Operation Manual

95
Beelden verbeteren
4
Kies een bestemming voor de bewerkte beelden
Kies in de bestemmingsmap de opties voor het opslaan van de bewerkte beelden.
Bronmap gebruiken: Wanneer deze optie geselecteerd is, worden bewerkte beelden be-
waard in dezelfde map als het originele beeld.
Bestandsnaam van bron gebruiken: Wanneer deze optie geselecteerd is, worden be-
werkte beelden bewaard onder dezelfde naam en op dezelfde plaats als het originele
beeld, hoewel de bestandsextensie verandert als het gekozen bestandsformaat verschilt
van dat van het origineel. Er wordt een waarschuwing weergegeven als de bestandsnaam
al bestaat. U kunt deze optie niet tegelijk selecteren met Bestanden verwijderen uit
deze map wanneer ze zijn verwerkt.
Opslaan in: Dit tekstvak toont de map waarin de foto’s na verwerking zullen worden opgeslagen.
Als u een nieuwe map wilt kiezen, klikt u op de Bladeren… knop rechts van het tekstvak om de
gewenste locatie te kunnen selecteren. Deze optie is niet beschikbaar wanneer Bronmap gebrui-
ken is geselecteerd. In de doelmap wordt een map met dezelfde naam aangemaakt.
Volgende bestandsnaam: Dit vak bevat een voorbeeld van de bestandsnamen die worden
gebruikt voor de bestanden die na verwerking worden opgeslagen. Klik op Bewerken...
als u de regels voor de naamgeving van bestanden wilt wijzigen ( 113) .
Bestandstype: Kies het bestandsformaat waarin de bewerkte foto’s moeten worden op-
geslagen. De volgende bestandsformaten zijn beschikbaar: Bestandstype van bron ge-
bruiken, NEF (Nikon Electronic Format), TIFF Format (RGB), TIFF Format (CMYK)
en JPEG Format. Als NEF of TIFF is geselecteerd, kunt u de compressie kiezen in een
vervolgkeuzelijst. Wanneer JPEG is geselecteerd, kan voor de compressie worden gekozen
uit “Hoogste compressieverhouding”, “Goede compressieverhouding, “Goede balans”,
“Goede kwaliteit en “Uitstekende kwaliteit”. Raadpleeg voor meer informatie over de
beschikbare opties de paragraaf “Bestandsformaten” (
83).
Bitdiepte: Geeft de bitdiepte (het aantal bits aan kleurinformatie per kanaal voor elke
pixel in het beeld) waarmee de bestanden zullen worden opgeslagen. U kunt de bitdiepte
alleen selecteren als het geselecteerde bestandstype TIFF (RGB) is en als het oorspronke-
lijke beeld een bitdiepte van meer dan acht bits heeft.
ICC-kleurprofi el insluiten: Selecteer deze optie als u een ICC-profi el in elk beeld wilt
insluiten.
Bestandsnaamconventies
Windows: in omgevingen die geen lange bestandsnamen ondersteunen is de maximale lengte acht
tekens: bestandsnamen mogen geen spaties, aanhalingstekens of een van de volgende tekens bevatten:
“\\/” “:” “.” “;” “*” “?” “<” “>” en “|.
Als lange bestandsnamen worden ondersteund, mogen bestandsnamen geen aanhalingstekens of de
volgende tekens bevatten: “\\” “/” “:” “.” “;” “*” “?” “<” “>” en “|”.
Macintosh: de maximale lengte van de bestandsnaam voor Macintosh-bestanden is 31 tekens. De dub-
be le punt (“:”) is niet toegestaan.
Grootte/resolutie
Als Uitsnede behouden is geselecteerd, wordt de grootte van alle beelden gewijzigd voordat ze wor-
den opgeslagen. Zo niet, dan worden beelden opgeslagen met de geselecteerde grootte. Als de hoogte-
breedteverhouding van het origineel groter is dan die van het geselecteerde uitvoerformaat, wordt de
rechterkant van het beeld bijgesneden. Is de verhouding kleiner, dan wordt de onderkant bijgesneden.
Bestaande beeldcorrectie-instellingen
Is de optie Instellingen toepassen die al in bestanden aanwezig zijn geactiveerd, dan worden alle
eerder op NEF-be stan den uit ge voer de instellingen genegeerd; de gekozen instellingen worden toegepast.
Hebt u een serie NEF-beelden apart bewerkt en wilt u ze als 16-bit TIFF opslaan, dan kunt u deze optie
uitschakelen en se rie ver wer king gebruiken om alle beelden in een enkele map in 16-bit TIFF op te slaan.