Installation Instructions

18
ODU Monoblock 5-17 • 6 720 817 806 (2015/08)
Voorschriften6
6 Voorschriften
Bij de installatie en inbedrijfname van de warmtepomp moeten de be-
sluiten, richtlijnen, technische reglementen, normen en voorschriften
nauwkeurig gerespecteerd worden in hun huidige versie.
NEN 14511 (warmtepompen met elektrisch aangedreven compres-
sor voor verwarmen, eisen aan toestellen voor ruimteverwarming en
voor verwarmen van warm water).
NEN 378 (veiligheidstechnische en milieurelevante eisen aan koelin-
stallaties en warmtepompen).
NEN 1010 (veiligheidsbepalingen voor laagspanningsinstallaties).
F-gassen verordening
Eventuele lokale voorschriften zoals bouw- en brandvoorschriften.
CE-markering.
De CE markering geeft aan dat de apparaten die in deze handleiding
worden beschreven, voldoen aan de volgende richtlijnen:
Europese Richtlijn 2004-108 van het Europees Parlement en de
Raad van Europa over elektromagnetische compatibiliteit.
Europese Richtlijn 2006-95 van het Europees Parlement en de
Raad van Europa over laagspanning.
Europese Richtlijn 1997-23 van het Europees Parlement en de
Raad van Europa over over de druk van apparatuur.
Europese richtlijn 2007-1494 van de Commissie van 17 decem-
ber 2007 tot vaststelling, overeenkomstig richtlijn 2006-842
van het Europees Parlement en de Raad van Europa, van de vorm
van etiketten en aanvullende etiketteringseisen betreffende pro-
ducten en apparatuur die bepaalde gefluoresceerde broeikasgas-
sen bevatten.
Europese richtlijn 2006-842 van het Europees Parlement en de
Raad van Europa van 17 mei 2006 over bepaalde gefluoresceer-
de broeikasgassen (PB van 14 juni 2006).
EN 12828 (cv-systemen in gebouwen - ontwerp van tapwater-ver-
war ingsinstallaties).
EN 60335 (veiligheid van elektrische apparatuur voor huishoudelijk
gebruik en soortgelijke doeleinden).
Deel 1 (algemene eisen).
deel 2 -40 (bijzondere eisen voor elektrisch aangedreven warm-
tepompen, airconditioning en kamerontvochtigers).
7 Installatie
7.1 Opstellen
Voer de verpakking af overeenkomstig de instructies daarop ver-
meld.
Pak de meegeleverde accessoire uit.
7.2 Checklist
1. Buitenunit buiten op een stabiele ondergrond plaatsen
(hoofdstuk 5.3) en verankeren.
2. Aan- en afvoerende leidingen van de buitenunit monteren
(hoofdstuk 7.5).
3. Condensafvoerbuis en eventuele verwarmingskabel monteren
(hoofdstuk 12).
4. Aansluiting tussen de buitenunit en de binnenunit tot stand brengen
(installatie-instructie van de binnenunit).
5. CAN-BUS-leiding tussen de buiten- en de binnenunit aansluiten
(hoofdstuk 8.1).
6. Voeding van de buitenunit aansluiten (hoofdstuk 8).
7. Zijplaten en deksel van de buitenunit monteren (hoofdstuk 9).
7.3 Waterkwaliteit
Warmtepompen werken bij lage temperaturen net als andere cv-installa-
ties waardoor de thermische ontgassing minder effectief is en het reste-
rende zuurstofgehalte hoger is dan bij elektrische/olie-/
gasverwarmingen. Daardoor is de cv-installatie bij agressief water ge-
voeliger voor corrosie.
Uitsluitend additieven voor het verhogen van de pH-waarde gebrui-
ken en het water schoon houden.
De aanbevolen pH-waarde is 7,5 – 9.
7.4 CV-installatie spoelen
De warmtepomp is een onderdeel van de cv-installatie. Storingen in de
warmtepomp kunnen door slechte waterkwaliteit in de cv-installatie of
door constante zuurstoftoevoer ontstaan.
Door zuurstof worden corrosieproducten gevormd in de vorm van mag-
netiet en afzettingen.
Magnetiet heeft een slijpende werking, die in pompen, ventielen en com-
ponenten met turbulente stroming tot uiting komt, bijv. in de platenwis-
selaar in de binnenunit.
Bij cv-installaties, die regelmatig moeten worden gevuld, of waarvan het
cv-water bij het nemen van monsters geen helder water bevat, moeten
voor de montage van de buitenunit maatregelen worden genomen, bijv.
installatie van een filter en een ontluchter.
7.5 Aansluiting van de buitenunit
De installatie mag alleen door een erkende installateur
worden uitgevoerd. De installateur moet de geldende re-
gels, voorschriften en instructies in de installatie- en ge-
bruikersinstructie respecteren.
Elke installatie is individueel verschillend. De volgende
checklist bevat een algemene beschrijving van de aanbe-
volen installatiestappen.
OPMERKING: Schade aan de installatie door resten in
de leidingen!
Resten en deeltjes in de cv-installatie beïnvloeden de
doorstroming en veroorzaken storingen.
Spoel de installatie om vuil te verwijderen.
OPMERKING: Materiële schade door een te hoog aan-
draaimoment!
Indien aansluitingen te vast worden aangedraaid, kan de
warmtewisselaar beschadigd raken.
Bij de montage van aansluitingen een draaimoment
van maximaal 150 Nm gebruiken.
Korte leidingen buitenshuis voorkomen warmteverlies.
Het gebruik van voorgeïsoleerde leidingen verdient aan-
beveling.