Installation Instructions

13
SCM3 • 6 720 806 154 (2013/03)
Montage van de dakbevestiging 6
6.3 Monteren van dakhaken bij dakpannen
Draai de moer met inbussleutel 5 mm los, om het onderstuk van de
dakhaak [1] te draaien of om te zetten.
Gebruik de dakhaak als keperverankering ( afb. 26) wanneer de
dakpan- en panlatdikte samen meer zijn dan 70 mm.
Afb. 22 Verdraaien onderstuk dakhaak, maten in mm
Dakhaak aan daklat hangen
Schuif bij de dakhaakpositie een dakpan omhoog.
Afb. 23 Ingehangen dakhaken
Plaats de dakhaak in het golfdal en hang deze aan de panlat.
Schuif het onderstuk van de dakhaak [1] tot aan de panlat omhoog.
Draai de moer [2] vast, wanneer de vertande vulring [3] in de vertan-
ding van het onderstuk van de dakhaak grijpt.
Afb. 24
Verwijder het steunpunt van de dakpan voorzichtig, zodat geen vlieg-
sneeuw kan binnendringen.
Afb. 25 Geprofileerde dakpan
WAARSCHUWING: Schade aan de installatie door na-
derhand
losraken van de lange moer op de dakhaak.
Bij het vastdraaien van de moer wordt een borging geac-
tiveerd.
Wanneer de lange moer meer dan eenmaal wordt los-
gemaakt, bouwzijdig het schroefdraad borgen (bijv.
met geschikte lijmstof).
6720640298-07.1ST
1
37-7037-70
6720640298-08.1ST
6720640298.09-1.ST6720640298.09-1.ST
1
2
3
6720803995-24.1ST