Installation Instructions

14
SCM3 • 6 720 806 154 (2013/03)
Montage van de dakbevestiging6
Monteren dakhaken als keperverankering
Steek het onderstuk van de dakhaak [1] in het bovenste gat [2]. Draai
de moer nog niet vast.
Afb. 26
[1] Onderstuk dakhaak
[2] Gebruik het bovenste gat
[3] Inkorten, indien nodig
Bevestig indien nodig op de spanten voldoende draagkrachtige plan-
ken [1] (minimale dikte: 30 mm). Verwijder indien nodig in dit gebied
de tegenlatten.
Plaats de ondersteuning voor [2] zodanig op de dakpannen, dat de
ondersteuning bij belasting in een golfdal aanligt.
Afb. 27 Bevestig de keperverankering op de plank.
De dakhaak heeft aan de bovenkant van de dakpan enige speling nodig
[1].
Pas indien nodig de dakpan aan de bovenkant aan.
Om te zorgen dat de dakhaak aan de voorkant op de dakpan aanligt
[4], de dakhaak indien nodig aan het onderstuk met planken opvullen.
Draai de moer vast, wanneer de vertande vulring [2] in de vertanding
van het onderstuk van de dakhaak grijpt.
Bevestig het onderstuk met drie lokale, geschikte schroeven op de
spanten [3] (planken).
Afb. 28
Verwijder het steunpunt van de dakpan voorzichtig, zodat geen vlieg-
sneeuw kan binnendringen.
Afb. 29 Geprofileerde dakpan
WAARSCHUWING: Schade aan de installatie door
breuk van de dakhaak!
Steek het onderstuk van de dakhaak in het bovenste
gat.
6720640298-05.1ST
1
3
2
2
1
> 30 mm
6720640298-56.2ST
6720640298-55.1ST
3
4
2
1
> 3 mm> 3 mm
6720803995-24.1ST