Operation Manual
- 44 -
Problemen oplossen
Problemen oplossen
Als u problemen tegenkomt bij het gebruik van uw scanner,
voer dan eerst de volgende controles uit voordat u contact
opneemt met uw leverancier of met uw Nikon vertegenwoor-
diger. Als de problemen tijdens het scannen zijn opgetreden,
kunt u ook het software handboek bestuderen voor advies over
het oplossen van problemen bij het scannen.
Probleem: de status-LED brandt niet
Checklist
• Staat de aan-/uitschakelaar op AAN?
De scanner staat aan als het met “1” aangegeven gedeelte van
de aan-/uitschakelaar is ingedrukt. Zie de Verkorte Handleiding
of “Het gebruik van de scanner” in deze handleiding.
• Is de elektriciteitskabel aan beide uiteinden goed aangesloten?
Sluit nadat u gecontroleerd hebt of de scanner en de appara-
tuur waarop deze is aangesloten uitgeschakeld zijn de
stroomkabel aan zoals beschreven in de Verkorte Handlei-
ding of in het onderdeel “Installatie” in deze handleiding.
Probleem: de scanner scant niet
Problemen bij het scannen hebben vaak te maken met een
probleem in de SCSI-aansluiting of met niet goed geïnstalleerde
software. In zeldzame gevallen kan er sprake zijn van een pro-
bleem met het systeem zelf; in dat geval moet het besturings-
systeem opnieuw geïnstalleerd worden.
SCSI checklist:
Controleer voordat u de onderstaande controles uitvoert of de
scanner en eventuele apparatuur waarop deze is aangesloten
uitgeschakeld is.
• Is de SCSI-kabel los of niet aangesloten?
Controleer de SCSI bekabeling om er zeker van te zijn dat
de kabel stevig op de connectors is aangesloten.
• Zijn beide uiteinden van de SCSI-keten getermineerd?
Als de SCSI-keten niet op de juiste wijze is getermineerd onder-
vindt u periodiek problemen met alle SCSI apparatuur. De
keten moet aan beide uiteinden worden getermineerd: als u
een IBM PC/AT compatible met SCSI uitbreidingskaart hebt en
geen interne SCSI apparatuur moet u controleren of de kaart is
getermineerd (zie de handleiding van de fabrikant). Als u een
IBM PC/AT compatible met SCSI uitbreidingskaart en interne
SCSI apparatuur gebruikt, moet u de terminatie van de kaart
verwijderen en het laatste interne apparaat in de keten afsluiten.
Als de scanner aan het eind van de keten is aangesloten, moet u
de terminatorschakelaar op ON zetten. Is de scanner aangeslo-
ten tussen andere SCSI apparaten, sluit dan het laatste apparaat
in de keten af en zet de terminatorschakelaar op de scanner op
OFF. Als er een niet-gebruikte SCSI connector aan het eind van
de keten zit, moet u een onafhankelijke terminator op die
connector plaatsen, zelfs als het apparaat is aangesloten op de
keten met een through terminator. Zie “Installatie” in deze
handleiding.
• Is de kabel langer dan zes meter?
Voor een betrouwbare aansluiting moeten SCSI-kabels zo
kort mogelijk zijn. Gebruik korte kabels met een hoge
impedantie.
• Is het ID van de scanner hetzelfde als dat van een ander SCSI
apparaat?
Elk SCSI apparaat moet een uniek ID hebben. Stel het ID van
de scanner in op een cijfer dat niet door een ander apparaat
in de keten gebruikt wordt. Vergeet niet dat de computer
een ID is toegekend; dit is meestal “0” of “7”; interne










