DIGITALE CAMERA Gebruikshandleiding Nl
Waar kunt u het vinden Vind wat u zoekt in: i De vraag- en antwoordindex ➜ p. iv–ix Weet u wat u wilt, maar weet u de naam van de functie niet? Zoek het op in de vraag- en antwoordindex. i De inhoudsopgave ➜ p. x–xvii ➜ p. 23–24 Zoek onderwerpen op functie of menunaam. i De snelhandleiding Een korte handleiding voor gebruikers die direct foto’s willen maken. i De index ➜ p. 442–448 ➜ p. 414–420 Zoek op trefwoord.
Inhoud van de verpakking Controleer of alle hier vermelde onderdelen bij de camera zijn geleverd. Geheugenkaarten worden afzonderlijk verkocht. ❏ D3X digitale camera (p. 3) ❏ Bodydop (p. 4, 391) ❏ BS-2 afdekkapje voor accessoireschoentje (p. 3) ❏ EN-EL4a oplaadbare Li-ion batterij met beschermkapje (p. 32, 34) ❏ MH-22 snellader met netsnoer en twee deksels voor contactpunten (p. 32, 437) ❏ UC-E4 USB-kabel (p. 256, 264) ❏ USB-kabelklem (p. 259) ❏ EG-D2 audio-/videokabel (p. 274) ❏ AN-D3X draagriem (p.
Symbolen en conventies Om u in staat te stellen snel de informatie te vinden die u zoekt, worden de volgende symbolen gebruikt: D Dit symbool staat bij waarschuwingen die vóór gebruik moeten worden gelezen om schade aan de camera te voorkomen. A Dit symbool staat bij opmerkingen die moeten worden gelezen voordat u de camera gaat gebruiken. Menuonderdelen, opties en berichten die op de cameramonitor verschijnen, worden tussen vierkante haakjes weergegeven ([ ]).
X Inleiding s Instructies d Opties voor beeldopname N Scherpstelling k Ontspanstand S ISO-gevoeligheid Z Belichting r Witbalans J Beeldoptimalisatie l Flitsfotografie t Overige opnameopties I Meer informatie over weergave e Spraakmemo’s Q Aansluitingen U Menugids n Technische opmerkingen iii
Vraag- en antwoordindex Vind wat u zoekt met deze vraag- en antwoordindex.
Vraag Hoe stel ik de klok in? Hoe stel ik de klok in voor de zomertijd? Hoe verander ik de tijdzone wanneer ik op reis ben? Hoe pas ik de helderheid van de monitor aan voor menu’s of weergave? Hoe herstel ik alle standaardinstellingen? Hoe herstel ik de standaardinstellingen van het opnamemenu? Hoe herstel ik de standaardwaarden voor de persoonlijke instellingen? Hoe verander ik de vertraging van de zelfontspanner? Kan ik de weergave van de elektronische analoge belichtingsaanduiding omkeren? Kan ik de menu
Vraag Kernbegrip Hoe voorkom ik dat de bestandsnummering opnieuw begint als ik Opeenvolgende een nieuwe geheugenkaart plaats? nummering Hoe zet ik de bestandsnummering terug op 1? Hoe reinig ik de camera of het objectief? De camera reinigen Zie pagina 322 395 ❚❚ Foto's maken Vraag Hoeveel opnamen kan ik nog met deze kaart maken? Hoe maak ik grotere foto’s? Hoe krijg ik meer foto’s op de geheugenkaart? Kan ik bepalen hoe de camera scherpstelt? Hoe maak ik snel een aantal opnamen achtereen? Kan ik de beel
Vraag Kan ik zowel de sluitertijd als het diafragma handmatig instellen? Kan ik foto’s lichter of donkerder maken? Hoe kan ik een tijdopname maken? Kan ik instellen dat de belichting of de flitssterkte automatisch wordt gevarieerd voor een serie foto’s? Ka ik meerdere kopieën van een foto maken met verschillende witbalansinstellingen? Hoe pas ik de witbalans aan? Hoe kan ik de instellingen voor de optionele flitser wijzigen? Hoe kan ik meerdere opnamen opslaan als één foto? Kan ik een spraakmemo opnemen wan
Vraag Hoe kom ik van een ongewenste foto af? Kan ik een aantal foto’s tegelijk wissen? Kan ik inzoomen op foto’s om te controleren of ze scherp zijn? Kan ik foto’s beveiligen tegen onopzettelijk wissen? Kan ik geselecteerde foto’s verbergen? Hoe weet ik of delen van mijn foto’s zijn overbelicht? Hoe weet ik waarop de camera heeft scherpgesteld? Kan ik de foto’s die ik maak meteen weergeven? Kan ik een spraakmemo bij foto’s opnemen? Is er een mogelijkheid voor automatische weergave (“diashow”)? Kernbegrip A
❚❚ Foto’s bekijken of afdrukken op andere apparaten Vraag Kernbegrip Kan ik mijn foto’s op een televisie bekijken? Weergave op televisie Kan ik mijn foto’s in High Definition HDMI bekijken? Aansluiten op een Hoe kopieer ik foto’s naar mijn computer? computer Hoe druk ik foto’s af? Foto’s afdrukken Kan ik zonder computer foto’s afdrukken? Afdrukken via USB Kan ik de datum op mijn foto’s afdrukken? Tijdstempel Hoe bestel ik professionele afdrukken? Printopdracht (DPOF) Zie pagina 274 276 256 262 263 266, 270
Inhoudsopgave Vraag- en antwoordindex...................................................................iv Voor uw veiligheid ........................................................................... xviii Kennisgevingen ...................................................................................xxi Inleiding 1 Overzicht....................................................................................................2 Kennismaking met de camera .................................................
Scherpstellen en afdrukken ........................................................ 55 Foto’s bekijken................................................................................. 57 Ongewenste foto’s wissen........................................................... 58 Opties voor beeldopname 59 Beeldgebied .......................................................................................... 60 Beeldkwaliteit .......................................................................................
Belichting 109 Lichtmeting .........................................................................................110 Belichtingsstand ................................................................................112 e: Geprogrammeerd automatisch.......................................... 114 f: Sluitertijdvoorkeuze ............................................................... 116 g: Diafragmavoorkeuze.............................................................. 118 h: Handmatig ....................
FV-vergrendeling...............................................................................198 Flitscontacten .....................................................................................201 Overige opnameopties 203 Reset met twee knoppen: Standaardinstellingen terugzetten.........................................204 Meervoudige belichting .................................................................206 Intervalopnamen .......................................................................
Menugids 277 D Het weergavemenu: Beelden beheren................................278 Wissen .......................................................................................... 281 Weergavemap........................................................................... 281 Beeld verbergen....................................................................... 281 Weergavestand......................................................................... 282 Beeld(en) kopiëren ................................
A Persoonlijke instellingen: Camera-instellingen bijstellen..................................................302 B: Geheugenbank pers. inst. ...............................................304 A: Herstel pers. instellingen.................................................304 a: Autofocus ....................................................................................305 a1: Selectie AF-C-prioriteit ....................................................305 a2: Selectie AF-S-prioriteit........................
e2: Langste sluitertijd bij flits ............................................... 327 e3: Instellicht.............................................................................. 327 e4: Inst. voor auto bracketing.............................................. 328 e5: Auto bracketing (M-stand) ............................................ 329 e6: Bracketingvolgorde.......................................................... 330 f: Bediening.......................................................................
Virtuele horizon.........................................................................360 Niet-CPU-objectief ...................................................................360 Fijnafstelling AF.........................................................................361 Firmware-versie ........................................................................362 N Het retoucheermenu: Geretoucheerde kopieën maken.............................................363 D-Lighting ................................
Voor uw veiligheid Als u schade aan uw Nikon-product of letsel voor uzelf of anderen wilt voorkomen, dient u de volgende veiligheidsinstructies goed door te lezen voordat u dit product gaat gebruiken. Bewaar deze veiligheidsinstructies op een plaats waar iedereen die het product gebruikt ze kan lezen. De mogelijke gevolgen van het niet opvolgen van de veiligheidsinstructies in dit hoofdstuk worden met het volgende pictogram aangegeven: Dit pictogram staat bij waarschuwingen.
A Gebruik het apparaat niet in de nabijheid van ontvlambaar gas Gebruik elektronische apparatuur niet in de nabijheid van ontvlambaar gas, omdat dit kan leiden tot explosie of brand. A Buiten bereik van kinderen houden Als deze waarschuwing wordt genegeerd, kan dit leiden tot letsel. A Doe de draagriem niet om de hals van kinderen Het dragen van de camerariem om de nek kan bij kinderen leiden tot verstikking.
A Neem de juiste voorzorgsmaatregelen in acht bij het gebruik van de snellader • Houd het product droog. Negeren van deze waarschuwing kan leiden tot brand of een elektrische schok. • Verwijder stof op of bij metalen onderdelen van de stekker met een droge doek. Negeren van deze waarschuwing kan tot brand leiden. • Tijdens onweer dient u het netsnoer niet aan te raken en niet in de buurt van de lader te komen. Negeren van deze waarschuwing kan leiden tot een elektrische schok.
Kennisgevingen • Geen enkel deel van de handleidingen die bij dit product zijn geleverd mag worden gereproduceerd, overgedragen, getranscribeerd, opgeslagen in een archiefsysteem of vertaald in welke taal dan ook, in welke vorm dan ook en met welk middel dan ook, zonder voorafgaande schriftelijk toestemming van Nikon.
Mededeling voor Europese klanten WAARSCHUWING GEVAAR VOOR EXPLOSIE ALS BATTERIJ WORDT VERVANGEN VOOR EEN ONJUIST TYPE. VOER BATTERIJEN AF VOLGENS DE INSTRUCTIES. Dit pictogram geeft aan dat dit product via gescheiden inzameling moet worden afgevoerd. Dit symbool op de batterij duidt aan dat de batterij afzonderlijk moet ingezameld worden.
Mededeling betreffende het verbod op kopiëren en reproduceren Let erop dat alleen al het bezit van materiaal dat digitaal is gekopieerd of gereproduceerd door middel van een scanner, digitale camera of ander apparaat wettelijk strafbaar kan zijn.
A Voordat u belangrijke foto’s gaat maken Voordat u foto’s gaat maken van belangrijke gelegenheden (zoals een huwelijk of reis), kunt u het beste enkele testopnamen maken om te controleren of de camera goed werkt. Nikon is niet aansprakelijk voor schade of gederfde inkomsten als gevolg van een defect aan de camera.
XInleiding X Dit hoofdstuk bevat informatie waarvan u op de hoogte moet zijn voordat u de camera gebruikt, waaronder de namen van de cameraonderdelen. Overzicht................................................................................ p. 2 Kennismaking met de camera ........................................... p. 3 Camerabody ........................................................................................... p. 3 Het bovenste LCD-venster ......................................................
Overzicht X Gefeliciteerd met de aanschaf van deze Nikon digitale reflexcamera (SLR). Lees alle aanwijzingen grondig door, zodat u zeker weet dat u de camera optimaal benut, en bewaar de handleiding op een plaats waar iedereen die het product gebruikt deze kan lezen.
Kennismaking met de camera Neem even de tijd om vertrouwd te raken met de bedieningsonderdelen en aanduidingen van de camera. Leg eventueel een boekenlegger in dit hoofdstuk, zodat u het gemakkelijk kunt terugvinden terwijl u de rest van de handleiding leest. X Camerabody 1 D knop (bracketing)............. 131, 135, 328 2 Keuzeknop ontspanstand ontgrendeling ..............................87 3 Keuzeknop ontspanstand........87 4 Oogje voor camerariem.............. 5 5 M knop (flitsstand)...................
Camerabody (vervolg) X 1 2 3 4 5 6 7 8 9 4 Spiegel .........................90, 102, 400 Zelfontspannerlampje ........... 101 Deksel over flitsaansluiting... 201 10-pins afstandsbedieningsaansluiting deksel ..................................221, 392 Flitsaansluiting.......................... 201 10-pins afstandsbedieningsaansluiting.........................221, 392 Deksel over USB-aansluiting ...............258, 264 Objectiefontgrendeling............38 Deksel over aansluitingen....................
X 1 Scherptedieptecontrole6 knop.....................................113, 339 2 Secundaire instelschijf ..............16 7 3 Fn knop.........................64, 199, 333 8 4 Secundaire instelschijf voor 9 verticale opnamen .....................16 10 5 Ontspanknop voor verticale opnamen .....................54 Vergrendeling ontspanknop voor verticale opnamen........... 54 CPU-contacten Bevestigingsindex ...................... 37 Objectiefvatting..........................
Camerabody (vervolg) X 1 Zoekeroculair................................47 9 J knop (OK) ................................. 28 2 Hendel oculairafsluiter..............47 10 Luidspreker .................................254 3 O knop (wissen) ................. 58, 245 11 Achterste LCD-venster .....10, 323 Q knop (formatteren)..............45 12 ISO knop (ISO-gevoeligheid) ...................104 4 K knop (weergave) ......... 57, 226 Reset met twee knoppen ......204 5 Monitor..........................
X 1 Zoeker .............................................47 2 A knop (AE/ AF-vergrendeling)...... 80, 81, 340 3 B knop (AF-ON)..............75, 94 4 Hoofdinstelschijf .........................16 5 Multi-selector ...............................28 6 Vergrendeling scherpstelselectieknop.............78 7 Toegangslampje geheugenkaart.........................43, 56 8 Deksel kaartsleuf..................42, 44 9 Ontgrendelknop deksel kaartsleuf (onder deksel) ......... 42 10 B knop (AF-ON) voor verticale opnamen..
Het bovenste LCD-venster X 1 2 3 11 12 4 5 6 7 8 9 10 13 14 15 1 Sluitertijd ...........................116, 120 8 Aanduiding geheugenkaart Belichtingscorrectie(sleuf 1).................................... 42, 45 waarde ......................................... 128 9 Aanduiding geheugenkaart Aantal opnamen in (sleuf 2).................................... 42, 45 belichtings- en 10 Aantal resterende flitsbracketingserie.................. 131 opnamen .......................................
21 22 16 17 23 24 25 26 18 19 SHOOT CUSTOM 20 13 Batterij-aanduiding ....................48 14 Beeldteller......................................49 Opnameaanduiding vooringestelde witbalans ..... 151 Handmatig objectiefnummer..................... 220 15 “K” (verschijnt als er genoeg geheugen vrij is voor meer dan 1000 opnamen) ...........................49 16 Aanduiding FV-vergrendeling ..................... 199 17 Aanduiding flitssynchronisatie.................... 326 18 Aanduiding klokbatterij .......
Het achterste LCD-venster 1 2 3 X 4 8 9 10 11 5 12 6 7 A LCD-verlichting Als u de hoofdschakelaar naar de Hoofdschakelaar positie D draait, worden de belichtingsmeters en de verlichting van het lcd-venster (lcd-verlichting) geactiveerd, zodat het venster in het donker kan worden afgelezen.
1 Beeldkwaliteit (JPEG-foto’s).....67 6 “K” (verschijnt als er genoeg geheugen vrij is voor meer dan 2 Aanduiding voor 1000 opnamen)........................... 49 “resterend”.....................................49 Kleurtemperatuur3 Beeldgrootte.................................71 aanduiding..................................147 4 Aanduiding 7 Aanduiding ISO-gevoeligheid ..................... 104 geheugenkaarten....................... 72 Automatische ISO-gevoeligheid Beeldkwaliteit ............................
De zoekerweergave 3 2 1 X 21 22 23 4 5 6 17 7 8 18 9 10 11 19 12 13 14 15 16 20 1 Referentiecirkel van 12 mm voor 7 Belichtingsstand .......................112 centrumgerichte meting....... 110 8 Pictogram 2 Haakjes AF-veld ....................47, 92 sluitertijdvergrendeling .........123 3 Scherpstelpunten ............. 78, 311 9 Sluitertijd ........................... 116, 120 Spotmeetkaders....................... 110 10 Pictogram 4 Scherpstelaanduiding ........
12 Aanduiding ISO-gevoeligheid ..................... 104 Automatische ISO-gevoeligheid aanduiding ................................. 106 13 ISO-gevoeligheid ..................... 104 14 Beeldteller......................................49 Aantal resterende opnamen........................................49 Aantal resterende opnamen tot buffergeheugen vol is ...............88 Opnameaanduiding vooringestelde witbalans ..... 151 Belichtingscorrectiewaarde .........................................
De opname-informatieweergave X Wanneer u op de knop R drukt, wordt op de R monitor opname-informatie weergegeven, knop zoals sluitertijd, diafragma, aantal resterende opnamen en AF-veldstand. Als u de opnameinformatie niet meer wilt weergeven, drukt u nogmaals op de knop R of drukt u de ontspanknop half in. Bij de standaardinstellingen wordt de monitor automatisch uitgeschakeld als er gedurende circa 20 seconden geen handelingen plaatsvinden.
1 Belichtingsstand .................................. 112 16 Aanduiding flitssynchronisatie.......326 2 Aanduiding flexibel 17 Flitsstand.................................................194 programma............................................ 115 18 Aanduiding klokbatterij .............41, 398 3 Pictogram 19 Aanduiding FV-vergrendeling ........199 sluitertijdvergrendeling .................... 123 20 Aanduiding intervalopnamen ........214 4 Sluitertijd.......................................
De instelschijven X De hoofdinstelschijf en de secundaire instelschijf kunnen afzonderlijk of in combinatie met andere knoppen worden gebruikt om diverse instellingen aan te passen.
❚❚ Beeldkwaliteit en -grootte Houd de knop Fn of QUAL ingedrukt en draai aan de instelschijven. Een beeldgebied kiezen (p. 64)* X + Fn knop Hoofdinstelschijf Opnameinformatieweergave * Als een DX-objectief is bevestigd, wordt automatisch het beeldgebied voor DX-formaat geselecteerd. Beeldkwaliteit instellen (p. 67 + QUAL knop Een beeldgrootte kiezen (p.
❚❚ Belichting Houd de knop I ingedrukt en draai aan de hoofdinstelschijf om de belichtingsstand te kiezen. X Selecteer de belichtingsstand (p. 113) + I knop Hoofdinstelschijf Bovenste LCD-venster Gebruik de instelschijven om de belichting aan te passen. Een combinatie van diafragma en sluitertijd kiezen SHOOT (belichtingsCUSTOM stand e; p.
Belichtingscorrectie instellen (p. 128) + X E knop Sluitertijdvergrendeling (belichtingsstand f of h; p. 123) Hoofdinstelschijf Bovenste LCD-venster + SHOOT CUSTOM F knop Diafragmavergrendeling (belichtingsstand g of h; p.
X Bracketing activeren of annuleren/ aantal opnamen in bracketingserie kiezen (p. 131, 134) + D knop Stapgrootte voor belichtingsbracketing kiezen (p. 132) Hoofdinstelschijf Bovenste LCD-venster + D knop Secundaire instelschijf Bovenste LCD-venster ❚❚ Witbalans Houd de knop WB ingedrukt en draai aan de instelschijven. Een witbalansinstelling kiezen (p. 141) + WB knop Witbalans fijn afstellen (p. 146), kleurtemperatuur instellen (p. 147) of een witbalanspreset kiezen (p.
❚❚ Flitsinstellingen Houd de knop M ingedrukt en draai aan de hoofdinstelschijf. Een flitsstand kiezen (p. 196) X + M knop Hoofdinstelschijf Bovenste LCD-venster A De knop Fn Naargelang de optie die werd geselecteerd voor Persoonlijke instelling f4 ([FUNC.-knop toewijzen], p.
Het BS-2 afdekkapje voor het accessoireschoentje X Het meegeleverde BS-2 afdekkapje voor het accessoireschoentje kan worden gebruikt om het schoentje te beschermen of om te voorkomen dat licht dat door de metalen onderdelen van het schoentje wordt weerkaatst, in foto’s te zien is. U kunt het BS-2 afdekkapje op het accessoireschoentje van de camera bevestigen, zoals rechts wordt weergegeven.
Snelhandleiding Voer de volgende stappen uit als u snel aan de slag wilt met de D3X. X 1 Laad de batterij op (p. 32). 2 Plaats de batterij (p. 34). 3 Bevestig een objectief (p. 37). Bevestigingsindex 4 Plaats een geheugenkaart (p. 42). Achterkant 5 Zet de camera aan (p. 48). Zie pagina 39 voor informatie over het kiezen van een taal en het instellen van de datum en tijd. Zie pagina 47 voor informatie over het scherpstellen van het zoekerbeeld.
6 Controleer de camera-instellingen (p. 48, 51). X Batterijniveau Belichtingsstand Beeldgrootte Witbalans SHOOT CUSTOM Aantal resterende opnamen Beeldteller ISO-gevoeligheid Bovenste LCD-venster Beeldkwaliteit Achterste LCD-venster 7 Kies enkelvoudige autofocus (p. 53, 74). Draai de selectieknop voor de scherpstelstand naar S (enkelvoudige autofocus). 8 Stel scherp en neem de foto (p. 55, 56).
sInstructies s In dit gedeelte wordt beschreven hoe u de cameramenu’s gebruikt, hoe u de camera gereedmaakt voor gebruik en hoe u uw eerste foto’s maakt en weergeeft. Cameramenu’s .................................................................... p. 26 Cameramenu’s gebruiken................................................................ p. 28 Help ......................................................................................................... p. 31 Eerste stappen ..............................
Cameramenu’s s De meeste opname-, weergave- en setup-opties zijn toegankelijk via de cameramenu’s. Als u de menu’s wilt weergeven, drukt u op de knop G. G knop Tabs Kies uit het weergavemenu, het opnamemenu, het menu Persoonlijke instellingen, het setup-menu, het retoucheermenu en Mijn menu (zie volgende pagina). Schuif geeft positie in huidig menu aan. Huidige instellingen worden aangegeven met pictogrammen.
❚❚ Menu’s De volgende menu’s zijn beschikbaar: Menu D Weergave C Opname Persoonlijke A instellingen B Setup N Retoucheren O MIJN MENU Beschrijving Weergave-instellingen aanpassen en foto’s beheren (p. 278). Opname-instellingen aanpassen (p. 290). s Camera-instellingen aanpassen (p. 302). Geheugenkaarten formatteren en basisinstellingen voor de camera uitvoeren (p. 346). Geretoucheerde kopieën van bestaande foto’s maken (p. 363). Een menu met eigen opties maken (p. 376).
Cameramenu’s gebruiken ❚❚ Menubediening Met de multi-selector en de knop J kunt u door de menu’s navigeren. s Gemarkeerde item selecteren Cursor omhoog Gemarkeerde item selecteren of submenu weergeven Annuleren en terugkeren naar vorige menu Cursor omlaag J knop Gemarkeerde item selecteren ❚❚ Door de menu’s navigeren Voer de onderstaande stappen uit om door de menu’s te navigeren. 1 Geef de menu’s weer. Druk op de knop G om de menu’s weer te geven. 2 Markeer het pictogram voor het huidige menu.
3 Selecteer een menu. Druk op 1 of 3 om het gewenste menu te selecteren. s 4 Plaats de cursor in het geselecteerde menu. Druk op 2 om de cursor in het geselecteerde menu te plaatsen. 5 Markeer een menu-item. Druk op 1 of 3 om een menuitem te markeren. 6 Geef de opties weer. Druk op 2 om de opties voor het geselecteerde menu-item weer te geven. 7 Markeer een optie. Druk op 1 of 3 om een optie te markeren.
8 s Selecteer het gemarkeerde item. Druk op J om het gemarkeerde item te selecteren. Druk op de knop G als u wilt afsluiten zonder een optie te selecteren. J knop Let op het volgende: • Menuopties die grijs worden weergegeven, zijn niet beschikbaar. • Hoewel drukken op 2 of het midden van de multi-selector gewoonlijk hetzelfde effect heeft als drukken op J, kunt u een selectie in sommige gevallen alleen bevestigen door op J te drukken.
Help Als het pictogram Q linksonder op de monitor wordt weergegeven, kunt u hulpinformatie weergeven door op de knop L (Q) te drukken. Terwijl u de knop ingedrukt houdt, wordt een beschrijving van de geselecteerde optie of het geselecteerde menu weergegeven. Druk op 1 of 3 om door de tekst te bladeren.
Eerste stappen De batterij opladen s De D3X wordt gevoed door een EN-EL4a oplaadbare Li-ion batterij (meegeleverd). De EN-EL4a is bij levering niet volledig opgeladen. Voor een maximale opnameduur dient u de batterij vóór gebruik op te laden in de meegeleverde MH-22 snellader. Het duurt circa twee uur en 25 minuten om een lege batterij volledig op te laden. 1 Sluit de lader aan op een stopcontact. Sluit het netsnoer aan op de batterijlader en steek de stekker in het stopcontact. Alle lampjes blijven uit.
4 Laad de batterij op. Laderlampjes Contactpunten CHARGElampjes (groen) s Aanduiding Plaats de batterij met de contactpunten naar voren en zorg dat het uiteinde van de batterij samenvalt met de aanduiding op de lader. Schuif de batterij vervolgens in de aangegeven richting totdat deze op zijn plaats klikt.
De batterij plaatsen 1 Zet de camera uit. Hoofdschakelaar Zet de camera altijd uit voordat u de batterij plaatst of verwijdert. s 2 Verwijder het deksel van het batterijvak. Klap de vergrendeling van het batterijvakdeksel omhoog, draai deze naar A om het deksel te ontgrendelen (q) en verwijder het BL-4 deksel van het batterijvak (w). 3 Bevestig het deksel op de batterij.
4 Plaats de batterij. Plaats de batterij, zoals rechts wordt aangegeven. 5 s Vergrendel het deksel. Om te voorkomen dat de batterij tijdens gebruik uit het batterijvak valt, draait u de vergrendeling naar de gesloten positie en klapt u deze omlaag, zoals rechts wordt aangegeven. Let erop dat u het deksel stevig vergrendeld. A EN-EL4a oplaadbare Li-ion batterijen De meegeleverde EN-EL4a geeft informatie door aan compatibele apparaten, zodat de camera de batterijlading kan weergeven in zes niveaus (p.
D De batterij en de lader Lees de waarschuwingen en voorzorgsmaatregelen op de pagina’s xviii–xx en 403–406 van deze handleiding en volg ze op. Om kortsluiting te voorkomen, plaatst u het beschermkapje terug als de batterij niet wordt gebruikt. s Gebruik de batterij niet bij omgevingstemperaturen onder 0 °C of boven 40 °C. Laad binnen op bij omgevingstemperaturen in de nabijheid van 535 °C; voor de beste resultaten, de batterij opladen bij temperaturen boven 20 °C.
Een objectief bevestigen Let goed op dat er geen stof in de camera komt wanneer u het objectief verwijdert. 1 Verwijder de achterste lensdop en de bodydop van de camera. s Nadat u hebt gecontroleerd of de camera uitstaat, verwijdert u de achterste lensdop van het objectief en de bodydop van de camera. 2 Bevestig het objectief. Zorg dat de bevestigingsmarkering op het objectief in lijn staat met de markering op de camerabody en plaats het objectief in de bajonetvatting van de camera.
❚❚ Het objectief verwijderen s Schakel de camera uit voordat u een objectief verwijdert of verwisselt. Als u het objectief wilt verwijderen, houdt u de ontgrendeling ingedrukt terwijl u het objectief rechtsom draait. Plaats na het verwijderen van het objectief de lensdoppen en de bodydop terug op respectievelijk het objectief en de camera. D CPU-objectieven met diafragmaring Als een CPU-objectief is uitgerust met een diafragmaring (p.
Basisinstellingen De eerste keer dat de menu’s worden weergegeven, wordt automatisch de taaloptie in het setup-menu gemarkeerd. Kies een taal en stel de datum en tijd in. 1 Zet de camera aan. 2 Selecteer [Language]. Hoofdschakelaar s G knop Druk op G om de cameramenu’s weer te geven en selecteer vervolgens [Language] in het setup-menu. Zie “Cameramenu’s gebruiken” (p. 28) voor informatie over het gebruik van de menu’s. 3 Selecteer een taal.
4 Selecteer [Wereldtijd]. Selecteer [Wereldtijd] en druk op 2. s 5 Stel de tijdzone in. Er verschijnt een selectievenster voor de tijdzone. Druk op 4 of 2 om de lokale tijdzone te markeren (het veld [UTC] geeft het verschil in uren aan tussen de geselecteerde tijdzone en de Coordinated Universal Time of UTC) en druk op J. 6 Schakel de zomertijd in of uit. De opties voor de zomertijd worden weergegeven. De zomertijd is standaard uitgeschakeld.
8 Stel de datumnotatie in. Druk op 1 of 3 om de volgorde te kiezen waarin het jaar, de maand en de dag worden weergegeven en druk op J. 9 s Keer terug naar de opnamestand. Druk de ontspanknop half in om terug te keren naar de opnamestand. A Het B pictogram Wanneer een knipperend B pictogram verschijnt in het LCD-venster wanneer de camera voor het eerst wordt gebruikt, controleer dan of de klokinstellingen (inclusief tijdzone en zomertijd) correct zijn.
Een geheugenkaart plaatsen s U kunt foto’s opslaan op CompactFlash-geheugenkaarten en microdrives (apart verkrijgbaar; p. 394). U kunt twee geheugenkaarten tegelijk in de camera plaatsen. In het volgende gedeelte wordt beschreven hoe u een geheugenkaart plaatst en formatteert. 1 Zet de camera uit. Hoofdschakelaar Zet de camera altijd uit voordat u een geheugenkaart plaatst of verwijdert. 2 Open het deksel van de kaartsleuf.
3 Plaats de geheugenkaart. Plaats de eerste geheugenkaart in sleuf 1. U kunt sleuf 2 alleen gebruiken als sleuf 1 al een kaart bevat. Plaats de geheugenkaart met de achterkant naar de monitor gericht (q). Wanneer de geheugenkaart volledig is geplaatst, komt de uitwerpknop naar voren (w) en licht het groene toegangslampje kort op. Toegangslampje s Achterkant D Geheugenkaarten plaatsen Plaats de geheugenkaart met de Richting van contactpunten eerst.
❚❚ Geheugenkaarten verwijderen 1 Zet de camera uit. Controleer of het toegangslampje uit is en zet de camera uit. s Toegangslampje 2 Verwijder de geheugenkaart. Open het deksel over de kaartsleuf (q) en druk op de uitwerpknop (w) om de kaart gedeeltelijk uit te werpen (e). De geheugenkaart kan vervolgens met de hand worden verwijderd. Druk niet op de geheugenkaart terwijl u op de uitwerpknop drukt. Als u deze waarschuwing negeert, kan de camera of de geheugenkaart beschadigd raken.
Geheugenkaarten formatteren Geheugenkaarten moeten worden geformatteerd voordat ze voor het eerst worden gebruikt. Formatteer de kaart, zoals hieronder wordt beschreven. D Geheugenkaarten formatteren Als u een geheugenkaart formatteert, worden alle gegevens op de kaart voorgoed gewist. Kopieer foto’s en andere gegevens die u wilt bewaren daarom naar een computer alvorens verder te gaan (p. 256). 1 Zet de camera aan. 2 Druk op de Q knoppen.
3 Druk nogmaals op de Q knoppen. Druk de Q knoppen (I en O) nogmaals tegelijk in om de geheugenkaart te formatteren. Tijdens het formatteren mag u de geheugenkaart niet verwijderen en de voeding niet verwijderen of loskoppelen. s Nadat het formatteren is voltooid, wordt in het bovenste LCD-venster het aantal foto’s aangegeven dat bij de huidige instellingen kan worden opgeslagen en geeft de beeldteller B aan.
Zoekerbeeld scherpstellen De camera is uitgerust met een knop voor dioptrie-instelling waarmee de camera aan het gezichtsvermogen van de gebruiker kan worden aangepast. Voordat u gaat fotograferen, controleert u of de weergave van het zoekerbeeld scherp is. 1 Trek de knop voor dioptrieinstelling naar voren. s Verwijder de lensdop, zet de camera aan en trek de knop voor de dioptrieinstelling naar voren (q). 2 Stel het zoekerbeeld scherp.
Basisstappen voor foto’s maken en weergeven s De camera aanzetten Voordat u foto’s maakt, zet u de camera aan en controleert u het batterijniveau en het aantal resterende opnamen, zoals hieronder wordt beschreven. 1 Zet de camera aan. Hoofdschakelaar Zet de camera aan. De LCD-vensters worden ingeschakeld en het beeld in de zoeker licht op. 2 Controleer het batterijniveau. Controleer het batterijniveau in de zoeker of het bovenste LCD-venster.
3 Controleer het aantal resterende opnamen. SHOOT CUSTOM In het bovenste LCD-venster wordt het aantal foto’s aangegeven dat bij de huidige instellingen kan worden gemaakt. Als dit aantal nul is, knipperen het aantal resterende opnamen, de beeldteller en het pictogram N in het bovenste LCD-venster en knippert het pictogram g in de zoeker. U kunt pas weer foto’s maken als u foto’s verwijdert of een nieuwe geheugenkaart plaatst.
A De batterij-aanduiding Als de segmenten van het batterijpictogram in het bovenste LCD-venster knipperen, wordt de batterijlading berekend. Na ongeveer drie seconden wordt het batterijniveau weergegeven. A s Automatische uitschakeling lichtmeters Standaard worden de sluitertijd- en diafragmaweergaven in het bovenste LCD-venster en de zoeker uitgeschakeld als er gedurende circa zes seconden geen handelingen plaatsvinden. Zo wordt de gebruiksduur van de batterij verlengd.
Camera-instellingen aanpassen In dit gedeelte wordt beschreven hoe u foto’s maakt met de standaardinstellingen. 1 Controleer de camera-instellingen. Belichtingsstand Beeldgrootte s Witbalans SHOOT CUSTOM ISO-gevoeligheid Bovenste LCD-venster Beeldkwaliteit Achterste LCD-venster De standaardinstellingen worden hieronder vermeld.
2 Selecteer de belichtingsstand e. Druk op de I toets en draai aan de hoofdinstelschijf om de belichtingsstand e te selecteren. De camera past de sluitertijd en het diafragma automatisch aan voor een optimale belichting in de meeste situaties. s 3 Kies de enkelvoudige ontspanstand. I knop Hoofdinstelschijf Ontgrendeling keuzeknop ontspanstand Houd de ontgrendeling van de keuzeknop voor de ontspanstand ingedrukt en draai de keuzeknop voor de ontspanstand naar S (enkel beeld).
5 Kies enkelvoudige autofocus. Scherpstelstand selectieknop Draai aan de selectieknop voor de scherpstelstand totdat deze op zijn plaats klikt en naar S (enkelvoudige autofocus) wijst. Bij deze instelling stelt de camera automatisch scherp op het onderwerp in het geselecteerde scherpstelpunt wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt. Er kunnen alleen foto’s worden gemaakt als de camera heeft scherpgesteld. 6 Kies matrixmeting.
De camera gereedmaken s Wanneer u foto’s in de zoeker kadreert, houdt u de handgreep in uw rechterhand en ondersteunt u de camerabody of het objectief met uw linkerhand. Houd ter ondersteuning uw ellebogen lichtjes tegen uw lichaam gedrukt en plaats één voet een halve pas naar voren om uw bovenlichaam stabiel te houden. Wanneer u staande foto’s (portretstand) kadreert, ontgrendelt u de ontspanknop voor verticale opnamen (p. 5) en houdt u de camera vast zoals rechts wordt aangegeven.
Scherpstellen en afdrukken 1 Druk de ontspanknop half in om scherp te stellen (p. 56). s Bij de standaardinstellingen stelt de camera scherp Scherpstelling Bufferop het onderwerp in het aanduiding capaciteit middelste scherpstelpunt. Kadreer een foto in de zoeker waarbij het hoofdonderwerp zich in het geselecteerde scherpstelpunt bevindt en druk de ontspanknop half in. Als de camera kan scherpstellen, verschijnt de scherpstelaanduiding (I) in de zoeker.
2 Druk de ontspanknop helemaal in om de foto te maken. Druk de ontspanknop rustig helemaal in om de foto te Toegangslampje maken. Het toegangslampje naast het kaartsleufdeksel brandt terwijl de foto op de geheugenkaart wordt opgeslagen. U mag de geheugenkaart niet verwijderen, de camera niet uitzetten en de stroombron niet verwijderen of loskoppelen voordat het lampje uit is. s A De ontspanknop De camera heeft een tweetraps ontspanknop. De camera stelt scherp wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt.
Foto’s bekijken 1 Druk op de knop K. De laatst gemaakte foto wordt op de monitor weergegeven. s 2 Bekijk andere foto’s. U kunt andere foto’s weergeven door op 4 of 2 te drukken. Druk op 1 of 3 om extra informatie over de geselecteerde foto weer te geven (p. 229). 1/ 10 1/ 125, F5. 6 N I KON D3X 100 85mm 0. 0 AUTO 0, 0 100NCD3X DSC_0001. JPG 15/ 12/ 2008 10: 15: 00 OR AL N ORM 6048x4032 De kaart waarop de geselecteerde foto is opgeslagen, wordt aangegeven door een pictogram (zie rechts).
Ongewenste foto’s wissen Als u de foto wilt wissen die op de monitor wordt weergegeven, drukt u op de knop O. Houd er rekening mee dat eenmaal gewiste foto’s niet meer kunnen worden hersteld. s 1 Geef de foto weer. Geef de foto weer die u wilt wissen, zoals wordt beschreven in “Foto’s bekijken” op de vorige pagina. K knop De kaart waarop de geselecteerde foto is opgeslagen, wordt aangegeven door een pictogram (zie rechts). 2 Wis de foto. Druk op de knop O.
dOpties voor beeldopname d In dit gedeelte wordt beschreven hoe u het beeldgebied, de beeldkwaliteit en het beeldformaat kiest en hoe u de functie van de geheugenkaart in sleuf 2 kiest. Beeldgebied ......................................................................... p. 60 Beeldkwaliteit ...................................................................... p. 66 Beeldgrootte ........................................................................ p. 70 Sleuf 2........................................
Beeldgebied d Dankzij de FX-formaat (35,9 × 24,0 mm) beeldsensor van de camera kunt u beelden opslaan met een beeldgebied (beeldhoek) dat equivalent is met dat van een analoge kleinbeeldcamera. U selecteert het beeldgebied met de optie [Beeldgebied] in het opnamemenu. Bij de standaardinstelling [Automatische DX-uitsnede] snijdt de camera foto’s automatisch bij tot de DX-beeldhoek als een DX-formaat objectief is bevestigd.
❚❚ Kies beeldgebied Kies het beeldgebied dat wordt gebruikt als [Uit] is geselecteerd voor [Automatische DX-uitsnede] (p. 63). Optie c FXformaat (36x24) DX- a formaat (24x16) 5:4 b (30x24) Beschrijving Beelden worden opgeslagen in FX-formaat, waarbij het volledige gebied van de beeldsensor (35,9 × 24,0 mm) wordt gebruikt. Dit levert een beeldhoek op die equivalent is met die van een Nikkorobjectief op een kleinbeeldcamera.
A d DX-objectieven DX-objectieven zijn bedoeld voor gebruik met DX-formaat camera’s en hebben een kleinere beeldhoek dan objectieven voor kleinbeeldcamera’s. Als [Automatische DX-uitsnede] is uitgeschakeld en [FX-formaat (36 × 24)] of [5 : 4 (30 × 24)] is geselecteerd voor [Beeldgebied] terwijl een DX-objectief is bevestigd, kunnen de randen van de foto donker zijn.
Het beeldgebied kan worden ingesteld door gebruik te maken van de optie [Beeldgebied] in het opnamemenu of (in de standaardinstelling) door op de Fn-knop te drukken en aan een instelschijf te draaien. ❚❚ Het menu Beeldgebied 1 Selecteer [Beeldgebied]. Markeer [Beeldgebied] in het opnamemenu (p. 290) en druk op 2. 2 d Kies een optie. Markeer [Automatische DX-uitsnede] of [Kies beeldgebied] en druk op 2. 3 Pas de instellingen aan. Selecteer een optie en druk op J.
❚❚ De knop Fn d Het beeldgebied kan worden geselecteerd door op de Fn-knop te drukken en aan de hoofdinstelschijf of secundaire instelschijf te draaien tot de gewenste uitsnede in de zoeker Fn-knop Hoofdinstelschijf wordt weergegeven (p. 62). Deze bewerking (de standaardoptie voor de Fn-knop en de instelschijven; p. 336) kan niet worden uitgevoerd terwijl foto’s worden genomen in de stand Meervoudige belichting (p. 209).
D Automatische DX-uitsnede De knop Fn kan niet worden gebruikt om het beeldgebied te selecteren als een DX-objectief is bevestigd en [Automatische DX-uitsnede] is ingeschakeld. A De knoppen Fn en AE-L/AF-L en de scherptedieptecontroleknop U kunt de instellingen voor het beeldgebied wijzigen met behulp van de knop Fn (standaardinstelling, zie persoonlijke instelling f4, [FUNC.-knop toewijzen], p. 333), de scherptedieptecontroleknop (persoonlijke instelling f5, [Voorbeeldknop toewijzen], p.
Beeldkwaliteit De camera ondersteunt de volgende opties voor beeldkwaliteit. Optie d NEF (RAW) TIFF (RGB) JPEG Fijn JPEG Normaal JPEG Basis NEF (RAW) + JPEG Fijn NEF (RAW) + JPEG Normaal NEF (RAW) + JPEG Basis Bestands -type Beschrijving Onbewerkte gegevens van de beeldsensor worden rechtstreeks op de geheugenkaart opgeslagen in de NEF-indeling (Nikon Electronic Format). Gebruik deze optie voor foto’s die naar een computer worden overgezet NEF om bijgewerkt of afgedrukt te worden.
U stelt de beeldkwaliteit in door de knop QUAL ingedrukt te houden en aan de hoofdinstelschijf te draaien totdat de gewenste instelling wordt weergegeven in het achterste LCD-venster. QUAL knop Hoofdinstelschijf d Achterste LCD-venster A Bestandsgrootte Zie pagina 427 voor informatie over het aantal foto’s dat kan worden opgeslagen bij verschillende instellingen voor beeldkwaliteit en -grootte. A NEF (RAW)-opname De optie [NEF (RAW)-opname] in het opnamemenu bepaalt de compressie (p.
❚❚ Het menu JPEG-compressie Het onderdeel [JPEG-compressie] in het opnamemenu biedt de volgende opties voor JPEG-foto’s: Optie Vaste grootte O (standaard) d 68 P Optimale kwaliteit Beschrijving Beelden worden gecomprimeerd tot ongeveer dezelfde bestandsgrootte. De kwaliteit hangt af van het onderwerp van de foto. Optimale beeldkwaliteit. De bestandsgrootte hangt af van het onderwerp van de foto.
❚❚ Het menu NEF (RAW)-opname: Type Het onderdeel [NEF (RAW)-opname] > [Type] in het opnamemenu biedt de volgende compressieopties voor NEF (RAW)-foto’s: Optie Beschrijving NEF-beelden worden gecomprimeerd met een Compressie omkeerbaar algoritme, waardoor de N zonder verlies bestandsgrootte met circa 20 – 40 % afneemt (standaard) zonder dat dit van invloed is op de beeldkwaliteit.
Beeldgrootte De beeldgrootte wordt gemeten in pixels. Kies L (Groot, de standaardoptie), M (Middel) of S (Klein). (De beeldgrootte hangt ook af van de optie die is geselecteerd voor [Beeldgebied] p. 60): Beeldgebied d FX-formaat (36 × 24) DX-formaat (24 × 16) 5 : 4 (30 × 24) Optie L M S L M S L M S Grootte (pixels) 6.048 × 4.032 4.544 × 3.024 3.024 × 2.016 3.968 × 2.640 2.976 × 1.976 1.984 × 1.320 5.056 × 4.032 3.792 × 3.024 2.528 × 2.
U kunt de beeldgrootte instellen door de knop QUAL ingedrukt te houden en aan de secundaire instelschijf te draaien totdat de gewenste optie wordt weergegeven in het achterste LCD-venster. QUAL knop Secundaire instelschijf d Achterste LCD-venster A Het menu Beeldgrootte U kunt de beeldgrootte ook aanpassen via de optie [Beeldgrootte] in het opnamemenu (p. 290).
Sleuf 2 Gebruik de optie [Sleuf 2] in het opnamemenu (p. 290) om de functie van de geheugenkaart in sleuf 2 te kiezen. Optie d X Overloop (standaard) Y Back-up RAW sleuf Z 1-JPEG sleuf 2 D Achterste LCDvenster Beschrijving De geheugenkaart in sleuf 2 wordt gebruikt om foto’s op te slaan als de geheugenkaart in sleuf 1 vol is. Elke foto wordt opgeslagen op beide geheugenkaarten.
NScherpstelling – Bepalen hoe de camera scherpstelt In dit gedeelte worden de opties beschreven die bepalen hoe de camera scherpstelt. N Scherpstelstand................................................................... p. 74 AF-veldstand ........................................................................ p. 76 Selectie van scherpstelpunt.............................................. p. 78 Scherpstelvergrendeling ................................................... p. 80 Handmatige scherpstelling.....
Scherpstelstand N U kunt de scherpstelstand selecteren Selectieknop scherpstelstand met de selectieknop voor de scherpstelstand op de voorzijde van de camera.
A De B knoppen Als het gaat om scherpstellen van de camera, heeft het indrukken van een van de B knoppen hetzelfde effect als het half indrukken van de ontspanknop. B knop N B knop voor verticale opnamen A Anticiperende meevolgende scherpstelling Bij continue AF gebruikt de camera anticiperende meevolgende scherpstelling als het onderwerp naar de camera toe of van de camera af beweegt terwijl de ontspanknop half wordt ingedrukt of een van de B knoppen wordt ingedrukt.
AF-veldstand De AF-veldstand bepaalt hoe het Selectieknop AF-veldstand scherpstelpunt wordt geselecteerd in de autofocusstand (p. 74). U selecteert de AF-veldstand door aan de selectieknop voor de AF-veldstand te draaien. De volgende opties zijn beschikbaar: N Stand Beschrijving De gebruiker selecteert handmatig het scherpstelpunt; de camera stelt alleen scherp op het onderwerp in het K geselecteerde scherpstelpunt.
A AF-veldstand De AF-veldstand wordt weergegeven in de opname-informatieweergave wanneer u op de knop R drukt. Aanduiding AF-veldstand AF-veldstand Informatieweergave K Enkelpunts AF Persoonlijke instelling a3 ([Dynamisch AF-veld], p. 307) N 9 punten (standaard) I Dynamisch veld-AF* 21 punten 51 punten 51 punten (3D-tracking) H Automatisch veld-AF * Alleen het actieve scherpstelpunt wordt weergegeven in de zoeker.
Selectie van scherpstelpunt N De camera biedt 51 scherpstelpunten Selectieknop AF-veldstand die samen een groot deel van het beeld beslaan. Het scherpstelpunt kan handmatig worden geselecteerd, zodat het hoofdonderwerp zich vrijwel overal in het beeld kan bevinden (enkelpunts AF en dynamisch veld-AF), of automatisch (automatisch veld-AF; handmatige detectie van het scherpstelpunt is niet beschikbaar als automatisch veld-AF is geselecteerd).
A Staande foto’s (portretstand) Als u opnamen in de “staande” stand (portretstand) kadreert, gebruikt u de instelschijven om het scherpstelpunt te selecteren. Zie persoonlijke instelling f4 ([FUNC.-knop toewijzen], p. 337) voor meer informatie. A Zie ook Zie persoonlijke instelling a6 ([Verlichting scherpstelpunt], p. 310) als u wilt instellen wanneer het scherpstelpunt wordt verlicht. Zie persoonlijke instelling a7 ([Doorloop scherpstelpunt], p.
Scherpstelvergrendeling U kunt de scherpstelvergrendeling gebruiken om de compositie te wijzigen nadat u hebt scherpgesteld. Op deze manier kunt u scherpstellen op een onderwerp dat zich in de uiteindelijke compositie niet in een scherpstelpunt bevindt. U kunt deze functie ook gebruiken wanneer het autofocussysteem niet kan scherpstellen (p. 82). N 1 Stel scherp. Plaats het onderwerp in het geselecteerde scherpstelpunt en druk de ontspanknop half in om de scherpstelling te activeren.
Continue AF Druk op de knop AE-L/AF-L om zowel de scherpstelling als de belichting te vergrendelen (het pictogram AE-L verschijnt in de zoeker, zie pagina 125). De scherpstelling en belichting blijven vergrendeld zolang u de knop AE-L/AF-L ingedrukt houdt, zelfs als u uw vinger van de ontspanknop haalt. Ontspanknop q w AE-L/AF-L knop 3 N Pas de compositie aan en druk af.
Goede resultaten met autofocus Autofocus functioneert niet goed onder de volgende omstandigheden. De ontspanknop wordt mogelijk geblokkeerd als de camera onder deze omstandigheden niet kan scherpstellen, of de scherpstelaanduiding (●) wordt weergegeven, terwijl de sluiter kan worden ontspannen, zelfs als de camera niet kan scherpstellen op het onderwerp. Gebruik in deze gevallen handmatige scherpstelling (p. 83) of gebruik de scherpstelvergrendeling (p.
Handmatige scherpstelling Handmatige scherpstelling is beschikbaar voor objectieven die geen autofocus ondersteunen (niet-AF Nikkor-objectieven) of als autofocus niet het gewenste resultaat oplevert (p. 82). Als u handmatig wilt scherpstellen, stelt u de selectieknop voor de scherpstelstand in op M en draait u aan de scherpstelring van het objectief totdat het beeld op het matglas in de zoeker scherp is. U kunt altijd foto’s maken, ook als het beeld niet scherp is.
De elektronische afstandsmeter N Als het objectief een maximaal diafragma van f/5.6 of groter (lager f/-getal) heeft, kunt u de scherpstelaanduiding in de zoeker gebruiken om te controleren of het onderwerp in het geselecteerde scherpstelpunt scherp is. (Het scherpstelpunt kan worden geselecteerd uit de 51 beschikbare punten.
kOntspanstand – Enkel beeld, Continu, Livebeeld, Zelfontspanner of Spiegel omhoog De ontspanstand bepaalt hoe de camera foto’s maakt: één foto per keer, in een doorlopende reeks, terwijl het beeld door het objectief op de monitor wordt weergegeven, met een ingestelde sluitervertraging of terwijl de spiegel is opgeklapt voor een snellere sluiterrespons en minimale trillingen. k Een ontspanstand kiezen ................................................. p. 86 Continustand .....................................
Een ontspanstand kiezen De camera ondersteunt de volgende ontspanstanden: Stand S Enkel beeld CL Continu laag k Beschrijving De camera maakt één foto telkens wanneer de ontspanknop wordt ingedrukt. 1–5 beelden per seconde zolang u de ontspanknop ingedrukt houdt *. Terwijl u de ontspanknop ingedrukt houdt, maakt de CH camera foto’s aan een snelheid van maximaal 5 beelden Continu per seconde * (5–7 bps als [DX-formaat (24 × 16)] is hoog geselecteerd voor [Beeldgebied]; zie pagina 60).
U kiest een ontspanstand door de ontgrendeling van de keuzeknop voor de ontspanstand in te drukken en de keuzeknop naar de gewenste instelling te draaien.
Continustand Foto’s maken in de standen CH (continu hoog) en CL (continu laag): 1 Selecteer de stand CH of CL. Druk op de ontgrendeling van de keuzeknop voor de ontspanstand en draai de keuzeknop naar CH of CL. k 2 Keuzeknop ontspanstand Kadreer, stel scherp en maak de foto. Terwijl de ontspanknop helemaal wordt ingedrukt, worden foto’s gemaakt met de beeldsnelheid die is geselecteerd voor persoonlijke instelling d2 ([Opnamesnelheid], p. 321).
A Het buffergeheugen De camera is voorzien van een buffergeheugen voor tijdelijke opslag, zodat u kunt blijven fotograferen terwijl de foto’s op de geheugenkaart worden opgeslagen. U kunt maximaal 130 foto’s achter elkaar maken. De beeldsnelheid neemt echter af wanneer de buffer vol is. In uitzonderlijke gevallen kan de beeldsnelheid ook afnemen bij gebruik van een microdrive als geheugenkaart. Het toegangslampje naast de kaartsleuf brandt wanneer foto’s op de geheugenkaart worden opgeslagen.
Beelden kadreren op de monitor (Livebeeld) k Selecteer de stand livebeeld (a) om foto’s in de monitor te kadreren. De volgende opties zijn beschikbaar: • Uit de hand (g): Kies deze optie wanneer foto’s van bewegende voorwerpen uit de hand worden genomen of bij het kadreren van foto’s in een hoek waarbij het moeilijk is de zoeker te gebruiken (p. 91). De camera stelt normaal scherp door middel van de autofocus met fasedetectie.
Stand voor livebeeld: Uit de hand (g) 1 Selecteer de stand voor livebeeld. Druk op de ontgrendeling van de keuzeknop voor de ontspanstand en draai de keuzeknop naar a. 2 Keuzeknop ontspanstand Opties voor [Livebeeld] afstellen in het opnamemenu. Selecteer [Livebeeld] in het opnamemenu en kies [Uit de hand] voor [Stand voor livebeeld]. k Het menu [Livebeeld] bevat ook een optie [Ontspanstand] waarbij u de keuze hebt uit de ontspanstanden enkel beeld en continu (p. 86).
4 Kadreer het beeld op de monitor. Als u het beeld op de monitor wilt vergroten tot maximaal 13×, houdt u de knop N ingedrukt terwijl u aan de hoofdinstelschijf draait. N knop k Hoofdinstelschijf Wanneer u inzoomt op het beeld dat door het objectief te zien is, verschijnt rechtsonder op de monitor een navigatievenster. Gebruik de multiselector om binnen de haakjes van het AF-veld te navigeren. 5 Stel scherp. Autofocus (scherpstelstand S of C): Druk de ontspanknop half in of druk op een B knop.
6 Maak de foto. Druk de ontspanknop helemaal in om de scherpstelling en de belichting te herstellen en de foto te maken. Als Continu hoog of Continu laag is geselecteerd voor [Ontspanstand], wordt de monitor uitgeschakeld zolang u de ontspanknop ingedrukt houdt. k D Geen beeld Nadat u een foto hebt gemaakt, kunt u het beeld weergeven om te controleren of de foto is opgenomen.
Stand voor livebeeld: Statief (h) 1 Maak de camera gereed. Plaats de camera op een statief of op een stabiele, vlakke ondergrond. 2 Selecteer de stand voor livebeeld. Druk op de ontgrendeling van de keuzeknop voor de ontspanstand en draai de keuzeknop naar a. k 3 Keuzeknop ontspanstand Opties voor [Livebeeld] afstellen in het opnamemenu. Selecteer [Livebeeld] in het opnamemenu en kies [Statief ] voor [Stand voor livebeeld]. Opties voor [Ontspanstand] kunnen worden geselecteerd zoals op p.
5 Druk de ontspanknop volledig in. De spiegel wordt opgeklapt en het beeld dat door het objectief te zien is, wordt weergegeven op de cameramonitor. Het onderwerp is niet langer zichtbaar in de zoeker. Als u wilt afsluiten zonder een foto te maken, draait u de keuzeknop voor de ontspanstand naar een andere instelling of drukt u op G. 6 Stel scherp.
Als u het beeld op de monitor tot maximaal 13× wilt vergroten en de scherpstelling wilt controleren, houdt u de knop N ingedrukt terwijl u aan de hoofdinstelschijf draait. N knop Hoofdinstelschijf Wanneer u inzoomt op het beeld dat door het objectief te zien is, verschijnt rechtsonder op de monitor een navigatievenster. Gebruik de multiselector om naar delen van het beeld te gaan die niet op de monitor te zien zijn. Als u de belichting bij de huidige instellingen vooraf wilt bekijken, drukt u op J.
7 Maak de foto. Druk de ontspanknop helemaal in om de foto te maken. Als Continu hoog of Continu laag is geselecteerd voor [Ontspanstand], wordt de monitor uitgeschakeld zolang u de ontspanknop ingedrukt houdt. k D Scherpstellen met behulp van autofocus met contrastdetectie Autofocus met contrastdetectie duurt langer dan normale autofocus (met fasedetectie).
D Fotograferen in de stand voor livebeeld Hoewel ze op de foto uiteindelijk niet verschijnen, kunnen banden of vertekeningen zichtbaar zijn in de monitor onder fluorescerende lampen of lampen met kwikdamp of natrium, of wanneer de camera horizontaal wordt bewogen of een voorwerp met hoge snelheid door het beeld beweegt. Felle lichtbronnen kunnen nabeelden veroorzaken in de monitor wanneer de camera wordt bewogen. Er kunnen ook heldere vlekken verschijnen.
A De opname-informatieweergave Druk op de knop R als u de aanduidingen op de monitor in de stand voor livebeeld wilt verbergen of weergeven. Opnameinformatieweergave Virtuele horizon 2 Opname-info + histogram 1, 2 Opname-informatie uit k Hulpsjablonen 2 1 Wordt alleen weergegeven wanneer u de belichting vooraf controleert (statiefstand; p. 96). 2 Wordt niet weergegeven als het beeld door het objectief is ingezoomd.
Zelfontspannerstand De zelfontspanner kan worden gebruikt om cameratrilling te verminderen of om een zelfportret te maken. Als u de zelfontspanner wilt gebruiken, plaatst u de camera op een statief (aanbevolen) of op een stabiele, vlakke ondergrond en voert u de onderstaande stappen uit: 1 k Selecteer de zelfontspannerstand. Druk op de ontgrendeling van de keuzeknop voor de ontspanstand en draai de keuzeknop naar E. 2 Kadreer de foto en stel scherp.
3 Start de zelfontspanner. Druk de ontspanknop volledig in om de zelfontspanner te starten. Het zelfontspannerlampje begint te knipperen en stopt twee seconden voordat de foto wordt genomen. Als u de zelfontspanner wilt uitschakelen voordat de foto is gemaakt, draait u de keuzeknop voor de ontspanstand naar een andere instelling. k A A In de zelfontspannerstand komt een sluitertijd van A overeen met ongeveer 1/10 seconde. A Zie ook Zie persoonlijke instelling c3 ([Vertraging zelfontspanner], p.
De stand Spiegel omhoog Kies deze stand als u onscherpte door camerabeweging wilt verminderen wanneer de spiegel is opgeklapt. Gebruik van een statief wordt aangeraden. 1 Selecteer de stand Spiegel omhoog. Druk op de ontgrendeling van de keuzeknop voor de ontspanstand en draai de keuzeknop naar MUP. k 2 Keuzeknop ontspanstand Klap de spiegel omhoog. Kadreer het beeld, stel scherp en druk de ontspanknop helemaal in om de spiegel op te klappen.
SISO-gevoeligheid – Sneller reageren op licht “ISO-gevoeligheid” is het digitale equivalent van filmgevoeligheid. Hoe hoger de gevoeligheid, des te minder licht nodig is om een foto te maken. Zo kunt u een kortere sluitertijd of een kleiner diafragma gebruiken. In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u de ISO-gevoeligheid handmatig en automatisch instelt. S De ISO-gevoeligheid handmatig kiezen...................... p. 104 Instelling automatische ISO-gevoeligheid.................. p.
De ISO-gevoeligheid handmatig kiezen De ISO-gevoeligheid kan worden ingesteld op een waarde tussen ISO 100 en ISO 1600, in stappen die equivalent zijn met 1/3 LW. Voor speciale situaties zijn ook instellingen van circa 0,3–1 LW onder ISO 100 en 0,3–2 LW boven ISO 1600 beschikbaar. S U kunt de ISO-gevoeligheid aanpassen door de knop ISO ingedrukt te houden en aan de hoofdinstelschijf te draaien totdat de gewenste instelling wordt weergegeven in de LCDvensters of in de zoeker.
A ISO-gevoeligheid instellen Welke instellingen beschikbaar zijn, hangt af van de optie die is geselecteerd voor persoonlijke instelling b1 ([ISO-stapgrootte], p. 314).
Instelling automatische ISO-gevoeligheid S Wanneer [Uit] (standaardinstelling) is gekozen voor de optie [Inst autom ISO-gevoeligheid] in het opnamemenu, blijft ISOgevoeligheid ingesteld op de waarde zoals de gebruiker heeft geselecteerd (zie pagina 104). Wanneer [Aan] is gekozen, wordt ISO-gevoeligheid automatisch aangepast wanneer optimale belichting niet kan worden bereikt met de waarde zoals de gebruiker heeft geselecteerd (flitssterkte is waar nodig aangepast).
A Instelling automatische ISO-gevoeligheid Ruis is aannemelijker bij hogere gevoeligheden. Om ruis te reduceren, gebruik de optie [Hoge ISO ruisonderdrukking] in het opnamemenu (zie pagina 300). Bij gebruik van een flitser, wordt de geselecteerde waarde voor [Langste sluitertijd] genegeerd ten gunste van de geselecteerde optie voor persoonlijke instelling e1 ([Flitssynchronisatie snelheid], p. 326).
S 108
VBelichting – Bepalen hoe de camera de belichting instelt In dit gedeelte worden de opties beschreven die beschikbaar zijn om de belichting te regelen, waaronder lichtmeting, belichtingsstand, belichtingsvergrendeling, belichtingscorrectie en bracketing. Lichtmeting ....................................................................... p. 110 Belichtingsstand............................................................... p. 112 e: Geprogrammeerd automatisch.............................................
Lichtmeting De lichtmeetmethode bepaalt hoe de camera de belichting instelt. De volgende opties zijn beschikbaar: Methode a 3Dkleurenmatrixmeting II Z Beschrijving Aanbevolen voor de meeste situaties. De camera meet een groot deel van het beeld en stelt de belichting in op basis van helderheidsverdeling, kleur, afstand en compositie, voor een natuurlijk resultaat. De camera meet het hele beeld, maar kent het meeste gewicht toe aan een gebied in het midden van het beeld.
U kiest een lichtmeetmethode door Selectieknop lichtmeting de vergrendeling van de selectieknop voor de lichtmeting ingedrukt te houden en aan de selectieknop voor de lichtmeting te draaien totdat de gewenste methode wordt weergegeven. Z A 3D-kleurenmatrixmeting II Bij matrixmeting wordt de belichting ingesteld met behulp van een RGB-sensor met 1.005 segmenten.
Belichtingsstand De belichtingsstand bepaalt hoe de camera de sluitertijd en het diafragma instelt wanneer de belichting wordt aangepast. Er zijn vier standen beschikbaar: geprogrammeerd automatisch (e), sluitertijdvoorkeuze (f ), diafragmavoorkeuze (g) en handmatig (h). Stand Geprogrammeerd e automatisch (p. 114) Z Sluitertijdf voorkeuze (p. 116) Diafragmag voorkeuze (p. 118) h Handmatig (p. 120) Beschrijving De camera stelt de sluitertijd en het diafragma in voor een optimale belichting.
U kiest een belichtingsstand door de knop I ingedrukt te houden en aan de hoofdinstelschijf te draaien totdat de gewenste stand wordt weergegeven in de zoeker of het bovenste LCD-venster. I knop Hoofdinstelschijf A Scherptedieptecontrole Als u het effect van het diafragma wilt bekijken, houdt u de knop voor scherptedieptecontrole ingedrukt.
e: Geprogrammeerd automatisch In deze stand worden de sluitertijd en het diafragma automatisch ingesteld op basis van een ingebouwd programma. Dit levert in de meeste situaties een optimale belichting op. Deze stand wordt aanbevolen voor snapshots en andere situaties waarin u de sluitertijd en het diafragma door de camera wilt laten bepalen. Foto’s maken in de stand Geprogrammeerd automatisch: 1 Selecteer de belichtingsstand e.
A Flexibel programma In de belichtingsstand e kunt u verschillende combinaties van sluitertijd en diafragma selecteren door aan de hoofdinstelschijf te draaien (flexibel programma). Draai de instelschijf naar rechts voor een groot diafragma (laag f/-getal) om de achtergrond onscherp weer te geven of voor een korte sluitertijd om Hoofdinstelschijf beweging te bevriezen.
f: Sluitertijdvoorkeuze In de stand Sluitertijdvoorkeuze kunt u zelf een sluitertijd kiezen, waarna de camera automatisch het diafragma kiest dat de optimale belichting oplevert. Foto’s maken in de stand Sluitertijdvoorkeuze: 1 Selecteer de belichtingsstand f. I knop Houd de knop I ingedrukt en draai aan de hoofdinstelschijf totdat f wordt Hoofdinstelschijf weergegeven in de zoeker en in het bovenste LCD-venster. Z 2 Stel een sluitertijd in.
Korte sluitertijd (1/1000 sec.) Lange sluitertijd (1/10 sec.) De sluitertijd kan worden vastgezet op de geselecteerde instelling (zie pagina 123). 3 Kadreer, stel scherp en maak de foto. Z A Zie ook Zie pagina 416 voor informatie over wat u moet doen als de aanduiding “A” knippert in de sluitertijdweergave.
g: Diafragmavoorkeuze In de stand Diafragmavoorkeuze kunt u zelf het diafragma kiezen, waarna de camera automatisch de sluitertijd kiest die de optimale belichting oplevert. Foto’s maken in de stand Diafragmavoorkeuze: 1 Z Selecteer de belichtingsstand g. Houd de knop I ingedrukt en draai aan de hoofdinstelschijf totdat g wordt weergegeven in de zoeker en in het bovenste LCD-venster. 2 I knop Hoofdinstelschijf Selecteer een diafragma.
Een klein diafragma (hoog f/-getal) levert een grote scherptediepte op (zie pagina 113), waardoor zowel de voorals de achtergrond scherp wordt weergegeven. Een groot diafragma (laag f/-getal) verzacht de achtergronddetails in portretten of andere composities waarbij de nadruk op het hoofdonderwerp ligt. Klein diafragma (f/36) Groot diafragma (f/2.8) Het diafragma kan worden vastgezet op de geselecteerde instelling (zie pagina 124). 3 Z Kadreer, stel scherp en maak de foto.
h: Handmatig In de handmatige belichtingsstand stelt u zowel de sluitertijd als het diafragma in. Foto’s maken in de handmatige belichtingsstand: 1 Selecteer de belichtingsstand h. I knop Houd de knop I ingedrukt en draai aan de Hoofdinstelschijf hoofdinstelschijf totdat h wordt weergegeven in de zoeker en in het bovenste LCD-venster. Z 2 Selecteer het diafragma en de sluitertijd.
Secundaire instelschijf Diafragma instellen SHOOT CUSTOM Sluitertijd instellen SHOOT CUSTOM Hoofdinstelschijf De sluitertijd en het diafragma kunnen worden vastgezet op de geselecteerde instelling (zie pagina 123, 124). 3 Z Kadreer, stel scherp en maak de foto. Sluitertijd: 1/250 sec.
A Elektronische analoge belichtingsaanduidingen De elektronische analoge belichtingsaanduiding in de zoeker en het bovenste LCD-venster geeft aan of de foto bij de huidige instellingen wordt onder- of overbelicht. Afhankelijk van de optie die is gekozen voor persoonlijke instelling b2 ([Stapgrootte inst. belichting], p. 314), wordt de hoeveelheid onder- of overbelichting aangegeven in stappen van 1/3 LW, 1/2 LW of 1 LW.
Sluitertijd en diafragma vergrendelen Met de knop F kunt u de sluitertijd vergrendelen op de waarde die is geselecteerd in de stand Sluitertijdvoorkeuze of Handmatig of het diafragma vergrendelen op de waarde die is geselecteerd in de stand Diafragmavoorkeuze of Handmatig. Vergrendeling is niet beschikbaar in de stand Geprogrammeerd automatisch.
❚❚ Diafragmavergrendeling U vergrendelt het diafragma op de geselecteerde waarde door de knop F in te drukken en aan de secundaire instelschijf te draaien totdat het pictogram R wordt weergegeven in de zoeker en het bovenste LCD-venster. F knop Z 124 Secundaire instelschijf U ontgrendelt het diafragma door de knop F ingedrukt te houden en aan de secundaire instelschijf te draaien totdat het pictogram R verdwijnt.
Belichtingsvergrendeling (AE) Gebruik belichtingsvergrendeling als u de compositie van een foto wilt wijzigen nadat u de belichting hebt gemeten. 1 Selecteer centrumgerichte meting of spotmeting (p. 110). Selectieknop lichtmeting Matrixmeting levert niet het gewenste resultaat op met belichtingsvergrendeling. Als u centrumgerichte meting gebruikt, selecteert u met de multi-selector het middelste scherpstelpunt (p. 78). 2 Vergrendel de belichting.
3 Pas de compositie aan. Houd de knop AE-L/AF-L ingedrukt, pas de compositie aan en maak de foto.
A Gemeten gebied Bij spotmeting wordt de belichting vergrendeld op de waarde die wordt gemeten in een cirkel van 4 mm die gecentreerd is op het geselecteerde scherpstelpunt. Bij centrumgerichte lichtmeting zal de belichting worden vergrendeld op de waarde die wordt gemeten in het midden van de zoeker (het standaard gebied voor centrumgerichte lichtmeting is een cirkel van 12 mm in het midden van de zoeker).
Belichtingscorrectie Belichtingscorrectie wordt gebruikt om de belichtingswaarde die de camera voorstelt te wijzigen, zodat u foto’s lichter of donkerder kunt maken. In de belichtingsstand h wordt alleen de belichtingsinformatie in de elektronische analoge belichtingsaanduiding gewijzigd. De sluitertijd en het diafragma veranderen niet.
De belichtingscorrectie kan worden ingesteld op een waarde tussen –5 LW (onderbelichting) en +5 LW (overbelichting) in stappen van 1/3 LW. Kies een positieve waarde om het onderwerp lichter te maken of een negatieve waarde om het onderwerp donkerder te maken.
Bracketing Z De camera biedt drie soorten bracketing: belichtingsbracketing, flitsbracketing en witbalansbracketing. Bij belichtingsbracketing (p. 131) past de camera voor elke opname de belichtingscorrectie aan, terwijl bij flitsbracketing (p. 131) voor elke opname de flitssterkte wordt aangepast (alleen in de flitssturingsstand i-DDL of, voor de SB-900 en SB-800, automatisch diafragma; zie pagina 186 en 189). Telkens wanneer de sluiter wordt ontspannen, wordt slechts één foto gemaakt.
❚❚ Belichtings- en flitsbracketing 1 Selecteer belichtings- of flitsbracketing. Kies het type bracketing dat wordt uitgevoerd via persoonlijke instelling e4 ([Inst. voor auto bracketing], p. 328). Kies [AE & flits] (de standaardinstelling) als u zowel de belichting als de flitssterkte wilt variëren. Kies [Alleen AE] als u alleen de belichting wilt variëren of kies [Alleen flits] als u alleen de flitssterkte wilt variëren. 2 Selecteer het aantal opnamen.
3 Selecteer een stapgrootte voor de belichting. Houd de knop BKT ingedrukt en draai aan de secundaire instelschijf om de stapgrootte voor de belichting te kiezen. Stapgrootte belichting BKT knop Secundaire instelschijf Bovenste LCDvenster Bij de standaardinstellingen kan de stapgrootte worden gekozen uit 1/3, 2/3 en 1 LW. In de onderstaande tabel worden de bracketingprogramma’s met een stapgrootte van 1/3 LW weergegeven. Z Weergave LCD-venster Aantal opnamen 0 Bracketingvolgorde (LW’s) 0 3 +0.
4 Kadreer, stel scherp en maak de foto. De camera varieert de belichting en/of de flitssterkte per opname, op basis van het geselecteerde bracketingprogramma. Wijzigingen in de belichting worden opgeteld bij wijzigingen die zijn aangebracht via belichtingscorrectie (zie pagina 128), zodat het mogelijk is een belichtingscorrectie van meer dan 5 LW toe te passen. Terwijl bracketing van kracht is, wordt een voortgangsaanduiding weergegeven in het bovenste LCD-venster en de zoeker.
❚❚ Bracketing annuleren U annuleert bracketing door de knop BKT ingedrukt te houden en aan de hoofdinstelschijf te draaien totdat het aantal opnamen in de bracketingserie op nul staat (r) en M niet meer wordt weergegeven in het LCD-venster boven op de camera. De volgende keer dat u bracketing activeert, wordt het laatst gebruikte programma hersteld. Bracketing kan ook worden geannuleerd via een reset met twee knoppen (p.
❚❚ Witbalansbracketing 1 Selecteer witbalansbracketing. Kies [Witbalans bracketing] voor persoonlijke instelling e4 ([Inst. voor auto bracketing], p. 328). 2 Selecteer het aantal opnamen. Houd de knop BKT ingedrukt en draai aan de hoofdinstelschijf om het aantal opnamen in de bracketingserie te kiezen. Het aantal opnamen wordt weergegeven in het bovenste LCD-venster.
3 Selecteer een stapgrootte voor de witbalans. Houd de knop BKT ingedrukt en draai aan de secundaire instelschijf om de witbalansinstelling te kiezen. Elke stap is ongeveer equivalent met 5 mired. Stapgrootte witbalans BKT knop Secundaire instelschijf Kies uit stappen van 1 (5 mired), 2 (10 mired) of 3 (15 mired). Hoe hoger de B-waarde, hoe meer blauw; hoe hoger de A-waarde, hoe meer amber (p. 144). In de onderstaande tabel worden de bracketingprogramma’s met een stapgrootte van 1 weergegeven.
4 Kadreer, stel scherp en maak de foto. Bij elke opname wordt het aantal kopieën gemaakt dat is ingesteld in het bracketingprogramma, waarbij elke kopie een andere witbalans heeft. Wijzigingen in de witbalans worden opgeteld bij de witbalansinstelling die is aangebracht met de fijnafstelling voor de witbalans.
❚❚ Bracketing annuleren U annuleert bracketing door de knop BKT ingedrukt te houden en aan de hoofdinstelschijf te draaien totdat het aantal opnamen in de bracketingserie op nul (r) staat en W niet meer wordt weergegeven in de LCD-vensters. De volgende keer dat u bracketing activeert, wordt het laatst gebruikte programma hersteld. Bracketing kan ook worden geannuleerd via een reset met twee knoppen (p.
rWitbalans – Zorgen voor natuurlijke kleuren De kleur van het licht dat wordt gereflecteerd op een voorwerp hangt af van de kleur van de lichtbron. Het menselijk brein kan zich aanpassen aan wijzigingen in de kleur van de lichtbron, met als resultaat dat witte voorwerpen wit zijn wanneer we ze zien in de schaduw, in direct zonlicht of onder gloeilampverlichting.
Witbalansopties Als u een foto met natuurlijke kleuren wilt maken, kiest u van tevoren een witbalansinstelling die past bij de lichtbron. De volgende opties zijn beschikbaar: Optie v r Automatisch (standaard) J Gloeilamplicht Kleurtemp. (K) 3.500– 8.000* 3.000* I TL-licht Natriumdamplampen 2.700* Warm wit fluorescerend Wit fluorescerend Koel wit fluorescerend 3.000* Voor opnamen bij warm wit tl-licht. 3.700* Dag wit fluorescerend 5.000* Daglicht fluorescerend 6.500* Kwikdamp op hoge temp.
Optie Kleurtemp. (K) N Flitslicht 5.400* G Bewolkt 6.000* M Schaduw 8.000* K Kies kleurtemperatuur 2.500– 10.000 L Handmatige preset — Beschrijving Voor gebruik met een optionele flitser. Voor onderwerpen bij daglicht onder een bewolkte hemel. Voor onderwerpen bij daglicht in de schaduw. Kies de kleurtemperatuur uit een lijst met waarden (p. 147). Gebruik een voorwerp, lichtbron of bestaande foto als referentie voor de witbalans (p. 148). * Alle waarden zijn benaderingen.
A Studioflitsers De automatische witbalans levert mogelijk niet het gewenste resultaat op bij gebruik van grote studioflitsers. Kies een kleurtemperatuur, gebruik de vooringestelde witbalans of stel de witbalans in op [Flitslicht] en gebruik fijnafstelling om de witbalans aan te passen. A Kleurtemperatuur De waargenomen kleur van een lichtbron hangt af van de kijker en van andere omstandigheden.
Fijnafstelling witbalans De witbalans kan verder worden aangepast om variaties in de kleur van de lichtbron te corrigeren of om een foto opzettelijk een kleurzweem te geven. U kunt de witbalans nauwkeuriger afstellen met de optie [Witbalans] in het opnamemenu of door de knop WB ingedrukt te houden en aan de secundaire instelschijf te draaien. ❚❚ Het menu Witbalans 1 Selecteer een optie voor de witbalans. Selecteer [Witbalans] in het opnamemenu (p. 290), markeer een witbalansoptie en druk op 2.
2 Pas de witbalans verder aan. Gebruik de multi-selector om de witbalans nauwkeurig af te stellen. U kunt de witbalans fijn afstellen op de as amber Coördinaten Instelling (A)–blauw (B) en op de as groen (G)–magenta (M). Op de horizontale as (amber-blauw) kunt u de kleurtemperatuur aanpassen, waarbij elke stap equivalent is met circa 5 mired. Het effect van aanpassingen op de verticale as (groen-magenta) is vergelijkbaar met het effect van de overeenkomstige kleurcorrectiefilters.
A Fijnafstelling witbalans De kleuren op de assen voor fijnafstelling zijn relatief, niet absoluut. Als u de cursor bijvoorbeeld in de richting van B (blauw) verplaatst wanneer een “warme” instelling als J (gloeilamplicht) is geselecteerd voor witbalans, worden foto’s iets “kouder” maar niet blauw. A “Mired” Een wijziging in de kleurtemperatuur levert een groter kleurverschil op bij lage kleurtemperaturen dan bij hogere kleurtemperaturen. Een wijziging van 1.
❚❚ De knop WB Bij andere instellingen dan K ([Kies kleurtemperatuur]) of L ([Handmatige preset]) kunt u met de knop WB de witbalans fijn afstellen op de as amber (A)–blauw (B) (p. 144; als K of L is geselecteerd, kunt u de witbalans fijn afstellen via het opnamemenu, zoals wordt beschreven op pagina 143). Er zijn zes instellingen beschikbaar in beide richtingen. Elke stap komt overeen met ongeveer 10 mired (p. 145).
Een kleurtemperatuur kiezen Als K ([Kies kleurtemperatuur]) is geselecteerd voor witbalans, kunt u de kleurtemperatuur selecteren door de knop WB ingedrukt te houden en aan de secundaire instelschijf te draaien. De kleurtemperatuur wordt weergegeven in het achterste LCD-venster: WB knop Secundaire instelschijf Achterste LCD-venster r D Kies kleurtemperatuur Merk op dat het gewenste resultaat niet wordt verkregen met de flitser of bij TL-verlichting.
Handmatige preset U kunt de handmatige preset gebruiken om aangepaste witbalansinstellingen op te slaan en opnieuw te gebruiken als u fotografeert bij verschillende soorten licht of om lichtbronnen met een duidelijke kleurzweem te corrigeren.
De camera kan maximaal vijf waarden voor vooringestelde witbalans opslaan in de presets d-0 tot en met d-4. U kunt een beschrijvende opmerking toevoegen aan elke witbalanspreset (p. 159). d-0 Hierin wordt de laatst gemeten waarde voor de witbalans opgeslagen (p. 150). Deze preset wordt overschreven wanneer een nieuwe waarde wordt gemeten. d-1–d-4 Waarden opslaan die zijn gekopieerd uit d-0 (p. 154). Waarden opslaan die zijn gekopieerd van foto’s op de geheugenkaart (p. 155).
❚❚ Een waarde meten voor de witbalans 1 Belicht een referentievoorwerp. Plaats een neutraal wit of grijs voorwerp in het licht dat voor de uiteindelijke foto wordt gebruikt. In een studio kan een standaard grijskaart als referentievoorwerp worden gebruikt. Bij het meten van de witbalans wordt de belichting automatisch met 1 LW verhoogd; in de belichtingsstand h moet de belichting zo worden aangepast dat de elektronische analoge belichtingsaanduiding ±0 weergeeft (p. 122).
3 Selecteer de stand voor direct meten. Laat de knop WB kort los en houd de knop vervolgens ingedrukt totdat het pictogram L begint te knipperen. Er verschijnt ook een knipperende D in het bovenste LCD-venster en in de zoeker. Bij de standaardinstellingen knipperen de aanduidingen gedurende circa zes seconden. SHOOT CUSTOM Bovenste LCD-venster Achterste LCD-venster Zoeker 4 Meet de witbalans.
5 Controleer het resultaat. Als de camera een waarde voor de witbalans heeft gemeten, knippert C in de LCD-vensters, terwijl a knippert in de zoeker. Bij de standaardinstellingen knipperen de aanduidingen gedurende circa zes seconden. Bovenste LCD-venster Achterste LCD-venster Zoeker Als de verlichting te donker of te licht is, kan de camera de witbalans mogelijk niet meten.
D Stand voor direct meten Als geen handelingen plaatsvinden terwijl de aanduidingen knipperen, wordt de stand voor direct meten beëindigd na de tijdsduur die is ingesteld voor persoonlijke instelling c2 ([Lichtmeter automatisch uit], p. 318). De standaardinstelling is zes seconden. A Preset d-0 De nieuwe waarde voor de witbalans wordt opgeslagen in preset d-0, waarbij automatisch de vorige waarde voor deze preset wordt vervangen (er wordt geen bevestigingsvenster weergegeven).
❚❚ Witbalans kopiëren van d-0 naar presets d-1–d-4 Voer de onderstaande stappen uit als u een gemeten waarde voor de witbalans wilt kopiëren van d-0 naar andere presets (d-1–d-4). 1 Selecteer L ([Handmatige preset]). Markeer [Handmatige preset] in het witbalansmenu (p. 140) en druk op2. 2 Selecteer een bestemming. Markeer de gewenste preset (d-1 tot en met d-4) en druk op het midden van de multiselector. r 3 Kopieer d-0 naar de geselecteerde preset. Markeer [Kopieer d-0] en druk op J.
❚❚ Witbalans van een foto kopiëren (alleen d-1–d-4) Voer de onderstaande stappen uit als u de waarde voor de witbalans van een foto op de geheugenkaart wilt kopiëren naar een geselecteerde preset (alleen d-1–d-4). Bestaande witbalanswaarden kunnen niet worden gekopieerd naar preset d-0. 1 Selecteer L ([Handmatige preset]). Markeer [Handmatige preset] in het witbalansmenu (p. 140) en druk op2. 2 Selecteer een bestemming.
4 Markeer een bronfoto. Markeer de bronfoto. Druk op de knop N als u de gemarkeerde foto schermvullend wilt weergeven. Als twee geheugenkaarten zijn geplaatst, kunt u de sleuf selecteren door de knop N ingedrukt te houden en op 1 te drukken. Het menu rechts wordt weergegeven (p. 228). Markeer de gewenste sleuf en druk op J. 5 r Kopieer de witbalans. Druk op het midden van de multiselector om de witbalanswaarde van de gemarkeerde foto naar de geselecteerde preset te kopiëren.
❚❚ Een witbalanspreset selecteren U stelt de witbalans als volgt in op een vooringestelde waarde: 1 Selecteer L ([Handmatige preset]). Markeer [Handmatige preset] in het witbalansmenu (p. 140) en druk op2. 2 Selecteer een preset. Markeer de gewenste preset en druk op het midden van de multi-selector. Als u de gemarkeerde preset wilt selecteren en het menu voor fijnafstelling (p. 143) wilt weergeven zonder de volgende stap uit te voeren, drukt u niet op het midden van de multi-selector maar op J.
A Een witbalanspreset selecteren: de knop WB Bij de instelling L ([Handmatige preset]) kunt u presets ook selecteren door de knop WB ingedrukt te houden en aan de secundaire instelschijf te draaien. De huidige preset wordt weergegeven in het achterste LCD-venster terwijl de knop WB wordt ingedrukt.
❚❚ Commentaar invoeren Voer de volgende stappen uit als u een beschrijvend commentaar van maximaal 36 tekens wilt toevoegen aan een geselecteerde witbalanspreset. 1 Selecteer L ([Handmatige preset]). Markeer [Handmatige preset] in het witbalansmenu (p. 140) en druk op2. 2 Selecteer een preset. Markeer de gewenste preset en druk op het midden van de multi-selector. 3 r Selecteer [Commentaar bewerken]. Markeer [Commentaar bewerken] en druk op 2. 4 Bewerk het commentaar.
r 160
JBeeldoptimalisatie In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u verscherping, contrast, helderheid, verzadiging en tint optimaliseert met behulp van beeldinstellingen, hoe u details in hoge lichten en schaduwen behoudt met behulp van actieve D-lighting en hoe u een kleurruimte kiest. Beeldinstellingen ............................................................. p. 162 Eigen beeldinstellingen maken.................................................. p. 170 Actieve D-Lighting ....................................
Beeldinstellingen Dankzij Nikon’s unieke beeldinstellingsysteem kunt u instellingen voor beeldverwerking delen met diverse compatibele apparaten en softwareprogramma’s. Kies een van de vooraf geïnstalleerde beeldinstellingen om de instellingen voor beeldverwerking direct aan te passen of breng afzonderlijke wijzigingen aan in verscherping, contrast, helderheid, verzadiging en tint.
❚❚ Beeldinstellingen gebruiken Hieronder wordt beschreven hoe u beeldinstellingen kunt gebruiken. • Beeldinstellingen van Nikon selecteren (p. 164): Selecteer een bestaande beeldinstelling van Nikon. • Bestaande beeldinstellingen aanpassen (p. 166): Pas een bestaande beeldinstelling aan om de gewenste combinatie van verscherping, contrast, helderheid, verzadiging en tint te creëren voor een bepaald onderwerp of effect. • Eigen beeldinstellingen maken (p.
Beeldinstellingen van Nikon selecteren De camera biedt vier vooraf geïnstalleerde beeldinstellingen van Nikon. Kies een beeldinstelling die past bij het onderwerp of het soort opname. Optie Q R S T Beschrijving Standaardverwerking voor een evenwichtig Standaard resultaat. Aanbevolen voor de meeste situaties. Minimale verwerking voor een natuurlijk resultaat. Neutraal Kies deze optie voor foto’s die later uitgebreid zullen worden bewerkt of verbeterd.
A Het beeldinstellingsraster Als u in stap 2 op de knop N drukt, wordt een beeldinstellingsraster weergegeven waarin het contrast en de verzadiging voor de geselecteerde beeldinstelling worden weergegeven in vergelijking met de andere beeldinstellingen (als u [Monochroom] selecteert, wordt alleen het contrast weergegeven). Als u een andere beeldinstelling wilt selecteren, drukt u op 1 of 3. Druk vervolgens op 2 om de opties voor beeldinstellingen weer te geven en druk op J.
Bestaande beeldinstellingen aanpassen U kunt bestaande beeldinstellingen van Nikon of eigen beeldinstellingen aanpassen aan het onderwerp of uw eigen creatieve wensen. Kies een evenwichtige combinatie van instellingen via de optie [Snel aanpassen] of pas de afzonderlijke instellingen handmatig aan. 1 Selecteer een beeldinstelling. Markeer de gewenste beeldinstelling in het menu [Beeldinstelling kiezen] (p. 164) en druk op 2. 2 Pas de instellingen aan.
❚❚ Opties voor beeldinstellingen Optie Handmatige aanpassingen (alle beeldinstellingen) Beschrijving Kies een optie tussen [–2] en [+2] als u het effect van de geselecteerde beeldinstelling wilt verminderen of versterken (hierdoor worden alle handmatige Snel aanpassen aanpassingen ongedaan gemaakt). Als u bijvoorbeeld een positieve waarde kiest voor [Levendig], worden alle foto’s levendiger. Niet beschikbaar voor [Neutraal], [Monochroom] of eigen beeldinstellingen. Bepaalt de scherpte van omtrekken.
D Actieve D-Lighting [Contrast] en [Helderheid] kunnen niet worden aangepast wanneer Actieve D-Lighting (p. 181) is ingeschakeld. Iedere handmatige aanpassing in uitvoering zal verloren gaan wanneer actieve D-Lighting is ingeschakeld. D “A”(Automatisch) De resultaten van automatisch contrast en automatische verzadiging hangen af van de belichting en de positie van het onderwerp in het beeld. Gebruik een G- of D-type objectief voor het beste resultaat.
A Filtereffecten (alleen bij Monochroom) De opties in dit menu bootsen het effect van kleurfilters op monochrome foto’s na. De volgende filtereffecten zijn beschikbaar: Optie Beschrijving Geel Vergroot het contrast. Kan worden gebruikt om de helderheid Oranje van de lucht in landschapsfoto’s te verlagen. Oranje creëert een groter contrast dan geel, rood creëert een groter contrast R Rood dan oranje. G Groen Verzacht huidtinten. Kan worden gebruikt voor portretten.
Eigen beeldinstellingen maken De beeldinstellingen die door Nikon vooraf zijn geïnstalleerd, kunnen worden aangepast en als eigen beeldinstellingen worden opgeslagen. 1 Selecteer [Beeldinstelling beheren]. Markeer [Beeldinstelling beheren] in het opnamemenu (p. 290) en druk op2. 2 Selecteer [Opslaan/ bewerken]. Markeer [Opslaan/bewerken] en druk op 2.
3 Selecteer een beeldinstelling. Markeer een bestaande beeldinstelling en druk op 2 of druk op J om verder te gaan met stap 5 en een kopie van de gemarkeerde beeldinstelling op te slaan zonder deze te wijzigen. 4 Bewerk de geselecteerde beeldinstelling. Zie pagina 167 voor meer informatie. Als u wijzigingen ongedaan wilt maken en opnieuw wilt beginnen vanaf de standaardinstellingen, drukt u op de knop O. Wanneer de instellingen zijn voltooid, drukt u op J. 5 J Selecteer een bestemming.
6 Geef een naam op voor de beeldinstelling. Toetsenbordveld Naamveld Het venster voor tekstinvoer wordt weergegeven (zie rechts). Voor nieuwe beeldinstellingen wordt standaard een tweecijferig nummer toegevoegd (automatisch toegewezen) aan de naam van de bestaande beeldinstelling. U kunt deze naam bewerken zoals hieronder wordt beschreven. U verplaatst de cursor in het naamveld door de knop N ingedrukt te houden en op 4 of 2 te drukken.
A Eigen beeldinstellingen De optie [Opnamemenu terugzetten] heeft geen invloed op de eigen beeldinstellingen (p. 293). De optie [Snel aanpassen] is niet beschikbaar voor eigen beeldinstellingen (p. 167). Eigen beeldinstellingen die zijn gebaseerd op de instelling [Monochroom], beschikken over de opties [Filtereffecten] en [Kleurtoon] in plaats van [Verzadiging] en [Tint].
Eigen beeldinstellingen delen Eigen beeldinstellingen die u hebt gemaakt met de Picture Control Utility van ViewNX of optionele software als Capture NX 2, kunt u naar een geheugenkaart kopiëren en in de camera laden. Omgekeerd kunt u beeldinstellingen die u met de camera hebt gemaakt, naar de geheugenkaart kopiëren en in compatibele camera’s en softwareprogramma’s gebruiken. ❚❚ Eigen beeldinstellingen naar de camera kopiëren 1 Selecteer [Laden/opslaan].
4 Selecteer een bestemming. Kies een bestemming voor de eigen beeldinstelling (C-1–C-9) en druk op 2. 5 Geef een naam op voor de beeldinstelling. Geef een naam op voor de beeldinstelling, zoals wordt beschreven op pagina 172. De nieuwe beeldinstelling wordt weergegeven in de lijst met beeldinstellingen. U kunt de naam op elk gewenst moment wijzigen met de optie [Hernoemen] in het menu [Beeldinstelling beheren].
❚❚ Eigen beeldinstellingen op de geheugenkaart opslaan 1 Selecteer [Kopiëren naar kaart]. Nadat u het menu [Laden/ opslaan] hebt weergegeven, zoals wordt beschreven in stap 1 op pagina 174, markeert u [Kopiëren naar kaart] en drukt u op 2. 2 Selecteer een beeldinstelling. Markeer een eigen beeldinstelling en druk op 2. 3 Selecteer een bestemming. Kies een bestemming (1–99) en druk op J om de geselecteerde beeldinstelling op de geheugenkaart op te slaan.
Eigen beeldinstellingen beheren Voer de onderstaande stappen uit als u eigen beeldinstellingen een andere naam wilt geven of wilt wissen. ❚❚ De naam van eigen beeldinstellingen wijzigen 1 Selecteer [Hernoemen]. Markeer [Hernoemen] in het menu [Beeldinstelling beheren] en druk op 2. 2 Selecteer een beeldinstelling. Markeer een eigen beeldinstelling (C-1–C-9) en druk op 2. 3 Wijzig de naam van de beeldinstelling. J Wijzig de naam van de beeldinstelling, zoals wordt beschreven op pagina 172.
❚❚ Eigen beeldinstellingen van de camera wissen 1 Selecteer [Wissen]. Markeer [Wissen] in het menu [Beeldinstelling beheren] en druk op 2. 2 Selecteer een beeldinstelling. Markeer een eigen beeldinstelling (C-1–C-9) en druk op 2. 3 Selecteer [Ja]. Markeer [Ja] en druk op J om de geselecteerde beeldinstelling te wissen.
❚❚ Eigen beeldinstellingen van de geheugenkaart wissen 1 Selecteer [Laden/opslaan]. Markeer [Laden/opslaan] in het menu [Beeldinstelling beheren] en druk op 2. 2 Selecteer [Wissen van kaart]. Markeer [Wissen van kaart] en druk op 2.
3 Selecteer een beeldinstelling. Markeer een eigen beeldinstelling (1–99) en: • druk op 2 om de huidige instellingen weer te geven of • druk op J om het bevestigingsvenster rechts weer te geven. 4 J 180 Selecteer [Ja]. Markeer [Ja] en druk op J om de geselecteerde beeldinstelling te wissen.
Actieve D-Lighting Met actieve D-Lighting blijven details in de hoge lichten en de schaduwen behouden, wat foto’s met een natuurlijk contrast oplevert. Gebruik deze functie voor onderwerpen met een hoog contrast, bijvoorbeeld wanneer u vanuit een deur of raam een fel verlicht buitentafereel fotografeert, of wanneer u op een zonnige dag foto’s maakt van onderwerpen in de schaduw.
Actieve D-lighting gebruiken: 1 Selecteer [Actieve D-Lighting]. Markeer [Actieve D-Lighting] in het opnamemenu (p. 290) en druk op 2. 2 Kies een optie. Markeer een optie en druk op J. Kies [Automatisch] om de camera automatisch te laten kiezen uit [Hoog], [Normaal] of [Laag] naargelang de opnameomstandigheden. J D Actieve D-Lighting Wanneer Actieve D-Lighting is ingeschakeld, daalt de capaciteit van het buffergeheugen en is er meer tijd nodig om foto’s op te slaan (p. 429).
Kleurruimte De kleurruimte bepaalt het gamma van kleuren die beschikbaar zijn voor kleurreproductie. Kies een kleurruimte op basis van de manier waarop foto’s buiten de camera worden verwerkt. Optie sRGB W (standaard) X Adobe RGB 1 Beschrijving Kies deze optie voor foto’s die zonder verdere bewerking worden afgedrukt of gebruikt. In deze kleurruimte kan een groter aantal kleuren worden weergegeven dan in sRGB, waardoor dit de beste keuze is voor foto’s die uitgebreid worden verwerkt of geretoucheerd.
A Kleurruimte De kleurruimte bepaalt de overeenkomst tussen kleuren en de numerieke waarden waarmee ze in een digitaal afbeeldingsbestand worden aangegeven. De kleurruimte sRGB wordt algemeen gebruikt, terwijl de kleurruimte Adobe RGB voornamelijk wordt gebruikt voor commerciële publicaties en afdrukken.
lFlitsfotografie – Optionele flitsers gebruiken In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u de camera gebruikt met optionele flitsers die Nikon’s Creatieve Verlichtingssysteem (CVS) ondersteunen. Het Creatieve Verlichtingssysteem (CVS) van Nikon.. p. 186 Compatibele flitsers......................................................... p. 187 CVS-compatibele flitsers............................................................... p. 187 Andere flitsers ................................................................
Het Creatieve Verlichtingssysteem (CVS) van Nikon l Nikon’s geavanceerde Creatieve Verlichtingssysteem (CVS) biedt een verbeterde communicatie tussen de camera en compatibele flitsers voor betere flitsfoto’s. Het Creatieve Verlichtingssysteem ondersteunt de volgende functies: • i-DDL-flitssturing: Verbeterde DDL-flitssturing (door de lens) voor gebruik met CVS (zie pagina 193).
Compatibele flitsers CVS-compatibele flitsers De D3X kan worden gebruikt met de volgende CVS-compatibele flitsers: de SB-900, SB-800, SB-600, SB-400, SB-R200 en SU-800. ❚❚ De SB-900, SB-800, SB-600, SB-400 en SB-R200 De belangrijkste kenmerken van deze flitsers worden vermeld in de onderstaande tabel.
A Richtgetal Als u het bereik van de flitser op vol vermogen wilt berekenen, deelt u het richtgetal door het diafragma. Bij ISO 100 heeft de SB-800 bijvoorbeeld een richtgetal van 38 m. Het bereik bij een diafragma van f/5.6 is dan 38÷5,6 ofwel circa 6,8 meter. Voor elke verdubbeling van de ISO-gevoeligheid vermenigvuldigt u het richtgetal met de vierkantswortel van twee (circa 1,4).
De SB-900, SB-800, SB-600, SB-400, SB-R200 en SU-800 ondersteunen de volgende functies: Flitser Geavanceerde draadloze flitssturing Commander Afstandsbediening SB-900 SB-900 Flitsstand/-functie SB-800 SB-600 SB-400 SB-800 SU-800 1 i-DDL uitgebalanceerde i-DDL invulflits voor digitale ✔ 2 ✔ 2 ✔ 3 ✔ ✔ reflexcamera’s — — ✔5 ✔5 AA Automatisch diafragma ✔ 4 — — ✔5 — A Niet-DDL automatisch ✔ 6 Handmatig met GN ✔ — — — — afstandsprioriteit M Handmatig ✔ ✔ — ✔ ✔ RPT Stroboscopisch flitsen ✔ — — ✔ ✔ Automatische
A De WG-AS1 Waterbescherming De optionele WG-AS1 is een waterbescherming die de basis van de flitsereenheid SB-900 bedekt, en is gemonteerd op de D3X. Op die manier wordt de spatweerstand van de SB-900 verhoogd door de contacten van het accessoireschoentje te beschermen tegen regen en waternevel. A Instellicht CVS-compatibele flitsers, zoals de SB-900, SB-800 en SB-600, geven een instellicht af wanneer op de knop voor scherptedieptecontrole op de camera wordt gedrukt.
Andere flitsers De volgende flitsers kunnen worden gebruikt in de standen nietDDL automatisch en handmatig. Als ze zijn ingesteld op DDL, wordt de ontspanknop van de camera vergrendeld en kunnen geen foto’s worden gemaakt.
De SB-900, SB-800, SB-600 en SB-400 leveren rode-ogenreductie in de standen rode-ogenreductie en lange sluitertijd + rode-ogenreductie, terwijl de SB-900, SB-800, SB-600 en SU-800 AF-hulpverlichting voorzien wanneer de voorwaarden voor AF-hulpverlichting zijn vervuld.
i-DDL-flitssturing Als een CVS-compatibele flitser is ingesteld op DDL, selecteert de camera automatisch een van de volgende soorten flitssturing: i-DDL uitgebalanceerde invulflits voor digitale reflexcamera’s: De flitser geeft een reeks vrijwel onzichtbare voorflitsen (monitor-voorflitsen) af direct voor de hoofdflits. Voorflitsen die worden weerkaatst door voorwerpen in alle delen van het beeld, worden opgevangen door een 1.
Flitsstanden De camera ondersteunt de volgende flitsstanden: Flitsstand Beschrijving Deze stand wordt aanbevolen voor de meeste situaties. In de standen Geprogrammeerd automatisch en Diafragmavoorkeuze wordt de sluitertijd automatisch Synchronisatie ingesteld op een waarde tussen 1/250 en 1/60 sec. (1/8000 met eerste tot 1/60 sec. bij automatische FP high-speed gordijn synchronisatie). Lange sluitertijd l De flits wordt gecombineerd met een lange sluitertijd tot 30 sec.
Flitsstand Beschrijving Combineert rode-ogenreductie met lange sluitertijd. Te gebruiken bij het maken van portretten met een nachtlandschap als achtergrond. Alleen verkrijgbaar met Rodeogenreductie SB-900, SB-800, SB-600 en SB-400 in belichtingsstand e met lange en g. Een statief is aanbevolen om onscherpte door cameratrilling te voorkomen.
❚❚ Een flitsstand kiezen U kiest een flitsstand door de knop M ingedrukt te houden en aan de hoofdinstelschijf te draaien totdat de gewenste flitsstand is geselecteerd in het bovenste LCD-venster: Synchronisatie met eerste gordijn l M knop Lange sluitertijd 1 Rode-ogenreductie met lange sluitertijd 3, 4 Hoofdinstelschijf Synchronisatie met tweede gordijn 2 Rode-ogenreductie 3 1 Alleen beschikbaar in de belichtingsstanden e en g.
A Studioflitsers Synchronisatie met tweede gordijn kan niet worden gebruikt met studioflitsers aangezien in dit geval de juiste synchronisatie niet kan worden verkregen. A Sluitertijd en diafragma De sluitertijd en het diafragma kunnen als volgt worden ingesteld als een flitser wordt gebruikt: Stand Sluitertijd e Automatisch ingesteld door camera (1/250 sec.–1/60 sec.) 1, 2 f Waarde geselecteerd door gebruiker (1/250 sec.–30 sec.) 2 g Automatisch ingesteld door camera (1/250 sec.–1/60 sec.
FV-vergrendeling Deze functie wordt gebruikt om de flitssterkte te vergrendelen, zodat u de compositie kunt aanpassen zonder dat de flitssterkte wordt gewijzigd. Zo weet u zeker dat de flitssterkte geschikt is voor het onderwerp, zelfs als het onderwerp zich niet in het midden van het beeld bevindt. De flitssterkte wordt automatisch aangepast als de ISO-gevoeligheid of het diafragma wordt gewijzigd. FV-vergrendeling is alleen beschikbaar bij CVS-compatibele flitsers.
4 Stel scherp. Plaats het onderwerp in het midden van het beeld en druk de ontspanknop half in om de scherpstelling te activeren. 5 Vergrendel de flitssterkte. Controleer of de flitsgereedaanduiding (M) in de zoeker wordt weergegeven en druk op de knop Fn. De flitser geeft een monitor-voorflits af om de juiste flitssterkte te bepalen. De flitssterkte wordt op deze sterkte vergrendeld en de pictogrammen voor FV-vergrendeling (P en e) verschijnen in het bovenste LCD-venster en in de zoeker.
8 Hef de FV-vergrendeling op. Druk op de knop Fn om de FV-vergrendeling op te heffen. Controleer of de pictogrammen voor FV-vergrendeling (P en e) niet meer worden weergegeven in het bovenste LCD-venster en in de zoeker.
Flitscontacten De camera is uitgerust met een accessoireschoentje, zodat u optionele flitsers rechtstreeks op de camera kunt aansluiten, en met een flitsaansluiting, zodat u flitsers ook via een synchronisatiekabel op de camera kunt aansluiten. Als een optionele flitser op de camera is bevestigd, gaat de flitser af wanneer de sluiter ontspant. ❚❚ Het accessoireschoentje Gebruik het accessoireschoentje om optionele flitsers direct op de camera te bevestigen zonder synchronisatiekabel (p. 187).
l 202
tOverige opnameopties In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u de standaardinstellingen herstelt, meervoudige belichtingen en intervalopnamen maakt, en GPS-apparaten en niet-CPU-objectieven gebruikt. Reset met twee knoppen: Standaardinstellingen terugzetten .................................................................. p. 204 Meervoudige belichting ................................................. p. 206 Intervalopnamen ............................................................. p.
Reset met twee knoppen: Standaardinstellingen terugzetten U kunt de standaardwaarden van de hieronder vermelde camera-instellingen herstellen door de knoppen ISO en WB meer dan twee seconden tegelijk ingedrukt te houden. (Deze knoppen worden aangegeven met een groene stip.) De LCD-vensters worden kort uitgeschakeld terwijl de instellingen worden teruggezet.
De volgende opties in het opnamemenu worden ook teruggezet. Alleen de instellingen in de geheugenbank die is geselecteerd via de optie [Geheugenbank opnamemenu] worden teruggezet (p. 291). De instellingen in de overige geheugenbanken veranderen niet. Optie Beeldkwaliteit Beeldgrootte Standaard JPEG Normaal Groot Optie Witbalans ISO-gevoeligheid Standaard Automatisch * 100 * Fijnafstelling uit.
Meervoudige belichting Voer de onderstaande stappen uit als u een reeks van twee tot tien opnamen wilt opslaan als één foto. Meervoudige belichtingen kunnen worden opgenomen met elke instelling voor beeldkwaliteit en omdat gebruik wordt gemaakt van RAWgegevens van de beeldsensor van de camera, zijn de kleuren van deze foto’s aanzienlijk beter dan de kleuren van foto’s die in een beeldbewerkingsprogramma zijn samengevoegd.
3 Selecteer het aantal belichtingen. Druk op 1 of 3 om het aantal opnamen te selecteren dat u wilt maken voor één foto en druk op J. 4 Selecteer [Automatische versterking]. Markeer [Automatische versterking] en druk op 2. 5 Stel de versterking in. Markeer een van de volgende opties en druk op J.
6 Selecteer [Gereed]. Markeer [Gereed] en druk op J. Het pictogram n wordt weergegeven in het bovenste LCD-venster. Als u wilt afsluiten zonder een meervoudige belichting te maken, selecteert u [Meervoudige belichting] > [Terugzetten] in het opnamemenu. 7 t SHOOT CUSTOM Kadreer, stel scherp en maak de foto. In de ontspanstanden Continu hoog en Continu laag (p. 86) worden alle opnamen achter elkaar gemaakt.
D Meervoudige belichting Verwijder of vervang de geheugenkaart niet tijdens een meervoudige belichting. In de stand Livebeeld (p. 90) kunt u geen meervoudige belichtingen maken. De informatie in het scherm met foto-informatie (waaronder de opnamedatum en de camerastand) geldt voor de eerste opname van een meervoudige belichting.
❚❚ Een meervoudige belichting onderbreken Wanneer u in het opnamemenu de optie [Meervoudige belichting] selecteert tijdens een meervoudige belichting, worden de rechts getoonde opties weergegeven. Als u een meervoudige belichting wilt beëindigen voordat het opgegeven aantal opnamen is gemaakt, markeert u [Annuleren] en drukt u op J. Als de opname eindigt voordat het opgegeven aantal opnamen is gemaakt, wordt een meervoudige belichting gemaakt met de opnamen die tot dan toe zijn gemaakt.
Intervalopnamen Met de camera kunt u automatisch foto’s maken met vooraf ingestelde intervallen. 1 Selecteer [Intervalopnamen]. Markeer [Intervalopnamen] in het opnamemenu (p. 290) en druk op 2. 2 Selecteer een starttijd. Markeer een van de volgende opties voor [Starttijd kiezen] en druk op 2. • [Nu]: de opname start circa 3 seconden nadat de instelling is voltooid (ga verder met stap 4). • [Starttijd]: kies een starttijd (zie stap 3).
3 Kies een starttijd. Druk op 4 of 2 om de uren of minuten te markeren; druk op 1 of 3 om de waarde te wijzigen. De starttijd wordt niet weergegeven als [Nu] is geselecteerd voor [Starttijd kiezen]. 4 Kies een interval. Druk op 4 of 2 om de uren, minuten of seconden te markeren; druk op 1 of 3 om de waarde te wijzigen. Houd er rekening meer dat de camera geen foto’s kan maken met een interval dat korter is dan de sluitertijd of de tijd die nodig is om beelden op te slaan.
6 Start de opname. Markeer [Start] > [Aan] en druk op J (als u wilt terugkeren naar het opnamemenu zonder de intervalopname te starten, markeert u [Start] > [Uit] en drukt u op J). De eerste reeks foto’s wordt op de opgegeven starttijd gemaakt. De opname gaat door met het geselecteerde interval totdat alle opnamen zijn gemaakt. Eén minuut voordat elke reeks foto’s wordt gemaakt, wordt een bericht op de monitor weergegeven.
D Geen geheugen meer Als de geheugenkaart vol is, blijft de stand voor intervalopname actief maar worden geen foto’s genomen. Verwijder enkele foto’s of schakel de camera uit en plaats een andere geheugenkaart, zodat u de opname kunt hervatten (p. 215). D Bracketing Pas de instellingen voor bracketing aan voordat u een intervalopname start.
❚❚ Intervalopnamen pauzeren U kunt intervalopnamen als volgt pauzeren: • Druk tussen twee intervallen op de knop J. • Markeer [Start] > [Pauze] in het menu voor intervalopnamen en druk op J. • Zet de camera uit en weer aan. (Wanneer de camera uit staat, kunt u eventueel de geheugenkaart vervangen.) • Selecteer de ontspanstand Livebeeld (a), Zelfontspanner (E) of Spiegel omhoog (MUP). Intervalopnamen kunnen als volgt worden hervat: 1 Selecteer een nieuwe starttijd.
❚❚ Intervalopnamen onderbreken Intervalopnamen eindigen automatisch als de batterij leeg is. U kunt intervalopnamen ook op de volgende manieren beëindigen: • Selecteer [Start] > [Uit] in het menu voor intervalopnamen. • Voer een reset met twee knoppen uit (p. 204). • Selecteer [Opnamemenu terugzetten] in het opnamemenu (p. 293). • Wijzig de bracketinginstellingen (p. 130). Wanneer een intervalopname wordt beëindigd, keert de camera terug naar de normale opnamestand.
A Geheugenbanken opnamemenu Wijzigingen in de instellingen voor intervalopnamen worden toegepast op alle geheugenbanken van het opnamemenu (p. 291). Als de instellingen voor het opnamemenu worden teruggezet met de optie [Opnamemenu terugzetten] in het opnamemenu (p.
Objectieven zonder CPU t Als u gegevens over het objectief (brandpuntsafstand en maximaal diafragma) opgeeft, hebt u toegang tot diverse functies voor CPU-objectieven wanneer u een niet-CPU-objectief gebruikt. Als de brandpuntsafstand van het objectief bekend is: • Automatische zoom kan worden gebruikt met de flitsers SB-900, SB-800 en SB-600 (apart verkrijgbaar). • De brandpuntsafstand wordt weergegeven (met een sterretje) in het venster met foto-informatie.
❚❚ Het menu Niet-CPU-objectief 1 Selecteer [Niet-CPUobjectief]. Markeer [Niet-CPU-objectief ] in het setup-menu (p. 346) en druk op 2. 2 Selecteer een objectiefnummer. Markeer [Objectiefnummer] en druk op 4 of 2 om een objectiefnummer te selecteren (1–9). 3 Selecteer een brandpuntsafstand. Markeer [Brandpuntsafstand (mm)] en druk op 4 of 2 om een brandpuntsafstand te selecteren (6–4.000 mm). 4 t Selecteer een maximaal diafragma.
5 Selecteer [Gereed]. Markeer [Gereed] en druk op J. De brandpuntsafstand en het diafragma die u hebt opgegeven, worden opgeslagen onder het geselecteerde objectiefnummer. U kunt deze combinatie van brandpuntsafstand en diafragma op elk gewenst moment oproepen door het objectiefnummer te selecteren met de bedieningsknoppen op de camera, zoals hieronder wordt beschreven.
Een GPS-apparaat gebruiken Er kan een GPS-apparaat worden verbonden met de 10-pins afstandsbedieningaansluiting zodat de huidige breedtegraad, lengtegraad, hoogte, Coordinated Universal Time (UTC) en kompasrichting kan worden opgeslagen bij elke foto. De camera kan worden gebruikt met een optioneel GP-1 GPS-apparaat (zie hieronder; merk op dat de GP-1 geen kompasrichting aangeeft) of met apparaten van andere producenten die worden verbonden via een optionele MC-35 GPS-adapterkabel (p. 222).
❚❚ Andere GPS-apparaten Optionele Garmin GPS-apparaten die voldoen aan versie 2.01 of 3.01 van het National Marine Electronics Association NMEA0183 gegevensformaat kunnen worden aangesloten op de 10-pins afstandsbedieningaansluiting door middel van een MC-35 GPSadapterkabel (apart verkrijgbaar; p. 393). De werking werd gecontroleerd met de reeksen Garmin eTrex en Garmin geko die zijn uitgerust met een kabelaansluiting voor PC-interface.
❚❚ Het pictogram k Wanneer de camera een verbinding tot stand heeft gebracht met een GPSapparaat, verschijnt het pictogram k in het bovenste lcd-venster. De foto-informatie voor foto's die worden genomen wanneer het pictogram k wordt weergegeven, bevat een pagina met GPSgegevens (p. 238) met de huidige breedtegraad, lengtegraad, hoogte, Coordinated Universal Time (UTC) en kompasrichting (als die functie wordt ondersteund).
❚❚ Opties in het setup-menu Het onderdeel [GPS] in het setup-menu bevat de onderstaande opties. • [Meter uit]: Kies of de lichtmeters automatisch moeten worden uitgeschakeld wanneer een GPS-apparaat is aangesloten. Optie Beschrijving De lichtmeters worden automatisch uitgeschakeld als gedurende de tijdsduur die is opgegeven voor persoonlijke instelling c2 ([Lichtmeter automatisch Inschakelen uit]) geen handelingen worden uitgevoerd.
IMeer informatie over weergave – Weergaveopties In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u foto’s kunt weergeven en welke handelingen u kunt uitvoeren in de weergavestand. Schermvullende weergave............................................. p. 226 Foto-informatie ................................................................ p. 229 Meerdere foto’s weergeven: Miniatuurweergave...... p. 241 Foto’s van dichtbij bekijken: Zoomweergave ............. p. 243 Foto’s tegen verwijderen beveiligen ....................
Schermvullende weergave Als u foto’s wilt weergeven, drukt u op de knop K. De laatst gemaakte foto wordt op de monitor weergegeven. Multi-selector Secundaire instelschijf O knop K knop G knop N knop L knop J knop H knop I Hoofdinstelschijf A Draai portret Als u “staande” foto’s (portretstand) staand wilt weergeven, selecteert u [Aan] voor de optie [Draai portret] in het weergavemenu (p. 287).
Functie Knop Beschrijving Druk op 2 als u foto’s in volgorde van opname wilt bekijken; druk op 4 als u foto’s in omgekeerde volgorde wilt weergeven. Andere foto’s weergeven Druk op 1 of 3 om informatie over de geselecteerde foto weer te geven (p. 229). Foto-informatie weergeven Miniaturen weergeven N+ Zie pagina 241 voor meer informatie over de miniatuurweergave. Inzoomen op foto N+ Zie pagina 243 voor meer informatie over de zoomweergave.
A Beeld terugspelen Wanneer [Aan] is geselecteerd voor [Beeld terugspelen] in het weergavemenu (p. 287), worden foto’s automatisch ongeveer 20 seconden (standaardinstelling) na opname op het scherm getoond (omdat de camera al juist georiënteerd is, worden de beelden tijdens beeld terugspelen niet automatisch gedraaid). Met enkel beeld, zelfontspanner en de ontspanstand voor hoge spiegelstand worden de foto’s tijdens opname één voor één getoond.
Foto-informatie Foto-informatie wordt over het beeld weergegeven wanneer u foto’s in de schermvullende weergave bekijkt. Er zijn tot 9 pagina's informatie voor elke foto. Druk op 1 of 3 om door de foto-informatie te bladeren, zoals hieronder wordt aangegeven. Opnamegegevens, RGB-histogrammen en hoge lichten worden alleen weergegeven als de betreffende optie is geselecteerd voor [Weergavestand] (p.
❚❚ Bestandsinformatie 1 2 3 4 5 6 1/ 10 15 14 13 100NCD3X DSC_0001. JPG 15/ 12/ 2008 10: 15: 00 12 11 1 Pictogram spraakmemo........ 248 2 Beveiligingsstatus.................... 244 3 Retoucheeraanduiding.......... 363 4 Scherpstelpunt 1 ...................... 282 5 Haakjes AF-veld....................47, 92 6 Beeldnummer/ totaal aantal beelden 7 Beeldkwaliteit ..............................66 I 230 10 9 N OR ORMAL AL 6048x4032 7 8 8 Beeldgrootte ................................
❚❚ Hoge lichten1 1 2 3 5 6 100-1 4 7 1 Pictogram spraakmemo........ 248 2 Beveiligingsstatus.................... 244 3 Retoucheeraanduiding.......... 363 4 Aanduiding hoge lichten...... 282 5 Hoge lichten 2 ............................282 6 Mapnummer– beeldnummer 3 ..........................293 7 Huidig kanaal 2 1 Wordt alleen weergegeven als [Hoge lichten] is geselecteerd voor [Weergavestand] (p. 282).
❚❚ RGB-histogram 1 1 2 3 8 4 9 5 100-1 10 6 7 1 Pictogram spraakmemo......... 248 2 Beveiligingsstatus..................... 244 3 Retoucheeraanduiding........... 363 4 Hoge lichten 2 ............................ 282 5 Mapnummer– beeldnummer 3.......................... 293 I 6 Histogram (RGB-kanaal) 4 In alle histogrammen staat de horizontale as voor de helderheid van de pixels en de verticale as voor het aantal pixels.
4 Hieronder ziet u enkele voorbeelden van histogrammen: • Als de foto voorwerpen met een uiteenlopende helderheid bevat, zal de toonverdeling relatief gelijkmatig zijn. • Als de foto donker is, zal de toonverdeling naar links zijn verschoven. • Als de foto licht is, zal de toonverdeling naar rechts zijn verschoven. Als de waarde voor belichtingscorrectie wordt verhoogd, verschuift de toonverdeling naar rechts; als de waarde voor belichtingscorrectie wordt verlaagd, verschuift de toonverdeling naar links.
❚❚ Opnamegegevens 1 1 1 4 5 6 7 8 9 10 2 3 MTR, SPD, AP. EXP. MODE, I SO , EXP. TUN I NG FOCAL LENGTH LENS AF / VR FLASH MODE, N I KON D3X 11 I 234 1 Pictogram spraakmemo........ 248 2 Beveiligingsstatus.................... 244 3 Retoucheeraanduiding.......... 363 4 Lichtmeetmethode ................. 110 Sluitertijd ...........................116, 120 Diafragma..........................118, 120 5 Belichtingsstand ...................... 112 ISO-gevoeligheid2 ...................
❚❚ Opnamegegevens 2 1 1 4 5 6 7 8 9 10 11 12 2 3 WHI TE BALANCE COLOR SPACE P I CTURE CTRL QUI CK ADJUST SHARPENING CONTRAST BR IGHTNESS SATURAT ION HUE N I KON D3X 13 1 Pictogram spraakmemo........ 248 2 Beveiligingsstatus.................... 244 3 Retoucheeraanduiding.......... 363 4 Witbalans .................................... 140 Kleurtemperatuur.................... 147 Fijnafstelling witbalans.......... 143 Handmatige preset ................ 148 5 Kleurruimte ................................
❚❚ Opnamegegevens 3 1 1 2 3 4 5 6 7 NOI SE REDUC. ACT. D- L I GHT . V IGNETT E CTRL RETOUCH 8 COMMENT N I KON D3X 9 1 Pictogram spraakmemo........ 248 2 Beveiligingsstatus.................... 244 3 Retoucheeraanduiding.......... 363 4 Hoge ISO ruisonderdrukking .................. 300 Ruisonderdrukking lange sluitertijd..................................... 300 5 Actieve D-Lighting .................. 181 : HI I SO/ LONG EXP.
❚❚ Opnamegegevens pagina 4 1 1 2 3 4 ARTIST : NIKON TARO 5 COPYRI GHT : NI KON N I KON D3X 6 1 Pictogram spraakmemo........ 248 2 Beveiligingsstatus.................... 244 3 Retoucheeraanduiding.......... 363 4 Naam van fotograaf................. 357 5 Copyrighthouder...................... 357 100-1 7 8 6 Cameranaam 7 Beeldgebied 2............................... 60 8 Mapnummer– beeldnummer 2 .........................
❚❚ GPS-informatie 1 1 4 2 3 LAT I TUDE 5 LONGI TUDE 6 7 ALT I TUDE T I ME (UTC) 8 HEADING N I KON D3X 9 1 Pictogram spraakmemo........ 248 2 Beveiligingsstatus.................... 244 3 Retoucheeraanduiding.......... 363 4 Breedtegraad 5 Lengtegraad 6 Hoogte I 238 :N : 35º 35. 971' :E : 13 9º 43. 696' : 35m : 15 / 12 /2008 : 01 : 15 : 00 : 105. 17º 100-1 10 11 7 UTC (Coordinated Universal Time) 8 Kompasrichting 2 9 Cameranaam 10 Beeldgebied 3...............................
❚❚ Overzichtsgegevens 1 2 3 1/ 10 4 N I KON D3X 5 17 16 15 14 13 12 6 1/ 8000, F2. 8 Hi 0. 3 + 1. 3 –1. 3 REAR 10000 A6, M1 100NCD3X DSC_0001. JPG 15/ 12/ 2008 10: 15: 00 1 Beeldnummer/ totaal aantal beelden 2 Pictogram spraakmemo........ 248 3 Beveiligingsstatus.................... 244 4 Cameranaam 5 Retoucheeraanduiding.......... 363 6 Histogram dat de verdeling van tonen in het beeld weergeeft (p. 233).
1/ 10 30 29 28 N I KON D3X 1/ 8000, F2. 8 Hi 0. 3 + 1. 3 –1. 3 REAR 10000 A6, M1 100NCD3X DSC_0001. JPG 15/ 12/ 2008 10: 15: 00 27 26 25 18 Beeldinstelling ........................... 162 19 Actieve D-Lighting ................... 181 20 Bestandsnaam ........................... 296 21 Beeldkwaliteit ...............................66 22 Beeldgrootte .................................70 23 Beeldgebied 2................................60 24 Beeld-authenticiteit aanduiding.................................
Meerdere foto’s weergeven: Miniatuurweergave Als u “contactvellen” van vier of negen beelden wilt weergeven, drukt u op de knop N en draait u aan de hoofdinstelschijf.
Wanneer miniaturen worden weergegeven, kunt u het volgende doen: Functie Aantal weergegeven beelden wijzigen Knop Beschrijving Druk op de knop N en draai de hoofdinstelschijf naar links om één, vier of negen beelden per pagina weer te geven. Druk op het midden van de multiselector om te schakelen tussen schermvullende weergave en miniatuurweergave. Gebruik de multi-selector om foto’s te markeren voor schermvullende weergave, zoomweergave (p. 243) of verwijderen (p. 245).
Foto’s van dichtbij bekijken: Zoomweergave Druk op de knop N en draai de hoofdinstelschijf naar rechts om in te zoomen op de foto die schermvullend wordt weergegeven of die is gemarkeerd in de miniatuurweergave. Wanneer de camera is ingezoomd, kunt u het volgende doen: Functie In- of uitzoomen Andere delen van het beeld bekijken Knop Beschrijving Druk op de knop N om een kader weer te geven rond het gedeelte waarop is ingezoomd.
Foto’s tegen verwijderen beveiligen In de schermvullende, zoom- of miniatuurweergave kunt u de knop L gebruiken om foto’s te beveiligen en zo te voorkomen dat u ze per ongeluk wist. Beveiligde bestanden kunnen niet worden verwijderd met de knop O of de optie [Wissen] in het weergavemenu. Beveiligde foto’s worden wel verwijderd als de geheugenkaart wordt geformatteerd (p. 45, 347). Voer de onderstaande stappen uit om een foto te beveiligen: 1 Selecteer een foto.
Afzonderlijke foto’s wissen Als u een foto wilt wissen die schermvullend wordt weergegeven of die is gemarkeerd in de lijst met miniaturen, drukt u op de knop O. Eenmaal gewiste foto’s kunnen niet meer worden hersteld. 1 Selecteer een foto. Geef de foto weer of markeer deze in de lijst met miniaturen. 2 Druk op de knop O. Er wordt een bevestigingsvenster weergegeven. Schermvullende weergave Miniatuurweergave Druk nogmaals op de knop O om de foto te verwijderen.
A Spraakmemo’s Als voor de geselecteerde foto een spraakmemo is opgenomen, verschijnt een bevestigingsbericht (zie rechts) wanneer u op de knop O drukt. • [Beeld/geluid]: Selecteer deze optie en druk op de knop O om zowel de foto als de spraakmemo te wissen. • [Alleen geluid]: Selecteer deze optie en druk op de knop O om alleen de spraakmemo te wissen. Om het menu af te sluiten zonder spraakmemo of de foto te verwijderen, drukt u op K.
eSpraakmemo’s – Opnemen en afspelen De camera is voorzien van een ingebouwde microfoon, waarmee u spraakmemo’s aan foto’s kunt toevoegen. Spraakmemo’s kunnen worden afgespeeld via de ingebouwde luidspreker. Spraakmemo’s opnemen ................................................ p. 248 Spraakmemo’s afspelen .................................................. p.
Spraakmemo’s opnemen Met behulp van de ingebouwde microfoon kunt u spraakmemo’s van maximaal 60 seconden aan foto’s toevoegen. De camera gereedmaken voor opname Voordat u een spraakmemo opneemt, kunt u in het setup-menu de gewenste opties selecteren voor [Spraakmemo] (p. 248), [Overschrijf spraakmemo] (p. 249) en [Knop spraakmemo] (p. 249). ❚❚ Spraakmemo Via deze optie kunt u bepalen of spraakmemo’s automatisch of handmatig worden opgenomen.
❚❚ Overschrijf spraakmemo Met deze optie kunt u bepalen of de spraakmemo voor de laatst gemaakte foto kan worden overschreven als de camera in de opnamestand staat. De volgende opties zijn beschikbaar: Optie Beschrijving Als er al een spraakmemo voor de laatst Uitschakelen gemaakte foto bestaat, kunt u geen (standaard) spraakmemo opnemen. U kunt in de opnamestand een spraakmemo opnemen, zelfs als er al een spraakmemo Inschakelen bestaat voor de laatst gemaakte foto (p. 250).
Automatische opname (opnamestand) Als [Aan (autom. en handm.)] is geselecteerd voor [Spraakmemo] (p. 248), wordt een spraakmemo toegevoegd aan de laatst gemaakte foto zodra deze is gemaakt. De opname eindigt wanneer u de knop H indrukt of als de ingestelde opnametijd is verstreken. Handmatige opname (opnamestand) Als [Aan (autom. en handm.] of [Alleen handmatig] is geselecteerd voor [Spraakmemo] (p. 248), kunt u voor de laatst gemaakte foto een spraakmemo opnemen door de knop H ingedrukt te houden.
Weergavestand U kunt als volgt een spraakmemo toevoegen aan de foto die momenteel schermvullend wordt weergegeven of die is gemarkeerd in de lijst met miniaturen (p. 226): 1 Kies een foto. Geef de foto weer of markeer de foto. U kunt per foto slechts één spraakmemo opnemen; u kunt geen extra spraakmemo’s opnemen voor foto’s die al zijn gemarkeerd met het pictogram h. 2 Houd de knop H ingedrukt. De opname van de spraakmemo loopt door zolang u de knop H ingedrukt houdt.
A Opname onderbreken De opname eindigt automatisch in de volgende gevallen: • De knop G wordt ingedrukt om de menu’s weer te geven. • De knop K wordt ingedrukt. • De ontspanknop wordt half ingedrukt. • De camera wordt uitgeschakeld. Tijdens intervalopnamen eindigt de opname automatisch circa twee seconden voordat de volgende foto wordt genomen. A Na de opname Als voor de laatst gemaakte foto een spraakmemo is opgenomen, wordt het pictogram C weergegeven in het achterste LCD-venster.
Spraakmemo’s afspelen U kunt spraakmemo’s via de ingebouwde luidspreker van de camera afspelen wanneer de bijbehorende foto schermvullend wordt weergegeven of is gemarkeerd in de miniatuurweergave (p. 226, 242). Foto’s met een spraakmemo worden aangeduid met het pictogram h. Functie Afspelen starten/ beëindigen Spraakmemo wissen Knop H O Beschrijving Druk op H om het afspelen te starten. Het afspelen stopt wanneer u nogmaals op de knop H drukt of de volledige memo is afgespeeld.
Opties voor het afspelen van spraakmemo’s Met de optie [Geluid afspelen] in het setupmenu kunt u bepalen of spraakmemo’s worden afgespeeld via de ingebouwde luidspreker van de camera of via een apparaat dat met een HDMI- of een audio-/ videokabel op de camera is aangesloten. Als het geluid via de ingebouwde luidspreker wordt afgespeeld, kunt u met de optie [Geluid afspelen] ook het afspeelvolume regelen.
QAansluitingen – De camera aansluiten op een extern apparaat In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u foto’s kopieert naar een computer, hoe u foto’s afdrukt en hoe u ze weergeeft op een televisie. Aansluiten op een computer ..........................................p. 256 Directe USB-aansluiting ................................................................. p. 258 Draadloze en Ethernet-netwerken............................................. p. 261 Foto’s afdrukken .......................................
Aansluiten op een computer In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u de camera aansluit op een computer met de meegeleverde UC-E4 USB-kabel. Zodra de camera is aangesloten, kunt u met het programma Nikon Transfer (meegeleverd) of met optionele softwareprogramma’s van Nikon, zoals Camera Control Pro 2, foto’s naar de computer kopiëren of de camera op afstand bedienen. D Q Kabels aansluiten Schakel de camera uit voordat u kabels aansluit of loskoppelt.
❚❚ Voordat u de camera aansluit Installeer de benodigde software vanaf de meegeleverde installatie-cd (raadpleeg de Installatiehandleiding voor meer informatie). Zorg dat de batterij volledig is opgeladen, zodat de gegevensoverdracht niet wordt onderbroken. Bij twijfel laadt u voor gebruik de batterij op of gebruikt u de EH-6 lichtnetadapter (apart verkrijgbaar). Voordat u de camera aansluit, kiest u de optie [USB] in het setup-menu van de camera (p.
Directe USB-aansluiting Sluit de camera aan met de meegeleverde UC-E4 USB-kabel. 1 Selecteer een USB-optie. Voordat u de camera aansluit op de computer, controleert u of de juiste optie is geselecteerd voor [USB] in het setup-menu van de camera (p. 257). 2 Zet de camera uit. 3 Zet de computer aan. Hoofdschakelaar Zet de computer aan en wacht totdat deze is opgestart. 4 Sluit de USB-kabel aan. Sluit de USB-kabel aan zoals hieronder wordt weergegeven.
D De kabelklem voor de USB-kabel Bevestig de klem zoals weergegeven, om te voorkomen dat de kabel losraakt. D USB-hubs Sluit de camera rechtstreeks op de computer aan en niet op een USB-hub of -toetsenbord. 5 Zet de camera aan. Hoofdschakelaar Als [Mass Storage] is geselecteerd voor [USB] (p. 257), wordt c weergegeven in de LCD-vensters en in de zoeker en knippert de aanduiding voor de pcaansluiting in het bovenste LCD-venster (de camera-aanduidingen veranderen niet als [MTP/PTP] is geselecteerd).
7 Zet de camera uit. Als [MTP/PTP] is geselecteerd voor [USB], kunt u de camera uitschakelen en de USB-kabel loskoppelen nadat de overdracht is voltooid. Als [Mass Storage] is geselecteerd, moet de camera eerst uit het systeem worden verwijderd, zoals hieronder wordt beschreven. Windows Vista Klik op het pictogram “Hardware veilig verwijderen” ( ) op de taakbalk en selecteer [USB-apparaat voor massaopslag] in het menu dat verschijnt.
Draadloze en Ethernet-netwerken Als de optionele WT-4 draadloze transmitter is bevestigd, kunt u foto’s overspelen of afdrukken via een draadloos of Ethernetnetwerk. U kunt bovendien de camera bedienen via een netwerkcomputer met Camera Control Pro 2 (apart verkrijgbaar). De WT-4 kan in de volgende standen worden gebruikt: Stand Functie Nieuwe of bestaande foto’s uploaden naar een computer of Overdrachtstand ftp-server.
Foto’s afdrukken Foto’s kunnen op een van de volgende manieren worden afgedrukt: • Sluit de camera aan op een printer en druk JPEG-foto’s rechtstreeks af vanuit de camera (p. 263). • Plaats de geheugenkaart in een printer die is voorzien van een kaartsleuf (raadpleeg de handleiding van de printer voor meer informatie). Als de printer DPOF (p. 440) ondersteunt, kunt u de foto's die u wilt afdrukken selecteren via de optie [Printopdracht (DPOF)] (p. 272).
Directe USB-aansluiting Als de camera via de meegeleverde USB-kabel is aangesloten op een PictBridge-compatibele printer, kunnen geselecteerde JPEG-foto’s rechtstreeks vanuit de camera worden afgedrukt. Foto’s maken Foto’s selecteren om af te drukken met [Printopdracht (DPOF)] (p. 272) Selecteer [MTP/PTP] in het menu [USB] van de camera en sluit de camera op de printer aan (p. 264) Foto’s een voor een afdrukken (p. 265) Meerdere foto’s afdrukken (p. 268) Indexprints maken (p.
❚❚ Aansluiten op een printer Sluit de camera aan met de meegeleverde UC-E4 USB-kabel. 1 Kies [MTP/PTP]. Als voor de optie [USB] in het setupmenu van de camera een andere instelling is geselecteerd dan de standaardinstelling [MTP/PTP], geeft u het menu [USB] weer en selecteert u [MTP/PTP] (p. 257). 2 3 Zet de camera uit. Sluit de USB-kabel aan. Zet de printer aan en sluit de USB-kabel aan zoals hieronder wordt aangegeven. Forceer niets en steek de stekker recht in de aansluiting. 4 Q Zet de camera aan.
❚❚ Foto’s een voor een afdrukken 1 Selecteer een foto. Druk op 4 of 2 om andere foto’s weer te geven of druk op de knop N en draai de hoofdinstelschijf naar rechts om in te zoomen op het huidige beeld (p. 243). Druk op K om terug te keren naar de schermvullende weergave. Als u zes foto’s tegelijk wilt weergeven, drukt u op het midden van de multi-selector.
3 Pas de afdrukopties aan. Druk op 1 of 3 om een optie te markeren en druk op 2 om de optie te selecteren. Optie Beschrijving Het menu rechts wordt weergegeven. Druk op 1 of 3 om de paginagrootte te kiezen (als u wilt afdrukken met de Pagina- standaard paginagrootte voor de grootte huidige printer, selecteert u [Printerstandaard]). Druk vervolgens op J om de optie te selecteren en terug te keren naar het vorige menu. Het menu rechts wordt weergegeven.
Optie Beschrijving Het menu rechts wordt weergegeven. Als u wilt afsluiten zonder de foto uit te snijden, markeert u [Niet uitsnijden] en drukt u op J. Als u de foto wilt uitsnijden, markeert u [Uitsnijden] en drukt u op 2. Uitsnijden Als u [Uitsnijden] selecteert, verschijnt het rechts afgebeelde venster. Draai de hoofdinstelschijf naar rechts om de uitsnede te vergroten of draai naar links om de uitsnede te verkleinen. Gebruik de multi-selector om de positie van de uitsnede te bepalen en druk op J.
Meerdere foto’s afdrukken 1 Geef het PictBridge-menu weer. Druk in het PictBridge-weergavescherm op de knop G (zie Stap 4 op pagina 264). G knop 2 Q 268 Kies [Print selectie] of [Print (DPOF)]. Markeer een van de volgende opties en druk op 2. • [Print selectie]: Foto’s selecteren om af te drukken. • [Print (DPOF)]: Een bestaande printopdracht afdrukken die u hebt gemaakt via de optie [Printopdracht (DPOF)] in het weergavemenu (p. 272). De huidige printopdracht wordt weergegeven in stap 3.
3 Selecteer foto’s. Gebruik de multi-selector om door de foto’s op de geheugenkaart te bladeren. Druk op de knop N als u de L knop huidige foto schermvullend wilt weergeven. Als u de huidige foto wilt selecteren om af te drukken, drukt u op de knop L en vervolgens op 1. De huidige foto wordt aangeduid met het pictogram Z en het aantal afdrukken wordt ingesteld op 1. Terwijl u L ingedrukt houdt, drukt u op 1 of 3 om het gewenste aantal afdrukken (maximaal 99) op te geven.
5 Pas de afdrukopties aan. Druk op 1 of 3 om een optie te markeren en druk op 2 om de optie te selecteren. Optie Beschrijving Het menu [Paginagrootte] (p. 266) wordt weergegeven. Druk op 1 of 3 om de paginagrootte te kiezen (als u wilt afdrukken met de Paginastandaard paginagrootte voor de huidige printer, selecteert u grootte [Printerstandaard]). Druk vervolgens op J om de optie te selecteren en terug te keren naar het vorige menu. Het menu [Rand] (p. 266) wordt weergegeven.
❚❚ Indexprints maken Als u een indexprint wilt maken van alle JPEG-foto’s op de geheugenkaart, selecteert u [Indexprint] in Stap 2 van “Meerdere foto’s afdrukken” (p. 268). Als de geheugenkaart meer dan 256 foto’s bevat, worden alleen de eerste 256 foto’s afgedrukt. 1 Selecteer [Indexprint]. Markeer [Indexprint] in het PictBridge-menu (p. 268) en druk op 2. Het bevestigingsvenster rechts wordt weergegeven. 2 Geef de afdrukopties weer. Druk op J om de afdrukopties voor PictBridge weer te geven.
❚❚ Een DPOF-printopdracht maken: Printopdracht Met de optie [Printopdracht (DPOF)] in het weergavemenu kunt u digitale printopdrachten samenstellen voor PictBridgecompatibele printers en apparaten die DPOF ondersteunen. Als u [Printopdracht (DPOF)] selecteert in het weergavemenu, verschijnt het menu uit stap 1. 1 Kies [Selecteren/instellen]. Markeer [Selecteren/instellen] en druk op 2. 2 Q 272 Selecteer foto’s. Gebruik de multi-selector om door de foto’s op de geheugenkaart te bladeren.
3 Selecteer opties voor het afdrukken van de datum en opname-info. Markeer de volgende opties en druk op 2 om de gemarkeerde optie in of uit te schakelen (als u de printopdracht wilt voltooien zonder deze informatie op te nemen, gaat u verder met stap 4). • [Opname-info printen]: sluitertijd en diafragma worden afgedrukt op alle foto's in de printopdracht. • [Datum printen]: de opnamedatum wordt afgedrukt op alle foto's in de printopdracht. 4 Voltooi de printopdracht.
Foto’s op televisie bekijken Met de meegeleverde EG-D2 audio/video-kabel (AV) kunt u de D3X aansluiten op een televisie of videorecorder voor weergave of opname. Met een A-type HDMI-kabel (High-Definition Multimedia Interface; apart verkrijgbaar in de handel) kunt u de camera aansluiten op een high-definition videoapparaat. Standard-definition apparaten De camera aansluiten op een gewone televisie: 1 Zet de camera uit. Zet de camera altijd uit voordat u de AV-kabel aansluit of loskoppelt.
4 Zet de camera aan en druk op de knop K. Tijdens de weergave worden de beelden zowel op de televisie als op het scherm van de camera getoond. A Videostand (p. 348) Controleer of de videostandaard overeenkomt met de standaard van het videoapparaat. Houd er rekening mee dat de resolutie lager is wanneer beelden worden weergegeven op een PAL-apparaat. A Weergave op televisie Voor langdurige weergave wordt het gebruik van de EH-6 lichtnetadapter (apart verkrijgbaar) aanbevolen.
High-definition apparaten Met een A-type HDMI-kabel (apart verkrijgbaar in de handel) kunt u de camera aansluiten op een HDMI-apparaat. 1 Zet de camera uit. Zet de camera altijd uit voordat u een HDMI-kabel aansluit of loskoppelt. 2 Sluit de HDMI-kabel aan zoals hieronder wordt weergegeven. Aansluiten op camera Aansluiten op high-definition apparaat 3 Stem het apparaat af op het HDMI-kanaal. 4 Zet de camera aan en druk op de knop K.
UMenugids In dit hoofdstuk worden de beschikbare opties in de cameramenu’s beschreven. D Het weergavemenu: Beelden beheren ................... p. 278 C Het opnamemenu: Opnameopties .......................... p. 290 A Persoonlijke instellingen: Camerainstellingen bijstellen .................................................p. 302 B Het setup-menu: Basisinstellingen van de camera ...p. 346 N Het retoucheermenu: Geretoucheerde kopieën maken ..............................p.
D Het weergavemenu: Beelden beheren Het weergavemenu bevat de hieronder genoemde opties. Voor informatie over het gebruik van het weergavemenu, zie “Instructies: Cameramenu’s” (p. 26).
Meerdere foto’s selecteren Ga als volgt te werk als u meerdere foto’s wilt selecteren voor [Wissen] (p. 281), [Beeld verbergen] (p. 281), [Printopdracht (DPOF)] (p. 272) of direct afdrukken (p. 268): 1 Markeer een foto. Houd de knop N ingedrukt als u de gemarkeerde foto schermvullend wilt weergeven. Als er twee geheugenkaarten zijn geplaatst, kunt u de sleuf selecteren door de knop N ingedrukt te houden en op 1 te drukken. Het menu rechts wordt weergegeven (p. 228).
3 Herhaal stap 1 en 2 als u nog meer foto’s wilt selecteren. U verwijdert een foto uit de selectie door deze te markeren en op het midden van de multi-selector te drukken. 4 Druk op J om de bewerking te voltooien. J knop Er wordt een bevestigingsvenster weergegeven; markeer [Ja] en druk op J.
Wissen Selecteer deze optie als u foto’s en de bijbehorende spraakmemo’s wilt wissen. Beveiligde en verborgen beelden worden niet gewist. Optie Selectie Q R Alle Beschrijving Geselecteerde foto’s wissen. Alle foto’s wissen in de map die momenteel voor weergave is geselecteerd (p. 281). Als twee geheugenkaarten zijn geplaatst, verschijnt er een venster waarin u de sleuf moet selecteren voordat de foto’s worden gewist. Weergavemap Een map voor weergave kiezen.
Weergavestand Kies de informatie die wordt weergegeven in het scherm met foto-informatie (p. 229). Druk op 1 of 3 om een optie te markeren en druk vervolgens op 2 om de optie voor het scherm met foto-informatie te selecteren. Geselecteerde items worden aangeduid met een vinkje (L). U kunt de selectie ongedaan maken door het item te markeren en op 2 te drukken. Markeer [Gereed] en druk op J om terug te keren naar het weergavemenu.
Beeld(en) kopiëren U kunt foto’s kopiëren van de geheugenkaart in sleuf 1 naar de geheugenkaart in sleuf 2. Optie Beeld(en) i selecteren Doelmap j selecteren Beeld(en) kopiëren? 1 Beschrijving Foto’s selecteren van de geheugenkaart in sleuf 1. Een doelmap selecteren op de geheugenkaart in sleuf 2. Geselecteerde foto’s kopiëren naar de opgegeven bestemming. Kies [Beeld(en) selecteren]. Markeer [Beeld(en) selecteren] en druk op 2. 2 Kies de bronmap.
3 Selecteer automatisch alle of beveiligde foto’s. Markeer een van de volgende opties en druk op 2: • [Alles deselecteren]: Er worden geen foto’s automatisch geselecteerd. Kies deze optie als u afzonderlijke foto’s met de hand selecteert. • [Alle beelden selecteren]: Alle foto’s in de huidige map worden automatisch geselecteerd. Kies deze optie als u alle of de meeste foto’s in de huidige map wilt kopiëren.
6 Kies een selectiemethode. Markeer een van de volgende opties en druk op 2. Optie Map selecteren op nummer Map selecteren in lijst 7 Beschrijving Voer het nummer van de doelmap in (p. 294). Selecteer de doelmap in een lijst. Selecteer een doelmap. Voer het nummer van de gewenste map in of markeer de doelmap en druk op J om de map te selecteren en terug te keren naar het menu [Beeld(en) kopiëren]. 8 Selecteer [Beeld(en) kopiëren?]. Markeer [Beeld(en) kopiëren?] en druk op 2.
9 Selecteer [Ja]. Er wordt een bevestigingsvenster weergegeven. Markeer [Ja] en druk op J. D Beeld(en) kopiëren? Foto’s kunnen alleen worden gekopieerd als er voldoende ruimte beschikbaar is op de doelgeheugenkaart. Verborgen foto’s kunnen niet worden gekopieerd. Als de doelmap een bestand bevat met dezelfde naam als een bestand dat is geselecteerd om te kopiëren, wordt er een waarschuwing weergegeven.
Beeld terugspelen Kies of beelden direct na de opname automatisch op de monitor worden getoond. Optie Aan Uit (standaard) Beschrijving Na de opname worden de foto’s automatisch op de monitor weergegeven. Foto’s worden alleen weergegeven als u op de knop K drukt. Na verwijderen Kies de foto die wordt weergegeven nadat u een foto hebt verwijderd. S T U Optie Toon volgende (standaard) Beschrijving De volgende foto wordt weergegeven.
Diashow Geef de foto’s in de huidige weergavemap in een diashow weer (p. 281). Verborgen beelden (p. 281) worden niet weergegeven. Optie Start Beschrijving Start de diashow. Kies hoe lang elke foto tijdens de diashow wordt Tussenpauze weergegeven. Er verschijnt een menu met weergaveopties voor Geluid afspelen spraakmemo’s (p. 289). U start de diashow door [Start] te markeren en op J te drukken.
Het venster rechts verschijnt wanneer de diashow eindigt of wanneer de knop J wordt ingedrukt om de weergave te pauzeren. Selecteer [Herstarten] om de diashow opnieuw te starten (als de diashow is gepauzeerd, gaat de show verder met de volgende dia) of kies [Afsluiten] om terug te keren naar het weergavemenu. ❚❚ Geluid afspelen Kies [Aan] als u spraakmemo’s wilt afspelen tijdens diashows.
C Het opnamemenu: Opnameopties Het opnamemenu bevat de onderstaande opties. Voor informatie over het gebruik van het opnamemenu, zie “Instructies: Cameramenu’s” (p. 26). Optie Geheugenbank opnamemenu Opnamemenu terugzetten Actieve map Naamgeving bestanden Sleuf 2 Beeldkwaliteit Beeldgrootte Beeldgebied JPEG-compressie NEF (RAW)-opname Witbalans Beeldinstelling kiezen Beeldinstelling beheren Kleurruimte Actieve D-Lighting Vignetteringscorrectie Ruisonderdr.
Geheugenbank opnamemenu Opties voor opnamemenu worden bewaard in één van de vier banken. Met de uitzonderingen van [Intervalopnamen], [Meervoudige belichting] en wijzigingen aan beeldinstellingen (snel aanpassen en andere handmatige aanpassingen), hebben veranderingen van instellingen in één bank geen effect op de anderen. Om een specifieke combinatie van veelgebruikte instellingen te bewaren, selecteer één van de vier banken en stel de camera met deze instellingen in.
2 Voer een naam in. Toetsenbordveld U verplaatst de cursor in het naamveld door de knop N ingedrukt te houden en op 4 of 2 te drukken. Als u een nieuw teken wilt invoeren op Naamveld de huidige cursorpositie, markeert u het gewenste teken in het toetsenbordveld met behulp van de multi-selector en drukt u op het midden van de multi-selector. U verwijdert het teken op de huidige cursorpositie door op de knop O te drukken.
Opnamemenu terugzetten Kies deze optie als u de standaardinstellingen voor de huidige geheugenbank voor het opnamemenu wilt herstellen. Zie pagina 423 voor een lijst met standaardinstellingen. Met uitzondering van beeldkwaliteit, beeldgrootte, witbalans en ISO-gevoeligheid worden de instellingen in het opnamemenu niet hersteld wanneer u een reset met twee knoppen uitvoert (p. 204). Optie Beschrijving De standaardinstellingen voor de huidige geheugenbank Ja voor het opnamemenu herstellen.
2 Kies een mapnummer. Druk op 4 of 2 om een cijfer te markeren en druk op 1 of 3 om het cijfer te wijzigen. Als er al een map met het geselecteerde nummer bestaat, wordt het pictogram W, X of Y links van het mapnummer weergegeven: • W: Map is leeg. • X: Map is gedeeltelijk vol. • Y: Map bevat 999 foto’s of een foto met nummer 9999. Er kunnen geen foto’s meer worden opgeslagen in deze map. 3 Sla de wijzigingen op en sluit af. Druk op J om de bewerking te voltooien en terug te keren naar het opnamemenu.
❚❚ Map selecteren 1 Kies [Map selecteren]. Markeer [Map selecteren] en druk op 2. 2 Markeer een map. Druk op 1 of 3 om een map te markeren. 3 Selecteer de gemarkeerde map. Druk op J om de gemarkeerde map te selecteren en terug te keren naar het opnamemenu. (Als u wilt afsluiten zonder de actieve map te wijzigen, drukt u op de knop G). De volgende opnamen worden in de geselecteerde map opgeslagen.
Naamgeving bestanden Foto’s worden opgeslagen met een bestandsnaam die bestaat uit “DSC_” (of “_DSC” voor foto’s met de kleurruimte Adobe RGB), gevolgd door een viercijferig getal en een extensie van drie letters (bijv. “DSC_0001.JPG”). Met de optie [Naamgeving bestanden] kunt u het gedeelte “DSC” van de bestandsnaam vervangen door drie andere letters. Voor informatie over het bewerken van bestandsnamen raadpleegt u stap 2 en 3 van “Geheugenbanken voor het opnamemenu hernoemen” (p. 292).
Beeldgrootte Kies de beeldgrootte waarmee foto’s worden opgeslagen (p. 70). Beeldgebied Hoewel de D3X foto’s kan vastleggen met een hoogtebreedteverhouding van 3 : 2 en dezelfde diagonale beeldhoek als een kleinbeeldcamera, kan de camera ook worden gebruikt om foto’s te maken met de kleinere DX-beeldhoek of de hoogtebreedteverhouding 5 : 4 (p. 60). JPEG-compressie Geef aan of u JPEG-foto’s wilt comprimeren tot een vaste grootte of de bestandsgrootte wilt variëren voor een betere beeldkwaliteit (p. 68).
Beeldinstelling kiezen Selecteer een van de vooraf geïnstalleerde beeldinstellingen om de instellingen voor beeldverwerking direct aan te passen (p. 162). Beeldinstelling beheren Maak eigen combinaties van beeldinstellingen en sla ze op of kopieer eigen beeldinstellingen van en naar de geheugenkaart (p. 170). Kleurruimte Kies de kleurruimte sRGB of Adobe RGB (p. 183). Actieve D-Lighting Deze optie kan worden gebruikt om te voorkomen dat details in hoge lichten en schaduwen verloren gaan (p. 181).
Vignetteringscorrectie “Vignettering” is een verminderde helderheid aan de randen van een foto. [Vignetteringscorrectie] reduceert vignettering voor type G en D objectieven (DX en PC objectieven uitgezonderd). Het effect verschilt van objectief tot objectief en is het meest zichtbaar bij een maximale diafragma. Kies uit [Hoog], [Normaal] (de standaardinstelling), [Laag] en [Uit].
Ruisonderdr. lange sluitertijd Geef aan of ruis moet worden onderdrukt in foto’s die met een lange sluitertijd zijn gemaakt. Optie Beschrijving Foto’s die zijn gemaakt met een sluitertijd langer dan 8 seconde, worden bewerkt om ruis te onderdrukken. Terwijl foto’s worden bewerkt, knippert “l m” in de sluitertijd- en diafragmaweergave gedurende een tijdsduur die ongeveer gelijk is aan de huidige sluitertijd. In de continue ontspanstand nemen de beeldsnelheid en de capaciteit van het buffergeheugen af.
ISO-gevoeligheid instellen Pas de ISO-gevoeligheid en de instelling voor automatische ISO-gevoeligheid aan (p. 104, 106). Livebeeld Kies een stand voor livebeeld en de ontspanstand die wordt gebruikt als livebeeld is ingeschakeld (p. 91). Meervoudige belichting Maak één foto van twee tot tien opnamen (p. 206). Intervalopnamen Maak automatisch foto’s met vooraf ingestelde intervallen. Gebruik deze optie voor intervalfilms van bijvoorbeeld een ontluikende bloem of een vlinder die uit zijn cocon kruipt (p.
A Persoonlijke instellingen: Camera-instellingen bijstellen U gebruikt de persoonlijke instellingen om de camera-instellingen aan uw voorkeuren aan te passen. Naast de persoonlijke instellingen B ([Geheugenbank pers. inst.]) en A ([Herstel pers. instellingen]) zijn de instellingen in het menu Persoonlijke instellingen onderverdeeld in de zes groepen die rechts worden weergegeven. Hoofdmenu U 302 B: Geheugenbank pers. inst. (p. 304) A: Herstel pers. instellingen (p.
De volgende persoonlijke instellingen zijn beschikbaar: Persoonlijke instelling Geheugenbank pers. B inst. Herstel pers. A instellingen a Autofocus a1 Selectie AF-C-prioriteit a2 Selectie AF-S-prioriteit a3 Dynamisch AF-veld Focus Tracking met a4 Lock-On a5 AF-activering a6 Verlichting scherpstelpunt a7 Doorloop scherpstelpunt a8 Selectie scherpstelpunt a9 B knop a10 Onderste B knop Pagina 304 304 305 306 307 309 309 310 311 311 312 313 b Lichtmeting/Belichting b1 ISO-stapgrootte Stapgrootte inst.
B: Geheugenbank pers. inst. Persoonlijke instellingen worden opgeslagen in een van vier banken. Wijzigingen in de instellingen in de ene bank zijn niet van invloed op de andere banken. Als u een bepaalde combinatie van veelgebruikte instellingen wilt opslaan, selecteert u een van de vier banken en brengt u de gewenste instellingen aan. De nieuwe instellingen worden opgeslagen in de bank en blijven behouden, ook als u de camera uitzet. De instellingen worden toegepast wanneer u de bank selecteert.
a: Autofocus a1: Selectie AF-C-prioriteit Deze optie bepaalt of u in de Selectieknop scherpstelstand continue AF-stand altijd foto’s kunt maken wanneer u de ontspanknop indrukt (ontspanprioriteit) of alleen als de camera heeft scherpgesteld (scherpstelprioriteit). U selecteert continue AF door de selectieknop voor de scherpstelstand naar C te draaien. Optie Ontspannen G (standaard) Beschrijving Wanneer de ontspanknop wordt ingedrukt, wordt altijd een foto gemaakt.
a2: Selectie AF-S-prioriteit Deze optie bepaalt of u in de Selectieknop scherpstelstand enkelvoudige AF-stand alleen foto's kunt maken wanneer de camera heeft scherpgesteld (scherpstelprioriteit) of dat u altijd foto's kunt maken wanneer de ontspanknop wordt ingedrukt (ontspanprioriteit). U selecteert enkelvoudige AF door de selectieknop voor de scherpstelstand naar S te draaien. Optie Beschrijving Wanneer de ontspanknop wordt ingedrukt, wordt G Ontspannen altijd een foto gemaakt.
a3: Dynamisch AF-veld Als het onderwerp het geselecteerde scherpstelpunt verlaat wanneer dynamisch veld-AF (I; p. 76) is geselecteerd in de continue AF-stand (scherpstelstand C; p. 74), stelt de camera scherp op basis van informatie uit de omringende scherpstelpunten. Kies 9, 21 of 51 punten op basis van de beweging van het onderwerp. Alleen het actieve scherpstelpunt wordt weergegeven in de zoeker. De overige scherpstelpunten leveren informatie ter ondersteuning van de scherpstelling.
Optie Beschrijving Als het onderwerp het geselecteerde scherpstelpunt verlaat, gebruikt de camera 3D-tracking om het onderwerp te volgen en wordt zo nodig een nieuw scherpstelpunt geselecteerd. Kies deze 51 punten f (3D-tracking) optie als u foto’s met onderwerpen die grillig van de ene naar de andere kant bewegen (zoals tennisspelers), snel wilt kadreren. Als het onderwerp de zoeker verlaat, laat u de ontspanknop los en kadreert u de foto opnieuw met het onderwerp in het geselecteerde scherpstelpunt.
a4: Focus Tracking met Lock-On Deze optie bepaalt hoe de automatische scherpstelling reageert op plotselinge grote veranderingen in de afstand tot het onderwerp. Optie Beschrijving C Lang Als de afstand tot het onderwerp plotseling verandert, Normaal wacht de camera gedurende de ingestelde periode D (standaard) (lang, normaal of kort) alvorens de afstand tot het onderwerp aan te passen.
a6: Verlichting scherpstelpunt De opties in dit menu bepalen of de scherpstelpunten oplichten. Optie Beschrijving Kies [Aan] (de standaardinstelling) als u het actieve Handmatige scherpstelpunt wilt weergeven bij handmatige scherpstelling scherpstelling. Kies [Aan] (de standaardinstelling) als u het actieve Continustand scherpstelpunt wilt weergeven in de standen CH (continu hoog) en CL (continu laag).
a7: Doorloop scherpstelpunt Kies of de selectie van het scherpstelpunt “doorloopt” van de ene rand van de zoeker naar de andere. Optie Beschrijving De selectie van het scherpstelpunt loopt door van boven naar w q beneden en weer naar boven en van links naar rechts en weer naar Doorloop links. Als u bijvoorbeeld op 2 drukt terwijl een scherpstelpunt aan de rechterrand van de zoeker is gemarkeerd (q), wordt het tegenoverliggende scherpstelpunt aan de linkerrand van de zoeker geselecteerd (w).
a9: AF-ON-knop Kies de functie die wordt uitgevoerd als op de knop B wordt gedrukt. Optie B A (standaard) B AE/AFvergrendeling C AEvergrendeling AE-vergr. D (herstel na ontspan.) AEE vergrendeling (vast) F U 312 AFvergrendeling Beschrijving Wanneer u op de knop B drukt, wordt de autofocus geactiveerd. De scherpstelling en belichting worden vergrendeld zolang de knop B wordt ingedrukt. De belichting wordt vergrendeld zolang de knop B wordt ingedrukt.
a10: Onderste AF-ON-knop Kies de functie die u wilt toewijzen aan de knop B voor verticale opnamen. Optie Zelfde als G AF-ON AF-ON A (standaard) B AE/AFvergrendeling C AEvergrendeling AE-vergr. D (herstel na ontspan.) AEE vergrendeling (vast) F AFvergrendeling Beschrijving Beide B knoppen voeren de functie uit die is geselecteerd voor persoonlijke instelling a9. Wanneer u op de onderste B knop drukt, wordt de autofocus geactiveerd.
b: Lichtmeting/Belichting b1: ISO-stapgrootte Deze optie bepaalt of aanpassingen in de Optie gevoeligheid worden aangebracht in stappen 1/3 stop H (standaard) die equivalent zijn met 1/3 LW, 1/2 LW of 1 LW. I 1/2 stop J 1 stop b2: Stapgrootte inst. belichting Deze optie bepaalt of aanpassingen in sluitertijd, diafragma en bracketing worden aangebracht in stappen die equivalent zijn met 1/3 LW, 1/2 LW of 1 LW.
b4: Eenv. belichtingscorrectie Deze optie bepaalt of de knop E moet worden gebruikt om de belichtingscorrectie in te stellen (p. 128). Als [Aan (auto-herstel)] of [Aan] is geselecteerd, knippert de 0 in het midden van de belichtingsaanduiding, zelfs als de belichtingscorrectie is ingesteld op ±0. Optie Beschrijving U kunt de belichtingscorrectie instellen door aan een van de instelschijven te draaien (zie de onderstaande opmerking).
b5: Grootte meetgebied Voor het berekenen van de belichting wordt bij centrumgerichte meting het grootste gewicht toegekend aan een cirkel in het midden van het beeld. De diameter (φ ) van deze cirkel kan worden ingesteld op 8, 12, 15 of 20 mm of op het gemiddelde van het hele beeld.
3 Selecteer een lichtmeetmethode. Markeer [Matrixmeting], [Centrumgericht] of [Spotmeting] en druk op 2. 4 Kies een belichtingswaarde. Druk op 1 of 3 om een belichtingswaarde te kiezen tussen +1 en –1 LW. Druk op J om de wijzigingen op te slaan. D Fijnafstelling belichting U kunt de belichting voor elke geheugenbank met persoonlijke instellingen afzonderlijk aanpassen en deze instelling wordt niet teruggezet door een reset met twee knoppen.
c: Timers/AE-vergrendeling c1: AE-vergr. ontspanknop Bij de standaardinstelling [Uit] wordt de belichting alleen vergrendeld als op de knop AE-L/AF-L wordt gedrukt. Als [Aan] is geselecteerd, wordt de belichting ook vergrendeld als de ontspanknop half wordt ingedrukt. c2: Lichtmeter automatisch uit Deze optie bepaalt hoe lang de camera de belichting blijft meten wanneer er geen handelingen worden uitgevoerd. U hebt de keuze uit 4 sec., 6 sec., 8 sec., 16 sec., 30 sec., 1 min., 5 min., 10 min., 30 min.
c3: Vertraging zelfontspanner Deze optie bepaalt de duur van de ontspanvertraging in de zelfontspannerstand. U hebt de keuze uit 2 sec., 5 sec., 10 sec. en 20 sec. Optie 2 sec. 5 sec. 10 sec. c (standaard) d 20 sec. a b c4: Monitor uit Deze optie bepaalt hoe lang de monitor blijft ingeschakeld wanneer er geen handelingen worden uitgevoerd. U hebt de keuze uit 10 sec., 20 sec., 1 min., 5 min. of 10 min. Kies een kortere uitschakelingsperiode als u de batterij wilt sparen.
d: Opnemen/Weergeven d1: Signaal Kies [Hoog] of [Laag] voor het geluid dat wordt weergegeven wanneer de zelfontspanner wordt gebruikt of de camera scherpstelt in de enkelvoudige AF-stand. (Er klinkt geen geluid als [Ontspannen] is geselecteerd voor persoonlijke instelling a2 ([Selectie AF-S-prioriteit], p. 306).) Optie y Hoog Beschrijving Kies de toonhoogte voor het signaal uit [Hoog] en [Laag]. Het pictogram c wordt weergegeven in het bovenste LCD-venster en in de opname-informatieweergaven.
d2: Opnamesnelheid Kies de maximale beeldsnelheid voor de standen CH (continu hoog) en CL (continu laag). Merk op dat de framesnelheid kan dalen onder de geselecteerde waarde bij trage sluitertijden of wanneer de VR (vibratiereductie) wordt gebruikt met VR-lenzen. Optie Continu hoog Continu laag Beschrijving In de stand CH (continu hoog) kunt u de beeldsnelheid voor het DX-formaat (p. 61) instellen op 5 (de standaardinstelling), 6 of 7 beelden per seconde (bps).
d4: Opeenvolgende nummering Wanneer u een foto maakt, verhoogt de camera het laatst gebruikte bestandsnummer met één en wordt deze naam voor het nieuwe bestand gebruikt. Deze optie bepaalt of de bestandsnummering doorgaat vanaf het laatst gebruikte nummer wanneer een nieuwe map wordt gemaakt, de geheugenkaart wordt geformatteerd of een nieuwe geheugenkaart in de camera wordt geplaatst.
d5: LCD-venster/Zoeker Kies welke gegevens worden weergegeven in de zoeker en in het achterste LCD-venster. Optie Beschrijving Kies uit [ISO-gevoeligheid] (y, de standaardinstelling) en Achterste [Resterende opnamen] (g). Als [Resterende opnamen] is LCD-venster geselecteerd, wordt de ISO-gevoeligheid alleen weergegeven als de knop ISO wordt ingedrukt. Kies uit [Beeldteller] (h, de standaardinstelling) en [Resterende opnamen] (g).
d6: Weergave opname-info Bij de standaardinstelling [Automatisch] (AUTO) verandert de kleur van de tekens in de informatieweergave (p. 14) automatisch van zwart in wit of van wit in zwart om te zorgen voor voldoende contrast met de achtergrond. Als u altijd dezelfde kleur wilt gebruiken, selecteert u [Handmatig] en kiest u [Donker op licht] (B; zwarte tekens) of [Licht op donker] (W; witte tekens).
d7: LCD-verlichting Bij de standaardinstelling [Uit] brandt de achtergrondverlichting van het lcd-venster (lcd-verlichting) alleen als de hoofdschakelaar op D staat. Als [Aan] is geselecteerd, worden de LCD-vensters verlicht wanneer de lichtmeters zijn ingeschakeld (p. 50). Selecteer [Uit] als u de batterij wilt sparen. d8: Spiegelvoorontspanning Bij de standaardinstelling [Uit] wordt de sluiter ontspannen wanneer de ontspanknop wordt ingedrukt.
e: Bracketing/Flits e1: Flitssynchronisatie snelheid Deze optie bepaalt de flitssynchronisatiesnelheid. Optie Beschrijving Automatische FP high-speed flitssynchronisatie wordt gebruikt met de SB-900, SB-800, SB-600 en SB-R200 flitsers. Als u een andere flitser gebruikt, 1/250 sec. (auto wordt de sluitertijd ingesteld op 1/250 sec. Als de FP) camera een sluitertijd van 1/250 sec.
e2: Langste sluitertijd bij flits Deze optie bepaalt de langst mogelijke sluitertijd bij synchronisatie met het eerste of tweede gordijn of rodeogenreductie in de belichtingsstanden Geprogrammeerd automatisch en Diafragmavoorkeuze. (Ongeacht de gekozen instelling kunt u de sluitertijd instellen op een waarde van maar liefst 30 sec.
e4: Inst. voor auto bracketing Kies de instelling of instellingen die worden gewijzigd wanneer auto bracketing (p. 130) wordt toegepast. Kies [AE & flits] (j; de standaardinstelling) als u zowel belichtings- als flitsbracketing wilt toepassen, kies [Alleen AE] (k) als u alleen belichtingsbracketing wilt toepassen, kies [Alleen flits] (l) als u alleen flitsbracketing wilt toepassen of kies [Witbalans bracketing] (m) als u witbalansbracketing (p. 135) wilt toepassen.
e5: Auto bracketing (M-stand) Deze optie bepaalt welke instellingen worden gevarieerd wanneer [AE & flits] of [Alleen AE] is geselecteerd voor persoonlijke instelling e4 in de handmatige belichtingsstand.
e6: Bracketingvolgorde Bij de standaardinstelling [MTR]>[onder]>[boven] (H) wordt bracketing uitgevoerd in de volgorde die wordt beschreven op pagina 132 en 136. Als [Onder]>[MTR]>[boven] (I) is geselecteerd, worden opnamen gemaakt van de laagste naar de hoogste waarde.
f: Bediening f1: Centrale knop multi-selector Deze optie bepaalt welke bewerkingen kunnen worden uitgevoerd door in het midden van de multi-selector te drukken in de standen opname, livebeeld en weergave. ❚❚ Opnamestand Als u [Opnamestand] selecteert, worden de volgende opties weergegeven: J Optie Beschrijving Middelste AFAls u in de opnamestand op het midden van de punt selecteren multi-selector drukt, wordt het middelste (standaard) scherpstelpunt geselecteerd.
❚❚ Livebeeld Door [Livebeeld] te selecteren, worden de volgende opties weergegeven: J p Optie Beschrijving Middelste AFDoor op het midden van de multi-selector te punt selecteren drukken tijdens livebeeld, wordt het middelste (standaard) AF-punt geselecteerd. Druk op het midden van de multi-selector om de zoom aan en uit te zetten. Kies de beginzoominstelling uit [Lage zoom], Zoom aan/uit [Gemiddelde zoom] en [Hoge zoom]. De zoomweergave zal centreren op het actieve scherpstelpunt.
f4: FUNC.-knop toewijzen Kies de functie die de knop Fn vervult wanneer u deze alleen gebruikt ([FUNC.knop indrukken]) of in combinatie met de instelschijven ([FUNC.-knop + schijven]). ❚❚ FUNC.-knop indrukken Als u [FUNC.-knop indrukken] selecteert voor persoonlijke instelling f4, worden de volgende opties weergegeven: Optie q Voorbeeld * FV- r vergrendeling * AE/AF- B vergrendeling AE- C vergrendeling AE-vergr. D (herstel na ontspan.
Optie t L M N u K O U Beschrijving Als de Fn-knop wordt ingedrukt terwijl de belichting of flitsbracketing actief is in de ontspanstand voor enkel beeld, worden alle opnamen in het huidige bracketingprogramma Bracketinggenomen aan 5 bps terwijl de ontspanknop serie wordt ingedrukt. Als witbalansbracketing actief is of de stand continu (stand CH of CL) is geselecteerd, zal de camera de bracketingserie herhalen terwijl de ontspanknop ingedrukt blijft.
A Virtuele horizon Als [Virtuele horizon] is geselecteerd voor [FUNC.-knop indrukken], fungeert de elektronische analoge belichtingsaanduiding in de zoeker en in het bovenste LCD-venster als horizontale waterpas wanneer de knop Fn wordt ingedrukt. Camera naar rechts gekanteld Camera recht Camera naar links gekanteld LCD-venster Zoeker De aanduiding is mogelijk niet nauwkeurig als de camera met een scherpe hoek naar voren of naar achteren is gekanteld.
❚❚ FUNC.-knop + schijven Als u [FUNC.-knop + schijven] selecteert voor persoonlijke instelling f4, worden de volgende opties weergegeven: Optie U 336 Beschrijving De Fn-knop en algemene instelschijf kunnen gebruikt Kies worden om het beeldgebied van FX, DX en 5 te selecteren: 4 (p. 60). Het beeldgebied kan niet worden i beeldgebied (FX/DX/5:4) veranderd bij opname met meervoudige belichting (standaard) (p. 206).
Staande foto’s (portretstand) Voer de volgende stappen uit als u de instelschijven wilt gebruiken om het scherpstelpunt te selecteren wanneer u opnamen in de “staande” stand (portretstand) kadreert: 1 Kies [Selectie scherpstelpunt]. Kies [Selectie scherpstelpunt] voor persoonlijke instelling f4 ([FUNC.-knop toewijzen]) > [FUNC.-knop + schijven]. 2 Ontgrendel de ontspanknop voor verticale opnamen.
3 Selecteer het scherpstelpunt. Terwijl de camera in de portretstand staat, selecteert u een scherpstelpunt door op de knop Fn te drukken en aan de instelschijven voor verticale opnamen te draaien. Gebruik de hoofdinstelschijf om de scherpstelpuntselectie naar links of naar rechts te verplaatsen, gebruik de secundaire instelschijf om de selectie omhoog of omlaag te verplaatsen.
f5: Voorbeeldknop toewijzen Kies de functie die de knop voor scherptedieptecontrole vervult wanneer u deze alleen gebruikt ([Voorbeeldknop indrukken]) of in combinatie met de instelschijven ([Voorbeeld + instelschijven]). De beschikbare opties zijn gelijk aan die voor [FUNC.-knop indrukken] (p. 333) en [FUNC.-knop + schijven] (p. 336), behalve dat [Voorbeeld] de standaardoptie is voor [Voorbeeldknop indrukken] en dat voor [Voorbeeld + instelschijven] de optie [Selectie scherpstelpunt] ontbreekt.
f6: AE-L/AF-L knop toewijzen Kies de functie die de knop AE-L/AF-L vervult wanneer u deze alleen gebruikt ([AE-L/AF-L knop indrukken]) of in combinatie met de instelschijven ([AE-L/AF-L + instelschijven]). De beschikbare opties voor [AE-L/AF-L knop indrukken] zijn gelijk aan die voor [FUNC.knop indrukken] (p. 333), behalve dat [AE-L/AF-L knop indrukken] standaard is ingesteld op [AE/AF-vergrendeling] en de extra optie B heeft.
f7: Functie instelschijven inst. Deze optie regelt de werking van de hoofdinstelschijf en de secundaire instelschijf. Optie Beschrijving Deze optie bepaalt de richting van de instelschijven. Kies [Nee] (de standaardoptie) voor een normale werking van de Rotatie instelschijven of kies [Ja] als u de draairichting van de omkeren instelschijven wilt omdraaien. Deze instelling is ook van toepassing op de instelschijven voor verticale opnamen.
Optie Instellen diafragma Menu’s en weergave U D Beschrijving Bij de standaardinstelling [Secundaire instelschijf ] kan het diafragma alleen worden aangepast met de secundaire instelschijf (of met de hoofdinstelschijf als [Aan] is geselecteerd voor [Verwissel hoofd/secundair]).
f8: Knop loslaten voor instelsch. Deze optie maakt het mogelijk om instellingen die gewoonlijk worden toegepast door een knop ingedrukt te houden en aan een instelschijf te draaien, uit te voeren door aan de instelschijf te draaien nadat u de knop hebt losgelaten. Bij de standaardinstelling [Nee] moet u de knop ingedrukt houden terwijl u aan de instelschijf draait. Als [Ja] is geselecteerd, kunt u instellingen wijzigen door aan de instelschijf te draaien nadat u de knop hebt losgelaten.
f9: Geen geheugenkaart? Bij de standaardinstelling [Ontgrendel ontspanknop] kan de sluiter worden ontspannen als er geen geheugenkaart is geplaatst, hoewel er geen beelden worden opgenomen (ze worden wel op de monitor weergegeven in de demostand). Als [Vergrendel ontspanknop] is geselecteerd, werkt de ontspanknop alleen als er een geheugenkaart in de camera is geplaatst.
f10: Aanduidingen omkeren Bij de standaardinstelling (V) worden de belichtingsaanduidingen in het bovenste LCD-venster en in de opname-informatieweergave weergegeven met positieve waarden links en negatieve waarden rechts. Selecteer (W) als u negatieve waarden links wilt weergeven en positieve waarden rechts.
B Het setup-menu: Basisinstellingen van de camera Het setup-menu bevat de hieronder genoemde opties. Voor informatie over het gebruik van het setup-menu, zie “Instructies: Cameramenu’s” (p. 26).
Formatteer geheugenkaart Formatteer de kaart in de geselecteerde sleuf. Houd er rekening mee dat bij formatteren alle foto's en andere gegevens op de geheugenkaart permanent worden verwijderd. Maak daarom zo nodig kopieën voordat u de kaart formatteert. D Tijdens het formatteren Tijdens het formatteren mag u de camera niet uitzetten en de geheugenkaarten niet verwijderen.
Videostand Als u de camera via de AV-uitgang op een televisie of videorecorder aansluit, dient u ervoor te zorgen dat de videostand van de camera overeenkomt met de videostandaard van het apparaat (NTSC of PAL). HDMI De camera is voorzien van een HDMI-aansluiting (High-Definition Multimedia Interface), waarmee foto’s via een A-type kabel (apart verkrijgbaar in de handel) kunnen worden weergegeven op een high-definition televisie of monitor.
Wereldtijd Wijzig de tijdzone, stel de cameraklok in, kies de datumnotatie en schakel de zomertijd in of uit. Optie Beschrijving Kies een tijdzone. De cameraklok wordt automatisch Tijdzone ingesteld op de tijd in de nieuwe tijdzone. Datum en tijd Stel de cameraklok in (p. 40). Kies de volgorde waarin dag, maand en jaar worden Datumnotatie weergegeven. Schakel de zomertijd in of uit. De cameraklok wordt Zomertijd automatisch een uur vooruit- of teruggezet. De standaardinstelling is [Uit].
Beeldcommentaar Voeg commentaar bij nieuwe foto’s wanneer ze worden genomen. De commentaar kan worden bekeken in ViewNX (meegeleverd) of Capture NX 2 (apart verkrijgbaar; p. 391). De commentaar is ook zichtbaar op de derde pagina met opnamegegevens in de fotoinformatieweergave. • [Gereed]: Wijzigingen opslaan en terugkeren naar het setupmenu. • [Commentaar invoeren]: Voer commentaar in, zoals wordt beschreven op pagina 292. Commentaar kan maximaal 36 tekens lang zijn.
Automatische beeldrotatie Foto’s die zijn gemaakt terwijl [Aan] (de standaardoptie) is geselecteerd, bevatten informatie over de stand van de camera, waardoor ze automatisch kunnen worden gedraaid tijdens de weergave (p. 287) of wanneer ze worden bekeken met ViewNX of Capture NX 2 (apart verkrijgbaar; p. 391). De volgende standen worden vastgelegd: Liggend (landschap) Camera 90° rechtsom gedraaid Camera 90° linksom gedraaid De stand van de camera wordt niet vastgelegd als [Uit] is geselecteerd.
Overschrijf spraakmemo Deze optie bepaalt of de spraakmemo voor de laatst opgeslagen foto kan worden overschreven als de camera in de opnamestand staat. Zie “Spraakmemo’s: Spraakmemo’s opnemen” (p. 249). Knop spraakmemo Deze optie bepaalt de werking van de knop H. Zie “Spraakmemo’s: Spraakmemo’s opnemen” (p. 249). Geluid afspelen Kies een uitvoeroptie voor de weergave van spraakmemo’s. Zie “Spraakmemo’s: Spraakmemo’s afspelen” (p. 254).
Stof referentiefoto Referentiegegevens verkrijgen voor de optie stofverwijdering in Capture NX 2 (apart verkrijgbaar; raadpleeg de handleiding van de software voor meer informatie). [Stof-referentiefoto] is alleen beschikbaar als een CPU-objectief op de camera is bevestigd. Een niet-DX objectief met een brandpuntsafstand van minimaal 50 mm wordt aanbevolen. Als u een zoomobjectief gebruikt, moet u helemaal inzoomen. 1 Selecteer [Start]. Markeer [Start] en druk op J.
3 Verzamel referentiegegevens voor stofverwijdering. Druk de ontspanknop helemaal in om referentiegegevens voor stofverwijdering te verzamelen. De monitor wordt uitgeschakeld wanneer de ontspanknop wordt ingedrukt. Als het referentievoorwerp te licht of te donker is, kan de camera mogelijk geen referentiegegevens voor stofverwijdering binnenhalen en wordt het bericht rechts weergegeven. Kies een ander referentievoorwerp en herhaal de procedure vanaf stap 1.
Batterij-informatie Geef informatie weer over de batterij die momenteel in de camera is geplaatst. Item Beschrijving Het huidige batterijniveau wordt weergegeven als een Batt.lading percentage. Het aantal malen dat de sluiter werd ontspannen met de huidige batterij sinds deze voor het laatst werd opgeladen. Opnamen Denk eraan dat de camera de sluiter soms ontspant zonder een opname te maken, bijvoorbeeld bij het meten van de vooringestelde witbalans.
Draadloze transmitter Deze optie wordt gebruikt om de instellingen aan te passen voor aansluiting op een draadloos netwerk met een optionele WT-4 draadloze transmitter. Zie “Aansluitingen: Draadloze en Ethernetnetwerken” (p. 261). Beeld-authenticiteit Geef aan of u wilt dat gegevens over beeldauthenticiteit worden ingesloten in nieuwe foto’s op het moment dat ze worden genomen, zodat wijzigingen in de foto kunnen worden gedetecteerd met Nikon’s optionele Image Authenticationsoftware.
Copyrightinformatie Voeg copyrightinformatie bij nieuwe foto’s wanneer ze worden genomen. De copyrightinformatie is zichtbaar op de vierde pagina met opnamegegevens in de foto-informatieweergave (p. 237) en kan worden bekeken door middel van ViewNX (meegeleverd) of Capture NX 2 (apart verkrijgbaar; p. 391). • [Gereed]: wijzigingen opslaan en terugkeren naar het setupmenu. • [Fotograaf ]: voer de naam van de fotograaf in zoals beschreven op pagina 292.
Instellingen opslaan/laden Selecteer [Instellingen opslaan] om de volgende instellingen op de geheugenkaart in sleuf 1 op te slaan. (Als de geheugenkaart vol is, wordt een foutmelding weergegeven; zie p. 417.
Menu Setup MIJN MENU/ RECENTE INSTELLINGEN Optie Videostand HDMI Wereldtijd (behalve datum en tijd) Taal (Language) Beeldcommentaar Automatische beeldrotatie Spraakmemo Overschrijf spraakmemo Knop spraakmemo Geluid afspelen USB Beeld-authenticiteit Copyrightinformatie GPS Niet-CPU-objectief Alle items in Mijn menu Alle recente instellingen Tab kiezen Instellingen die zijn opgeslagen met de D3X, kunnen worden teruggezet met de optie [Instellingen laden].
GPS Pas de instellingen aan voor aansluiting op een GPS-apparaat (p. 221). Virtuele horizon Geeft een virtuele horizon weer op basis van informatie van een sensor die de stand van de camera detecteert. D De camera kantelen De virtuele horizon is niet nauwkeurig als de camera met een scherpe hoek naar voren of naar achteren is gekanteld. A Zie ook Voor informatie over het gebruik van de elektronische analoge belichtingsaanduidingen als tiltmeter, zie Persoonlijke instelling f4 ([FUNC.
Fijnafstelling AF Fijnafstelling scherpstelling voor maximaal 20 objectieftypes. AF-afstelling wordt in de meeste gevallen niet aanbevolen; gebruik enkel indien nodig. Optie Beschrijving Fijnafstelling • [Aan]: AF-fijnafstelling inschakelen. AF (Aan/Uit) • [Uit] (standaard): AF-fijnafstelling uitschakelen. Stel AF af voor het huidige Scherpstelpunt objectief (enkel CPUverder van de Huidige objectieven). Druk op 1 of camera verwijderen. waarde 3 om een waarde te kiezen tussen +20 en –20.
Optie Beschrijving Geef de reeds opgeslagen waarden weer voor AFafstelling. Wanneer een waarde bestaat voor het huidige objectief, wordt die getoond met een pictogram V. Om een objectief uit de lijst te wissen, markeert u het gewenste objectief en drukt u op O.
N Het retoucheermenu: Geretoucheerde kopieën maken De opties in het retoucheermenu worden gebruikt om uitgesneden of geretoucheerde kopieën van de foto’s op de geheugenkaart te maken. Het retoucheermenu wordt alleen weergegeven als een geheugenkaart met foto’s in de camera is geplaatst. Voor informatie over het gebruik van het opnamemenu, zie “Instructies: Cameramenu’s” (p. 26).
Geretoucheerde kopieën maken 1 Selecteer een item in het retoucheermenu. Druk op 1 of 3 om een optie te markeren en druk op 2 om de optie te selecteren. Afhankelijk van de geselecteerde optie wordt een menu weergegeven. Markeer een optie en druk op 2. 2 Selecteer een foto. De foto’s op de geheugenkaart worden weergegeven. Gebruik de multi-selector om een foto te markeren (als u de gemarkeerde foto schermvullend wilt weergeven, houdt u de knop N ingedrukt).
4 Maak een geretoucheerde kopie. Druk op J om een geretoucheerde kopie te maken. Geretoucheerde kopieën worden aangeduid met het pictogram N. D Kopieën retoucheren Kopieën die zijn gemaakt met [Uitsnijden] kunnen niet verder worden bewerkt. D-Lighting, rode-ogencorrectie, filtereffecten en kleurbalans kunnen niet worden toegepast op monochrome kopieën. Afgezien daarvan kunnen de opties in het retoucheermenu elk eenmaal worden toegepast op bestaande kopieën, hoewel dit kan leiden tot detailverlies.
D-Lighting D-Lighting maakt schaduwen lichter, waardoor deze functie ideaal is voor donkere foto’s of foto’s die bij tegenlicht zijn gemaakt. Voor Druk op 1 of 3 om de sterkte van de correctie te kiezen. U kunt het effect vooraf bekijken in het bewerkingsvenster. Druk op J om de foto te kopiëren.
Rode-ogencorrectie Deze optie wordt gebruikt om “rode ogen” te corrigeren die worden veroorzaakt door de flitser en is alleen beschikbaar voor foto’s die met de flitser zijn gemaakt. Er wordt een voorbeeld weergegeven van de foto die u voor rode-ogencorrectie hebt geselecteerd (zie rechts). Controleer het effect van rode-ogencorrectie en maak een kopie, zoals wordt beschreven in de volgende tabel.
Uitsnijden U kunt een uitgesneden kopie van een geselecteerde foto maken. De geselecteerde foto wordt weergegeven, waarbij de geselecteerde uitsnede in geel wordt aangegeven. Maak een uitgesneden kopie, zoals wordt beschreven in de onderstaande tabel. Functie Knop Formaat van uitsnede verkleinen N+ Formaat van uitsnede vergroten N+ Hoogtebreedteverhouding van uitsnede wijzigen Draai aan de hoofdinstelschijf om de hoogte-breedteverhouding 3 : 2, 4 : 3 of 5 : 4 te selecteren.
A Uitsnijden: beeldkwaliteit en -grootte Kopieën van NEF (RAW)-, NEF (RAW) + JPEG- of TIFF (RGB)-foto’s hebben de beeldkwaliteit (p. 66) JPEG Fijn. Uitgesneden kopieën die zijn gemaakt van JPEG-foto’s, hebben dezelfde beeldkwaliteit als het origineel. De afmetingen van de kopie hangen af van de grootte van de uitsnede en de hoogte-breedteverhouding. Hoogtebreedteverhouding 3:2 4:3 5:4 Mogelijke afmetingen 4.864 × 3.240, 3.424 × 2.280, 2.560 × 1.704, 1.920 × 1.280, 1.280 × 856, 960 × 640, 640 × 424 4.
Filtereffecten Kies uit de volgende kleurfiltereffecten. Nadat u de filtereffecten hebt ingesteld zoals hieronder wordt beschreven, drukt u op J om de foto te kopiëren. Optie Skylight Warm Beschrijving Creëert het effect van een skylightfilter, waarbij de foto minder blauw wordt. Het effect kan vooraf op de monitor worden bekeken (zie rechts). Maakt een kopie met het effect van een warm filter, waardoor de kopie een warme, rode kleurzweem krijgt. U kunt het effect vooraf op de monitor bekijken.
Beeld-op-beeld Met de functie beeld-op-beeld kunt u van twee bestaande NEF (RAW)-foto’s één foto maken, die als een apart bestand wordt opgeslagen. Omdat gebruik wordt gemaakt van RAW-gegevens van de beeldsensor van de camera, is het resultaat aanzienlijk beter dan wanneer foto’s in een beeldbewerkingsprogramma worden samengevoegd. De nieuwe foto wordt opgeslagen met de geselecteerde instellingen voor beeldkwaliteit en -grootte. Stel de beeldkwaliteit en -grootte in (p.
4 Selecteer de gemarkeerde foto. Druk op J om de gemarkeerde foto te selecteren en terug te keren naar de voorbeeldweergave. De geselecteerde foto wordt weergegeven als [Beeld 1]. 5 Stel de versterking in. Optimaliseer de belichting voor beeld-op-beeld door op 1 of 3 te drukken en de versterkingsfactor voor beeld 1 in te stellen op een waarde tussen 0,1 en 2,0. De standaardwaarde is 1,0. Bij de waarde 0,5 wordt de versterking gehalveerd, bij de waarde 2,0 wordt de versterking verdubbeld.
8 Bekijk het voorbeeld van beeld-op-beeld. Druk op 1 of 3 om [Bld>bld] te markeren en druk op J. (Als u het beeld-op-beeld wilt opslaan zonder het voorbeeld te bekijken, markeert u [Opslaan] en drukt u op J). Als u wilt terugkeren naar stap 7 om nieuwe foto’s te selecteren of de versterking aan te passen, drukt u op N. 9 Sla het beeld-op-beeld op. Wanneer het voorbeeld wordt weergegeven, drukt u op J om het beeld-op-beeld op te slaan.
Vergelijken Vergelijk geretoucheerde kopieën met de originele foto’s. 1 Selecteer [Vergelijken]. Markeer [Vergelijken] en druk op 2 om een fotoselectievenster weer te geven. 2 Selecteer een foto. Gebruik de multi-selector om een foto te markeren en druk op J. U kunt alleen geretoucheerde kopieën selecteren (aangeduid met het pictogram N) of foto’s die zijn geretoucheerd. Houd de knop N ingedrukt als u de gemarkeerde foto schermvullend wilt weergeven.
3 Vergelijk de kopie met het origineel. Opties gebruikt om kopie te maken De bronfoto wordt links weergegeven en de geretoucheerde kopie rechts, waarbij de opties die zijn gebruikt om de kopie te maken bovenaan worden Bronfoto Getoucheerde kopie weergegeven. Druk de multiselector in de richting die wordt aangegeven door de pijl naast de gemarkeerde foto (1, 3, 4 of 2) om te schakelen tussen de bronfoto en de geretoucheerde kopie.
O Mijn menu: Een aangepast menu maken Met de optie [MIJN MENU] kunt u een aangepaste lijst maken met opties uit het weergave-, opname-, setup- en retoucheermenu en het menu Persoonlijke instellingen, zodat deze opties snel toegankelijk zijn (maximaal twintig menu-items). Indien gewenst kunnen recente instellingen worden weergegeven in plaats van Mijn menu (p. 380). Hieronder wordt beschreven hoe u opties toevoegt, verwijdert en sorteert.
4 Bepaal de positie van het nieuwe item. Druk op 1 of 3 om het nieuwe item omhoog of omlaag te verplaatsen in Mijn menu. Druk op J om het nieuwe item toe te voegen. 5 Meer items toevoegen. De items die momenteel in Mijn menu worden weergegeven, worden aangegeven met een vinkje. Items die worden aangeduid met het pictogram V, kunnen niet worden geselecteerd. Herhaal stap 1 t/m 4 als u meer items wilt selecteren.
Opties verwijderen uit Mijn menu 1 Selecteer [Items verwijderen]. Markeer [Items verwijderen] in Mijn menu (O) en druk op 2. 2 Selecteer items. Markeer de gewenste items en druk op 2 om een item te selecteren of te deselecteren. Geselecteerde items worden aangegeven met een vinkje. 3 Selecteer [Gereed]. Markeer [Gereed] en druk op J. Er wordt een bevestigingsvenster weergegeven. 4 Verwijder de geselecteerde items. Druk op J om de geselecteerde items te verwijderen.
Opties sorteren in Mijn menu 1 Selecteer [Items sorteren]. Markeer [Items sorteren] in Mijn menu (O) en druk op 2. 2 Selecteer een item. Markeer het item dat u wilt verplaatsen en druk op J. 3 Verplaats het item. Druk op 1 of 3 om het item omhoog of omlaag te verplaatsen in Mijn menu en druk op J. Herhaal stap 2 en 3 als u meer items wilt verplaatsen.
Recente instellingen weergeven Als u de twintig meest recente instellingen wilt weergeven, selecteert u [Recente instellingen] voor [MIJN MENU] > [Tab kiezen]. 1 Selecteer [Tab kiezen]. Markeer in Mijn menu (O) [Tab kiezen] en druk op 2. 2 Selecteer [Recente instellingen]. Markeer [Recente instellingen] en druk op J. De naam van het menu zal veranderen van “MIJN MENU” in “RECENTE INSTELLINGEN.” Menuopties die worden gebruikt, worden bovenaan in de recente instellingen toegevoegd.
nTechnische opmerkingen – Behandeling van de camera, optionele accessoires en nuttige informatie In dit hoofdstuk worden de volgende onderwerpen behandeld: Compatibele objectieven ................................................p. 382 Overige accessoires ..........................................................p. 387 Behandeling van uw camera...........................................p. 395 Opslag................................................................................................... p.
Compatibele objectieven Camera-instelling CPU-objectieven 1 Objectief/accessoire G- of D-type AF Nikkor 2 AF-S, AF-I Nikkor PC-E Nikkor-reeks PC Micro 85mm f/2.
9 Als met een AF 80–200mm f/2.8, AF 35–70mm f/2.8, AF 28–85mm f/3.5–4.5 () of AF 28–85mm f/3.5–4.5 wordt scherpgesteld op de minimale scherpstelafstand bij maximale zoom, wordt mogelijk de scherpstelaanduiding weergegeven terwijl het beeld op het matglas in de zoeker niet scherp is. Stel handmatig scherp totdat het beeld in de zoeker scherp is. 10 Bij maximaal diafragma van f/5.6 of hoger (lager getal). 11 Sommige objectieven kunnen niet worden gebruikt (zie pagina 384).
D Niet-compatibele accessoires en objectieven zonder CPU De volgende accessoires en niet-CPU-objectieven kunnen NIET worden gebruikt met de D3X: • TC-16AS AF teleconverter • Niet-AI-objectieven • Objectieven die alleen werken met de AU-1 scherpsteleenheid (400mm f/4.5, 600mm f/5.6, 800mm f/8, 1200mm f/11) • Fisheye (6mm f/5.6, 7,5mm f/5.6, 8mm f/8, OP 10mm f/5.6) • 2,1cm f/4 • Tussenring K2 • 180–600mm f/8 ED (serienummers 174041-174180) • 360–1200mm f/11 ED (serienummers 174031-174127) • 200–600mm f/9.
A De AF-S/AF-I teleconverter De AF-S/AF-I teleconverter kan worden gebruikt met de volgende AF-Sen AF-I-objectieven: • AF-S VR Micro 105mm f/2.8G ED 1 • AF-S VR 200mm f/2G ED • AF-S VR 300mm f/2.8G ED • AF-S 300mm f/2.8D ED II • AF-S 300mm f/2.8D ED • AF-I 300mm f/2.8D ED • AF-S 300mm f/4D ED 2 • AF-S 400mm f/2.8D ED II • AF-S 400mm f/2.8D ED • AF-I 400mm f/2.
A Beeldhoek en brandpuntsafstand De D3X kan worden gebruikt met Nikon-objectieven voor kleinbeeldcamera’s. Als [Automatische DX-uitsnede] is ingeschakeld (de standaardinstellingen) en een kleinbeeldobjectief is bevestigd, is de beeldhoek gelijk aan die bij kleinbeeldfilm (35,9 × 24,0 mm); als een DX-objectief is bevestigd, wordt de beeldhoek automatisch aangepast tot 23,6 × 15,7 mm (DX-formaat).
Overige accessoires Op het moment dat deze handleiding werd samengesteld, waren voor de D3X de volgende accessoires beschikbaar. Voedingsbronnen Draadloze LANadapters • Oplaadbare Li-ion batterij EN-EL4a, EN-EL4 (p. 32, 34): Extra EN-EL4a/EN-EL4 batterijen zijn te koop bij uw leverancier. Deze batterijen kunnen worden opgeladen en gekalibreerd met een MH-22 of MH-21 snellader. • Snellader MH-22, MH-21 (p.
• Matglas (p. 396): De volgende typen matglas zijn beschikbaar voor de D3X. B-type Een B-type matglas wordt Brite View meegeleverd bij de clear-matte camera. VI matglas E-type matglazen zijn voorzien van een raster, waardoor ze bijzonder geschikt zijn voor E-type kopiëren en het clear-matte fotograferen van VI matglas gebouwen. De beste Accessoires resultaten worden voor behaald met PC-Nikkorzoekerobjectieven. oculair • Loepzoeker DG-2: De DG-2 vergroot het beeld dat in de zoeker wordt weergegeven.
• Oogsterktecorrectielenzen: Met oogsterktecorrectielenzen kan de camera aan het gezichtsvermogen van de gebruiker worden aangepast. Er zijn lenzen beschikbaar met een dioptrie van –3, –2, 0, +1 en +2 m–1 (waarbij de dioptrieknop van de camera is ingesteld op –1 m–1). Gebruik alleen oogsterktecorrectielenzen als scherpstellen niet lukt met behulp van de ingebouwde dioptrie-instelling (–3 tot +1 m–1).
• Nikon-filters kunnen in drie typen worden onderverdeeld: schroeffilters, insteekfilters en filters die aan de achterzijde van bepaalde objectieven worden geplaatst. Gebruik uitsluitend Nikon-filters; filters van andere fabrikanten kunnen de werking van autofocus of de elektronische afstandsmeter verstoren. • De D3X kan niet worden gebruikt met lineaire polarisatiefilters. Gebruik in plaats daarvan het C-PL circulaire polarisatiefilter. Filters • Gebruik NC- en L37C-filters om het objectief te beschermen.
Software • Capture NX 2: Een compleet fotobewerkingspakket met zodanig geavanceerde bewerkingskenmerken zoals selectiebedieningspunt en auto-retoucheerkwast. • Camera Control Pro 2: Hiermee kunt u de camera op afstand bedienen vanaf een computer en foto’s direct op de vaste schijf opslaan. • Image Authentication: Hiermee kunt u bepalen of foto’s die zijn genomen met de functie Beeld-authenticiteit, na de opname zijn gewijzigd. Let op: Gebruik de meest recente versie van de Nikon-software.
De D3X is voorzien van een 10-pins aansluiting voor bediening op afstand en automatisch fotograferen. De aansluiting is voorzien van een afdekkapje, dat de contacten beschermt als de aansluiting niet in gebruik is.
• Adapterkabel MC-25: Een 10-pins naar 2-pins adapterkabel voor aansluiting op apparaten met een 2-pins aansluiting, waaronder de MW-2 draadloze afstandsbedieningsset, de MT-2 intervaltimer en de ML-2 Modulite afstandsbedieningsset (lengte 20 cm). Accessoires • GPS-adapterkabel MC-35 (p. 221): Sluit GPS-apparaten aan op voor de D3X via de PC-kabel die door de fabrikant werd geleverd afstandszodat breedtegraad, lengtegraad, hoogte, Coordinated bedienings- Universal Time (UTC, p.
❚❚ Goedgekeurde geheugenkaarten De volgende geheugenkaarten zijn getest en goedgekeurd voor gebruik in de D3X: SanDisk Lexar Media Extreme IV SDCFX4 Extreme III SDCFX3 Ultra II SDCFH Standaard SDCFB 8 GB 4 GB 2 GB 8 GB 4 GB 2 GB 1 GB 8 GB 4 GB 2 GB 1 GB 4 GB 2 GB 1 GB Professional UDMA Platinum II Professional Microdrive DSCM-11000 3K4-2 3K4-4 3K6 8 GB 4 GB 2 GB 2 GB 80 × 1 GB 512 MB 60 × 4 GB 8 GB 4 GB 133 × WA 2 GB 1 GB 2 GB 80 × Lt 512 MB 300 × 1 GB 2 GB 4 GB 6 GB Andere geheugenkaarten
Behandeling van uw camera Opslag Als u de camera gedurende langere tijd niet gebruikt, verwijdert u de batterij, plaatst u het beschermkapje op de contactpunten en bewaart u de batterij op een koele, droge plek. U voorkomt de vorming van schimmel of meeldauw door de camera in een droge, goed geventileerde ruimte te bewaren.
Het matglas vervangen Standaard is de camera voorzien van een B-type Clear Matte VI matglas. Voer de onderstaande stappen uit als u een optioneel E-type Clear Matte IV matglas voor D3X-camera’s wilt plaatsen (p. 388): 1 Verwijder het objectief. Zet de camera uit en verwijder het objectief. 2 Ontgrendel de houder. Trek de vergrendeling van het matglas naar u toe met het pincet dat is meegeleverd met het matglas. De houder springt open. 3 Verwijder het aanwezige matglas.
5 Vergrendel de houder. Duw de voorste rand van de houder omhoog tot deze op zijn plaats klikt. D Het matglas vervangen Raak het oppervlak van de spiegel of het matglas niet aan. A Raster Bij een E-type matglas kan het beeld enigszins uit positie worden weergegeven, afhankelijk van hoe het matglas is geplaatst.
De klokbatterij vervangen De cameraklok wordt gevoed door een niet-oplaadbare CR1616 lithiumbatterij met een gebruiksduur van ongeveer vier jaar. Als het pictogram B wordt weergegeven in het bovenste LCD-venster terwijl de lichtmeters zijn ingeschakeld, is de batterij bijna leeg en moet deze worden vervangen. Als de batterij leeg is, knippert het pictogram B wanneer de lichtmeters zijn ingeschakeld.
5 Sluit het vak met de klokbatterij. Schuif het deksel van het vak voor de klokbatterij naar de achterkant van het hoofdbatterijvak totdat dit op zijn plaats klikt. 6 Plaats de hoofdbatterij terug. Plaats de EN-EL4a terug in de camera. 7 Stel de cameraklok in. Stel de camera in op de juiste datum en tijd (p. 40). Het pictogram B knippert in het bovenste LCD-venster totdat de datum en de tijd opnieuw zijn ingesteld. AWAARSCHUWING Gebruik alleen CR1616 lithium batterijen.
Het laagdoorlaatfilter De beeldsensor die dienst doet als beeldelement van de camera, is voorzien van een laagdoorlaatfilter dat moirévorming moet voorkomen. Als u vermoedt dat vuil- of stofdeeltjes die op het filter zitten op de foto’s te zien zijn, kunt u als volgt controleren of het filter moet worden gereinigd. Denk er echter aan dat het laagdoorlaatfilter uitermate kwetsbaar is en gemakkelijk beschadigd kan raken.
4 Klap de spiegel omhoog. Druk de ontspanknop volledig in. De spiegel wordt opgeklapt en het sluitergordijn wordt geopend, zodat het laagdoorlaatfilter zichtbaar wordt. De zoekerweergave wordt uitgeschakeld en de rij streepjes in het bovenste LCD-venster begint te knipperen. 5 Controleer het laagdoorlaatfilter. Houd de camera zo dat er licht op het laagdoorlaatfilter valt en onderzoek het filter op stof en vuil. Als er geen stof of vuil aanwezig is, gaat u verder met stap 7. 6 Reinig het filter.
D Gebruik een betrouwbare voedingsbron Het sluitergordijn is kwetsbaar en kan gemakkelijk beschadigd raken. Als de camera wordt uitgeschakeld terwijl de spiegel is opgeklapt, wordt het sluitergordijn automatisch gesloten. Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht om schade aan het sluitergordijn te voorkomen: • Zet de camera niet uit en verwijder of ontkoppel de voedingsbron niet wanneer de spiegel is opgeklapt.
Onderhoud van camera en batterij: Waarschuwingen Laat de camera niet vallen. Blootstelling aan sterke schokken of trillingen kan tot storingen leiden. Houd de camera droog. Dit product is niet waterbestendig; onderdompeling in water of blootstelling aan een hoge luchtvochtigheid kan tot storing leiden. Roest van het interne mechanisme kan tot onherstelbare schade leiden. Vermijd abrupte temperatuurverschillen.
Reinigen. Gebruik een blaasbalgje om stof of vuil te verwijderen en veeg de camerabody voorzichtig schoon met een zachte, droge doek. Na gebruik van de camera op het strand of aan zee dient u eventueel aanwezig zand of zout te verwijderen met een doek die licht bevochtigd is met schoon water. Droog de camera daarna grondig af. In zeer uitzonderlijke gevallen wordt het LCD-venster lichter of donkerder als gevolg van statische elektriciteit.
Schakel de camera uit voordat u de batterij verwijdert of de lichtnetadapter loskoppelt. Haal de stekker van de lichtnetadapter niet uit het stopcontact en verwijder de batterij niet wanneer de camera aan staat of terwijl beelden worden opgeslagen of gewist. In deze gevallen kan een stroomonderbreking leiden tot gegevensverlies of beschadiging van de interne schakelingen of het geheugen. Verplaats het product nooit als de lichtnetadapter is aangesloten. Zo voorkomt u een plotselinge stroomonderbreking.
Batterijen: Vuil op de batterijcontacten kan ertoe leiden dat de camera slecht functioneert en dient vóór gebruik te worden verwijderd met een zachte, droge doek. Batterijen kunnen bij onjuist gebruik gaan lekken of ontploffen. Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht bij het gebruik van batterijen: Zet de camera uit voordat u de batterij verwisselt. De batterij kan zeer warm worden wanneer hij langere tijd achtereen wordt gebruikt. Hanteer de batterij voorzichtig.
Problemen oplossen Functioneert de camera niet naar verwachting, kijk dan op de onderstaande lijst met problemen voordat u uw leverancier of Nikon raadpleegt. De paginacijfers in de rechterkolom geven aan waar u meer informatie kunt vinden. ❚❚ Weergave Probleem Oplossing Pagina Pas de scherpstelling van het 47, Zoeker is onscherp. zoekeroculair aan of gebruik 389 optionele oogsterktecorrectielenzen. Plaats een volledig opgeladen Zoeker is donker. 48 batterij.
❚❚ Opname Probleem Opstarten camera duurt lang. Ontspanknop uitgeschakeld. Foto’s zijn niet scherp. n 408 Oplossing Pagina Wis bestanden of mappen. — • Geheugenkaart is vol of niet 42, 49 geplaatst. • CPU-objectief met diafragmaring 384 bevestigd maar het diafragma is niet vergrendeld op het hoogste f/-getal. Als B wordt weergegeven in het bovenste LCD-venster, selecteert u [Diafragmaring] voor persoonlijke instelling f7 ([Functie instelschijven inst.
Probleem Oplossing Pagina Flitser in gebruik. De flitssynchronisatiesnelheid kan worden geselecteerd via persoonlijke instelling Niet alle sluitertijden zijn e1 ([Flitssynchronisatie snelheid]). 326 beschikbaar. Wanneer u een optionele flitser gebruikt (SB-900, SB-800, SB-600 of SB-R200), kiest u [1/250 sec. (auto FP)] voor een volledig sluitertijdenbereik.
Probleem Oplossing Pagina • Kies een lagere ISO-gevoeligheid of 104, schakel hoge ISO ruisonderdrukking 300 Willekeurig verspreide heldere in. pixels (“ruis”) op foto’s. • Sluitertijd is langer dan 8 sec.: gebruik 300 ruisonderdrukking lange sluitertijd. • Reinig het objectief. — Foto’s zijn vlekkerig. • Reinig het laagdoorlaatfilter. 400 • Kies een witbalans die bij de lichtbron 140 past. Kleuren zijn onnatuurlijk. • Wijzig de instellingen voor 162 [Beeldinstelling kiezen]. Kan witbalans niet meten.
Probleem Effecten van beeldinstelling verschillen per foto. Oplossing “A” (Automatisch) is geselecteerd voor verscherping, contrast of verzadiging. Voor consistente resultaten bij een reeks foto’s selecteert u een andere instelling dan “A” (Automatisch). Belichtingsvergrendeling is ingeschakeld. Lichtmeting kan niet worden gewijzigd. Belichtingscorrectie is niet Selecteer belichtingsstand e, f of g. beschikbaar. Roodachtige gedeelten in foto’s.
❚❚ Weergave Probleem Delen van het beeld knipperen. Er verschijnen opnamegegevens op foto’s. Tijdens weergave verschijnt een grafiek. NEF (RAW)-foto wordt niet weergegeven. Sommige foto’s worden tijdens weergave niet getoond. n 412 Oplossing Pagina Druk op 1 of 3 om de weergegeven fotoinformatie te selecteren. 229, 282 De foto is opgenomen met beeldkwaliteit NEF+JPEG. 67 Selecteer [Alle] voor [Weergavemap]. 281 • Selecteer [Aan] voor [Draai portret].
Probleem Foto wordt niet weergegeven op highdefinition videoapparaat. Foto’s kunnen niet naar de computer worden gekopieerd. Foto’s worden niet weergegeven in Capture NX 2. Camera Control Pro 2 kan niet worden gebruikt. Oplossing Pagina Controleer of de HDMI-kabel (apart verkrijgbaar) is aangesloten. 276 Kies de juiste optie voor [USB]. 257 Update software naar de meest recente versie. 391 Stel [USB] in op [MTP/PTP].
Foutmeldingen Dit hoofdstuk geeft een overzicht van de waarschuwingsaanduidingen en foutmeldingen in de zoeker, in het bovenste LCD-venster en op de monitor. Aanduiding LCDZoeker venster B (knippert) H d d H Batterij is leeg. (knippert) (knippert) Vervang de batterij. G d Batterij kan niet (knippert) (knippert) worden gebruikt. Neem contact op met de technische dienst van Nikon. — Stel cameraklok in. 40 Diafragmawaarde wordt weergegeven als maximaal diafragma is opgegeven.
Aanduiding LCDZoeker venster q Probleem Onderwerp te licht; foto wordt overbelicht. Oplossing • Gebruik een lagere ISO-gevoeligheid. • Gebruik optioneel grijsfilter (ND). In belichtingsstand: f Kies kortere sluitertijd.
Aanduiding LCDZoeker venster Oplossing • Gebruik een hogere ISO-gevoeligheid. • Gebruik een optionele flitser. In Onderwerp te belichtingsstand: r donker; foto wordt f Kies een langere onderbelicht. sluitertijd g Kies een groter diafragma (lager f/-getal) Wijzig sluitertijd of A A geselecteerd selecteer stand voor (knippert) in belichtingsstand f. handmatige belichting. Bevestigde optionele flitser is ingesteld op Wijzig de flitsstand op c DDL, maar de optionele flitser.
Aanduiding LCDZoeker venster Probleem Flitssynchronisatiesta nd is ingesteld op rode-ogenreductie Y — maar bevestigde (knippert) flitser is niet geschikt voor rodeogenreductie. Onvoldoende geheugen om foto’s op te nemen bij de A g huidige instellingen (knippert) (knippert) of geen bestands- of mapnummer beschikbaar. O (knippert) Camerastoring. Oplossing Pagina Pas de flitssynchronisatiestan d aan of gebruik een flitser die rodeogenreductie ondersteunt. 189 • Verlaag beeldkwaliteit of grootte.
Aanduiding Monitor LCDvenster Oplossing Pagina Zet de camera uit Camera kan geen Geen en controleer of de S geheugenkaart 42 geheugenkaart. geheugenkaart vinden. correct is geplaatst. • Geen toegang tot • Gebruik een door 394 geheugenkaart. Nikon goedgekeurde kaart. Kan deze • Controleer of de — geheugenkaart contacten schoon niet gebruiken. zijn. Als de kaart De kaart is beschadigd is, (knippert) mogelijk neemt u contact beschadigd. op met uw Plaats een leverancier of met andere kaart. Nikon.
Aanduiding Monitor LCDvenster Map bevat geen beelden. — Alle beelden zijn verborgen. — Bestand bevat geen beeldgegevens. — Kan bestand niet selecteren. — Probleem Oplossing Pagina Selecteer een map Geen beelden op met beelden in het geheugenkaart of menu 42, in geselecteerde [Weergavemap] of 281 weergavemap vervang de (pen). geheugenkaart. Selecteer een andere map of Alle foto’s in de gebruik de optie huidige map zijn [Beeld verbergen] 281 verborgen. om ten minste één beeld weer te geven.
Aanduiding Monitor LCDvenster Controleer de printer. — Controleer het papier. — Het papier zit vast. — Het papier is op. — Controleer de inkt. — De inkt is op. — Probleem Oplossing Pagina Controleer de printer. Selecteer Printerfout. [Doorgaan] (indien 263 * beschikbaar) om te hervatten. Papier in printer Plaats papier met heeft niet het het juiste formaat 263 * geselecteerde en selecteer [Doorgaan]. formaat. Verwijder Papier zit vast in de vastgelopen papier 263 * printer.
Bijlage In deze bijlage worden de volgende onderwerpen behandeld: • Standaardinstellingen ....................................................................... p. 422 • Capaciteit geheugenkaart .............................................................. p. 427 • Belichtingsprogramma .................................................................... p.
Standaardinstellingen U kunt de volgende standaardinstellingen herstellen via een reset met twee knoppen of via de optie [Opnamemenu terugzetten] of [Herstel pers. instellingen]. ❚❚ Standaardinstellingen die worden hersteld via een reset met twee knoppen (p. 204) 1 Opnamemenu 2 Optie [ISO-gevoeligheid] (p. 104) [Beeldkwaliteit] (p. 66) [Beeldgrootte] (p. 70) [Witbalans] (p. 140) Fijnafstelling (p. 143) [Kies kleurtemperatuur] (p. 147) Scherpstelpunt (p. 78) Belichtingsstand (p.
❚❚ Standaardinstellingen die worden hersteld via [Opnamemenu terugzetten] (p. 293) 1 Optie [Naamgeving bestanden] (p. 296) [Sleuf 2] (p. 72) [Beeldkwaliteit] (p. 66) [Beeldgrootte] (p. 70) [Beeldgebied] (p.60) [Automatische DX-uitsnede] (p. 60) [Kies beeldgebied] (p. 61) [JPEG-compressie] (p. 68) [NEF (RAW)-opname] (p. 69) [Type] (p. 69) [NEF (RAW)-bitdiepte] (p.69) [Witbalans] (p. 140) Fijnafstelling (p. 143) [Kies kleurtemperatuur] (p. 147) [Beeldinstelling kiezen] (p. 162) [Kleurruimte] (p.
❚❚ Standaardinstellingen die worden hersteld via [Herstel pers. instellingen] (p. 304) * a1 a2 a3 a4 a5 a6 a7 a8 a9 a10 b1 b2 b3 b4 b5 b6 c1 c2 c3 c4 Optie [Selectie AF-C-prioriteit] (p. 305) [Selectie AF-S-prioriteit] (p. 306) [Dynamisch AF-veld] (p. 307) [Focus Tracking met Lock-On] (p. 309) [AF-activering] (p. 309) [Verlichting scherpstelpunt] (p. 310) [Handmatige scherpstelling] [Continustand] [Helderheid scherpstelpunt] [Doorloop scherpstelpunt] (p. 311) [Selectie scherpstelpunt] (p.
Optie d1 [Signaal] (p. 320) [Opnamesnelheid] (p. 321) d2 [Continu hoog] [Continu laag] d3 [Max. aant. continuopnamen] (p. 321) d4 [Opeenvolgende nummering] (p. 322) [LCD-venster/Zoeker] (p. 323) d5 [Achterste LCD-venster] [Zoeker] d6 [Weergave opname-info] (p. 324) d7 [LCD-verlichting] (p. 325) d8 [Spiegelvoorontspanning] (p. 325) e1 [Flitssynchronisatie snelheid] (p. 326) e2 [Langste sluitertijd bij flits] (p. 327) e3 [Instellicht] (p. 327) e4 [Inst. voor auto bracketing] (p.
Optie [Centrale knop multi-selector] (p. 331) [Opnamestand] f1 [Weergavestand] [Livebeeld] f2 [Multi-selector] (p. 332) f3 [Functie van multi-selector] (p. 332) [FUNC.-knop toewijzen] (p. 333) [FUNC.-knop indrukken] f4 [FUNC.-knop + schijven] f5 f6 f7 f8 f9 f10 n 426 [Voorbeeldknop toewijzen] (p .339) [Voorbeeldknop indrukken] [Voorbeeld + instelschijven] [AE-L/AF-L knop toewijzen] (p. 340) [AE-L/AF-L knop indrukken] [AE-L/AF-L + instelschijven] [Functie instelschijven inst.] (p.
Capaciteit geheugenkaart De volgende tabel geeft bij benadering het aantal opnamen aan dat kan worden opgeslagen op een geheugenkaart van 4 GB (SanDisk Extreme IV, SDCFX4) bij verschillende instellingen voor beeldkwaliteit, beeldgrootte en beeldgebied.
❚❚ Beeldgebied bij DX-formaat (24 × 16) Beeldkwaliteit NEF (RAW), Compressie zonder verlies, 12-bits NEF (RAW), Compressie zonder verlies, 14-bits NEF (RAW), Gecomprimeerd, 12-bit NEF (RAW), Gecomprimeerd, 14-bits NEF (RAW), Ongecomprimeerd, 12-bits NEF (RAW), Ongecomprimeerd, 14-bits TIFF (RGB) JPEG Fijn 3 JPEG Normaal 3 JPEG Basis 3 n 428 Beeldgrootte Bestandsgrootte 1 Aantal beelden 1 Buffercapaciteit 2 — 12,1 MB 229 32 — 15,5 MB 176 52 — 10,1 MB 313 38 — 12,9 MB 260 83 — 17,0 MB
1 Alle getallen zijn benaderingen. De bestandsgrootte hangt af van het onderwerp van de foto. 2 Maximaal aantal opnamen dat kan worden opgeslagen in het buffergeheugen bij ISO 100.
Belichtingsprogramma Het belichtingsprogramma voor geprogrammeerd automatisch wordt weergegeven in de volgende grafiek: 12 14 f/1 16 15 f/1.4 17 18 19 20 f/5.6 f/8 f/1.4 − f/16 f/2.8 f/4 16 1 /3 f/2 Diafragma 13 11 9 10 8 7 5 6 3 2 4 0 1 -1 -3 -2 ] V [E -4 ISO 100; objectief met maximaal diafragma van f/1.4 en minimaal diafragma van f/16 (bijv. AF 50mm f/1.
Specificaties ❚❚ Nikon D3X digitale camera Type Type Digitale spiegelreflexcamera Objectiefvatting Nikon F-vatting (met AF-koppeling en AF-contacten) Effectieve pixels Effectieve pixels 24,5 miljoen Beeldsensor Beeldsensor CMOS-sensor van 35,9 × 24,0 mm (Nikon FX-formaat) Totaal aantal pixels 25,72 miljoen Stofreductiesysteem Referentiegegevens voor stofverwijdering (optioneel programma Capture NX 2 vereist) Opslag Beeldgrootte (pixels) Bestandsindeling • Beeldgebied bij FX-formaat (36 × 24) 6
Opslag Dubbele sleuf Sleuf 2 kan worden gebruikt als de kaart in sleuf 1 vol is, als back-up of om NEF (RAW)- en JPEG-foto’s op verschillende locaties op te slaan. Bestandssysteem DCF (Design Rule for Camera File System) 2.0, DPOF (Digital Print Order Format), Exif 2.
Sluiter Type Elektronisch gestuurde verticaal aflopende spleetsluiter Sluitertijd 1/8000 – 30 sec. in stappen van 1/3, 1/2 of 1 LW, bulb, X250 Flitssynchronisatiesnelheid X= 1/250 sec.; synchroniseert bij sluitertijden van 1/250 sec.
Belichting Belichtings-vergrendeling Gemeten lichtwaarde kan worden vergrendeld met de knop AE-L/AF-L ISO-gevoeligheid (aanbevolen belichtingsindex) ISO 100–1600 in stappen van 1/3, 1/2 of 1 LW. Kan ook worden ingesteld op circa 0,3, 0,5, 0,7 of 1 LW (ISO 50-equivalent) onder ISO 100 of op circa 0,3, 0,5, 0,7, 1 of 2 LW (ISO 6400equivalent) boven ISO 1600.
Flits Flitsgereedaanduiding Brandt wanneer een Speedlight-flitser, zoals de SB-900, SB-800, SB-600, SB-400, SB-80DX, SB-28DX of SB-50DX, volledig is opgeladen; knippert nadat de flitser op volle sterkte heeft geflitst Accessoireschoentje ISO 518 schoentje met synchronisatie- en gegevenscontacten en veiligheidsvergrendeling Nikon Creatief Verlichtingssysteem (CVS) Geavanceerde draadloze flitssturing wordt ondersteund bij de SB-900, SB-800 of SU-800 als commander en de SB-900, SB-800, SB-600 of SB-R200 a
Interface USB Hi-Speed USB Video-uitgang Keuze uit NTSC en PAL HDMI-uitgang Type A HDMI-aansluiting; cameramonitor wordt uitgeschakeld wanneer de HDMI-kabel is aangesloten 10-pins afstandsbedieningsaansluiting Kan worden gebruikt om optionele afstandbediening, GP-1 GPS-apparaat of GPS-apparaat dat voldoet aan NMEA0183 versie 2.01 of 3.
De batterijen kalibreren De MH-22 snellader is voorzien van een functie voor batterijkalibratie. Kalibreer de batterij indien nodig om te zorgen dat het batterijniveau op de camera en de lader correct wordt weergegeven. Als het kalibratielampje voor het huidige batterijvak knippert wanneer een batterij is geplaatst, moet de batterij worden gekalibreerd. U start de kalibratie door de kalibratieknop voor het huidige batterijvak circa één seconde in te drukken.
D Waarschuwing batterijlader Als de lader- en kalibratielampjes om en om knipperen wanneer er geen batterij is geplaatst, is er een probleem met de batterijlader. Als de laderen kalibratielampjes om en om knipperen wanneer er wel een batterij is geplaatst, heeft zich tijdens het opladen een probleem voorgedaan met de batterij of de batterijlader.
MH-22 snellader Invoer Uitvoer Ondersteunde batterijen Laadtijd per batterij AC 100–240 V (50/60 Hz) DC 12,6 V/1.200 mA Nikon EN-EL4a/EN-EL4 oplaadbare Li-ion batterijen Circa 2 uur en 25 minuten (EN-EL4a) of 1 uur en 40 minuten (EN-EL4) wanneer de batterij volledig leeg is Gebruikstemperatuur 0–40 °C Afmetingen (B × H × D) Circa 160 × 85 × 50,5 mm Snoerlengte Circa 1.
A Ondersteunde standaards • DCF versie 2.0: Design Rule for Camera File System (DCF) is een algemeen erkende standaard voor digitale camera’s waarmee de compatibiliteit tussen de verschillende cameramerken wordt gewaarborgd. • DPOF: Digital Print Order Format (DPOF) is een industriestandaard die het mogelijk maakt foto’s af te drukken op basis van een printopdracht die is opgeslagen op de geheugenkaart. • Exif versie 2.
A Gebruiksduur batterij Het aantal opnamen dat kan worden gemaakt met een volledig opgeladen EN-EL4a batterij (2.500 mAh), varieert afhankelijk van de staat van de batterij, de temperatuur en het gebruik van de camera. Hieronder ziet u enkele voorbeelden. • CIPA-standaard: circa 4.400 opnamen. Gemeten bij 23 °C (±2 °C) met een AF- S Nikkor 24–70mm f/2.
Index Menu-items en opties in het beeldscherm van de camera worden weergegeven tussen haken ([ ]).
[Beeldgebied], 60, 63 [5:4 (30x24)], 61 [Automatische DX-uitsnede], 60, 63 [DX-formaat (24x16)], 61 [FX-formaat (36x24)], 61 [Kies beeldgebied], 61, 63 Beeldgebied, 38, 60, 70, 297 [Beeldgrootte], 70 Beeldgrootte, 70 Beeldhoek, 60, 297, 386 [Beeldinstelling beheren], 170 [Beeldinstelling kiezen], 164 [Levendig], 164 [Monochroom], 164 [Filtereffecten], 167, 169 [Kleurtoon], 167, 169 [Neutraal], 164 [Standaard], 164 Beeldinstellingen, 162 [Beeldkwaliteit], 66 Beeldkwaliteit, 66 [Beeld-op-beeld], 371 Belichtin
Menu-items en opties in het beeldscherm van de camera worden weergegeven tussen haken ([ ]). E [Eenv. belichtingscorrectie], 315 Elektronische analoge belichtingsaanduiding, 120, 122, 128 Enkelpunts AF, 76 Ethernet, 261, 387 Exif versie 2.21, 440 F f/-getal, 38, 112 [Fijnafst. voor opt.
[Witbalans bracketing], 135, 328 [Instellicht], 327 [Instellingen opslaan/laden], 358 [Intervalopnamen], 211 Intervalopnamen, 211 [ISO-gevoeligheid], 104 [Inst autom ISO-gevoeligheid], 106 [Langste sluitertijd], 106 [Maximale gevoeligheid], 106 [ISO-gevoeligheid instellen], 105 ISO-gevoeligheid, 103 [ISO-stapgrootte], 314 centrumgericht, 110 matrixmeting, 110 selectieknop, 53 spotmeting, 110 Lichtnetadapter, 387 [Livebeeld], 90 [Ontspanstand], 91 [Stand voor livebeeld], 91, 94 [Statief ], 94 [Uit de hand],
Menu-items en opties in het beeldscherm van de camera worden weergegeven tussen haken ([ ]).
3D, 76, 77, 308 anticiperend, 75 punt contrastdetectie, 90 scherpstelpunt, 51, 78, 311 contrastdetectie, 95, 97 stand, 74, 305, 306 continue AF, 74, 305 enkelvoudige AF, 74, 306 handmatig, 74, 83, 92 vergrendeling, 80, 82, 312 [Selectie AF-C-prioriteit], 305 [Selectie AF-S-prioriteit], 306 [Selectie scherpstelpunt], 311 Serie, 89, 321, 334 Setup-menu, 346 [Signaal], 320 [Sleuf 2], 72, 296 [Back-up], 72 [Overloop], 72 [RAW sleuf 1-JPEG sleuf 2], 72 Sleuf selecteren, 156, 228, 279, 364 Sluitertijd, 116, 123 a
Menu-items en opties in het beeldscherm van de camera worden weergegeven tussen haken ([ ]).
Deze handleiding mag op geen enkele manier volledig of gedeeltelijk (behalve voor korte citaten in kritische artikelen of besprekingen) worden gereproduceerd zonder de schriftelijke toestemming van NIKON CORPORATION.