Installation Instructions

40
Wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden!
6 720 804 119 (2012/06)
Montage en installatie5
Nefit B.V. • http://www.nefit.nl
5.8 Montage van de buitentemperatuursensor
5.8.1 Montageplaats kiezen
De montageplaats van de buitentemperatuursensor beïn-
vloedt de gemeten buitentemperatuurwaarde en zo de
regeling van het totale systeem.
B De buitentemperatuursensor met minimaal 4 meter
afstand tot de rookgasafvoer en de buitenunit monte-
ren.
B Monteer de buitentemperatuursensor op de koudste
gebouwzijde (noordelijke halfrond: noord of noord-
oost).
B Wanneer de ruimten, waarvan de temperatuur moet
worden geregeld, zich allemaal aan één gebouwzijde
bevinden (gelijke windrichting), monteer dan de buiten-
temperatuursensor op deze buitenmuur.
B De buitentemperatuursensor bij voorkeur monteren
aan de rand van het gebouw, niet in het midden.
B Kies als montagehoogte ongeveer het midden van het
te verwarmen gebouw (in de regel 2 tot 2,5 meter
boven het maaiveld).
De volgende montageplaatsen vervalsen de temperatuur-
meting en moeten daarom worden vermeden:
Niet in de buurt van ramen en deuren monteren.
Niet op plaatsen met weinig of geen luchtcirculatie
aanbrengen (bijv. hoeken, nissen).
Niet in de buurt van kunstmatige warmtebronnen aan-
brengen (bijv. ventilator, rookgasafvoer, luchtuitlaat van
de buitenunit).
Wandmontage
B 2 gaten boren en de buitentemperatuursensor monte-
ren.
Afb. 38 Montage van de buitentemperatuursensor
a Afstand van de boorgaten: 62 mm
5.8.2 Buitentemperatuursensor aansluiten
B Wij adviseren gebruik te maken van afgeschermde
kabel, geïnstalleerd in beschermbuis, bijv. LIY CY (TP).
Aanbevolen kabeldiameter: 0,75 mm
2
(0,5 mm
2
)
De beide aders zijn beveiligd tegen ompolen.
B Bij verlenging van de sensorkabels de volgende ader-
diameters gebruiken:
5.9 DIP-switch op de buitenunit
instellen
B DIP-switch conform de tab. 14 op pagina 65 instellen
resp. controleren.
a
6 720 646 970-34.2ITL
Respecteer voor de elektrische aansluiting
van de buitentemperatuursensor op de cv-
ketel de documentatie van de cv-ketel.
Kabellengte [m] Diameter [mm
2
]
20 0,75...1.50
30 1,0...1.50
30 1,50
Tabel 9 Aderdiameters voor sensorkabels
De DIP-switches zijn af fabriek correct inge-
steld. De instellingen hoeven niet meer te
worden veranderd, maar moeten voor de
inbedrijfstelling wel worden gecontroleerd.
OPMERKING: DIP-switch instelling bui-
tenunit, zie hoofdstuk 6.2.5