Installation Instructions
15
SCM3 • 6 720 806 154 (2013/03)
Montage van de dakbevestiging 6
6.4 Monteer de dakhaken bij beverstaartpannen
▶ Steek het onderstuk van de dakhaak [1] in het bovenste gat van de
dakhaak [2]. Draai de moer nog niet vast.
Afb. 30
[1] Onderstuk dakhaak
[2] Gebruik het bovenste gat
[3] Inkorten, indien nodig
▶ Bevestig indien nodig op de spanten voldoende draagkrachtige plan-
ken [3]. Verwijder indien nodig in dit gebied de tegenlatten.
▶ Draai de moer [1] vast, wanneer de vertande vulring [2] in de vertan-
ding van het onderstuk van de dakhaak grijpt.
▶ Onderstuk dakhaak met drie lokale, geschikte schroeven bevestigen.
Afb. 31
▶ Aanliggende leipannen bijzagen (stippellijn [1]).
Afb. 32
OPMERKING: Daklekkage door verkeerd werken!
▶ Laat u bij montage door een dakdekker adviseren.
WAARSCHUWING: Schade aan de installatie door na-
derhand
losraken van de lange moer op de dakhaak.
Bij het vastdraaien van de moer wordt een borging geac-
tiveerd.
▶ Wanneer de lange moer meer dan eenmaal wordt los-
gemaakt, bouwzijdig het schroefdraad borgen (bijv.
met geschikte lijmstof).
WAARSCHUWING: Schade aan de installatie door
breuk van de dakhaak!
▶ Steek het onderstuk van de dakhaak in het bovenste
gat.
6720640298-01.1ST
1
3
2
< 35
OPMERKING: Daklekkage door verkeerd geplaatste
dakhaken!
▶ Plaats de dakhaken midden op de dakpan. Het onder-
stuk ligt daarbij op de spanten (planken).
6720640298-32.1ST
2
1
3
> 3 mm> 3 mm
1
6720640298-30.1ST