Installatie-instructie Lucht-water monoblock warmtepomp EnviLine A/W Monoblock T/TS 6 720 817 794 (2015/08) IDU Monoblock 5-9 T/TS IDU Monoblock 13-17 T/TS 6 720 809 156-00.
Inhoudsopgave 8.2 8.3 8.4 8.5 8.6 8.7 8.8 8.9 8.10 Inhoudsopgave 1 Toelichting bij de symbolen en veiligheidsaanwijzingen . . . . 3 1.1 Uitleg van de symbolen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3 1.2 Algemene veiligheidsinstructies . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3 2 Leveringsomvang . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4 3 Algemeen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4 3.
Toelichting bij de symbolen en veiligheidsaanwijzingen 1 Toelichting bij de symbolen en veiligheidsaanwijzingen 1.1 Uitleg van de symbolen Waarschuwing Veiligheidsinstructies in de tekst worden aangegeven met een gevarendriehoek. Het signaalwoord voor de waarschuwing geeft het soort en de ernst van de gevolgen aan indien de maatregelen ter voorkoming van het gevaar niet worden nageleefd.
2 Leveringsomvang 2 Leveringsomvang 1 2 6 3 5 4 6 720 809 156-01.3T Afb. 1 [1] [2] [3] [4] [5] [T1] Leveringsomvang IDU Monoblock T/TS beschikt over een geïntegreerde elektrische bijverwarming. Binnenunit Stelpoten Gebruikersinstructie Installatie-instructie Inlaatcombinatie in losse onderdelen Buitentemperatuursensor 3 3.2 Algemeen Deze handleiding werd in het Zweeds opgesteld, handleidingen in alle andere talen zijn vertalingen van de originele handleiding.
Algemeen Ongemengd radiatorcircuit zonder buffervat Om de warmtepomp- en ontdooifunctie te waarborgen, moeten minimaal 4 radiatoren met elk minimaal 500 W vermogen aanwezig zijn. Let erop, dat de thermostaatkranen van deze radiatoren geheel zijn geopend. Wanneer aan deze voorwaarde binnen een woonzone kan worden voldaan, wordt een kamerthermostaat voor deze referentieruimte geadviseerd, zodat met de gemeten kamertemperatuur bij de berekening van de aanvoertemperatuur rekening kan worden gehouden.
4 Technische instructies 4 Technische instructies 4.
Technische instructies 4.2 4 Installatie-oplossingen De pomp PC1 wordt door de sturing in de binnenunit aangestuurd. De warmtepomp en de binnenunit mogen alleen overeenkomstig de officiële installatie-oplossingen van de fabrikant worden geïnstalleerd. Afwijkende installatie-oplossingen zijn niet toegestaan. Schade en problemen die het gevolg zijn van een ontoelaatbare installatie. Aansprakelijkheid hiervoor is uitgesloten. 4.2.
4 4.2.3 Technische instructies Installatieconfiguratie met buitenunit en binnenunit HC100 ModuLine 1000H 5 3 ModuLine 1000H MM100 5 2 4 HMC300 3 MC1 T T T T TC1 PC1 PC1 M VC1 MK2 PW2 T1 T0 400V AC 400 /230 V AC EnviLine A/W Monoblock 5-17 T Afb. 3 [3] [4] [5] 8 6 720 817 794-08.1I Buitenunit met binnenunit Gemonteerd in de binnenunit. Montage in de binnenunit of tegen de muur.
Technische instructies 4.2.4 4 Installatieconfiguratie met buitenunit, binnenunit en buffervat HC100 ModuLine ModuLine 1000H MM100 1000H MM100 3 5 1 5 4 MC1 T 3 T TC1 TC1 PC1 M HMC300 MC1 T T 2 4 VC1 PC1 M VC1 MK2 B T1 VC0 M PW2 A AB T0 400V AC P50 W Afb. 4 [3] [4] [5] 400 /230 V AC EnviLine A/W Monoblock 5-17 T 6 720 817 794-09.1I Buitenunit met binnenunit en buffervat Gemonteerd in de binnenunit. Montage in de binnenunit of tegen de muur.
4 Technische instructies 4.2.
Afmetingen, minimale afstanden en leidingaansluitingen Afmetingen, minimale afstanden en leidingaansluitingen 5.1 Afmetingen en aansluitingen van de binnenunit > _ 50 1800 > _ 400 304 5 5 > _ 800 6 720 809 156-06.2T Afb. 5 Minimale afstanden van de binnenunit Tussen de zijkanten van de binnenunit en andere vaste installaties (muren, wasbak enz.) is een minimale afstand van 50 mm vereist. De installatie bij voorkeur plaatsen voor een buitenmuur of een geïsoleerde tussenwand.
5 Afmetingen, minimale afstanden en leidingaansluitingen 600 430 107 91 60 421 81 268 132 26 57 65 660 50 51 49 161 Afb. 7 90 134 6 720 809 156-11.2I Afstanden van boven gezien 7 6 8 9 10 11 <50V 230V / 400V 1 2 5 3 4 6 720 809 156-08.2I Afb.
Afmetingen, minimale afstanden en leidingaansluitingen 5.1.1 5 Inlaatcombinatie 6 720 809 156-12.2I Afb. 9 Inlaatcombinatie bij levering Inlaatcombinatie monteren: ▶ Eerst deeltjesfilter ([SC1], Afb. 10) op het T-stuk monteren. ▶ De overige onderdelen monteren, koppelingen op bypass echter nog niet helemaal aandraaien ([4], afb. 10). ▶ Aanvoertemperatuursensor in de bus op de buis steken ([T0], afb. 10), sensor met kabelbinder bevestigen.
6 5.2 Voorschriften Leidingaansluitingen Leidingafmetingen (mm) Cv-systeem CU-klemringverbinding Koud- en warmwater Roestvaste klemringverbinding Buitenunit CU-klemringverbinding Afvoer Binnenunit 7 OPMERKING: Gevaar voor storingen door verontreinigingen in de leidingen! Vaste stoffen, metaal-/kunststofspanen, hennep- en weefselbandresten en dergelijke materialen kunnen zich in pompen, ventielen en warmtewisselaars afzetten.
Installatie Waterkwaliteit Waterhardheid Zuurstofgehalte Koolstofdioxide, CO2 Chloorionen, ClSulfaat, SO42Geleidbaarheid 7 < 3°dH < 1 mg/l < 1 mg/I < 250 mg/I1) < 100 mg/I < 350 μS/cm Tabel 9 Waterkwaliteit 1) Bij een verhoogd chloorgehalte moet een beschermingsanode (accessoire) in de boiler gemonteerd worden. Wanneer een beschermingsanode aanwezig is, moet deze bij de inbedrijfname worden bevestigd. 7.4 CV-installatie spoelen 11.
7 7.8 Installatie Installatie met warmwaterbereiding via zonne-energie (alleen zonne-energiemodellen) 7.9 OPMERKING: Gevaar voor functiestoringen! Indien de mengmodule voor het zwembad binnen de installatie op de verkeerde plaats wordt gemonteerd, is geen koelfunctie mogelijk. Ook andere bedrijfsstoringen kunnen een gevolg hiervan zijn. De mengmodule voor het zwembad mag niet in de aanvoer gemonteerd worden, omdat daardoor het overstortventiel geblokkeerd zou kunnen worden.
Installatie 7 1 1 2 HS VC1 M 6 720 810 931-10.4I Afb. 12 Exemplarische weergave voor de zwembadininstallatie [1] MP100 [2] Zwembad [VC1] Mengmodule voor zwembad [HS] Cv-systeem MP100 4 5 6 0 7 8 9 10 VC1 MC1 PC1 N 43 44 15 16 3 2 1 24V OC1 120/230 V AC 120/230VAC 120/230VAC N L N L MD1 1 2 3 1 2 24V N 63 T0 TC1 BUS BUS 1 2 1 2 1 2 1 2 4 43 44 N M 230 V AC 230 V AC VC1 MC1 TC1 BUS BUS 6 720 808 385-02.4T Afb.
7 Installatie 7.10 Installatie met buffervat Bij gebruik van een buffervat moet de 3-wegklep VC0 conform de installatieconfiguratie worden geïnstalleerd. De 3-wegklep vervangt het Tstuk in de inlaatcombinatie en wordt bij de installatieprintplaat HC100 op aansluitklem VC0 aangesloten. VC0 B B A A AB T T M <50V 230V / 400V 6 720 813 881-10.2I Afb.
Installatie 7.11 7 Binnenunit op de cv-installatie en warmwater Overstortventiel, terugslagklep en vulventiel moeten in het warmwatercircuit worden gemonteerd (niet meegeleverd). Als de inlaatcombinatie vanwege ruimtegebrek niet direct op de aansluitingen van de binnenunit kan worden gemonteerd: ▶ Aansluitingen maximaal 50 cm verlengen. ▶ Aansluitingen niet in een neerwaartse hoek leggen. ▶ Geen afsluiter tussen inlaatcombinatie en binnenunit monteren.
7 Installatie 7.13 Circulatiepomp voor cv-installatie (PC1) OPMERKING: Materiële schade door vervorming! De aansluitleiding van de pomp in de inlaatcombinatie kan vervormen als deze gedurende lange tijd aan een hoge belasting wordt blootgesteld. ▶ Geschikte ophanginrichtingen voor leidingen en pomp gebruiken om de aansluiting op de inlaatcombinatie te ontlasten. Afhankelijk van de configuratie van de cv-installatie is een cv-pomp nodig, die conform de eisen aan debiet en drukverlies wordt geselecteerd.
Installatie 7.17 Dauwpuntsensoren (accessoire voor koelbedrijf) monteren OPMERKING: Materiële schade door vocht! Koelbedrijf onder het dauwpunt veroorzaakt neerslag van vocht op aangrenzende materialen (vloer). ▶ Vloerverwarmingen niet voor het koelbedrijf onder het dauwpunt gebruiken. ▶ De aanvoertemperatuur conform installatie-instructies van de bedieningseenheid HMC300 correct instellen.
7 Installatie N NE NW E W SE SW H 1/2 H (min 2m) S 6 720 809 156-23.1I Afb.
Installatie 7.19 7 Buiten-en binnenunit vullen Na het vullen de installatie grondig ontluchten. ▶ Vul de installatie conform deze handleiding. ▶ Voer de elektrische aansluitingen van de installatie uit conform hoofdstuk 8. ▶ Neem de installatie in bedrijf conform installatie-instructies van de bedieningseenheid HMC300. ▶ Ontlucht de installatie conform hoofdstuk 10. T PC1 VC1 T Z1 VC2 SC1 VW2 VL1 GC1 VW1 PC0 VA0 VW3 6 720 809 156-22.3I Afb. 19 Binnenunit en cv-installatie 1.
8 Elektrische aansluiting - algemeen Vullen van het systeem met een hogere druk dan de streefdruk, zodat bij een stijgende temperatuur in het warmtesysteem en ontsnappende lucht nog steeds druk aanwezig is. Het is belangrijk dat het vullen van het warmtesysteem via het ventiel in de retourleiding naar de buitenunit gebeurt (afb. 20) De terugslagklep achter de pomp maakt het vullen op een andere plaats onmogelijk. Aanbevolen zekeringswaarden zijn te vinden in de technische gegevens (hoofdstuk 4.1).
Elektrische aansluiting - algemeen 8.2 EMS-BUS OPMERKING: Verkeerde werking door storingen! Krachtstroomkabels (230/400 V) in de nabijheid van een communicatiekabel kunnen storingen van de binnenunit veroorzaken. ▶ EMS-BUS-kabel van netkabels gescheiden leggen. Minimale afstand 100 mm. Een gemeenschappelijke installatie met sensorkabels is wel toegestaan. EMS-BUS en CAN-BUS zijn niet compatibel. ▶ EMS-BUS-eenheden en CAN-BUS-eenheden niet gezamenlijk aansluiten.
8 Elektrische aansluiting - algemeen 1 2 6 720 809 156-23.2I Afb. 23 Kabeldoorvoeren [1] [2] 8.7 Kabelkanaal voor elektrische aansluiting Kabelkanaal voor CAN-BUS en sensor kabels Volgorde in de sturing 1 4 3 2 6 720 810 940-03.1I Afb.
Elektrische aansluiting - algemeen 8.8 8 Voeding voor buiten-en binnenunit 9 kW 3N~ 1 2 3 4 6 720 809 156-36.2I Afb.
8 8.9 Elektrische aansluiting - algemeen Voeding voor buiten-en binnenunit 9 kW 1N~ 1 2 3 4 6 720 809 156-37.2I Afb.
Elektrische aansluiting - algemeen 8.10 8 Aansluitalternatief EMS-bus A B C 1 1 1 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 6 720 809 156-43.1I Afb.
9 Elektrische aansluiting - buitenunit 9 Elektrische aansluiting - buitenunit 9.1 Klemaansluitingen in de sturing, elektrische bijverwarming met 9 kW 3N~, fabrieksuitvoering 1 2 3 6 720 809 156-16.4I Afb. 28 Klemaansluitingen in de sturing [1] [2] [3] Elektrische bijverwarming alleen bij warmtepompbedrijf aan L1 en L2. Verder heeft de buitenunit een aparte voeding via de huisaansluiting nodig.
Elektrische aansluiting - buitenunit 9.3 9 Aansluitschema voor elektrische bijverwarming met 9 kW 3N~, fabrieksuitvoering 1 2 3 6 720 809 156-33.3I Afb. 30 Aansluitschema 9 kW 3N~ [1] Huisaansluiting [2] Binnenunit 9 kW, 400 V 3N~ [3] Buitenunit 5/7/9, 230 V 1N~ [PC1] Pomp van de cv-installatie [T0] Sensor aanvoertemperatuur [T1] Buitentemperatuursensor 9.4 Elektrische bijverwarming L1-L2, buitenunit L3. Elektrische bijverwarming is bij warmtepompbedrijf geblokkeerd.
9 9.6 Elektrische aansluiting - buitenunit Elektrisch schema installatieprintplaat HC100 2 1 6 720 810 940-04.3I 3 Afb.
Elektrische aansluiting - buitenunit 9.7 9 Aansluitschema buitenunit/binnenunit 6 7 1 5 3 4 2 6 720 816 599-02.2I Afb. 34 Aansluitschema buitenunit/binnenunit [1] [2] [3] [4] [5] [6] [7] Binnenunit Buitenunit IP-module Accessoires (aanvullende cv-groep, zwembad, solar enz.
9 Elektrische aansluiting - buitenunit 9.8 Elektrische aansluiting energieleverancier Het relais van de energieleverancier met 3 hoofdcontacten en 1 hulpcontact moet overeenkomstig het vermogen van de elektrische bijverwarming zijn gedimensioneerd. Het relais moet door de installateur of het energiebedrijf worden geleverd. De bedieningseenheid 9.8.1 HMC300 heeft een potentiaalvrij openen/sluiten signaal nodig overeenkomstig de instellingen van de bedieningseenheid HMC300.
Elektrische aansluiting - buitenunit 9.8.3 9 Aansluitschema voor EVU/SG 2 3 1 2 3 2 3 1 A B 4 2 4 3 1 1 C D 4 4 6 720 810 940-05.2I Afb.
9 9.8.4 Elektrische aansluiting - buitenunit EVU 1, uitschakeling van compressor en elektrische bijverwarming 1 2 8 3 9 4 5 6 7 10 6 720 810 940-08.2I Afb.
Elektrische aansluiting - buitenunit 9.8.5 9 EVU 2, alleen uitschakeling van de compressor 1 2 8 3 9 4 5 6 7 10 6 720 810 940-07.2I Afb.
9 9.8.6 Elektrische aansluiting - buitenunit EVU 3, alleen uitschakeling elektrische bijverwarming 11 2 3 8 99 4 5 7 6 10 6 720 810 940-06.2I Afb.
Buiten-en binnenunit ontluchten 10 10 Buiten-en binnenunit ontluchten T PC1 VC1 T Z1 VC2 SC1 VW2 VL1 GC1 VW1 PC0 VA0 VW3 6 720 809 156-22.3I Afb. 41 Tower en cv-installatie 1. Voeding voor buitenunit en binnenunit inschakelen. 2. Waarborg, dat de circulatiepomp PC1 draait. 3. Contact PC0 PWM (0- tot 10-V-signaal) van de pomp PC0 trekken, zodat deze bij een maximaal toerental draait. 4. Alleen bijverwarming activeren. 5. Bijverwarming pas activeren als de druk gedurende 10 minuten niet is gezakt.
12 Functietest 16.Contact PC0 PWM op de pomp aansluiten. 17.Deeltjesfilter SC1 reinigen. 18.Ventiel naar de cv-installatie openen; deeltjesfilter VC1 en SC1. 19.Druk na korte tijd controleren. Als de druk onder de streefwaarde ligt, via het vulventiel bijvullen. 12 Functietest De compressor van de buitenunit wordt voor het starten voorverwarmd. Dat kan afhankelijk van de buitentemperatuur tot 2 uur duren. De start vindt plaats als de compressortemperatuur 10 K boven de luchttoetredingstemperatuur ligt.
Milieubescherming 13 13 Milieubescherming Milieubescherming is een ondernemingsprincipe van de Bosch-groep. Kwaliteit van de producten, rendement en milieubescherming zijn voor ons gelijkwaardige doelstellingen. Wetten en voorschriften op het gebied van de milieubescherming worden strikt aangehouden. Ter bescherming van het milieu gebruiken wij, rekening houdend met bedrijfseconomische gezichtspunten, de best mogelijke techniek en materialen.
15 Aansluitmogelijkheid voor IP-module Meetwaarden van temperatuursensoren Tower (binnenunit) Voor op de binnenunit aangesloten temperatuursensors en temperatuur sensors in de binnenunit (T0, T1, TW1, TC0, TC1) gelden de meetwaarden uit tab. 11 en 12.
Aansluitmogelijkheid voor IP-module 15 instellingen van de module zijn de naam en het adres van de doelserver opgenomen. Zodra een internetverbinding is opgebouwd, meldt de module zich automatisch op de server aan. • Lokaal netwerk De module heeft niet noodzakelijkerwijs een internettoegang nodig. Deze kan ook in een lokaal netwerk worden gebruikt. In dit geval kan echter de cv-installatie niet via internet worden benaderd, en de IPmodulesoftware wordt niet automatisch geactualiseerd.
Nefit is een merk van Bosch Thermotechniek B.V. Bosch Thermotechniek B.V., Postbus 3, 7400 AA Deventer SupportLine: 0570 602 206 Consumentenlijn: 0570 602 500 Internet: www.nefit.