Installation Instructions

20
VentiLine VA/W 1.4 C • 6720648646 (2015/12)
Inbedrijfname7
7.4 Verwarmen
Er zijn 2 mogelijkheden om de cv-warmtevraag aan te sturen:
cv-1; Binnenluchtbedrijf, standaardinstelling;
cv-4; 24 V aan-uit kamerthermostaat, bedient zowel het cv-toestel
als de ventilatiewarmtepomp.
7.4.1 CV-1 - binnenluchtbedrijf
Voor deelname in het verwarmingsproces maakt de ventilatiewarmte-
pomp standaard gebruik van de gemeten temperatuur van de aangezo-
gen ventilatielucht. De fabrieksafstelling is 21 °C, dit betekent dat zolang
de aangezogen lucht uit de woning onder de 21 °C ligt, de ventilatie-
warmtepomp deelneemt in het verwarmingsproces. Regeltechnisch
werkt hij dan onafhankelijk van het cv- toestel. Een andere referentie-
waarde dan de 21 °C is instelbaar via het gebruikers- en installateursme-
nu van de regelunit. Een andere waarde zou bijvoorbeeld beter kunnen
passen bij woningtype of gebruik. Door op deze wijze de deelname van
de ventilatiewarmtepomp in het verwarmingsproces te regelen, is het
mogelijk tijdens het stookseizoen vele uren van de dag (en nacht) duur-
zame warmte te benutten voor het op temperatuur houden van de wo-
ning (instelling minimaal 1 à 2 °C hoger dan de gemeten waarde).
7.4.2 CV-2 - n.v.t
7.4.3 CV-3 - aanlegsensor
In CV3 bedrijf detecteert de aanlegsensor wanneer het cv-toestel in be-
drijf komt voor ruimteverwarming. Op deze manier weet de ventilatie-
warmtepomp wanneer er ruimteverwarming gewenst is.
7.4.4 CV-4 - kamerthermostaat
Hier wordt warmtevraag verkregen d.m.v. een 24 V aan- uit kamerther-
mostaat die het cv-toestel en de ventilatiewarmtepomp aanstuurt. Bij
het ontstaan van warmtevraag zal eerst de ventilatiewarmtepomp warm-
te gaan produceren. Door instellen van een wachttijd (10 tot 90 minu-
ten). komt het cv-toestel na het verstrijken van deze wachttijd in bedrijf.
Gezamenlijk wordt de gevraagde warmte geleverd door het cv-toestel en
de ventilatiewarmtepomp. Bij het bereiken van de gevraagde warmte
wordt het cv-toestel als eerste uitgezet en blijft de ventilatiewarmte-
pomp via de ingestelde nadraaitijd (1 tot 10 uren) in bedrijf.
7.4.5 Waterzijdig inregelen
Worden in een woning toch meerdere ruimten meegenomen, dan is het
nuttig om de gehele installatie door te nemen en zo nodig de installatie
waterzijdig in te regelen. Lees tevens de instructies van het aangesloten
cv-toestel, waterzijdig inregelen is altijd goed voor een installatie om
goed functioneren te verbeteren en energieverbruik te reduceren. Door
waterzijdig inregelen wordt de opgewekte warmte geleverd op de plek-
ken waar die het meest wordt gebruikt. Het is mogelijk om gebruiker spe-
cifieke parameters in te voeren ( § 7.7, pag. 21, tabel 7).
7.5 Ventileren
In Nederland is de juiste hoeveelheid te ventileren lucht vastgelegd in
“het bouwbesluit”. De ventilatiewarmtepomp is dan ook afgestemd op
deze afgesproken waarden.
7.5.1 Afzuigkap
Een afzuigkap met motor en eigen aansluiting naar buiten heeft de voor-
keur. Het is mogelijk om op één van de aansluitingen in de keuken een
motorloze afzuigkap te plaatsen. De onderhoudsfrequentie neemt toe.
i.v.m. een grotere mate van vervuiling. De ventilatiewarmtepomp geeft
vervuiling, respectievelijk verstopping, op het display aan ( tabel 20,
pag. 31).
7.5.2 Extra warmte op stand 3 (timerfunctie)
Indien gebruik wordt gemaakt van een bad of douche is het mogelijk ge-
durende de warmwatertapperiode extra vermogen te leveren. Dit kan
door kortstondig de 3-standenschakelaar in de hoogste stand te zetten
en na 1 seconden weer terug. De warmtepomp ventileert dan gedurende
30 minuten op de hoogste stand, wat de juiste stand is tijdens baden en
douchen en produceert hierdoor ook nog eens extra vermogen voor de
aanmaak van warmte of warmwater. Na 30 minuten keert de ventilatie-
stand automatisch terug naar de ingestelde bedrijfstand van de schake-
laar. De timerfunctie is instelbaar via het gebruikersmenu en kan tussen
de 0 en 60 minuten worden ingesteld. Indien men deze timerfunctie eer-
der dan de ingestelde tijd weer wil uitschakelen, dan dient men opnieuw
kortstondig de schakelaar 1 seconden in stand 3 te zetten.
7.5.3 Ventilator noodbedrijf
Wanneer één of beide sensoren in het luchtcircuit een foutmelding ge-
ven gaat de ventilatiewarmtepomp op “ventilator noodbedrijf”. De venti-
latiewarmtepomp gaat niet in storing maar functioneert aan de hand van
de nog wel waargenomen waarde. Wanneer geen temperatuursignale-
ring meer wordt waargenomen zal de ventilatiewarmtepomp verder
functioneren met een vast toerental.
7.6 Invullen garantiebewijs
▶Vul de garantiekaart en het inbedrijfnameprotocol ( §7.7,
pag. 21) in, inclusief het los meegeleverde inbedrijfsnameprotocol.
Stuur deze terug naar het adres op deze documenten.