Installation Instructions

9
Wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden!
6 720 804 119 (2012/06)
Gegevens betreffende het toestel 2
Nefit B.V. • http://www.nefit.nl
2.8 Functiebeschrijving van de
binnenunit
De hybride regelmodule HM10 stuurt de buitenunit, de
cv-ketel en de ModuLine 400 aan. Afhankelijk van de bui-
tentemperatuur, en de gewenste cv-aanvoertemperatuur
bepaalt de hybride regelmodule HM10, welk aandeel van
de totaal te leveren warmte door de cv-ketel en of de
warmtepomp moet worden geleverd. Door deze regelstra-
tegie wordt de efficiency van het cv-systeem geoptimali-
seerd.
De hybride regelmodule HM10 levert het stuursignaal aan
de interface naar de warmtepomp. Deze moduleert het
vermogen van de buitenunit afhankelijk van de actuele
warmtevraag.
Een in de binnenunit geïntegreerde verdeler scheidt de
cv-ketel en de cv-circuits. Daardoor kan de cv-water na
het circuleren door de binnenunit door de cv-ketel of terug
naar de cv-installatie worden geleid.
Een in de binnenunit geïntegreerde cv-pomp zorgt voor
de circulatie van het cv-water door de binnenunit. Door de
in de binnenunit geïntegreerde verdeler is het bedrijf van
de cv-pomp in de Binnenunit niet afhankelijk van het
bedrijf van de cv-pomp in de cv-ketel.
De cv-pomp in het cv-ketel en de cv-pomp in de binnenu-
nit draaien tegelijkertijd, wanneer alleen de cv-ketel in
bedrijf is of wanneer de cv-ketel en de warmtepomp tege-
lijkertijd in bedrijf zijn.
Wanneer alleen de warmtepomp in bedrijf is, draait alleen
de cv-pomp in de binnenunit.
Het metalen zeeffilter beschermt de platenwarmtewisse-
laar (condensor) in de binnenunit en het cv-systeem tegen
vervuiling door kleine deeltjes met een diameter groter
dan 1 mm.
Een stromingsschakelaar met magnetische reed-schake-
laar waarborgt, dat de buitenunit alleen actief is, wanneer
het waterdebiet voor de platenwarmtewisselaar (conden-
sor) voldoende is.
In de kopergesoldeerde rvs-platenwarmtewisselaar (con-
densor) vindt de warmte-uitwisseling plaats tussen het
koudemiddel (R410A) en het cv-water.
Aan de in- en uitlaat van de platenwarmtewisselaar (con-
densor) bevindt zich een temperatuursensor. Met behulp
van deze sensoren wordt het cv-systeem beveiligd tegen
te hoge cv-water temperaturen tijdens verwarmingsbedrijf
en tegen te lage cv-water temperaturen tijdens ontdooi
bedrijf. De warmte-uitwisseling tussen het koudemiddel
(R410A) en de buitenlucht vindt plaats in de warmtewis-
selaar van de buitenunit (condensor).
Het buffervat heeft twee functies: op de eerste plaats
waarborgt deze, dat te allen tijde voldoende warmte in de
cv-installatie aanwezig is om het ontdooibedrijf van de
warmtepomp te ondersteunen. Op de tweede plaats
voorkomt het buffervolume overmatig veel schakelen van
de warmtepomp bij geringe warmtevraag. Dit resulteert in
een optimalisatie van de efficiency van de installatie en in
het reduceren van overmatige slijtage van de warmte-
pompcomponenten.
Bypassventiel (bypass)
Het bypassventiel is alleen nodig bij gebruik van een in
serie geschakeld buffervat (zie 5.2.1a).
Bij een laag debiet in de cv-installatie vanwege gesloten
thermostaatkranen wordt het voor de binnenunit beno-
digde minimale debiet van 6,0 l/min via het bypassventiel
gewaarborgd. Deze functie is vooral bij de automatische
ontdooifunctie van belang.
Zolang een warmtevraag actief is (thermostaatkranen
geopend), is het bypassventiel gesloten.
Het bypassventiel begint te openen, wanneer geen warm-
tevraag meer aanwezig is en de thermostaatkranen slui-
ten. Het cv-water stroomt door het bypassventiel en waar-
borgt zo het benodigde minimale debiet van het cv-water
door de binnenunit.
Bij gebruik van een parallel geschakeld buf-
fervat is het bypassventiel niet nodig.