Installation Instructions

38
Wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden!
6 720 804 119 (2012/06)
Montage en installatie5
Nefit B.V. • http://www.nefit.nl
5.7 Elektrische aansluiting tot stand
brengen
5.7.1 Veiligheid
Bij alle werkzaamheden aan de elektrische installatie en
aan elektrische componenten moet de veiligheid zijn
gewaarborgd. Daarbij hoort:
B Voor de elektrische aansluiting de voedingsspanning
naar de cv-ketel en alle andere BUS-deelnemers
onderbreken.
B Voordat de buitenunit of de binnenunit wordt geopend:
alle polen spanningsloos schakelen en beveiligen
tegen onbedoeld herinschakelen. Het is niet voldoende
de ModuLine 400 uit te schakelen.
B Gebruik voor de aansluiting van de buitenunit op het
net alleen kabels die voor buitengebruik zijn toegelaten.
B Voor druppelwaterbescherming elektrische kabels
door de tulen leiden en zonder trekbelasting op de
daarvoor bedoelde klemmen aansluiten.
B Waarborg, dat de buitenunit correct is geaard. Sluit de
randaarde niet aan op gas- of waterleidingen, bliksem-
afleiders of telefoonaardkabels.
B Vermogensschakelaar (FI-schakelaar, scheidingsscha-
kelaar met B-zekering en installatie-automaat) met de
gespecificeerde vermogens gebruiken.
B Respecteer alle relevante lokale en nationale voor-
schriften voor de elektrotechnische installatie.
5.7.2 Algemene voorwaarden
Voordat de binnenunit kan worden aangesloten, moeten
de bouwzijdige voorwaarden zijn vervuld.
Voor cv-ketel en binnenunit is ieder een 10 A installatie-
automaat karakteristiek B aanwezig.
Om inductieve beïnvloeding te vermijden:
Laagspanningskabels gescheiden van 230 V of 400 V
elektrische kabels installeren.
Respecteer een minimale afstand van 100 mm.
Voer bij externe inductieve invloeden de kabels afge-
schermd uit.
Voor spatwaterbescherming (IP):
kabels zo installeren, dat de kabelmantel ten minste
20 mm in de kabeldoorvoer steekt.
5.7.3 Buitenunit aansluiten
Voorwaarden
Voordat de buitenunit kan worden aangesloten, moeten
de bouwzijdige voorwaarden zijn vervuld.
Een 16 A zekeringautomaat, bedrijfsklasse gG (gL) en
een universele 300 mA FI-schakelaar zijn in de hoofd-
verdeling/onderverdeling geïnstalleerd.
In de nabijheid van de buitenunit is een externe schei-
dingsschakelaar met minimaal 3,0 mm contactafstand
per pool geïnstalleerd.
GEVAAR: Levensgevaar door elektrische
stroom!
Niet deskundig uitgevoerde werkzaamheden
aan elektrische onderdelen kunnen levens-
gevaarlijke elektrische schokken veroorza-
ken.
B Voer werkzaamheden aan elektrische
componenten alleen uit met overeenkom-
stige kwalificatie. Wanneer geen gel-
dende kwalificatie aanwezig is, moet de
elektrische aansluiting door een erkend
installateur worden uitgevoerd.
Daardoor zijn de kabels beschermd tegen
externe invloeden (bijv. krachtstroomdraden,
bovenleiding, trafostations, radio- en TV-toe-
stellen, amateurzenders, magnetrons enz.).
OPMERKING: Materiële schade door
vocht!
Bij binnendringen van regen, vocht of stof
kan de elektronica van de buitenunit bescha-
digd raken.
B Voer werkzaamheden aan de buitenunit
nooit uit in de regen.
B Waarborg na werkzaamheden aan de aan-
sluitstrook dat de servicedeksel weer
goed vast zit.
Voor de netaansluiting en de elektrische ver-
binding tussen buitenunit en binnenunit
moeten kabels met flexibele polychloropreen-
mantel conform 60245 IEC 57 worden
gebruikt.
B Installeer de kabel in een beschermbuis.