Installation Instructions

13
VentiLine VA/W 1.4 C • 6720648646 (2015/12)
Montage 5
Verwijder het piepschuim-bovendeel.
Afb. 10 Verwijderen bovendeel
5.5 Ophangen ventilatiewarmtepomp
5.5.1 Monteren montagebeugel
Controleer of de wand sterk genoeg is om het gewicht van de ventila-
tiewarmtepomp te dragen.
Monteer de ophangbeugel met 2 × moer M4 ( afb. 11).
Afb. 11 Monteren montagebeugel
Bepaal de plaats van de ventilatiewarmtepomp aan de wand. Houd
hierbij rekening met de minimale vrije ruimte rondom de ventilatie-
warmtepomp ( afb. 6, pag. 8). Bijvoorbeeld op of in de nabijheid
van de oude mechanische ventilatiebox.
Afb. 12 Plaatsbepaling
WAARSCHUWING: toestelschade.
Bij een te lichte wandconstructie is het mogelijk dat de
wand het gewicht van de ventilatiewarmtepomp niet kan
dragen.
Gebruik alleen het meegeleverde verankeringsmate-
riaal.
Indien er een andere verankeringssoort wordt toege-
past kan veilige ophanging niet gegarandeerd wor-
den.
WAARSCHUWING: geluidsoverlast.
Bij een lichte wandconstructie is het mogelijk dat er
resonantiegeluid optreedt.
Niet geschikt voor montage zijn, houten-, gasbeton-,
gibo- en ander soorten scheidingswanden.
Plaats het toestel niet aan een scheidingswand van
woon- of slaapkamer.
Plaatsingsmogelijkheden
De ventilatiewarmtepomp dient op een stevige wand
met een draagkracht van ten minste 200 kg/m
2
gemon-
teerd te worden. De wand moet vlak zijn, na montage
mag de hoekverdraaiing niet groter zijn dan 3,5° achter-
over of 2,0° voorover ( afb 13, pag. 14).
Stenen of betonnen buiten- of spouwmuren zijn uitste-
kend geschikt voor montagetoepassing. Voor alle andere
soort wanden moet de ventilatiepomp met een montage-
frame (accessoire) worden gemonteerd. Neem voor
meer informatie contact op met de leverancier.
6720648646-08.0N