Installation Instructions

14
ODU Monoblock 5-17 • 6 720 817 806 (2015/08)
Afmetingen, minimale afstanden en leidingaansluitingen5
Afb. 8 Afmetingen van de buitenunits 13-17t, bovenaanzicht
5.3 Aanwijzingen voor het plaatsen
Buitenunit buiten op een vlakke, stabiele ondergrond plaatsen. Voor
de montage van de zijplaten moet de buitenunit recht staan.
Buitenunit zo verankeren dat hij niet kan kantelen ( afb. 9).
Houd bij het plaatsen rekening met het lawaai dat de buitenunit pro-
duceert en probeer geluidsoverlast voor de buren zoveel mogelijk te
voorkomen.
De buitenunit bij voorkeur niet plaatsen in de nabijheid van lawaaige-
voelige ruimten.
De buitenunit niet in hoeken plaatsen die aan 3 zijden door muren
zijn omgeven ( afb. 10).
De buitenunit moet vrij staan, zodat de lucht ongehinderd door de
verdamper kan stromen ( afb. 11).
Stel de buitenunit zodanig op, dat er geen koude lucht circulatie ont-
staat.
Stel de buitenunit bij voorkeur niet zodanig op, dat de voorkant direct
in de hoofdwindrichting wijst.
Condensaat via een vorstvrije afvoer, die indien nodig met een ver-
warmingskabel is uitgerust, van de buitenunit wegleiden. Zorg voor
voldoende verval van de afvoer, zodat er geen water in de leiding
blijft staan.
Stel de buitenunit zodanig op, dat geen sneeuw of water vanaf het
dak daarop terecht komt. Wanneer deze opstelling niet kan worden
voorkomen, dan moet een beschermdak worden gemonteerd.
6 720 809 169-24.2T
680
523,6
1122
656
548
ø 10,5
OPMERKING: Storingen bij plaatsing op een hellend
vlak!
Indien de buitenunit niet recht staat, wordt de afvoer van
condensaat en de juiste werking nadelig beïnvloed.
Waarborg dat de helling van de buitenunit zowel in
lengte- als in dwarsrichting niet meer is dan 1%.
VOORZICHTIG: Beknellings- en verwondingsgevaar!
De buitenunit kan kantelen, als hij niet juist verankerd
wordt.
De voet van de buitenunit met geschikte schroeven
bevestigen aan de vloer.
Als de buitenunit onder een beschermende overkapping
wordt geplaatst, moet erop worden gelet dat er genoeg
ruimte moet zijn om het isolatiemateriaal van de buiten-
unit naar boven toe te verwijderen.
Bij de modellen 5-9 een afstand van minimaal
500 mm tussen het dak en de buitenunit aanhouden.
Bij de modellen 13-17 een afstand van minimaal
600 mm tussen het dak en de buitenunit aanhouden.
Indien het dak afneembaar is voor alle modellen een
afstand van 400 mm tot de buitenunit aanhouden.
Plaatsing in hoeken naast woningen of op door muren
omgeven locaties kan leiden tot meer geluidsoverlast en
sterke verontreiniging van de verdamper ( afb. 10).
Bij vrijstaande buitenunits (niet in de nabijheid van ge-
bouwen):
Buitenunit zo installeren dat de ventilatorzijde naar
het zuiden wijst.