Installatie- en onderhoudsinstructie Vlakke collector voor zonnethermische systemen SCM3 Montage op het dak 6 720 806 154 (2013/03) NL 6720803995-00.
Inhoudsopgave Inhoudsopgave 1 Toelichting van de symbolen en veiligheidsaanwijzingen . . . 3 1.1 Uitleg van de symbolen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3 1.2 Algemene veiligheidsinstructies . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3 2 Specificaties collector en accessoires . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4 2.1 Dakverbinding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4 2.2 Collector . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Toelichting van de symbolen en veiligheidsaanwijzingen 1 Toelichting van de symbolen en veiligheidsaanwijzingen 1.1 Uitleg van de symbolen Waarschuwing Veiligheidsinstructies in de tekst worden aangegeven met een gevarendriehoek. Het signaalwoord voor de waarschuwing geeft het soort en de ernst van de gevolgen aan indien de maatregelen ter voorkoming van het gevaar niet worden nageleefd.
2 Specificaties collector en accessoires 2.2.1 Technische gegevens 2 Specificaties collector en accessoires De vlakke collector SCM3 wordt in deze instructie kortweg collector genoemd. Dakpannen, -tegels, -platen enz. worden hierna dakpannen genoemd. 2.1 Dakverbinding De afbeeldingen in deze instructie tonen als voorbeeld een dakpannendak en de dakverbinding voor dit dak. Wanneer de montage op andere daken daarvan afwijkt, wordt daarop gewezen.
Specificaties collector en accessoires 2.3 Bedoeld gebruik De montageset is uitsluitend bedoeld voor de correcte bevestiging van de collectoren. ▶ Voer geen veranderingen uit aan de onderdelen. Toegestane warmtegeleider ▶ De collectoren moeten ter bescherming tegen vorst en corrosie worden gebruikt in combinatie met de koelvloeistof LS. 2 Het ophopen van sneeuw boven de collector moet worden voorkomen.
2 2.7 Specificaties collector en accessoires Leveringsomvang ▶ Controleer of de levering compleet en niet beschadigd is. 2.7.1 Montageset voor de collectoren 1 2 3 4 7 4 6 5 6720640298-13.1ST Afb. 5 Montageset voor 2 collectoren: 1 montageset basisuitvoering, 1 montageset uitbreiding en 2 montagesets voor dakpannen Montageset basisuitvoering, per collectorrij en voor de eerste collector: Pos.1 Pos.4 Pos.7 Pos.
Specificaties collector en accessoires 2 2.7.2 Aansluitset 8 6720803995-01.1ST Afb. 6 1 aansluitset op het dak en 2 verbindingssets Aansluitset voor een collectorveld: Pos.1 Pos.3 Pos.4 Pos.5 Pos.6 Pos.7 Pos.8 Klemmen Aansluitleiding (isolatie niet afgebeeld) installatie- en onderhoudsinstructie cylinderkopschroef 5 mm Plug voor dompelhuls (collectorsensor) Isolatie voor ribbelbuisverbinder 710 mm Dop 2.7.3 Collector met 2 verbindingssets 2x 2x 1x 1x 1x 1x 2x 1 Tabel 8 2 10 6720648968-06.
3 Voorschriften 3 Voorschriften 3.1 Geldigheid van de voorschriften ▶ Gewijzigde voorschriften of aanvullingen aanhouden. Deze voorschriften gelden tevens op het tijdstip van de installatie. 3.2 Normen, voorschriften, richtlijnen ▶ Voor de montage en het gebruik van de installatie de nationale en plaatselijke normen en richtlijnen aanhouden.
Voor de montage 5 Voor de montage 5.1 Algemene aanwijzingen 5 ▶ Voorkom beschaduwing van het collectorveld door andere gebouwen, bomen enz. WAARSCHUWING: Wanneer de collector en het montagemateriaal langere tijd worden blootgesteld aan zonnestralen, bestaat verbrandingsgevaar aan deze delen. ▶ Persoonlijke beschermingsuitrusting dragen. ▶ Collector en montagemateriaal beschermen tegen zonnestralen.
5 Voor de montage 5.2 Opstelling van de collectoren ▶ 1 rij, wisselzijdige aansluiting: maximaal 10 collectoren. Toegestane opstelling en uitrichting ▶ Plan de installatie van de collectorsensorkabels zodanig in, dat de collectorsensor in de collector met de aangesloten aanvoer [3] kan worden gemonteerd. 1 6720803995.13-1.ST Afb. 16 Wisselzijdige aansluiting (1 rij) 1 Parallelschakeling 1 2 3 6720803995.12-1.ST Afb.
Montage van de dakbevestiging 5.3 Benodigde ruimte op het dak 5.4 GEVAAR: Levensgevaar door collectoren, die niet bestand zijn tegen de wind- en stromingspieken. ▶ Minimale afstand tot de rand van het dak aanhouden (maat a). a= h b a a E 10 a= b 10 C F a h a 6 Beveiliging tegen blikseminslag ▶ Conform de regionale voorschriften controleren, of een bliksembeveiligingsinstallatie nodig is. Vaak wordt een bliksembeveiliging bijv. voor gebouwen voorgeschreven, die hoger zijn dan 20 m.
6 6.1 Montage van de dakbevestiging Drie horizontale collectoren boven elkaar 6.2 Afstanden bepalen Bij daken met dakpannen bepalen de golfdalen, bij daken met golfplaten de golfhoogten de werkelijke afstand tussen de dakhaken/stokschroeven. 11. De horizontale montage is enkel mogelijk bij een afstand tussen de daklatten van max. 420 mm. 9. ▶ Dakhaakposities vastleggen en op het dak aantekenen ( afb. 21). 7. Maat W 5. 3. * 1.
Montage van de dakbevestiging 6.3 Monteren van dakhaken bij dakpannen WAARSCHUWING: Schade aan de installatie door naderhand losraken van de lange moer op de dakhaak. Bij het vastdraaien van de moer wordt een borging geactiveerd. 6 ▶ Plaats de dakhaak in het golfdal en hang deze aan de panlat. ▶ Schuif het onderstuk van de dakhaak [1] tot aan de panlat omhoog. ▶ Draai de moer [2] vast, wanneer de vertande vulring [3] in de vertanding van het onderstuk van de dakhaak grijpt.
6 Montage van de dakbevestiging Monteren dakhaken als keperverankering WAARSCHUWING: Schade aan de installatie door breuk van de dakhaak! ▶ Steek het onderstuk van de dakhaak in het bovenste gat. ▶ Steek het onderstuk van de dakhaak [1] in het bovenste gat [2]. Draai de moer nog niet vast. De dakhaak heeft aan de bovenkant van de dakpan enige speling nodig [1]. ▶ Pas indien nodig de dakpan aan de bovenkant aan.
Montage van de dakbevestiging 6.4 Monteer de dakhaken bij beverstaartpannen ▶ Bevestig indien nodig op de spanten voldoende draagkrachtige planken [3]. Verwijder indien nodig in dit gebied de tegenlatten. OPMERKING: Daklekkage door verkeerd werken! ▶ Laat u bij montage door een dakdekker adviseren. WAARSCHUWING: Schade aan de installatie door naderhand losraken van de lange moer op de dakhaak. Bij het vastdraaien van de moer wordt een borging geactiveerd.
6 6.5 Montage van de dakbevestiging Speciale dakhaken bij leipannen/leiplaten monteren 6.6 Monteer stokschroeven bij metalen dak. OPMERKING: Daklekkage door verkeerd werken! ▶ Laat de montage op daken met leipannen/leiplaten uitvoeren door een dakdekker. ▶ Monteer voor een waterdichte montage plaatselijk een plaat [3] onder de speciale dakhaken. ▶ Monteer de speciale dakhaken voor met de afdichtingen [2] en de schroef [1]. ▶ Bevestig de speciale haken achter voldoende op de dakondergrond.
Montage van de dakbevestiging 6.7 Monteer stokschroeven bij golfplaten GEVAAR: Levensgevaar door inademen van asbesthoudende vezels! ▶ Houd de nationale regelgeving in de omgang met asbest aan. ▶ Draag persoonlijke beschermingsuitrusting (bijv. adembeschermingstoestel). OPMERKING: Schade aan de installatie door een onderconstructie die onvoldoende dragend is. ▶ Voor de stokschroeven zijn houten balken van min. 40 × 40 mm nodig.
7 7 Montage van de accessoires voor hogere lasten Montage van de accessoires voor hogere lasten Door de montage van extra dakhaken en rails kan het montagesysteem voor de verticale collector hogere lasten opnemen ( hoofdstuk 2.3, pagina 5). 7.3 Profielrails monteren ▶ Verbinden profielrails ( afb. 42). ▶ Plaats de profielrails [1] in de inkervingen van de sneeuwlastprofielen en schroef deze handvast met de aluminium moer [2]. Als voorbeeld wordt de montage op een dak met dakpannen getoond.
Montage van de collectoren 8.2 Profielrails monteren 8.4 ▶ Verbindt de profielrails zo ver mogelijk boven in het sleufgat van de dakhaak met schroef M8. Draai de schroef vast, wanneer de profielrails is uitgelijnd. 9 Beveiliging tegen afglijden monteren. Gebruik de beide inwendige sleufgaten [1] voor de montage van de beide afglijbeveiligingen. ▶ Schuif de afglijbeveiliging over de profielrails en laat deze in het sleufgat borgen [2]. 1 1 2 6720640298.42-1.ST Afb. 43 8.
9 Montage van de collectoren 9.2 9.1.1 Monteren dop WAARSCHUWING: Gevaar voor lichamelijk letsel door niet geborgde doppen! ▶ Waarborg, dat iedere dop met een klem is geborgd. Collectoren bevestigen WAARSCHUWING: Gevaar voor lichamelijk letsel door vallende collectoren. ▶ Waarborg dat de montage-openingen in de behuizing vrij zijn van beschadigingen en vrij toegankelijk zijn. ▶ Verwijder de beschermdoppen van de collectoraansluitingen. 1. Schuif de dop met de O-ringen op de collectoraansluiting. 2.
Montage van de collectoren 9 9.2.2 Eerste collector op de profielrails leggen 9.2.3 Dubbelzijdige collectorspanners inleggen ▶ Collector zodanig verdraaien, dat de dompelhuls voor de collectorsensor zich aan de bovenkant van de collector bevindt. ▶ Plaats de dubbelzijdige collectorspanner op de profielrails en schuif deze op de collector. WAARSCHUWING: Gevaar voor lichamelijk letsel door vallende collectoren. ▶ Waarborg, dat de afglijbeveiligingen in de montageopeningen vallen.
9 Montage van de collectoren Wanneer de vier openingen op de dubbelzijdige collectorspanner volledig groen zijn gevuld, dan zijn de collectoren voldoende samen geschoven [2]. ▶ Draai de schroef van de dubbelzijdige collectorspanner met een inbussleutel 5 mm vast. Afb. 53 Dubbelzijdige collectorspanner gemonteerd [1] [2] Collectoren niet voldoende op collectorspanner geschoven Collector correct gemonteerd, schroef kan worden vastgedraaid.
Hydraulische aansluiting 10 ▶ Stoot de afdichting van de dompelhuls door, bijv. met een schroevendraaier, en schuif de collectorsensor tot aan de aanslag in (komt overeen met 165 mm). 1 1 3 2 4 6720803995.20-1.ST 165 mm Afb. 58 Voer de aansluitleiding door het dak 6720803995.18-1.ST Afb. 57 [1] Positie van de dompelhuls voor de collectorsensor Wanneer de dompelhuls van een verkeerde collector werd doorstoten, dan moet deze dompelhuls met de plug uit de aansluitset worden afgedicht.
10 Hydraulische aansluiting 10.2 Sluit de aansluitleiding met automatische ontluchter (accessoires) op het dak aan Voor het optimaal functioneren van de automatische ontluchter [1] het volgende aanhouden: ▶ Aanvoer [2] onder een stijgende hoek naar de ontluchter op het hoogste punt van de installatie installeren. ▶ Retour onder een stijgende hoek naar het collectorveld installeren. ▶ Bij iedere richtingsverandering naar beneden en daarna opnieuw een stijging moet een volgende ontluchter worden gemonteerd.
Hydraulische aansluiting 10 Monteer de automatische ontluchter 10.3.2 Monteren extra doppen ▶ Schroef de nippel [1] en de aansluitleiding [2] in de luchtbeker. ▶ Schuif de luchtbeker met nippel op de collectoraansluiting en borg deze met de klem. ▶ Voer de aansluitleiding samen met de sensorkabel door het dak. ▶ Leiding [3] in de klemringkoppeling steken en de koppeling vastdraaien. ▶ Schuif de doppen met de O-ringen op de vrije collectoraansluitingen en borg deze met de klemmen ( afb. 65, [8]).
11 11 Afsluitende werkzaamheden Afsluitende werkzaamheden 12 11.1 Controleer de installatie GEVAAR: Levensgevaar door vallen! ▶ Bij alle werkzaamheden op het dak beveiligen tegen vallen. ▶ Wanneer geen onafhankelijk valbeveiliging aanwezig is, persoonlijke beschermingsuitrusting dragen. OPMERKING: Schade aan de installatie door corrosie! Wanneer waterresten na het spoelen of lekdichtheidstest langere tijd in de zonne-installatie blijven staan, dan kan corrosie ontstaan.
Milieubescherming en afvoeren 13 Milieubescherming en afvoeren 14 Milieubescherming is ons ondernemingsprincipe. 13 Onderhoud/inspectie GEVAAR: Levensgevaar door vallen! ▶ Bij alle werkzaamheden op het dak beveiligen tegen vallen. ▶ Wanneer geen onafhankelijk valbeveiliging aanwezig is, persoonlijke beschermingsuitrusting dragen. Kwaliteit van de producten, rendement en milieubescherming zijn voor ons gelijkwaardige doelstellingen.
Bosch Thermotechniek B.V., Postbus 3, 7400 AA Deventer DealerLine: 0570 - 67 85 66 Consumenten Infolijn: 0570 - 67 85 00 Fax: 0570 - 67 85 86 Internet: www.nefit.