen van de camera ........... p. 331 N Het retoucheermenu: geretoucheerde kopieën maken .......
D Het weergavemenu: beelden beheren Het weergavemenu bevat de hieronder genoemde opties. Voor informatie over het gebruik van het weergavemenu, zie “Tutorial: Cameramenu’s”.
Meerdere foto’s selecteren Ga als volgt te werk als u meerdere foto’s wilt selecteren voor Wissen (p. 262), Beeld verbergen (p. 263), Printopdracht (DPOF) (p. 267) of direct afdrukken (p. 249): 1 Markeer een foto. Houd de knop X ingedrukt als u de gemarkeerde foto schermvullend wilt weergeven. 2 X knop Druk op het midden van de multi-selector om de gemarkeerde foto te selecteren. Geselecteerde foto’s worden aangeduid met een pictogram.
3 Herhaal stap 1 en 2 als u nog meer foto’s wilt selecteren. U verwijdert een foto uit de selectie door deze te markeren en op het midden van de multi-selector te drukken. 4 Druk op J om de bewerking te voltooien. J knop Er wordt een bevestigingsvenster weergegeven. Markeer Ja en druk op J. Wissen Selecteer deze optie als u foto’s wilt wissen. Beveiligde en verborgen beelden worden niet gewist. Optie Q Selectie R Alle U 262 Beschrijving Geselecteerde foto’s wissen.
Weergavemap Kies een map voor weergave. Optie ND700 (standaard) Alle Huidige Beschrijving Alle foto’s in mappen die met de D700 zijn gemaakt, zijn zichtbaar tijdens de weergave. Foto’s in alle mappen zijn zichtbaar tijdens de weergave. Alleen foto’s in de huidige map zijn zichtbaar tijdens de weergave. Beeld verbergen Geselecteerde foto’s verbergen of weergeven. Verborgen foto’s zijn alleen zichtbaar in het menu Beeld verbergen en kunnen alleen worden verwijderd door de geheugenkaart te formatteren.
Weergavestand Kies de informatie die wordt weergegeven in het scherm met foto-informatie (p. 220). Druk op 1 of 3 om een optie te markeren en druk vervolgens op 2 om de optie voor het scherm met foto-informatie te selecteren. Geselecteerde items worden aangeduid met een vinkje (L). U kunt de selectie ongedaan maken door het item te markeren en op 2 te drukken. Markeer Gereed en druk op 2 om terug te keren naar het weergavemenu.
Beeld terugspelen Kies of beelden direct na de opname automatisch op de monitor worden getoond. Optie Aan Uit (standaard) Beschrijving Na de opname worden de foto’s automatisch op de monitor weergegeven. Foto’s worden alleen weergegeven als u op de knop K drukt. Na verwijderen Kies de foto die wordt weergegeven nadat u een foto hebt verwijderd. Optie Toon S volgende (standaard) Beschrijving De volgende foto wordt weergegeven.
Diashow Geef de foto’s in de huidige weergavemap in een diashow weer (p. 263). Verborgen beelden (p. 263) worden niet weergegeven. Optie Start Tussenpauze Beschrijving Start de diashow. Kies hoe lang elke foto tijdens de diashow wordt weergegeven. U start de diashow door Start te markeren en op J te drukken. Tijdens de diashow kunt u de volgende handelingen uitvoeren.
Printopdracht (DPOF) Kies Selecteren/instellen om foto’s te selecteren die u wilt afdrukken met een DPOF-compatibel apparaat (p. 253). Kies Alles deselecteren? als u alle foto’s uit de huidige printopdracht wilt verwijderen.
C Het opnamemenu: opnameopties Het opnamemenu bevat de onderstaande opties. Voor informatie over het gebruik van het opnamemenu, zie “Tutorial: Cameramenu’s“ (p. 26). Optie Geheugenbank opnamemenu Opnamemenu terugzetten Actieve map Naamgeving bestanden Beeldkwaliteit Beeldgrootte Beeldgebied JPEG-compressie NEF (RAW)-opname Witbalans Beeldinstelling kiezen Beeldinstelling beheren Kleurruimte Actieve D-Lighting Vignetteringscorrectie Ruisonderdr.
Geheugenbank opnamemenu De opties in het opnamemenu worden opgeslagen in een van vier geheugenbanken. Wijzigingen in de instellingen in de ene bank zijn niet van invloed op de andere banken, behalve in het geval van Meervoudige belichting en Intervalopnamen. Als u een bepaalde combinatie van veelgebruikte instellingen wilt opslaan, selecteert u een van de vier banken en brengt u de gewenste instellingen aan. De nieuwe instellingen worden opgeslagen in de bank en blijven behouden, ook als u de camera uitzet.
2 Voer een naam in. Toetsenbordveld U verplaatst de cursor in het naamveld door de knop W ingedrukt te houden en op 4 of 2 te drukken. Als u een nieuw teken wilt invoeren op de huidige cursorpositie, markeert Naamveld u het gewenste teken in het toetsenbordveld met behulp van de multi-selector en drukt u op het midden van de multi-selector. U verwijdert het teken op de huidige cursorpositie door op de knop O te drukken.
Opnamemenu terugzetten Kies deze optie als u de standaardinstellingen voor de huidige geheugenbank voor het opnamemenu wilt herstellen. Zie pagina 419 voor een lijst met standaardinstellingen. Met uitzondering van beeldkwaliteit, beeldgrootte, witbalans en ISO-gevoeligheid worden de instellingen in het opnamemenu niet hersteld wanneer u een reset met twee knoppen (p. 196) uitvoert. Optie Ja Nee (standaard) Beschrijving De standaardinstellingen voor de huidige geheugenbank voor het opnamemenu herstellen.
Actieve map Selecteer de map waarin de volgende beelden worden opgeslagen. ❚❚ Nieuw mapnummer 1 Selecteer Nieuw mapnummer. Markeer Nieuw mapnummer en druk op 2. 2 Kies een mapnummer. Druk op 4 of 2 om een cijfer te markeren en druk op 1 of 3 om het cijfer te wijzigen. Als er al een map met het geselecteerde nummer bestaat, wordt het pictogram W, X of Y links van het mapnummer weergegeven: • W : Map is leeg. • X : Map is gedeeltelijk vol. • Y : Map bevat 999 foto’s of een foto met het nummer 9999.
❚❚ Map selecteren 1 Kies Map selecteren. Markeer Map selecteren en druk op 2. 2 Markeer een map. Druk op 1 of 3 om een map te markeren. 3 Selecteer de gemarkeerde map. Druk op J om de gemarkeerde map te selecteren en terug te keren naar het opnamemenu. (Als u wilt afsluiten zonder de actieve map te wijzigen, drukt u op de knop G.) De volgende opnamen worden in de geselecteerde map opgeslagen.
Naamgeving bestanden Foto’s worden opgeslagen met een bestandsnaam die bestaat uit “DSC_” of “_DSC” (foto’s met de kleurruimte Adobe RGB), gevolgd door een viercijferig getal en een extensie van drie letters (bijv. “DSC_0001.JPG”). Met de optie Naamgeving bestanden kunt u het gedeelte “DSC” van de bestandsnaam vervangen door drie andere letters. Voor informatie over het bewerken van bestandsnamen raadpleegt u stap 2 en 3 van ”Geheugenbanken voor het opnamemenu hernoemen” (p. 270).
JPEG-compressie Geef aan of u JPEG-afbeeldingen wilt comprimeren tot een vaste grootte of de bestandsgrootte wilt variëren voor een betere beeldkwaliteit (p. 67). NEF (RAW)-opname Kies opties voor de compressie en bitdiepte van NEF (RAW)afbeeldingen (p. 67). Witbalans Pas de witbalansinstellingen aan (p. 140). Beeldinstelling kiezen Selecteer een van de vooraf geïnstalleerde beeldinstellingen om de instellingen voor beeldverwerking direct aan te passen (p. 160).
Actieve D-Lighting Deze optie kan worden gebruikt om te voorkomen dat details in hoge lichten en schaduwen verloren gaan (p. 179). Kies tussen Automatisch, Hoog, Normaal, Laag en Uit (standaardinstelling). Vignetteringscorrectie “Vignettering” is een vermindering van de helderheid aan de randen van foto's. De effecten hiervan hangen af van het gebruikte objectief en zijn het meest opvallend bij een maximaal diafragma.
Ruisonderdr. lange sluitertijd Geef aan of ruis moet worden onderdrukt in foto's die met een lange sluitertijd zijn gemaakt. Optie Aan Beschrijving Foto’s die zijn gemaakt met een sluitertijd van langer dan 1 sec., worden bewerkt om ruis te onderdrukken. Tijdens deze bewerking neemt de capaciteit van het buffergeheugen af. De aanduiding “l m” knippert in de sluitertijd- en diafragmaweergave gedurende een tijdsduur die ongeveer gelijk is aan de ingestelde sluitertijd.
Hoge ISO ruisonderdrukking Foto’s die worden gemaakt met een hoge ISO-gevoeligheid, kunnen worden bewerkt om ruis te verminderen. Optie S Hoog Normaal T (standaard) U Laag Uit Beschrijving Er wordt ruisonderdrukking toegepast bij een ISOgevoeligheid van ISO 2000 of hoger. Tijdens de bewerking van foto’s neemt de capaciteit van het buffergeheugen af. Kies de hoeveelheid ruisonderdrukking die wordt toegepast: Hoog, Normaal of Laag.
Intervalopnamen Maak automatisch foto’s met vooraf ingestelde intervallen. Gebruik deze optie voor intervalfilms van bijvoorbeeld een ontluikende bloem of een vlinder die uit zijn cocon kruipt (p. 203).
A Persoonlijke instellingen: camera-instellingen fijnafstellen U gebruikt de persoonlijke instellingen om de camera-instellingen aan uw voorkeuren aan te passen. Naast de persoonlijke instellingen B(Geheugenbank pers. inst.) en A (Herstel pers. instellingen) zijn de instellingen in het menu Persoonlijke instellingen onderverdeeld in de zes groepen die rechts worden weergegeven. Hoofdmenu U 280 B: Geheugenbank A: Herstel pers. pers. inst. (p. 282) instellingen (p.
De volgende persoonlijke instellingen zijn beschikbaar. Persoonlijke instelling Geheugenbank pers. B inst. Herstel pers.
C: Geheugenbank pers. inst. Persoonlijke instellingen worden opgeslagen in een van vier banken. Wijzigingen in de instellingen in de ene bank zijn niet van invloed op de andere banken. Als u een bepaalde combinatie van veelgebruikte instellingen wilt opslaan, selecteert u een van de vier banken en brengt u de gewenste instellingen aan. De nieuwe instellingen worden opgeslagen in de bank en blijven behouden, ook als u de camera uitzet. De instellingen worden toegepast wanneer u de bank selecteert.
a: Autofocus a1: Selectie AF-C-prioriteit Deze optie bepaalt of u in de stand continu-AF altijd foto’s kunt maken wanneer u de ontspanknop indrukt (ontspanprioriteit) of alleen als de camera heeft scherpgesteld (scherpstelprioriteit). U selecteert continu-AF door de selector voor de scherpstelstand naar C te draaien. Selector scherpstelstand Optie Ontspannen G (standaard) Beschrijving Wanneer de ontspanknop wordt ingedrukt, wordt altijd een foto gemaakt.
a2: Selectie AF-S-prioriteit Deze optie bepaalt of u in de Selectieknop scherpstelstand enkelvoudige AF-stand alleen foto’s kunt maken wanneer de camera heeft scherpgesteld (scherpstelprioriteit) of dat u altijd foto's kunt maken wanneer de ontspanknop wordt ingedrukt (ontspanprioriteit). U selecteert enkelvoudige AF door de selector voor de scherpstelstand naar S te draaien. Optie Beschrijving Wanneer de ontspanknop wordt ingedrukt, wordt er G Ontspannen altijd een foto gemaakt.
a3: Dynamisch AF-veld Als het onderwerp het geselecteerde scherpstelpunt verlaat wanneer dynamisch veld-AF (I, p. 74) is geselecteerd in de stand continu-AF (scherpstelstand C, p. 72), stelt de camera scherp op basis van informatie uit de omringende scherpstelpunten. Kies 9, 21 of 51 scherpstelpunten op basis van de beweging van het onderwerp. Alleen het actieve scherpstelpunt wordt weergegeven in de zoeker. De overige scherpstelpunten leveren informatie ter ondersteuning van de scherpstelling.
Optie f 51 punten (3D-tracking) A Beschrijving Als het onderwerp het geselecteerde scherpstelpunt verlaat, gebruikt de camera 3Dtracking om het onderwerp te volgen en wordt zo nodig een nieuw scherpstelpunt geselecteerd. Kies deze optie als u foto’s met onderwerpen die grillig van de ene naar de andere kant bewegen (zoals tennisspelers), snel wilt kadreren. Als het onderwerp de zoeker verlaat, laat u de ontspanknop los en kadreert u de foto opnieuw met het onderwerp in het geselecteerde scherpstelpunt.
a4: Focus Tracking met Lock-On Deze optie bepaalt hoe de automatische scherpstelling reageert op plotselinge grote veranderingen in de afstand tot het onderwerp. Optie C Lang Normaal D (standaard) E Kort Uit Beschrijving Als de afstand tot het onderwerp plotseling verandert, wacht de camera gedurende de ingestelde periode (lang, normaal of kort) alvorens de afstand tot het onderwerp aan te passen.
a6: Verlichting scherpstelpunt Kies of het actieve scherpstelpunt rood oplicht in de zoeker. Optie Beschrijving Het geselecteerde scherpstelpunt licht zo nodig Automatisch automatisch op, zodat het contrasteert met de achtergrond. (standaard) De DX-uitsnede wordt aangegeven door het beeld in de zoeker. Het geselecteerde scherpstelpunt licht altijd op, ongeacht de helderheid van de achtergrond. De DX-uitsnede wordt aangegeven door het beeld in de zoeker.
a8: Selectie scherpstelpunt Kies het aantal scherpstelpunten dat beschikbaar is bij handmatige selectie van het scherpstelpunt. Optie B 51 punten (standaard) A 11 punten Beschrijving Kies uit de 51 scherpstelpunten die rechts worden weergegeven. Kies uit de 11 scherpstelpunten die rechts worden weergegeven. Kies deze optie voor een snelle selectie van het scherpstelpunt.
a9: AF-hulpverlichting Kies of de ingebouwde AF-hulpverlichting bij weinig licht gaat branden ter ondersteuning van de scherpstelling. Optie Beschrijving De AF-hulpverlichting gaat branden bij weinig licht. De AFhulpverlichting is alleen beschikbaar als aan de twee volgende voorwaarden wordt voldaan: Aan 1. Enkelvoudige autofocus is geselecteerd als scherpstelstand (standaard) (p. 72). 2. Automatisch veld-AF is gekozen als AF-veldstand (p.
a10: Functie AF-ON-knop MB-D10 Kies de functie die u wilt toewijzen aan de knop B op het optionele MB-D10 battery pack. Optie AF-ON A (standaard) AE/AFB vergrendeling AEC vergrendeling AE-vergr. D (herstel na ontspan.) AEE vergrendeling (vast) AFvergrendeling Zelfde als G FUNC.-knop F Beschrijving Wanneer u op de knop B op de MB-D10 drukt, wordt autofocus geactiveerd. De scherpstelling en belichting blijven vergrendeld zolang de knop B op de MB-D10 wordt ingedrukt.
b: Lichtmeting/Belichting b1: ISO-stapgrootte Deze optie bepaalt of aanpassingen in de gevoeligheid worden aangebracht in stappen die equivalent zijn met 1/3 LW, 1/2 LW of 1 LW. Optie H 1/3 stop (standaard) I 1/2 stop J 1 stop b2: Stapgrootte inst. belichting Deze optie bepaalt of aanpassingen in sluitertijd, diafragma en bracketing worden aangebracht in stappen die equivalent zijn met 1/3 LW, 1/2 LW of 1 LW.
b4: Eenv. belichtingscorrectie Deze optie bepaalt of de knop E moet worden gebruikt om de belichtingscorrectie in te stellen (p. 128). Als Aan (auto-herstel) of Aan is geselecteerd, knippert de 0 in het midden van de belichtingsaanduiding, zelfs als de belichtingscorrectie is ingesteld op ±0. Optie K Aan (auto-herstel) Aan Uit (standaard) Beschrijving U kunt de belichtingscorrectie instellen door aan een van de instelschijven te draaien (zie de onderstaande opmerking).
b5: Grootte meetgebied Bij het berekenen van de belichting wordt bij centrumgerichte meting het grootste gewicht toegekend aan een cirkel in het midden van het beeld. De diameter (φ ) van deze cirkel kan worden ingesteld op 8, 12, 15 of 20 mm of op het gemiddelde van het hele beeld.
2 Selecteer Ja. Het bericht rechts wordt weergegeven. Markeer Ja en druk op 2 om verder te gaan of selecteer Nee om af te sluiten zonder de belichting te wijzigen. 3 Selecteer een lichtmeetmethode. Markeer Matrixmeting, Centrumgericht of Spotmeting en druk op 2. 4 Kies een belichtingswaarde. Druk op 1 of 3 om een belichtingswaarde te kiezen tussen +1 en –1 LW. Druk op J om de wijzigingen op te slaan en af te sluiten.
c: Timers/AE-vergrendeling c1: AE-vergr. ontspanknop Bij de standaardinstelling Uit wordt de belichting alleen vergrendeld als op dep AE-L/AF-L-knop wordt gedrukt. Als Aan is geselecteerd, wordt de belichting ook vergrendeld als de ontspanknop half wordt ingedrukt. c2: Lichtmeter automatisch uit Deze optie bepaalt hoe lang de camera de belichting blijft meten wanneer er geen handelingen worden uitgevoerd. U hebt de keuze uit 4 sec., 6 sec., 8 sec., 16 sec., 30 sec., 1 min., 5 min., 10 min., 30 min.
c3: Vertraging zelfontspanner Deze optie bepaalt de duur van de ontspanvertraging in de zelfontspannerstand. U hebt de keuze uit 2 sec., 5 sec., 10 sec. en 20 sec. Optie 2 sec. 5 sec. 10 sec. c (standaard) d 20 sec. a b c4: Monitor uit Deze optie bepaalt hoe lang de monitor ingeschakeld blijft als er geen handelingen worden uitgevoerd tijdens weergave en terugspelen van beelden of wanneer menu's of opname-informatie worden weergegeven. U hebt de keuze uit 4 sec. (standaard voor beeld terugspelen), 10 sec.
d: Opnemen/Weergeven d1: Signaal Kies Hoog of Laag voor het geluid dat wordt weergegeven wanneer de zelfontspanner wordt gebruikt of de camera scherpstelt in de enkelvoudige AF-stand. (Er klinkt geen geluid als Ontspannen is geselecteerd voor persoonlijke instelling a2 ( Selectie AF-S-prioriteit, p. 284.) Optie y Hoog (standaard) z Laag Uit Beschrijving Kies de toonhoogte voor het signaal uit Hoog en Laag. Het pictogram c wordt weergegeven in het lcd-venster en in de opnameinformatieweergaven.
d4: Opnamesnelheid in CL-stand Deze optie bepaalt de maximale beeldsnelheid in de stand CL (Continu laag). (Bij intervalopnamen bepaalt deze instelling ook de beeldsnelheid in de stand Enkel beeld.) Kies een waarde tussen één en zeven beelden per seconde (bps). De standaardinstelling is 3 bps. Bij lange sluitertijden kan de beeldsnelheid afnemen tot onder de geselecteerde waarde en zonder het optionele MB-D10 battery pack is de maximale beeldsnelheid 5 bps. d5: Max. aant.
d6: Opeenvolgende nummering Wanneer u een foto maakt, verhoogt de camera het laatst gebruikte bestandsnummer met één en wordt deze naam voor het nieuwe bestand gebruikt. Deze optie bepaalt of de bestandsnummering doorgaat vanaf het laatst gebruikte nummer wanneer een nieuwe map wordt gemaakt, de geheugenkaart wordt geformatteerd of een nieuwe geheugenkaart in de camera wordt geplaatst.
d7: Weergave opname-info Bij de standaardinstelling Automatisch (AUTO) verandert de kleur van de tekens in de informatieweergave (p. 12) automatisch van zwart in wit of van wit in zwart om te zorgen voor voldoende contrast met de achtergrond. Als u altijd dezelfde kleur wilt gebruiken, selecteert u Handmatig en kiest u Donker op licht (B, zwarte tekens) of Licht op donker (W, witte tekens). De helderheid van de monitor wordt automatisch aangepast voor een maximaal contrast met de geselecteerde tekstkleur.
d8: LCD-verlichting Bij de standaardinstelling Uit brandt de achtergrondverlichting van het lcd-venster (lcd-verlichting) alleen als de hoofdschakelaar op D staat. Als Aan is geselecteerd, wordt het lcd-venster verlicht wanneer de belichtingsmeters zijn ingeschakeld (p. 48). Selecteer Uit als u de batterij wilt sparen. d9: Spiegelvoorontspanning Bij de standaardinstelling Uit wordt de sluiter ontspannen wanneer de ontspanknop wordt ingedrukt.
A AA-batterijen gebruiken EN-EL4a of EN-EL4 oplaadbare Li-ionbatterijen (apart verkrijgbaar) of EN-EL3e oplaadbare Li-ionbatterijen worden aanbevolen voor de beste prestaties. Met AA-batterijen (p. 436) kunt u minder foto's nemen. De capaciteit van AAbatterijen neemt aanzienlijk af bij temperaturen lager dan 20 °C en hangt af van het merk en de opslagomstandigheden. In sommige gevallen werken batterijen mogelijk niet meer voordat hun vervaldatum is verstreken.
d11: Batterijvolgorde Kies of de batterij in de camera of de batterijen in het battery pack het eerst worden gebruikt als een optioneel MB-D10 battery back is bevestigd. Optie Beschrijving MB-D10 batterijen eerst De camerabatterij wordt alleen gebruikt als 5 (standaard) de batterijen in de MB-D10 leeg zijn. De batterijen in de MB-D10 worden alleen 6 Camerabatterij eerst gebruikt als de camerabatterij leeg is.
e: Bracketing/Flits e1: Flitssynchronisatie snelheid Deze optie bepaalt de flitssynchronisatiesnelheid. Optie 1/320 sec. (auto FP) 1/250 sec. (auto FP) 1/250 sec. (standaard) 1/200 sec. 1/160 sec. 1/125 sec. 1/100 sec. 1/80 sec. 1/60 sec. Beschrijving Gebruik automatische snelle FP-synchronisatie bij de SB-900, SB-800, SB-600 en SB-R200 flitsers. Als u een andere flitser gebruikt, wordt de sluitertijd ingesteld op 1/320 sec. Als de camera een sluitertijd van 1/320 sec.
Flitssturing bij 1/320 sec. (auto FP) Als 1/320 sec. (auto-FP) is geselecteerd voor persoonlijke instelling e1 (Flitssynchronisatie snelheid, p. 305), kunnen de ingebouwde flitser en optionele flitsers SB-900, SB-800, SB-600 en SB-R200 worden gebruikt met sluitertijden tot 1/320 s; voor snellere tijden is de automatische snelle FP-synchronisatie beschikbaar met optionele flitsers SB-900, SB-800, SB-600 en SB-R200. Flitssynchronisatiesnelheid 1/320 sec. (auto FP) 1/250 sec. (auto FP) 1/250 sec.
D De flitsgereedaanduiding Als de flitser op de maximale sterkte flitst, begint de flitsgereedaanduiding in de zoeker te knipperen als waarschuwing dat de foto mogelijk is onderbelicht. De flitsgereedaanduiding van optionele flitsers knippert niet als 1/320 sec. (auto FP) is geselecteerd.
e2: Langste sluitertijd bij flits Deze optie bepaalt de langst mogelijke sluitertijd bij synchronisatie op het eerste of tweede gordijn of rode-ogenreductie in de belichtingsstanden Programma-automatiek en Diafragmavoorkeuze. (Ongeacht de gekozen instelling kunt u de sluitertijd instellen op een waarde van maximaal 30 sec.
e3: Flitssturing ingeb. flitser Kies de flitsstand voor de ingebouwde flitser. Optie DDL 1 (standaard) 2 Handmatig Beschrijving De flitssterkte wordt automatisch aangepast aan de opnameomstandigheden. Kies de flitssterkte (p. 310). De flitser flitst herhaaldelijk terwijl de sluiter is geopend, 3 Stroboscowaardoor het effect van een stroboscooplamp ontstaat pisch flitsen (p. 310). Gebruik de ingebouwde flitser als een hoofdflitser die Commander 4 een of meer optionele flitsers op afstand aanstuurt stand (p.
❚❚ Handmatig Kies een flitssterkte tussen Volle flits en 1/128 (1/128 van de volledige sterkte). Op vol vermogen heeft de ingebouwde flitser een richtgetal van 18 (m, ISO 200, 20°C). ❚❚ Stroboscopisch flitsen De flitser flitst herhaaldelijk terwijl de sluiter is geopend, waardoor het effect van een stroboscooplamp ontstaat. Druk op 4 of 2 om de onderstaande opties te markeren. Druk op 1 of 3 om de instelling te wijzigen.
❚❚ Commanderstand Gebruik de ingebouwde flitser als hoofdflitser die een of meer optionele SB-900, SB-800, SB-600 of SB-R200 flitsers in maximaal twee groepen (A en B) op afstand aanstuurt met behulp van geavanceerde draadloze flitssturing. Als u deze optie selecteert, wordt het menu rechts weergegeven. Druk op 4 of 2 om de onderstaande opties te markeren. Druk op 1 of 3 om de instelling te wijzigen. Optie Ingeb.
Voer de onderstaande stappen uit om foto’s te maken in de commanderstand. 1 Wijzig de instellingen voor de ingebouwde flitser. Kies de flitssturingsstand en de flitssterkte voor de ingebouwde flitser. De flitssterkte kan niet worden aangepast in de stand – –. 2 Pas de instellingen aan voor groep A. Kies de flitssturingsstand en de flitssterkte voor de flitsers in groep A. 3 Pas de instellingen aan voor groep B. Kies de flitssturingsstand en de flitssterkte voor de flitsers in groep B.
6 Kadreer de opname. Kadreer de opname en plaats de flitsers, zoals hieronder wordt aangegeven. Houd er rekening mee dat de maximale afstand waarop de externe flitsers kunnen worden geplaatst, afhangt van de opnameomstandigheden. 10 m of minder 60 ° of minder 30 ° of minder 30 ° of minder Flitser op afstand 60 ° of minder 7 De sensors voor draadloze bediening op de flitsers moeten naar de camera Camera (ingebouwde zijn gericht.
A De weergave van de flitssynchronisatiestand M wordt niet als flitssynchronisatiestand weergegeven in het lcd-venster als – – is geselecteerd voor Ingeb. flitser > Stand. A Flitscorrectie De flitscorrectiewaarde die is geselecteerd met de knop Y (M) en de secundaire instelschijf wordt opgeteld bij de flitscorrectiewaarden die zijn geselecteerd voor de ingebouwde flitser, groep A en groep B in het menu Commanderstand.
e4: Instellicht Als Aan (standaardinstelling) is geselecteerd wanneer de ingebouwde flitser of een optionele SB-900, SB-800, SB-600 of SB-R200 flitser wordt gebruikt, wordt een instellicht afgegeven wanneer de knop voor scherptedieptevoorbeeld op de camera wordt ingedrukt (p. 115). Er wordt geen instellicht gebruikt als Uit is geselecteerd. e5: Inst. voor auto bracketing Kies de instelling of instellingen die worden gewijzigd wanneer auto bracketing (p. 130) wordt toegepast.
e6: Auto bracketing (M-stand) Deze optie bepaalt welke instellingen worden gevarieerd wanneer AE & flits of Alleen AE is geselecteerd voor persoonlijke instelling e5 in de handmatige belichtingsstand.
e7: Bracketingvolgorde Bij de standaardinstelling MTR > onder > boven (H) wordt bracketing uitgevoerd in de volgorde die wordt beschreven op pagina 132 en 136. Als Onder> MTR> boven> (I) is geselecteerd, worden opnamen gemaakt van de laagste naar de hoogste waarde.
f: Bediening f1: Schakelaar D Kies de functie die wordt uitgevoerd door de hoofdschakelaar naar de stand D te draaien. Optie Beschrijving LCD-verlichting (D) Het lcd-venster wordt 6 sec. verlicht. D (standaard) Het lcd-venster wordt verlicht en de opname0 Beide informatie wordt op de monitor weergegeven. f2: Centrale knop multi-selector Deze optie bepaalt welke bewerking wordt uitgevoerd wanneer u op het midden van de multi-selector drukt in de opname- of weergavestand.
❚❚ Weergavestand Als u Weergavestand selecteert, worden de volgende opties weergegeven. n Optie Miniatuur aan/uit (standaard) o Histogrammen weergeven p Zoom aan/ uit u Map selecteren Beschrijving Druk op het midden van de multi-selector om te schakelen tussen schermvullende weergave en miniatuurweergave. Als u in de schermvullende weergave of de miniatuurweergave op het midden van de multi-selector drukt, wordt een histogram weergegeven.
f4: Functie van multi-selector Als u bij de standaardinstelling Info13/Foto’s42 op 1 of 3 drukt in de schermvullende weergave, wordt de weergegeven opnameinformatie gewijzigd. Als u op 4 of 2 drukt, wordt een andere foto weergegeven. Als u de functie van de knoppen van de multi-selector wilt omdraaien, zodat een andere foto wordt weergegeven wanneer u op 1 of 3 drukt en de opname-informatie wordt gewijzigd wanneer u op 2 of 4 drukt, selecteert u Info42/Foto’s13.
Optie D E F s t L M N f g Beschrijving De belichting wordt vergrendeld wanneer de FnAE-vergr. knop wordt ingedrukt en blijft vergrendeld totdat (herstel na nogmaals op deze knop wordt gedrukt, de sluiter ontspan.) * wordt ontspannen of de belichtingsmeters worden uitgeschakeld. De belichting wordt vergrendeld wanneer de FnAEknop wordt ingedrukt en blijft vergrendeld totdat vergrendeling nogmaals op deze knop wordt gedrukt of de * (vast) belichtingsmeters worden uitgeschakeld.
Optie e m +NEF (RAW) * Virtuele horizon * Geen (standaard) Beschrijving Als de beeldkwaliteit is ingesteld op JPEG Fijn, JPEG Normaal of JPEG Basis, wordt “RAW” weergegeven in het lcd-venster en een NEF (RAW)kopie opgenomen bij de volgende foto die wordt gemaakt nadat op de Fn-knop is gedrukt. Als u wilt afsluiten zonder een NEF (RAW)-kopie op te nemen, drukt u nogmaals op de Fn-knop. De elektronische digitale belichtingsaanduiding werkt als een hellingmeter (p. 322).
❚❚ FUNC.-knop + schijven Als u FUNC.-knop + schijven selecteert voor persoonlijke instelling f5, worden de volgende opties weergegeven. Optie i h v w t I Beschrijving Druk op de Fn-knop en draai aan de hoofdinstelschijf Kies om het beeldgebied te kiezen (p. 58). Niet beeldgebied beschikbaar bij meervoudige belichting. Vergrendeling van sluitertijd (standen S en M) of diafragma (standen A en M).
f6: Voorbeeldknop toewijzen Kies de functie die de knop voor scherptedieptevoorbeeld vervult wanneer u deze alleen gebruikt (Voorbeeldknop indrukken) of in combinatie met de instelschijven (Voorbeeld + instelschijven). De beschikbare opties zijn gelijk aan die voor FUNC.-knop indrukken (p. 320) en FUNC.knop + schijven (p. 323), behalve dat Voorbeeld de standaardinstelling is voor Voorbeeldknop indrukken en Geen de standaardinstelling is voor Voorbeeld + instelschijven.
f7: AE-L/AF-L knop toewijzen Kies de functie die de AE-L/AF-L-knop vervult wanneer u deze alleen gebruikt (AE-L/AF-L knop indrukken) of in combinatie met de instelschijven (AE-L/AF-L + instelschijven). De beschikbare opties voor AE-L/AF-L knop indrukken zijn gelijk aan die voor FUNC.-knop indrukken (p.320), behalve dat AE-L/AF-L knop indrukken standaard is ingesteld op AE-L/AF-vergrendeling en de extra optie B heeft.
f8: Sltertijd en diafragma vergr. Gebruik deze optie om de sluitertijd te vergrendelen op de waarde die is geselecteerd in sluitertijdvoorkeuze of handmatige belichtingsstand, of het diafragma te vergrendelen op de waarde die is geselecteerd in diafragmavoorkeuze of handmatige belichtingsstand. Vergrendeling is niet beschikbaar in de stand programma-automatiek.
Optie Instellen diafragma Menu’s en weergave Beschrijving Bij de standaardinstelling Secundaire instelschijf kan het diafragma alleen worden aangepast met de secundaire instelschijf (of met de hoofdinstelschijf als Aan is geselecteerd voor Verwissel hoofd/secundair). Als Diafragmaring is geselecteerd, kan het diafragma alleen worden aangepast met de diafragmaring van het objectief en wordt het diafragma op de camera weergegeven in stappen van 1 LW.
f10: Knop loslaten voor instelsch. Deze optie maakt het mogelijk om instellingen die gewoonlijk worden toegepast door een knop ingedrukt te houden en aan een instelschijf te draaien, uit te voeren door aan de instelschijf te draaien nadat u de knop hebt losgelaten. Bij de standaardinstelling Nee moet u de knop ingedrukt houden terwijl u aan de instelschijf draait. Als Ja is geselecteerd, kunt u instellingen wijzigen door aan de instelschijf te draaien nadat u de knop hebt losgelaten.
f11: Geen geheugenkaart? Bij de standaardinstelling Ontgrendel ontspanknop kan de sluiter worden ontspannen als er geen geheugenkaart is geplaatst. Er worden geen beelden opgenomen (ze worden echter wel op de monitor weergegeven in de demostand). Als Vergrendel ontspanknop is geselecteerd, werkt de ontspanknop alleen als er een geheugenkaart in de camera is geplaatst.
f12: Aanduidingen omkeren Bij de standaardinstelling (V) worden de belichtingsaanduidingen in het lcd-venster, in de zoeker en in de opname-informatieweergave weergegeven met positieve waarden links en negatieve waarden rechts. Selecteer (W) als u negatieve waarden links wilt weergeven en positieve waarden rechts.
B Het setup-menu: basisinstellingen van de camera Het setup-menu bevat de hieronder genoemde opties. Voor informatie over het gebruik van het setup-menu, zie “Tutorial: Cameramenu’s” (p. 26).
Formatteer geheugenkaart Formatteer de kaart. Houd er rekening mee dat bij formatteren alle foto's en andere gegevens op de geheugenkaart permanent worden verwijderd. Maak daarom zo nodig kopieën voordat u de kaart formatteert. D Tijdens het formatteren Tijdens het formatteren mag u de camera niet uitzetten en de geheugenkaarten niet verwijderen. A Formatteren met twee knoppen U kunt geheugenkaarten ook formatteren door de knop Q (O en I) circa twee seconden ingedrukt te houden (p. 43).
Videostand Als u de camera via de videoaansluiting verbindt met een televisie of videorecorder, dient u ervoor te zorgen dat de videostand van de camera overeenkomt met de videostandaard van het apparaat (NTSC of PAL). HDMI De camera is uitgerust met een HDMI-ministekker (High-Definition Multimedia Interface) zodat u foto's kunt weergeven op highdefinition televisietoestellen of monitors met een kabel type C (in de handel apart verkrijgbaar).
Wereldtijd Wijzig de tijdzone, stel de cameraklok in, kies de datumnotatie en schakel de zomertijd in of uit. Optie Beschrijving Kies een tijdzone. De cameraklok wordt automatisch Tijdzone ingesteld op de tijd in de nieuwe tijdzone. Datum en tijd Stel de cameraklok in (p. 38). Kies de volgorde waarin dag, maand en jaar worden Datumnotatie weergegeven. Schakel de zomertijd in of uit. De cameraklok wordt automatisch een uur vooruit- of teruggezet. De Zomertijd standaardinstelling is Uit.
Beeldcommentaar Voeg tijdens het fotograferen commentaar toe aan nieuwe foto’s. U kunt het commentaar weergeven in ViewNX (meegeleverd) of Capture NX 2 (apart verkrijgbaar, p.388). Het commentaar wordt ook weergegeven op de derde pagina met foto-informatie. • Gereed: wijzigingen opslaan en terugkeren naar het setup-menu. • Commentaar invoeren: voer commentaar in, zoals wordt beschreven op pagina 270. Commentaar kan maximaal 36 tekens lang zijn.
Automatische beeldrotatie Foto’s die zijn gemaakt terwijl Aan (standaardoptie) is geselecteerd, bevatten informatie over de oriëntatie van de camera, waardoor ze automatisch kunnen worden gedraaid tijdens de weergave (p. 265) of wanneer ze worden bekeken met ViewNX of Capture NX 2 (apart verkrijgbaar, p. 388). De volgende oriëntaties worden vastgelegd: Liggend (landschap) Camera 90° rechtsom gedraaid Camera 90° linksom gedraaid De oriëntatie van de camera wordt niet vastgelegd als Uit is geselecteerd.
Stof referentiefoto Verzamel referentiegegevens voor de functie Stofverwijdering in Capture NX 2 (apart verkrijgbaar, raadpleeg de handleiding van Capture NX 2 voor meer informatie). Stof referentiefoto is alleen beschikbaar als een CPU-objectief op de camera is bevestigd. Een objectief met een brandpuntsafstand van minimaal 50 mm wordt aanbevolen. Als u een zoomobjectief gebruikt, moet u helemaal inzoomen. 1 Kies een startoptie. Markeer een van de volgende opties en druk op J.
2 Kadreer een egaal wit voorwerp in de zoeker. Houd het objectief op circa tien cm afstand van een goed verlicht, egaal wit voorwerp. Neem het voorwerp zo in beeld dat het de zoeker vult en druk vervolgens de ontspanknop half in. Bij autofocus wordt automatisch scherpgesteld op oneindig; bij handmatige scherpstelling moet de scherpstelling handmatig op oneindig worden ingesteld. 3 Verzamel referentiegegevens voor stofverwijdering.
D Referentiegegevens voor stofverwijdering Dezelfde referentiegegevens kunnen worden gebruikt voor foto’s die zijn gemaakt met verschillende objectieven of verschillende diafragma’s. Referentiefoto’s kunnen niet op de computer worden weergegeven met beeldbewerkingssoftware. Als u een referentiefoto op de camera bekijkt, wordt een rasterpatroon weergegeven. Histogrammen en hoge lichten worden niet weergegeven.
Batterij-informatie Geef informatie weer over de batterij die momenteel in de camera is geplaatst. Item Batt.lading Opnamen Kalibratie Gebr.duur U 340 Beschrijving Het huidige batterijniveau wordt weergegeven als een percentage. Het aantal malen dat de sluiter werd ontspannen met de huidige batterij sinds deze voor het laatst werd opgeladen. Denk eraan dat de camera de sluiter soms ontspant zonder een opname te maken, bijvoorbeeld bij het meten van de vooringestelde witbalans.
A Het MB-D10 battery pack De informatie die wordt weergegeven wanneer de camera wordt gevoed door een optioneel MB-D10 battery pack, hangt af van het soort batterijen dat wordt gebruikt. EN-EL3e EN-EL4a/EN-EL4 (optie) 8× AA (optie) Batt.lading ✔ ✔ ✔ Opnamen ✔ ✔ — Kalibratie — ✔ — Gebr.duur ✔ ✔ — Draadloze transmitter Deze optie wordt gebruikt om de instellingen aan te passen voor verbinding met een draadloos netwerk via een optionele WT-4 draadloze zender.
Beeld-authenticiteit Geef aan of u wilt dat gegevens over beeldauthenticiteit worden ingesloten in nieuwe foto’s op het moment dat ze worden genomen, zodat wijzigingen in de foto kunnen worden gedetecteerd met Nikon’s optionele Image Authentication-software. Gegevens over beeldauthenticiteit kunnen niet in bestaande foto’s worden ingesloten.
Copyrightinformatie Voeg copyrightinformatie toe aan foto's op het moment dat ze worden genomen. Copyrightinformatie is zichtbaar op de vierde pagina met foto-informatie (p. 228). • Gereed: wijzigingen opslaan en terugkeren naar het setup-menu. • Fotograaf: voer de naam van de fotograaf in zoals beschreven op pagina 270. De naam van de fotograaf kan maximaal 36 tekens bevatten. • Copyright: voer de naam van de copyrighthouder in zoals beschreven op pagina 270.
Instellingen opslaan/laden Selecteer Instellingen opslaan om de volgende instellingen op de geheugenkaart in de camera op te slaan. Zie p. 412).
Menu Optie Beeldsensor reinigen Videostand HDMI Wereldtijd (behalve datum en tijd) Taal (Language) Beeldcommentaar Setup Automatische beeldrotatie Beeld-authenticiteit Copyrightinformatie GPS Niet-CPU-objectief Alle items in Mijn menu Mijn menu/Recente Alle recente instellingen instellingen Tab kiezen Instellingen die zijn opgeslagen met de D700, kunnen worden hersteld met de optie Instellingen laden.
GPS Pas de instellingen aan voor aansluiting op een GPS-apparaat (p. 213). Virtuele horizon Geef een virtuele horizon weer op basis van de informatie van de sensor voor cameraoriëntatie. De virtuele horizon wordt groen weergegeven als de camera horizontaal is. D Gekantelde camera De virtuele horizon is niet nauwkeurig als de camera sterk voorwaarts of achterwaarts helt. Wanneer de camera er niet in slaagt om de hellingshoek te meten, wordt de weergave voor visuele horizon uitgeschakeld.
Fijnafstelling AF Fijnafstelling van de scherpstelling voor maximaal 12 objectieftypes. AFafstemming wordt in de meeste situaties afgeraden en kan hinderen bij normale scherpstelling; gebruik enkel indien nodig. Optie Beschrijving Fijnafstelling AF • Aan: AF-fijnafstelling inschakelen. • Uit (standaard): AF-fijnafstelling uitschakelen. (Aan/Uit) Stel AF af voor het huidige Scherpstelpunt objectief (enkel CPUHuidige objectieven). Druk op 1 of 3 verder van de camera waarde verwijderen.
D AF-fijnafstelling De camera kan mogelijk niet scherpstellen op de minimale afstand of op oneindig als AF-fijnafstelling wordt toegepast. D Statiefstand voor livebeeld Fijnafstelling wordt niet toegepast op autofocus met contrastdetectie als Statief is geselecteerd als stand voor livebeeld (p. 96). A Opgeslagen waarde Er kan voor elk type objectief slechts een waarde worden opgeslagen.
N Het retoucheermenu: geretoucheerde kopieën maken De opties in het retoucheermenu worden gebruikt om uitgesneden of geretoucheerde kopieën van de foto’s op de geheugenkaart te maken. Het retoucheermenu wordt alleen weergegeven als een geheugenkaart met foto’s in de camera is geplaatst. Voor informatie over het gebruik van het retoucheermenu, zie “Tutorial: Cameramenu’s” (p. 26).
Geretoucheerde kopieën maken Behalve bij Beeld-op-beeld (p. 359) en Vergelijken (p. 362) kunt u de foto’s die u wilt retoucheren selecteren in de schermvullende weergave of via het retoucheermenu. ❚❚ Geretoucheerde kopieën maken in de schermvullende weergave 1 Selecteer een foto. Geef de gewenste foto schermvullend weer (p. 218). 2 Geef het retoucheermenu weer. Druk op J om het retoucheermenu weer te geven. 3 U Selecteer opties voor retoucheren.
4 Maak een geretoucheerde kopie. Druk op J om een geretoucheerde kopie te maken. Geretoucheerde kopieën worden aangeduid met het pictogram N. ❚❚ Geretoucheerde kopieën maken via het retoucheermenu 1 Selecteer een item in het retoucheermenu. Druk op 1 of 3 om een optie te markeren en druk op 2 om de optie te selecteren. Afhankelijk van de geselecteerde optie wordt een menu weergegeven. Markeer een optie en druk op 2. 2 Selecteer een foto. De foto’s op de geheugenkaart worden weergegeven.
3 Geef de retoucheeropties weer. Druk op J om retoucheeropties weer te geven (raadpleeg het gedeelte over de geselecteerde optie voor meer informatie). Als u het menu wilt verlaten zonder een geretoucheerde kopie te maken, drukt u op G. 4 Maak een geretoucheerde kopie. Druk op J om een geretoucheerde kopie te maken. Geretoucheerde kopieën worden aangeduid met het pictogram N.
D Kopieën retoucheren Kopieën die zijn gemaakt met Uitsnijden kunnen niet verder worden bewerkt. D-Lighting, rode-ogencorrectie, filtereffecten en kleurbalans kunnen niet worden toegepast op monochrome kopieën. Beeld-op-beeld kan meerdere keren worden toegepast. De opties in het retoucheermenu kunnen doorgaans elk slechts één keer worden toegepast op bestaande kopieën, hoewel meerdere bewerkingen kunnen leiden tot verlies van detail.
D-Lighting D-Lighting maakt schaduwen lichter, waardoor deze functie ideaal is voor donkere foto’s of foto’s die in tegenlicht zijn gemaakt. Voor Druk op 1 of 3 om de sterkte van de correctie te kiezen. U kunt het effect vooraf bekijken in het bewerkingsvenster. Druk op J om de foto te kopiëren.
Rode-ogencorrectie Deze optie wordt gebruikt om “rode ogen” te corrigeren die worden veroorzaakt door de flitser en is alleen beschikbaar voor foto's die met de flitser zijn gemaakt. Er wordt een voorbeeld weergegeven van de foto die u voor rode-ogencorrectie hebt geselecteerd (zie rechts). Controleer de effecten van rode-ogencorrectie en maak een kopie, zoals wordt beschreven in de volgende tabel.
Uitsnijden U kunt een uitgesneden kopie van een geselecteerde foto maken. De geselecteerde foto wordt weergegeven, waarbij de geselecteerde uitsnede in geel wordt aangegeven. Maak een uitgesneden kopie, zoals wordt beschreven in de onderstaande tabel. Functie Formaat van uitsnede verkleinen Formaat van uitsnede vergroten Knop W X Hoogtebreedteverhouding van uitsnede wijzigen Draai aan de hoofdinstelschijf om de hoogte-breedteverhouding 3 : 2, 4 : 3 of 5 : 4 te selecteren.
D Uitsnijden: beeldkwaliteit en -grootte Kopieën van NEF (RAW)-, NEF (RAW) + JPEG- of TIFF (RGB)-foto’s hebben de beeldkwaliteit (p. 64) JPEG Fijn. Uitgesneden kopieën die zijn gemaakt van JPEG-foto’s, hebben dezelfde beeldkwaliteit als het origineel. De grootte van de kopie hangt af van de grootte van de uitsnede en de hoogtebreedteverhouding. Hoogtebreedteverhouding 3:2 4:3 5:4 Mogelijke grootte 3.424 × 2.280, 2.560 × 1.704, 1.920 × 1.280, 1.280 × 856, 960 × 640, 640 × 424 3.424 × 2.568, 2.560 × 1.
Filtereffecten Kies uit de volgende kleurfiltereffecten. Nadat u de filtereffecten hebt ingesteld zoals hieronder wordt beschreven, drukt u op J om de foto te kopiëren. Optie Skylight Warm Beschrijving Creëert het effect van een skylightfilter, waarbij de foto minder blauw wordt. Het effect kan vooraf op de monitor worden bekeken (zie rechts). Maakt een kopie met het effect van een warm filter, waardoor de kopie een warme, rode kleurzweem krijgt. U kunt het effect vooraf op de monitor bekijken.
Beeld-op-beeld Beeld-op-beeld combineert twee bestaande NEF (RAW)-foto's om een enkele foto te maken die apart wordt opgeslagen; de resultaten, die gebruik maken van RAW-gegevens van de beeldsensor van de camera, zijn aanmerkelijk beter dan over elkaar geplaatste beelden in beeldverwerkingssoftware. De nieuwe foto wordt opgeslagen met de geselecteerde instellingen voor beeldkwaliteit en -grootte. Stel de beeldkwaliteit en -grootte in (p.
4 Selecteer de gemarkeerde foto. Druk op J om de gemarkeerde foto te selecteren en terug te keren naar de voorbeeldweergave. De geselecteerde foto wordt weergegeven als Beeld 1. 5 Stel de versterking in. Optimaliseer de belichting voor beeld-op-beeld door op 1 of 3 te drukken en de versterkingsfactor voor beeld 1 in te stellen op een waarde tussen 0,1 en 2,0. De standaardwaarde is 1,0. Bij de waarde 0,5 wordt de versterking gehalveerd, bij de waarde 2,0 wordt de versterking verdubbeld.
8 Bekijk het voorbeeld van beeld-op-beeld. Druk op 1 of 3 om Bld>bld te markeren en druk op J. (Als u het beeld-op-beeld wilt opslaan zonder het voorbeeld te bekijken, markeert u Opslaan en drukt u op J.) Als u wilt terugkeren naar stap 7 om nieuwe foto’s te selecteren of de versterking aan te passen, drukt u op W. 9 Sla het beeld-op-beeld op. Wanneer het voorbeeld wordt weergegeven, drukt u op J om het beeld-op-beeld op te slaan.
Vergelijken Vergelijk geretoucheerde kopieën met de originele foto’s. ❚❚ Foto's vergelijken 1 Selecteer een foto. Gebruik de multi-selector om een foto te selecteren en druk op J. U kunt alleen geretoucheerde kopieën selecteren (aangeduid met het pictogram N) of foto’s die zijn geretoucheerd. 2 Selecteer Vergelijken. Markeer Vergelijken en druk op J.
3 Vergelijk de kopie met het origineel. Opties gebruikt om kopie te maken De bronfoto wordt links weergegeven en de geretoucheerde kopie rechts, waarbij de opties die zijn gebruikt om de kopie te maken Bronfoto Getoucheerde bovenaan worden weergegeven. kopie Druk de multi-selector in de richting die wordt aangegeven door de pijl naast de gemarkeerde foto (1, 3, 4 of 2) om te schakelen tussen de bronfoto en de geretoucheerde kopie.
O Mijn menu: een aangepast menu maken Met de optie Mijn menu kunt u een aangepaste lijst maken met opties uit het weergave-, opname-, setup- en retoucheermenu en het menu Persoonlijke instellingen, zodat deze opties snel toegankelijk zijn (maximaal 20 menuopties). Indien gewenst kunnen recente instellingen worden weergegeven in plaats van Mijn menu (p. 368). Hieronder wordt beschreven hoe u opties toevoegt, verwijdert en sorteert. Voor informatie over het gebruik van menu’s, zie “Tutorial: Cameramenu’s” (p.
4 Bepaal de positie van het nieuwe item. Druk op 1 of 3 om het nieuwe item omhoog of omlaag te verplaatsen in Mijn menu. Druk op J om het nieuwe item toe te voegen. 5 Geef Mijn menu weer. De items die momenteel in Mijn menu worden weergegeven, worden aangegeven met een vinkje. Items die worden aangeduid met het pictogram V, kunnen niet worden geselecteerd. Herhaal stap 1–4 als u meer items wilt selecteren.
Opties verwijderen uit Mijn menu 1 Selecteer Items verwijderen. Markeer in Mijn menu (O) Items verwijderen en druk op 2. 2 Selecteer items. Markeer de gewenste items en druk op 2 om een item te selecteren of te deselecteren. Geselecteerde items worden met een vinkje aangegeven. 3 Selecteer Gereed. Markeer Gereed en druk op J. Er wordt een bevestigingsvenster weergegeven. 4 De geselecteerde items verwijderen. Druk op J om de geselecteerde items te verwijderen.
Opties sorteren in Mijn menu 1 Selecteer Items sorteren. Markeer in Mijn menu (O) Items sorteren en druk op 2. 2 Selecteer een item. Markeer het item dat u wilt verplaatsen en druk op J. 3 Verplaats het item. Druk op 1 of 3 om het item omhoog of omlaag te verplaatsen in Mijn menu en druk op J. Herhaal stap 2 en 3 als u meer items wilt verplaatsen.
Recente instellingen weergeven Als u de twintig meest recente instellingen wilt weergeven, selecteert u Recente instellingen voor Mijn menu > Tab kiezen. 1 Selecteer Tab kiezen. Markeer in Mijn menu (O) Tab kiezen en druk op 2. 2 Selecteer Recente instellingen. Markeer Recente instellingen en druk op J. De naam van het menu zal veranderen van “MIJN MENU” in “RECENTE INSTELLINGEN.” Menuopties die worden gebruikt, worden bovenaan in de recente instellingen toegevoegd.
nTechnische opmerkingen – Behandeling van de camera, optionele accessoires en nuttige informatie In dit hoofdstuk worden de volgende onderwerpen behandeld: Compatibele objectieven.................................................... p. 370 Optionele flitsers ................................................................... p. 377 Overige accessoires............................................................... p. 385 Behandeling van uw camera............................................... p. 391 Opslag .
Compatibele objectieven CPU-objectieven (in het bijzonder G- en D-type) zijn aanbevolen voor gebruik met de D700. CPU-objectieven kunt u herkennen aan de CPU-contacten, G- en D-type objectieven herkent u aan een letter op de objectiefvatting. G-type objectieven zijn niet uitgerust met een diafragmaring.
9 Bij het scherpstellen op de minimale scherpstelafstand met een AF 80–200mm f/2,8, AF 35–70mm f/2.8, AF 28–85mm f/3,5–4.5 of AF 28–85mm f/3.5 – 4.5 objectief op maximaal inzoomen, wordt de scherpstelindicator mogelijk weergegeven wanneer het beeld op een mat scherm in de zoeker niet is scherpgesteld. Stel handmatig scherp tot het beeld in de zoeker is scherpgesteld. 10 Bij maximaal diafragma van f/5,6 of hoger (lagere waarde).
Objectieven zonder CPU 1 Objectieven zonder CPU zijn objectieven met handmatige scherpstelling en andere objectieven zonder ingebouwde CPU. De onderstaande tabel vermeldt de compatibele objectieven zonder CPU en accessoires.
12 Automatische tussenring PK-12 of PK-13 is vereist. Afhankelijk van de cameraoriëntatie is mogelijk de PB-6D vereist. 13 Gebruik een vooraf ingesteld diafragma. In de belichtingsstand Diafragmavoorkeuze moet u het diafragma instellen via het objectief alvorens de belichting te bepalen en de foto te maken. • Voor de PF-4 repro-unit is een PA-4 camerahouder vereist. A Compatibele objectieven zonder CPU Als u objectiefgegevens instelt via Niet-CPU-objectief (p.
A De ingebouwde flitser De ingebouwde flitser kan worden gebruikt bij CPU-objectieven met een brandpuntsafstand van 24 mm (16 mm in DX-formaat) tot 300 mm. Verwijder de zonnekap om schaduwen te voorkomen. De flitser heeft een minimumbereik van 60 cm en kan niet worden gebruikt in het macrobereik van zoomobjectieven. Bij de volgende objectieven kan de flitser mogelijk niet het hele onderwerp belichten op afstanden die korter zijn dan de afstanden in de onderstaande tabel.
D Rode-ogenreductie Objectieven die de AF-hulpverlichting blokkeren, kunnen de rodeogenreductie belemmeren. D AF-hulpverlichting De AF-hulpverlichting kan worden gebruikt bij objectieven met een brandpuntsafstand van 24–200 mm.
A De beeldhoek berekenen De D700 kan worden gebruikt met Nikon-objectieven voor kleinbeeldcamera's (135). Als Automatische DX-uitsnede is ingeschakeld (standaardoptie) en een kleinbeeldobjectief is bevestigd, is de beeldhoek dezelfde als bij kleinbeeldformaat (36,0 × 23,9 mm). Als een DX-objectief is bevestigd, wordt de beeldhoek automatisch aangepast aan 23,5 × 15,6 mm (DX-formaat).
Optionele flitsers De D700 kan worden gebruikt met CVScompatibele flitsers. Verwijder het afdekkapje van het accessoireschoentje wanneer u optionele flitsers bevestigt. De ingebouwde flitser zal niet flitsen wanneer een optionele flitser is bevestigd. Nikon Creatief Verlichtingssysteem (CVS) Nikon’s geavanceerde Creatieve Verlichtingssysteem (CVS) biedt een verbeterde communicatie tussen de camera en compatibele flitsers voor betere flitsfoto’s.
❚❚ CVS-compatibele flitsers De D700 kan worden gebruikt met de volgende CVS-compatibele flitsers: SB-900, SB-800, SB-600, SB-400, SB-R200 en SU-800. SB-900, SB-800, SB-600, SB-400 en SB-R200 De belangrijkste kenmerken van deze flitsers worden vermeld in de onderstaande tabel.
A Richtgetal Als u het bereik van de flitser op vol vermogen wilt berekenen, deelt u het richtgetal door het diafragma. Bij ISO 100 heeft de SB-800 bijvoorbeeld een richtgetal van 38 m (zoomkop op 35 mm). Het bereik bij een diafragma van f/ 5,6 is dan 38÷5,6 ofwel circa 6,8 meter . Voor elke verdubbeling van de ISOgevoeligheid vermenigvuldigt u het richtgetal met de vierkantswortel van twee (circa 1,4).
De SB-900, SB-800, SB-600, SB-400, SB-R200 en SU-800 ondersteunen de volgende functies.
Andere flitsers De volgende flitsers kunnen worden gebruikt in de standen Niet-DDL automatisch en Handmatig. Als ze zijn ingesteld op DDL, wordt de ontspanknop van de camera vergrendeld en kunnen geen foto’s worden gemaakt.
D Opmerkingen over optionele flitsers Raadpleeg de handleiding van de flitser voor meer informatie. Als de flitser Nikons Creatieve Verlichtingssysteem ondersteunt, raadpleegt u het hoofdstuk over CVS-compatibele digitale reflexcamera’s. In de handleiding van de SB-80DX, SB-28DX en SB-50DX wordt de D700 niet vermeld in het overzicht van digitale reflexcamera's. i-TTL-flitssturing kan worden gebruikt bij ISO-gevoeligheden tussen 200 en 6400.
Als u de SC-17, SC-28 of SC-29 synchronisatiekabel gebruikt om te fotograferen met een externe flitser, wordt in de i-TTL-stand mogelijk niet de juiste belichting bereikt. Gebruik bij voorkeur spotmeting bij standaard i-TTLflitssturing. Maak een testopname en controleer het resultaat op de monitor. Gebruik in de i-TTL-stand de groothoekdiffusor of reflectiekaart van de flitser. Gebruik geen andere schermen, zoals reflectieschermen, aangezien dit tot een onjuiste belichting kan leiden.
Flitscontacten De D700 is uitgerust met een accessoireschoentje, zodat u optionele flitsers rechtstreeks op de camera kunt aansluiten, en met een flitsaansluiting, zodat u flitsers ook via een synchronisatiekabel op de camera kunt aansluiten. ❚❚ Het accessoireschoentje Gebruik het accessoireschoentje om optionele flitsers direct op de camera te bevestigen zonder synchronisatiekabel (p. 378).
Overige accessoires Op het moment dat deze handleiding werd samengesteld, waren voor de D700 de volgende accessoires beschikbaar. • Oplaadbare Li-ionbatterij EN-EL3e (p. 32, 34): extra EN-EL3e batterijen zijn verkrijgbaar bij uw handelaar en bij Nikon servicevertegenwoordigers. De EN-EL3e kan worden opgeladen met een MH-18a of MH-18 snellader.
Accessoires voor zoekeroculair n 386 • DK-17C Zoekerobjectieven met dioptrie-instelling (met vergrendeling): om de camera aan het gezichtsvermogen van individuele gebruikers aan te passen, zijn zoekerobjectieven beschikbaar met een dioptrie van –3, –2, 0, +1, +2 m–1. Gebruik alleen zoekerobjectieven met dioptrie-instelling als scherpstellen niet lukt met behulp van de ingebouwde dioptrie-instelling (–3 tot +1 m–1).
• Nikon-filters kunnen in drie typen worden onderverdeeld: schroeffilters, insteekfilters en filters die aan de achterzijde van bepaalde objectieven worden geplaatst. Gebruik uitsluitend Nikon-filters; filters van andere fabrikanten kunnen de werking van het autofocussysteem of de elektronische afstandsmeter verstoren. • De D700 kan niet worden gebruikt met lineaire polarisatiefilters. Gebruik in plaats daarvan het C-PL circulaire polarisatiefilter.
Software • Capture NX 2: een compleet fotobewerkingspakket. • Camera Control Pro 2: hiermee kunt u de camera op afstand bedienen vanaf een computer en foto’s direct op de vaste schijf opslaan. • Image Authentication: hiermee kunt u bepalen of foto’s die met de functie voor beeldauthenticiteit (p. 342) zijn genomen, na opname zijn gewijzigd. Let op: gebruik de meest recente versie van de Nikon-software.
Accessoires voor afstandsbedieningsaansluiting De D700 is voorzien van een 10-pins afstandsbedieningsaansluiting voor bediening op afstand en automatisch fotograferen. De aansluiting is voorzien van een afdekkapje, dat de contacten beschermt als de aansluiting niet in gebruik is.
❚❚ Goedgekeurde geheugenkaarten De volgende Type I CompactFlash-geheugenkaarten werden getest en goedgekeurd voor gebruik met de D700: SanDisk Extreme IV Extreme III Ultra II Standaard Professional UDMA Lexar Media Platinum II Professional SDCFX4 SDCFX3 SDCFH SDCFB 300 × 80 × 60 × 133 × WA 8 GB, 4 GB, 2 GB 8 GB, 4 GB, 2 GB, 1 GB 4 GB, 2 GB, 1 GB 8 GB, 4 GB, 2 GB 2 GB, 1 GB, 512 MB 4 GB 8 GB, 4 GB, 2 GB, 1 GB Andere geheugenkaarten zijn niet getest.
Behandeling van uw camera Opslag Als u de camera gedurende langere tijd niet gebruikt, dekt u de monitor af met de beschermkap, verwijdert u de batterij, plaatst u het afdekkapje op de contactpunten en bewaart u de batterij op een koele, droge plek. U voorkomt de vorming van schimmel of meeldauw door de camera in een droge, goed geventileerde ruimte te bewaren.
Het laagdoorlaatfilter De beeldsensor die dienst doet als beeldelement van de camera, is voorzien van een laagdoorlaatfilter dat moirévorming moet voorkomen. Als u vermoedt dat vuil- of stofdeeltjes die op het filter zitten op de foto’s te zien zijn, kunt u het filter reinigen via de optie Beeldsensor reinigen in het setup-menu. U kunt het filter op elk gewenst moment reinigen door de optie Nu reinigen te selecteren.
3 Selecteer Nu reinigen. Markeer Nu reinigen en druk op 2. Het bericht rechts wordt weergegeven terwijl de sensor wordt gereinigd. Het bericht rechts wordt weergegeven wanneer de reiniging is voltooid. ❚❚“Reinigen bij aan-/uitzetten” 1 Selecteer Reinigen bij aan-/ uitzetten. Geef het menu Beeldsensor reinigen weer, zoals wordt beschreven in stap 2 op de vorige pagina. Markeer Reinigen bij aan-/uitzetten en druk op 2.
2 Selecteer een optie. Markeer een van de volgende opties en druk op J. Optie Reinigen bij 5 aanzetten Reinigen bij 6 uitzetten Reinigen bij aan7 en uitzetten Reiniging uit 8 (standaard) Beschrijving De beeldsensor wordt automatisch gereinigd telkens wanneer de camera wordt aangezet. De beeldsensor wordt automatisch gereinigd telkens wanneer de camera wordt uitgezet. De beeldsensor wordt automatisch gereinigd wanneer de camera wordt aan- of uitgezet. De beeldsensor wordt niet automatisch gereinigd.
❚❚Handmatig reinigen Als u stof of vuil niet van het laagdoorlaatfilter kunt verwijderen via de optie Beeldsensor reinigen (p. 392) in het setup-menu, kunt u het filter handmatig reinigen, zoals hieronder wordt beschreven. Denk er echter aan dat het laagdoorlaatfilter uitermate kwetsbaar is en gemakkelijk beschadigd kan raken. Nikon beveelt aan het reinigen van het filter over te laten aan door Nikon geautoriseerd servicepersoneel. 1 Laad de batterij op of gebruik een lichtnetadapter.
4 Klap de spiegel omhoog. Druk de ontspanknop volledig in. De spiegel wordt omhoog geklapt en het sluitergordijn wordt geopend, zodat het laagdoorlaatfilter zichtbaar wordt. De zoekerweergave wordt uitgeschakeld en de rij streepjes in het lcd-venster begint te knipperen. 5 Controleer het laagdoorlaatfilter. Houd de camera zo dat er licht op het laagdoorlaatfilter valt en onderzoek het filter op stof en vuil. Als er geen stof of vuil aanwezig is, gaat u verder met stap 7. 6 Reinig het filter.
D Gebruik een betrouwbare voedingsbron Het sluitergordijn is kwetsbaar en kan gemakkelijk beschadigd raken. Als de camera wordt uitgeschakeld terwijl de spiegel is opgeklapt, wordt het sluitergordijn automatisch gesloten. Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht om schade aan het sluitergordijn te voorkomen: • Zet de camera niet uit en verwijder of ontkoppel de voedingsbron niet wanneer de spiegel is opgeklapt.
Onderhoud van camera en batterij: waarschuwingen Laat de camera niet vallen: blootstelling aan sterke schokken of trillingen kan tot storingen leiden. Houd de camera droog: dit product is niet waterbestendig, onderdompeling in water of blootstelling aan een hoge luchtvochtigheid kan tot storing leiden. Roest van het interne mechanisme kan tot onherstelbare schade leiden.
Reinigen: gebruik een blaasbalgje om stof of vuil te verwijderen en veeg de camerabody voorzichtig schoon met een zachte, droge doek. Na gebruik van de camera op het strand of aan zee dient u eventueel aanwezig zand of zout te verwijderen met een doek die licht bevochtigd is met schoon water. Droog de camera daarna grondig af. In zeer uitzonderlijke gevallen wordt het lcd-venster lichter of donkerder als gevolg van statische elektriciteit.
Schakel de camera uit voordat u de batterij verwijdert of de lichtnetadapter loskoppelt: haal de stekker van de lichtnetadapter niet uit het stopcontact en verwijder de batterij niet wanneer de camera aan staat of terwijl beelden worden opgeslagen of gewist. In deze gevallen kan een stroomonderbreking leiden tot gegevensverlies of beschadiging van de interne schakelingen of het geheugen. Verplaats het product nooit wanneer de lichtnetadapter is aangesloten. Zo voorkomt u een plotselinge stroomonderbreking.
Batterijen: vuil op de batterijcontacten kan ertoe leiden dat de camera slecht functioneert en dient vóór gebruik te worden verwijderd met een zachte, droge doek. Batterijen kunnen bij onjuist gebruik gaan lekken of ontploffen. Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht bij het gebruik van batterijen: Zet de camera uit voordat u de batterij verwisselt. De batterij kan zeer warm worden wanneer deze langere tijd achtereen wordt gebruikt. Hanteer de batterij voorzichtig.
Problemen oplossen Functioneert de camera niet naar verwachting, kijk dan in de onderstaande lijst met veelvoorkomende problemen voordat u uw leverancier of Nikon-vertegenwoordiger raadpleegt. De paginacijfers in de rechterkolom geven aan waar u meer informatie kunt vinden. ❚❚ Weergavescherm Probleem Oplossing Pas het zoekerbeeld aan of Zoeker is onscherp. gebruik optionele objectieven met dioptrie-instelling. Plaats een volledig opgeladen Zoeker is donker. batterij.
❚❚ Opname Probleem Aanzetten van de camera duurt lang. Ontspanknop uitgeschakeld. Foto’s zijn niet scherp. Oplossing Wis bestanden of mappen. Pagina – • Geheugenkaart is vol of niet geplaatst. 41, 47 • CPU-objectief met diafragmaring bevestigd maar het diafragma is niet vergrendeld op de hoogste f/-waarde. Als B wordt weergegeven in het lcdvenster, selecteert u Diafragmaring voor persoonlijke instelling f9 (Functie instelschijven inst.
Probleem n 404 Oplossing Pagina Flitser in gebruik. De flitssynchronisatiesnelheid kan worden geselecteerd via persoonlijke instelling e1 Niet alle sluitertijden zijn (Flitssynchronisatie snelheid ). Wanneer beschikbaar. u een optionele flitser gebruikt (SB-900, SB-800, SB-600 of SB-R200), kiest u 1/320 sec. (auto FP) of 1/250 sec. (auto FP) voor een volledig sluitertijdenbereik.
Probleem Willekeurig verspreide heldere pixels ('ruis') op foto's. Oplossing Pagina • Kies een lagere ISO-gevoeligheid of schakel hoge ISO ruisonderdrukking in. • De sluitertijd is langer dan 1 sec.: gebruik ruisonderdrukking lange sluitertijd. 106, 278 • Camera staat in scherpstelstand C. • Middelste scherpstelpunt is niet geselecteerd voor enkelpunts AF of dynamisch veld-AF. AF-hulpverlichting werkt • Uit is geselecteerd voor persoonlijke niet. instelling a9 (AF-hulpverlichting).
Probleem Kan witbalans niet meten. n 406 Oplossing Pagina Onderwerp te donker of te licht. 151 Beeld kan niet worden geselecteerd als bron Foto niet gemaakt met de D700. voor de vooringestelde witbalans. 154 Witbalansbracketing niet beschikbaar. • De optie NEF (RAW) of NEF (RAW)+JPEG is geselecteerd voor beeldkwaliteit. • De stand voor meervoudige belichting is actief. Effecten van beeldinstelling verschillen per foto. A (Automatisch) is geselecteerd voor verscherping, contrast of verzadiging.
❚❚ Weergave Probleem Delen van het beeld knipperen. Er verschijnen opnamegegevens op foto’s. Tijdens weergave verschijnt een grafiek. Oplossing Druk op 1 of 3 om te selecteren welke foto-informatie u wilt weergeven of wijzig de instellingen voor Weergavestand. Pagina 220, 264 NEF (RAW)-afbeelding wordt niet weergegeven. De foto is opgenomen met beeldkwaliteit NEF+JPEG. 66 Sommige foto’s worden tijdens weergave niet getoond. Selecteer Alle voor Weergavemap.
Probleem Oplossing NEF (RAW)-foto's worden niet weergegeven in CaptureNX. Update tot Capture NX 2. Reiniging van de beeldsensor wijzigt de positie van stof op het laagdoorlaatfilter. Referentiegegevens voor stofverwijdering die werden opgenomen voordat beeldsensor reinigen wordt uitgevoerd, kunnen niet worden gebruikt op beelden die Stofverwijderingsoptie in werden genomen nadat beeldsensor Capture NX 2 heeft niet het reinigen werd uitgevoerd. gewenste effect.
Foutmeldingen Dit hoofdstuk geeft een overzicht van de waarschuwingsaanduidingen en foutmeldingen in de zoeker, in het lcd-venster en op de monitor. Aanduiding Lcd-venster Zoeker B (knippert) H d Probleem Oplossing Pagina Diafragmaring van objectief is Stel ring in op kleinste niet ingesteld op diafragma (hoogste kleinste f/-waarde). diafragma. 37 Houd een volledig Batterij bijna leeg. opgeladen reservebatterij bij de hand. 46 • Batterij is leeg. • Laad de batterij op of vervang de batterij.
Aanduiding Lcd-venster Zoeker B — (knippert) F — Probleem Cameraklok is niet ingesteld. Oplossing Stel cameraklok in. Geen objectief bevestigd of objectief zonder CPU bevestigd zonder dat Diafragmawaarde wordt maximaal weergegeven als maximaal diafragma is diafragma is opgegeven. opgegeven. Diafragma wordt weergegeven in aantal stops tot maximaal diafragma. Camera kan niet 2 4 scherpstellen met Stel handmatig scherp. (knippert) autofocus. • Gebruik een lagere ISOgevoeligheid.
Aanduiding Lcd-venster Zoeker r A (knippert) Probleem Onderwerp te donker, foto wordt onderbelicht. Oplossing Pagina • Gebruik een hogere ISOgevoeligheid. 106 • In belichtingsstand: e Gebruik flitser. f Kies een langere sluitertijd. 185 g Kies een groter diafragma (lagere f/-waarde). 119 A Wijzig sluitertijd of geselecteerd in selecteer stand voor belichtingsstand handmatige belichting. f.
Aanduiding Lcd-venster Zoeker Probleem Oplossing Bevestigde optionele flitser is c ingesteld op DDL Wijzig de flitsstand op de (knippert) maar is niet optionele flitser. geschikt voor (knippert) i-TTL-flitssturing. — Als de aanduiding na de flits 3 sec. c knippert, is de (knippert) foto mogelijk onderbelicht. Controleer de foto op de monitor. Wijzig bij onderbelichting de instellingen en maak de foto opnieuw. Onvoldoende • Verlaag beeldkwaliteit of -grootte. geheugen om foto's op te • Wis foto’s.
Aanduiding Monitor Geen geheugenkaart. Kan deze geheugenkaart niet gebruiken. De kaart is mogelijk beschadigd. Plaats een andere kaart. Lcd-venster S Probleem Camera kan geen geheugenkaart vinden. Oplossing Pagina Zet de camera uit en controleer of de geheugenkaart correct is geplaatst. 41 • Geen toegang tot • Gebruik een door geheugenkaart. Nikon goedgekeurde kaart. (knippert) • Controleer of de contacten schoon zijn.
Aanduiding Monitor Lcd-venster Probleem Oplossing Deze kaart is Geheugenkaart is niet geformatFormatteer of C niet geformatteerd teerd. vervang de (knippert) voor gebruik in de Formatteer de geheugenkaart. camera. kaart. Map bevat geen beelden. Alle beelden zijn verborgen. Bestand bevat geen beeldgegevens. n 414 Pagina 41, 43 — Geen beelden op geheugenkaart of in geselecteerde weergavemap(pen). Selecteer een map met beelden in het menu Weergavemap of vervang de geheugenkaart.
Aanduiding Monitor Kan bestand niet selecteren. Controleer de printer. Controleer het papier. Het papier zit vast. Het papier is op. Lcd-venster Probleem Oplossing Pagina — Beelden die met Geheugenkaart andere apparaten bevat geen beelden zijn gemaakt, kunnen om te retoucheren. niet worden geretoucheerd. 350 — Printerfout. Controleer de printer. Selecteer Doorgaan (indien beschikbaar) om te hervatten. 244* — Papier in printer heeft niet het geselecteerde formaat.
Aanduiding Monitor Lcd-venster Probleem Oplossing Pagina Controleer de inkt. — Inktfout. Controleer de inkt. Selecteer Doorgaan om te hervatten. 244* De inkt is op. — Geen inkt meer in de printer. Vervang inktcartridge en selecteer Doorgaan. 244* * Raadpleeg de printerhandleiding voor meer informatie.
Bijlage In deze bijlage worden de volgende onderwerpen behandeld: • Standaardinstellingen .............................................................................. p. 418 • Capaciteit geheugenkaart ..................................................................... p. 423 • Belichtingsprogramma ........................................................................... p. 426 • Diafragma, gevoeligheid en flitsbereik ............................................. p.
Standaardinstellingen De volgende standaardinstellingen worden hersteld door een reset met twee knoppen of via Opnamemenu terugzetten of Herstel pers. instellingen. ❚❚ Standaardinstellingen die worden hersteld via een reset met twee knoppen (p. 196) 1 Optie ISO-gevoeligheid (p. 106) Beeldkwaliteit (p. 64) Beeldgrootte (p. 69) Witbalans (p. 140) Fijnafstelling (p. 143) Kies kleurtemperatuur (p. 147) Scherpstelpunt (p.
❚❚ Standaardinstellingen die worden hersteld via Opnamemenu terugzetten (p. 271) 1 Optie Naamgeving bestanden (p. 274) Beeldkwaliteit (p. 64) Beeldgrootte (p. 69) Beeldgebied (p. 58) Automatische DX-uitsnede (p. 58) Kies beeldgebied (p. 59) JPEG-compressie (p. 67) NEF (RAW)-opname (p. 67) Type (p. 67) NEF (RAW)-bitdiepte (p. 68) Witbalans (p. 140) Fijnafstelling (p. 143) Kies kleurtemperatuur (p. 147) Beeldinstelling kiezen (p. 160) Kleurruimte (p. 181) Actieve D-Lighting (p. 180) Vignetteringscorrectie (p.
❚❚ Standaardinstellingen die worden hersteld via Herstel pers. instellingen (p. 282) * a1 a2 a3 a4 a5 a6 a7 a8 a9 a10 b1 b2 b3 b4 b5 b6 c1 c2 c3 c4 n 420 Optie Selectie AF-C-prioriteit (p. 283) Selectie AF-S-prioriteit (p. 284) Dynamisch AF-veld (p.285) Focus Tracking met Lock-On (p. 287) AF-activering (p. 287) Verlichting scherpstelpunt (p. 288) Doorloop scherpstelpunt (p. 288) Selectie scherpstelpunt (p. 289) AF-hulpverlichting (p. 290) Functie AF-ON-knop MB-D10 (p. 291) ISO-stapgrootte (p.
d1 d2 d3 d4 d5 d6 d7 d8 d9 d10 d11 e1 e2 e3 e4 e5 e6 e7 Optie Signaal (p. 298) Rasterweergave in zoeker (p. 298) Schermtips (p. 298) Opnamesnelheid in CL-stand (p. 299) Max. aant. continuopnamen (p. 299) Opeenvolgende nummering (p. 300) Weergave opname-info (p. 301) LCD-verlichting (p. 302) Spiegelvoorontspanning (p. 302) MB-D10 batterijen (p. 302) Batterijvolgorde (p. 304) Flitssynchronisatie snelheid (p. 305) Langste sluitertijd bij flits (p. 308) Flitssturing ingeb. flitser (p. 309) Instellicht (p.
Optie f1 D Schakelaar (p. 318) Centrale knop multi-selector (p. 318) f2 Opnamestand Weergavestand f3 Multi-selector (p. 319) f4 Functie van multi-selector (p. 320) FUNC.-knop toewijzen (p. 320) FUNC.-knop indrukken f5 FUNC.-knop + schijven Voorbeeldknop toewijzen (p. 324) f6 Voorbeeldknop indrukken Voorbeeld + instelschijven AE-L/AF-L knop toewijzen (p. 325) f7 AE-L/AF-L knop indrukken AE-L/AF-L + instelschijven Sltertijd en diafragma vergr. (p.
Capaciteit geheugenkaart De volgende tabel toont het aantal foto's bij benadering dat kan worden opgeslagen op een 2 GB SanDisk Extreme IV (SDCFX4) kaart bij verschillende instellingen voor beeldkwaliteit, beeldgrootte en beeldgebied.
❚❚ DX-formaat (24 × 16) beeldgebied 1 Beeldkwaliteit NEF (RAW), Compressie zonder verlies, 12-bits NEF (RAW), Compressie zonder verlies, 14-bits NEF (RAW), Gecomprimeerd, 12-bits NEF (RAW), Gecomprimeerd, 14-bits NEF (RAW), Ongecomprimeerd, 12-bits NEF (RAW), Ongecomprimeerd, 14-bits TIFF (RGB) JPEG Fijn 4 JPEG Normaal 4 JPEG Basis 4 n 424 Beeldgrootte Bestandsgrootte 2 Aantal beelden 2 Buffercapaciteit 3 — 5,7 MB 229 65 — 7,0 MB 177 46 — 4,7 MB 312 95 — 6,0 MB 260 63 — 8,1 MB 22
A d5: Max. aantal continuopnamen (p. 299) Het maximaal aantal foto’s dat achter elkaar kan worden gemaakt, kan worden ingesteld op een aantal tussen 1 en 100.
Belichtingsprogramma Het belichtingsprogramma voor programma-automatiek wordt weergegeven in de volgende grafiek. 12 14 f/1 16 15 f/1.4 1 /3 17 17 18 19 f/5.6 f/8 20 f/2.8 f/1.4 − f/16 Diafragma f/2 f/4 21 f/11 22 f/16 23 f/22 f/32 13 11 9 10 8 7 5 6 3 2 4 0 1 -1 -3 -2 ] [ LW -4 ISO 200, objectief met maximaal diafragma van f/1,4 en minimaal diafragma van f/16 (bijv.
Diafragma, gevoeligheid en flitsbereik Het bereik van de ingebouwde flitser is afhankelijk van de gevoeligheid (ISO-equivalent) en het diafragma. 200 1,4 2 2,8 4 5,6 8 11 16 400 2 2,8 4 5,6 8 11 16 22 Diafragma bij ISO-equivalent 800 1600 2,8 4 4 5,6 5,6 8 8 11 11 16 16 22 22 32 32 — 3200 5,6 8 11 16 22 32 — — 6400 8 11 16 22 32 — — — Bereik m 1,0–8,5 0,7–6,1 0,6–4,2 0,6–3,0 0,6–2,1 0,6–1,5 0,6–1,1 0,6–0,8 De ingebouwde flitser heeft een minimumbereik van 0,6 m.
Specificaties ❚❚ Nikon D700 digitale camera Type Type Objectiefvatting Digitale spiegelreflexcamera Nikon F-vatting (met AF-koppeling en AF-contacten) Effectieve pixels Effectieve pixels 12,1 miljoen Beeldsensor Beeldsensor Totaal aantal pixels Stofreductiesysteem Opslag Beeldgrootte (pixels) Bestandsindeling Beeldinstellingsysteem Media Bestandssysteem n 428 36,0 × 23,9 mm CMOS-sensor (Nikon FX-formaat) 12,87 miljoen Reiniging beeldsensor, referentiegegevens voor stofverwijdering (optioneel prog
Zoeker Zoeker Beelddekking Vergroting Oogafstand Dioptrie-instelling Matglas Spiegelreflexzoeker met pentaprisma op ooghoogte Circa 95 % horizontaal en 95 % verticaal Circa 0,72 × (50-mm f/1,4-objectief op oneindig, –1,0 m–1) 18 mm (–1,0 m–1) –3–+1 m–1 B-type BriteView Clear Matte Mark VI matglas met haakjes AF-veld wordt meegeleverd (raster kan worden weergegeven).
Ontspannen Beeldsnelheid Zelfontspanner Belichting Lichtmeting Lichtmeetmethode • Met EN-EL3e: van 1 tot 5 bps (CL); tot 5 bps (CH) • Met optioneel MB-D10 Multi-Power Battery Pack en EN-EL4a/EN-EL4 batterij of AA-batterijen of met optionele EH-5a/EH-5 lichtnetadapter: van 1 tot 7 bps (CL); tot 8 bps (CH) Keuze uit 2, 5, 10 en 20 sec. vertraging DDL-lichtmeting met RGB-sensor met 1.
Belichting ISO-gevoeligheid (aanbevolen belichtingsindex) Actieve D-Lighting Scherpstelling Autofocus Detectiebereik Objectiefscherpstelling Scherpstelpunt AF-veldstand Scherpstelvergrendeling Flitser Ingebouwde flitser ISO 200–6400 in stappen van 1/3, 1/2 of 1 LW. Kan ook worden ingesteld op circa 0,3, 0,5, 0,7 of 1 LW (ISO 100equivalent) onder ISO 200 of op circa 0,3, 0,5, 0,7 1 LW of 2 LW (ISO 25600-equivalent) boven ISO 6400.
Flitser Flitssturing • DDL: i-TTL uitgebalanceerde invulflits en standaard i-TTLflits voor digitale reflexcamera’s, waarvoor gebruik wordt gemaakt van een RGB-sensor met 1.005 segmenten, zijn beschikbaar bij de ingebouwde flitser en de SB-900, SB-800, SB-600 en SB-400. • Automatisch diafragma: beschikbaar bij SB-900, SB-800 en CPU-objectief • Niet-DDL automatisch: wordt ondersteund door SB-900, SB-800, SB-28, SB-27 en SB-22s flitsers.
Monitor Monitor Weergave Weergave Interface USB Video-uitgang HDMI-uitgang 10-pins afstandsbedieningsaansluiting Beschikbare talen Beschikbare talen Voeding Batterij Battery pack Lichtnetadapter Statiefaansluiting Statiefaansluiting 7,62 cm low-temperature polysilicon TFT-LCD met 920.
Afmetingen/gewicht Afmetingen (B × H × D) Gewicht Circa 147 × 123 × 77 mm Ong. 995 g zonder batterij, geheugenkaart, bodydop of beschermkap voor monitor Gebruiksomgeving Temperatuur 0 – 40 °C Luchtvochtigheid Minder dan 85 % (geen condensatie) • Tenzij anders vermeld, hebben alle getallen betrekking op een camera met een volledig opgeladen batterij bij een omgevingstemperatuur van 20 °C.
A Ondersteunde standaards • DCF versie 2.0: Design Rule for Camera File System (DCF) is een algemeen erkende standaard voor digitale camera’s waarmee de compatibiliteit tussen de verschillende cameramerken wordt gewaarborgd. • DPOF: Digital Print Order Format (DPOF) is een industriestandaard die het mogelijk maakt foto’s af te drukken op basis van een printopdracht die is opgeslagen op de geheugenkaart. • Exif versie 2.
A Gebruiksduur van de batterij Het aantal opnamen dat kan worden gemaakt met een volledig opgeladen batterij, varieert afhankelijk van de staat van de batterij, de temperatuur en het gebruik van de camera. In het geval van AA-batterijen varieert de capaciteit ook afhankelijk van het merk en de opslagomstandigheden. Sommige batterijen kunnen niet worden gebruikt. De onderstaande aantallen voor de camera en het optionele MB-D10 Multi-Power Battery Pack zijn benaderingen.
De gebruiksduur van de batterij kan door de volgende oorzaken worden verminderd: • De monitor wordt gebruikt. • De ontspanknop wordt half ingedrukt gehouden. • Er wordt herhaaldelijk automatisch scherpgesteld. • Er worden NEF (RAW)- of TIFF (RGB)-foto's gemaakt. • Er worden lange sluitertijden gebruikt. • De optionele WT-4 draadloze zender wordt gebruikt. • Vibratiereductie (VR) wordt toegepast bij VR-objectieven.
Index Menuopties en opties in de cameramonitor zijn vet gedrukt.
Filtereffecten, 165, 167 Kleurtoon, 165, 167 Neutraal, 162 Standaard, 162 Beeldinstellingen beheren, 168 Beeldkwaliteit, 58 Beeldkwaliteit, 64 Beeld-op-beeld, 359 Beeldsensor reinigen, 392 Belichting, 111, 112, 126, 128 meters, 48, 296 programma, 426 stand, 114 diafragmavoorkeuze, 119 handmatig, 121 programma-automatiek, 116 sluitertijdvoorkeuze, 118 vergrendeling, 126 Belichtingsbracketing, 130, 315, 316 Belichtingscorrectie, 128 Bestandsinformatie, 221 Bevestigingsmarkering, 37 Bodydop, 5, 36, 388 Bracket
Menuopties en opties in de cameramonitor zijn vet gedrukt. monitor-voorflits, 184, 193 stand, 188 sturing, 184, 377 i-TTL uitgebalanceerde invulflits voor digitale reflexcamera's, 184, 377 standaard i-TTL-flits voor digitale reflexcamera's, 184 synchronisatiesnelheid, 118, 305, 306 Flitssturing ingeb.
Knop loslaten voor instelsch.
Menuopties en opties in de cameramonitor zijn vet gedrukt.
Vertraging zelfontspanner, 297 Video, 101, 255, 333 kabel, 255 stand, 333 Videostand, 333 ViewNX, 64, 161, 182, 243 Vignetteringscorrectie, 276 Virtuele horizon, 99, 322, 346 Virtuele horizon, 346 Voorbeeldknop toewijzen, 324 WT-4, 242, 385 Z Zelfontspanner, 102, 203 Zoeker, 10, 45, 429 oculair, 45, 102, 205 scherpstellen, 45, 81 Zomertijd, 39, 334 W WB, 135, 140 Weergave, 55, 217 diashow, 266 informatie, 220, 264 map, 263 menu, 260 miniaturen, 232 schermvullend, 218 zoom, 234 Weergave opname-info, 12, 3
444
Q0610_UM_Nl_EUR_01_Cover.fm Page 1 Thursday, June 12, 2008 7:30 PM DIGITALE CAMERA Gebruikshandleiding Deze handleiding mag op geen enkele manier volledig of gedeeltelijk (behalve voor korte citaten in kritische artikelen of besprekingen) worden gereproduceerd zonder de schriftelijke toestemming van NIKON CORPORATION.