Installation Instructions
41
Wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden!
6 720 804 119 (2012/06)
Inbedrijfstelling 6
Nefit B.V. • http://www.nefit.nl
6 Inbedrijfstelling
6.1 Voor de inbedrijfstelling
6.1.1 Veiligheid
Alle werkzaamheden voor de inbedrijfstelling moeten
zodanig worden uitgevoerd, dat altijd de veiligheid van
personen is gewaarborgd en materiële schade wordt
voorkomen. Daarbij hoort:
B De eerste inbedrijfstelling van het hybride systeem en
de componenten mag alleen door Nefit of een erkend
installateur worden uitgevoerd.
B Niet geïsoleerde delen van het koudemiddelcircuit tij-
dens bedrijf niet met blote handen aanraken. De koude-
middelleidingen zijn afhankelijk van de toestand van het
stromende koudemiddel zeer heet of zeer koud.
B De schakelaar of andere delen van de elektrische
installatie niet met natte handen aanraken. Er bestaat
gevaar voor elektrocutie.
B Altijd de vereiste procedures en wachttijden bij het in-
en uitschakelen respecteren. Anders kunnen de com-
ponenten van het hybride systeem ernstig beschadigd
raken.
B Bij de inbedrijfstelling de voeding van de buitenunit
minimaal 12 uur voor de voeding van de binnenunit
inschakelen. Wanneer deze tijdsafstand niet wordt
gerespecteerd, kan ernstige schade aan de buitenunit
ontstaan. Onderbreek de voedingsspanning tijdens
normaal bedrijf niet.
B De hybride regelmodule HM10 regelt de bedrijfstijden
van de warmtepomp en cv-ketel afhankelijk van de op
de ModuLine 400 ingevoerde parameters.
– Onderbreek de voedingsspanning van de binnenu-
nit en de buitenunit tijdens normaal bedrijf niet.
B Wacht na de bedrijfsstop minimaal 5 minuten. Onder-
breek pas daarna de voedingsspanning van de binne-
nunit en de buitenunit.
Anders zijn waterlekkage en defecten mogelijk.
6.1.2 Voorwaarden voor inbedrijfstelling
Het hybride systeem mag alleen in bedrijf worden gesteld,
wanneer aan alle voorwaarden voor een veilig en optimaal
bedrijf is voldaan.
• De binnenunit is correct gemonteerd en aangesloten.
• De buitenunit is veilig opgesteld, correct gemonteerd
en aangesloten.
• De condensafvoer van de buitenunit is aangesloten.
• De cv-installatie is gevuld met vul- en bijvulwater van de
gevraagde kwaliteit en bedrijfsklaar.
• Het koudemiddelcircuit is correct geïnstalleerd en met
koudemiddel R410A gevuld. De dichtheid is gecontro-
leerd.
• De afsluiters aan de vloeistofzijde en de gaszijde zijn
volledig geopend.
• De elektrische aansluitingen zijn correct uitgevoerd
resp. voorbereid. Alle noodzakelijke zekeringen en vei-
ligheidsschakelaars zijn geïnstalleerd.
• Alle overige, hier niet beschreven componenten van de
installatie zij ook geïnstalleerd, aangesloten en bedrijfs-
klaar (Æ installatiehandleidingen van de componen-
ten).
• Bij buitentemperaturen boven 21 °C of onder -9 °C
start de warmtepomp niet in normaal bedrijf. Binnen dit
temperatuurgebied moet de eerste inbedrijfstelling van
de warmtepomp in de “servicemodus” plaatsvinden
(Æ hoofdstuk 6.2.27, pagina 57).
OPMERKING: Verkeerde werking door in
tijd verschoven inbedrijfstelling!
B Sluit alle BUS-deelnemers aan op de bus,
voordat de BUS met spanning wordt
gevoed.
Wij adviseren voor de inbedrijfstelling, de
ModuLine 400 provisorisch in de nabijheid
van de binnenunit te installeren.
WAARSCHUWING: Gevaar voor lichame-
lijk letsel door hete of onder hoogspanning
staande onderdelen!
B Waarborg voor het starten van het toestel,
dat alles correct is gemonteerd.










