Installation Instructions
26
Wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden!
6 720 804 119 (2012/06)
Montage en installatie5
Nefit B.V. • http://www.nefit.nl
5.2.3 Bypassventiel
Een bypassventiel is alleen nodig, wanneer een buffervat
in serie is geschakeld.
Het bypassventiel wordt tussen de aanvoer en retour van
de cv-installatie aangesloten en bij ongemengde cv-cir-
cuits tussen binnenunit en eerste radiator.
Andere eisen aan de montageplaats:
• Het bypassventiel moet in een recht leidinggedeelte en
niet in de directe omgeving van een bocht gemonteerd
worden.
• Het bypassventiel moet voor de inbedrijfstelling en het
onderhoud goed toegankelijk zijn.
• Het bypassventiel moet zo dicht mogelijk bij de cv-
installatie worden gemonteerd en zo ver mogelijk weg
van de binnenunit.
5.2.4 Expansievat
Expansievat in de cv-retour tussen het bypassventiel of
het parallel geschakeld buffervat en de binnenunit instal-
leren. Bepaal de exacte waarden voor grootte en voordruk
van het expansievat conform DIN 4708.
5.2.5 Binnenunit
Instructies betreffende de opstellingsplaats:
• De minimale afstanden moeten zijn gewaarborgd.
• De binnenunit mag alleen op een dragende wand
worden bevestigd.
• Om de installatiewerkzaamheden te reduceren, advise-
ren wij, de binnenunit onder de cv-ketel te installeren
(Æ afb. 7, pagina 12).
• Aanvoer- en retourleidingen kunnen verticaal van boven
of van onderen naar de binnenunit worden geïnstal-
leerd.
• Koudemiddelleidingen kunnen van boven verticaal op
de binnenunit worden geïnstalleerd.
• Wanneer koudemiddelleidingen naar beneden toe
worden geïnstalleerd, moet voldoende vrije ruimte aan-
wezig zijn, om de leidingen naast het apparaat, bij voor-
keur aan de linkerkant, naar beneden leiden.
Minimumafstanden
Afb. 16 Minimale afstanden van de binnenunit
a Afstand naar boven: 250 mm
b Afstand naar onderen: 200 mm
c Afstand naar voren: 800 mm voor onderhoud
d Afstand aan de zijkant: 5 mm
5.2.6 Buitenunit
Omgevingsomstandigheden
De omgevingscondities hebben een belangrijke invloed
op vermogen en levensduur van de buitenunit. Ongun-
stige omgevingscondities kunnen een aanmerkelijke ver-
mindering van het vermogen tot gevolg hebben en schade
aan het toestel veroorzaken.
• De buitenunit mag niet in een omgeving worden opge-
steld, waar deze wordt blootgesteld aan damp, vluch-
tige olie (inclusief machineolie) of zwavelgas.
• In gebieden met een hoog zoutgehalte (bijv. in
kustgebieden) adviseerd Nefit het oppervlak van de
verdamper te behandelen met een coating van het type
PoluAI XT MB van leverancier BlyGold. Deze coating
voorkomt aantasting van de aluminium lamellen.
• Wanneer rekening moet worden gehouden met
sneeuwval, moet via geschikte maatregelen worden
gewaarborgd, dat de buitenunit niet met sneeuw kan
worden bedekt.
• In gebieden met koud weer en vorst, moet worden
gewaarborgd, dat het condensaat vrij kan wegstromen
(bijv. met een condensafvoer en een condensbak
onder de outdoorunit).
De opstellingsruimte van de binnenunit moet
een volume van minimaal 5,7 m³ hebben,
wanneer daar personen verblijven.
GEVAAR: Levensgevaar door explosie van
brandbare gassen!
Wanneer zich rondom de buitenunit brand-
bare gassen verzamelen, bestaat brand- en
explosiegevaar.
B Stel de buitenunit niet op een plaats op,
waar brandbare gassen vrijkomen, optre-
den, zich ophopen of voorbijstromen.
6 720 646 970-07.2ITL
dd
c
a
b










