Installation Instructions

12
Wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden!
Installatie-instructie • CM400 • (07/2008)
Installatie3
Nefit B.V.
V Bij verlenging van de bedrading van de voeler moeten
de volgende draaddiameters worden gebruikt:
3.2.2 Aansluiting 230 V AC
V Gebruik alleen elektriciteitskabels van dezelfde kwali-
teit.
V Sluit op de uitgangen C (pomp) en D (storingssignaal)
geen extra componenten aan die andere delen van de
installatie aansturen.
V Advies bij het gebruik van meerdere CM400-modules
(cascade met meer dan vier cv-toestellen): de stroom-
voorziening van de andere CM400-modules via de eer-
ste CM400-module (CM400-master) aansluiten. Zo
wordt een gelijktijdige ingebruikname gegarandeerd.
3.2.3 Aansluiting voor storingsmeldingen op
afstand met optisch of akoestische melding
(bijv. waarschuwingslamp)
(Aansluitschema Æ afbeelding 13 op pagina 19):
op het potentiaalvrije storingscontact (klemmen D) kan
bijv. een waarschuwingslamp worden aangesloten. De
toestand van het storingscontact wordt ook via een LED
op de CM400 weergegeven (Æ tabel 12 op pagina 15).
In de normale bedrijfstoestand is het contact tussen C en
NC geopend (C en NO gesloten). In geval van een storing
of onderbreking van de stroomvoorziening is het contact
tussen C en NC gesloten (C en NO geopend)
De maximale stroom van dit potentiaalvrije storingscon-
tact is 1 A bij 230 V AC.
3.2.4 Elektrische aansluiting van de buitentem-
peratuurvoeler
Sluit in combinatie met een regelaar met 2-draads BUS-
aansturing de buitentemperatuursensor absoluut op de
CM400-module (CM400-master) aan (Æ afbeelding 13
op pagina 19) en niet op het cv-toestel.
3.2.5 Elektrische aansluiting van de
aanvoertemperatuurvoeler
V Bij toepassing van een Verdelermodule WM10 moet
de gemeenschappelijke aanvoersensor op de Verde-
lermodule WM10 worden aangesloten (zie hiervoor de
bijbehorende installatie-instructie). In alle andere geval-
len kan deze op de CM400 (klem E) worden aangeslo-
ten. (afb. 13 op blz. 19).
3.2.6 Elektrische aansluiting van het externe
schakelcontact
V Wanneer een elektrisch schakelcontact moet worden
aangesloten, dan moet eerst de doorverbinding op de
stekker worden verwijderd.
3.2.7 Afval
V Voer verpakking op milieuvriendelijke wijze af.
V Bij vervangen van een component: behandel oude
componenten milieuvriendelijk als afval.
3.3 Montage van aanvullende toebeho-
ren
V Monteer het aanvullende toebehoren overeenkomstig
de wettelijke voorschriften en de bijgeleverde installa-
tiehandleiding.
Lengte van de kabel Min. doorsnede
< 20 m 0,75 mm
2
20 - 30 m 1,00 mm
2
Tabel 10 Verlenging van de voelerkabel
I.v.m. de spatwaterbescherming (IP): kabel zo
leggen, dat de kabelmantel ten minste
20 mm in de kabeldoorvoer steekt
(Æ afbeelding 8 op pagina 18).
Voorzichtig: Gevaar voor ompolen.
Functiestoring door omgepoolde aansluiting
op de 0 - 10 V-aansluiting.
V Let op correcte aansluiting van de polen
(9 = minus, 10 = plus).
Voorzichtig: De ingang van de CM400-mo-
dule heeft geen zekering.
Bij overbelasting van de uitgangen kunnen
de CM400-modules beschadigd raken.
V Beveilig voedingspanning naar de
CM400-module (CM400-master) met een
zekering van max. 16 A.
Voorzichtig: Uitgang C (pomp) van de
CM400-module mag met maximaal 250 W
worden belast.
V Sluit pompen met een groter opgenomen
vermogen via een relais aan.
Het maximale opgenomen vermogen van de
delen van de installatie (pompen, ...) mag het
aangegeven vermogen niet overschrijden
(Æ tab. 1 op pagina 4).
De storingsmelding op afstand is bij onder-
breking van de voedingspanning naar de
CM400-module (CM400-master) actief
(functiecontrole).