Installation Instructions
13
IDU Monoblock 5-17 E/B • 6 720 817 812 (2015/08)
Voorschriften 5
5 Voorschriften
Bij de installatie en inbedrijfname van de warmtepomp moeten de be-
sluiten, richtlijnen, technische reglementen, normen en voorschriften
nauwkeurig gerespecteerd worden in hun huidige versie.
• NEN 14511: (warmtepompen met elektrisch aangedreven compres-
sor voor verwarmen, eisen aan toestellen voor ruimteverwarming en
voor verwarmen van warm water.
• NEN 378: (veiligheidstechnische en milieurelevante eisen aan koel-
installaties en warmtepompen).
• NEN 1010 (veiligheidsbepalingen voor laagspanningsinstallaties).
• F-gassen verordening.
• Eventuele lokale voorschriften zoals bouw- en brandvoorschriften.
• CE-markering.
• De CE markering geeft aan dat de apparaten die in deze handleiding
worden beschreven, voldoen aan de volgende richtlijnen:
– Europese Richtlijn 2004-108 van het Europees Parlement en de
Raad van Europa over elektromagnetische compatibiliteit.
– Europese Richtlijn 2006-95 van het Europees Parlement en de
Raad van Europa over laagspanning.
– Europese Richtlijn 1997-23 van het Europees Parlement en de
Raad van Europa over de druk van apparatuur.
– Europese richtlijn 2007-1494 van de Commissie van 17 decem-
ber 2007 tot vaststelling, overeenkomstig richtlijn 2006-842
van het Europees Parlement en de Raad van Europa, van de vorm
van etiketten.
– En aanvullende etiketteringseisen betreffende producten en ap-
paratuur die bepaalde gefluoresceerde broeikasgassen bevatten.
– Europese richtlijn 2006-842 van het Europees Parlement en de
Raad van Europa van 17 mei 2006 over bepaalde gefluoresceer-
de Broeikasgassen (PB van 14 juni 2006).
• EN 12828 (cv-systemen in gebouwen - ontwerp van warmwater-ver-
warmingsinstallaties)
• EN 60335 (veiligheid van elektrische apparatuur voor huishoudelijk
gebruik en soortgelijke doeleinden)
• Deel 1 (algemene eisen)
• deel 2–40 (bijzondere eisen voor elektrisch aangedreven warmte-
pompen, airconditioning en kamerontvochtigers)
6 Afmetingen, minimale afstanden en leidingaan-
sluitingen
6.1 Afstanden bij de opstelling
Afb. 10 Minimale afstanden (mm)
Monteer de binnenunit conform de ophanginstructie aan
de wand.
Monteer de binnenunit voldoende hoog, zodat de bedie-
ningseenheid HMC300 gemakkelijk kan worden be-
diend. Houd bovendien rekening met de leidingtrajecten
en aansluitingen onder de binnenunit.
800
6 720 810 154-10.3T
50 50
550