www.navman.
! CAUTION BELANGRIJKE VEILIGHEIDSINFORMATIE ! WARNING Lees voor installatie en gebruik aandachtig door. DANGER CAUTION CAUTION !! CAUTION WARNING ! WARNING DANGER CAUTION DANGER CAUTION ! WARNING CAUTION DANGER ! ! Dit is een waarschuwingssymbool. Het wordt gebruikt om te wijzen op potentiële situaties waarin persoonlijk letsel kan ontstaan. Volg alle veiligheidsaanwijzingen die volgen op dit symbool op, om mogelijk letsel of de dood te voorkomen.
Belangrijk Het is uw persoonlijke verantwoordelijkheid om dit Navman instrument en de GPS-antenne op zodanige wijze te installeren en gebruiken dat geen ongelukken, persoonlijk letsel of zaakschade worden veroorzaakt. Neem altijd de regels voor goed zeemanschap in acht. De keuze, plaatsing, hoek en installatie van het instrument en GPS-antenne zijn cruciaal om het systeem te doen werken zoals het bedoeld is. Volg de instructies in deze handleiding met zorg.
Inhoud 1 Introductie ............................................................................................................................................7 1-1 Overzicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7 1-2 Schoonmaak en onderhoud . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7 1-3 Insteekkaarten . . . . . . . . . . . . . . .
10 Brandstoffuncties en -beeldscherm ................................................................................................... 35 10-1 Wat de brandstofcomputer doet . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .35 10-2 Brandstofbeeldscherm . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .35 10-3 Brandstof toevoegen of verwijderen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Appendix A - Specificaties ....................................................................................................................... 67 Appendix B - Problemen oplossen ........................................................................................................... 69 Appendix C - Woordenlijst en navigatiedata ...........................................................................................
1 Introductie 1-1 Overzicht De Navman TRACKER is een compacte, stevige, zeer geïntegreerde maritieme kaartplotter. Het instrument is eenvoudig te gebruiken en heeft een goed leesbaar kleurenscherm. Complexe functies kunnen worden uitgevoerd met een paar tikken op de toetsen, zodat navigeren een stuk eenvoudiger wordt. Deze handleiding beschrijft: TRACKER 5505/5605 Voor SmartCraft motorfuncties dient een SmartCraft systeem geïnstalleerd te zijn.
Wisselen van de insteekkaart DANGER CAUTION Waarschuwing: Wees voorzichtig met insteekkaarten. Bewaar ze in hun beschermhoezen wanneer ze niet in de TRACKER worden gebruikt. Houdt de kaarthouder te allen tijde op zijn plaats in de TRACKER om te voorkomen dat het kaartcompartiment nat wordt van binnen. Gouden contacten hieronder 1 3 2 4 Kaart Houder Schakel de TRACKER uit (zie paragraaf 2-2). Verwijder de kaarthouder uit de TRACKER en neem de kaart uit de houder. Plaats de kaart in de hoes.
2 Normaal gebruik Toetsenoverzicht 2) 1) Ga terug naar een eerder menu of beeldscherm. Alle gemaakte veranderingen worden genegeeerd. In de landkaartstand wordt de landkaart gecentreerd rond de boots positie. 4) 2) Geef een menu van de voornaamste beeldschermen weer. Selecteer, om naar een beeldscherm te gaan, deze van het menu (zie paragraaf 2-8). 1) 3) 5) 6) 3) Cursortoetsen, om de cursor of de selectiemarkering te bewegen. 4) Geef een menu weer met de opties voor het huidige beeldscherm.
2-2 Gebruik van de menu’s Bedien de TRACKER door items van de menu’s te selecteren. Items kunnen submenus, commando’s of data zijn. Selectie van een submenu Een na een menu geeft een submenu weer, bijv. Kaart . Druk op of om de highlight naar het submenu te verplaatsen en druk dan op . c) Om een naam of nummer te veranderen: 1 Druk op om een naam of nummer weer te geven: 2 Druk op of om een letter of cijfer die/dat veranderd moet worden te selecteren. Druk op of om een letter of cijfer te veranderen.
Indien Auto power uit (zie paragraaf 14-1) is , dan zal de TRACKER automatisch uitschakelen wanneer het contact van de boot uitgeschakeld wordt. Auto-power Indien de TRACKER voorzien is van auto power-bedrading (zie paragraaf 15-4), dan: Zal de TRACKER automatisch inschakelen als het contact van de boot ingeschakeld wordt. Indien Auto power uit (zie paragraaf 14-1) is , dan blijft de TRACKER aan wanneer de boots contactschakelaar uitgeschakeld wordt. De TRACKER kan nu handmatig worden uitgeschakeld.
Nee: my Selecteer: Ja: om onmiddellijk te naar het MOB-waypoint te gaan navigeren. ! CAUTION ! Om de MOB te annuleren of een andere MOB in te stellen WARNING Dit kan resulteren in een plotselinge en gevaarlijke draai. DANGER 1 Druk nogmaals op te geven. om een menu weer 2 Selecteer een optie van het menu. Tip: Het MOB-waypoint blijft op de landkaart staan nadat de MOB is geannuleerd. Om het MOB-waypoint te wissen, zie paragraaf 5-2-5.
2-7 Simulatiestand In de simulatiestand negeert de TRACKER data van de GPS-antenne en andere transducers en sensors en de TRACKER genereert deze data zelf. Voor de rest functioneert de TRACKER normaal. Er zijn twee simulatiestanden: Normaal: Stelt de gebruiker in staat om op de wal aan de TRACKER te wennen. Demo: Simuleert een boot die zich over een route beweegt en geeft automatisch verschillende TRACKER functies weer.
Andere menu’s en beeldschermen Opmerking: Druk op om van een ander beeldscherm terug te keren naar uw laatste landkaartbeeldscherm.
2-8-1 Dubbele beeldschermen De TRACKER kan twee schermen tegelijkertijd weergeven, bijv. Kaart + meter. Een van de beeldschermen, het actieve beeldscherm genaamd, heeft een gele rand en is in gebruik. Druk om het actieve beeldscherm te veranderen, tweemaal op (Snelweg kan niet het actieve beeldscherm zijn). Bijvoorbeeld: Indien Kaart het actieve beeldscherm is: druk op om de opties voor Kaart weer te geven; druk twee keer op om het Meterbeeldscherm actief te maken.
c Selecteer een data-item dat beschikbaar is op het systeem of selecteer Geen om het veld blank te laten. Tip: Indien minder dan het maximale aantal datalijnen wordt gebruikt, zal de data minder dan het weergavegebied in beslag nemen. iii Herhaal bovenstaande stap om andere datavelden in te stellen. Druk op . 5 Druk op terug te keren. om naar het beeldscherm 2-8-3 Kompas De landkaart- en snelwegbeeldschermen kunnen bovenaan het scherm een kompas weergeven.
3 Navigatie: Landkaart Het kaartbeeldscherm geeft de landkaart, de positiekoers van de boot en navigatiedata weer. 3-1 Navigatie-overzicht De TRACKER kan op twee manieren navigeren: rechtstreeks naar een punt of via een route. 3-1-1 Naar een punt navigeren Wanneer de TRACKER naar een punt navigeert geven de landkaart- en snelwegbeeldschermen navigatiedata weer: D A De positie van de boot . C B Het punt van bestemming gemarkeerd met een cirkel. C De boots geplotte koers naar de bestemming.
Naar een waypoint gaan vanuit het waypoint-beeldscherm 1 Ga naar het waypoint-beeldscherm. 2 Druk op of om het waypoint waar u naar toe wilt te markeren. 3 Druk op Navigeren De TRACKER navigeert naar het punt zoals beschreven in paragraaf 3-1-1. Navigatie annuleren Ga naar een landkaartbeeldscherm, druk op en selecteer Ganaar annuleren. ! CAUTION en selecteer Ganaar. Naar een punt op de landkaart gaan 1 Verander naar het landkaartbeeldscherm.
! CAUTION ! WARNING Het overslaan van een waypoint met de automatische DANGER piloot kan resulteren in een plotselinge koersverandering. CAUTION 19 NAVMAN Een route annuleren Wanneer de boot het laatste waypoint heeft bereikt, of om de route die de boot volgt te stoppen, annuleert u de route. Ga naar een landkaartbeeldscherm, druk op en selecteer route annuleren.
3-2 Kaartbeeldscherm Om naar het landkaartscherm te gaan, druk op , selecteer Kaart, en selecteer vervolgens Kaart. Een normaal kaartscherm geeft weer: A B C J D K E F I H G A Data-titel.
3-2-1 Landkaartstanden De landkaart heeft twee standen: Boot in het midden-stand Om naar de Boot in het midden-stand te wisselen op de landkaart, druk op . De boot bevindt zich in het midden van de landkaart. Wanneer de boot door het water beweegt, scrollt de landkaart automatisch om de boot in het midden van de kaart te houden. De cursor (zie onderstaand) is uitgeschakeld. Cursorstand De toetsen en worden cursortoetsen genoemd.
3-2-4 Landkaartsymbolen en -informatie De landkaart geeft symbolen weer, zoals waypoints en landkaartsymbolen (bijv. boeien, bakens, wrakken en jachthavens). Indien de cursor ten minste twee seconden boven een symbool wordt geplaatst, verschijnt een gegevensvenster in de linker benedenhoek van het beeldscherm, met informatie over het symbool. Om beschikbare informatie over een punt op de landkaart te zien (bijv. een kaartsymbool): 1 Beweeg de cursor naar dat punt op de landkaart.
3-3 Afstands- en peilingcalculator De afstands- en peilingcalculator kan een koers van een of meerdere etappes plotten en de peiling en lengte van elke etappe laten zien en ook de totale lengte van de koers. De afgelegde koers kan worden veranderd in een route. de peiling en lengte van het etappe en ook de totale lengte van de koers weer. Druk op . Om het laatste etappe van een koers te verwijderen, druk op en selecteer Verwijderen.
Trajecten 2, 3, 4 en 5 kunnen elk maximaal 500 punten bewaren en zijn bedoeld om onderdelen van een reis bij te houden, om later precies zo gevaren te kunnen worden, bijvoorbeeld het binnenvaren van een riviermonding. Tijdsintervallen Tip: Bewaar de trajecten als de condities goed zijn. Wanneer tijdens het opslaan het traject vol raakt, dan gaat het opslaan door en de oudste punten op het traject worden gewist.
5 Navigatie: Waypoints Een waypoint is een positie die ingesteld kan worden op de TRACKER-landkaart, bijv. een visplek of een punt op een route. De TRACKER kan maximaal 3000 waypoints bevatten. Een waypoint kan gecreëerd, veranderd of verwijderd worden. Een waypoint heeft: Een type: Normaal: Een normaal waypoint waar naar toe kan worden genavigeerd, of die in een route kan worden opgenomen. Gevaar: Een gevaar-waypoint dient te worden vermeden.
5-1 Waypoints-beeldscherm Om naar het waypoint-beeldscherm te gaan, druk op , selecteer Ander en dan Waypoints. Het waypoints-scherm is een lijst van ingevoerde waypoints, elk met een symbool, naam, latitude en longitude, afstand en peiling van de boot, type en beeldschermoptie. Indien er meer waypoints zijn dan op het scherm passen, druk dan op of om een pagina op of neer te scrollen.
5-2-2 Een waypoint verplaatsen Een waypoint verplaatsen in het landkaartbeeldscherm Een waypoint verplaatsen in het waypointsbeeldscherm 1 Beweeg de cursor in het landkaartbeeldscherm naar het te verplaatsen waypoint. 2 Druk op Bewerk het waypoint om een waypoint in het waypoints-beeldscherm te verplaatsen, (zie paragraaf 5-2-3) en verander de latitude en longitude. 3 Beweeg de cursor naar de nieuwe positie en druk op . en selecteer Beweeg.
5-2-6 Alle waypoints wissen 1 Druk in het waypointsbeeldscherm op 2 Selecteer Ja om te bevestigen. en selecteer Wissen. 5-2-7 De data van een waypoint veranderen Om de waypoint-data te veranderen als dit in een venster wordt weergegeven: 1 Druk op Selecteer de te veranderen data. Druk op . Gebruik de cursortoetsen om de data te veranderen. . 2 Herhaal indien nodig te bovenstaande stap om andere data te veranderen. 3 Selecteer Bewaren.
6-1 Routesbeeldscherm Het routesbeeldscherm geeft een lijst van ingevoerde routes weer, elk met een routenaam, begin-waypoint, eind-waypoint, aantal etappes en de totale afstand. Om naar het routesbeeldscherm te gaan, druk op , selecteer Ander, en selecteer dan Routes. Indien er meer routes zijn dan op het scherm passen druk dan op of om een pagina op of neer te scrollen.
6-2 Routes beheren ! CAUTION ! iv Beweeg de cursor naar het eind van de eerste etappe en druk op . WARNING v Geef, nadat een route gecreëerd of veranderd is, de route weer op de DANGER landkaart en controleer dat de route niet over land of door gevaarlijk water gaat. vi Druk op CAUTION 1 2 Wanneer een route wordt gecreëerd: Druk op of om het bereik te veranderen; scroll de landkaart door de cursor naar de rand van de landkaart te bewegen.
Selecteer anders het waypoint waar het nieuwe waypoint vóór geplaatst moet worden. Tip: De afstands- en peilingcalculator kan ook worden gebruikt om een koers in te voeren en deze als route te bewaren (zie paragraaf 3-3). ii B. Een nieuwe route creëren vanuit het routebeeldscherm 1 2 3 Druk in het routebeeldscherm op selecteer Creëren. Als een waypoint wordt ingevoerd, worden automatisch de afstand en peiling van elke etappe weergegeven.
6-2-4 Een route wissen 1 2 Druk in het routesscherm op selecteer Wissen. of om de te wissen route te markeren. Druk op en Selecteer Ja om te bevestigen. 6-2-5 Alle routes wissen 1 Druk in het routesbeeldscherm op 2 Selecteer Ja om te bevestigen. en selecteer Wissen. 6-2-6 Een route navigeren Zie paragraaf 3-1-3. 7 Satellieten GPS wereldwijde navigatie De regering van de VS beheert het GPS-systeem. Vierentwintig satellieten draaien in een baan om de aarde en zenden positie- en tijdsignalen uit.
7-1 Satellietbeeldscherm Het satellietscherm geeft informatie over de GPS-satellieten en de GPS-positie. A Status van de GPS-antenne, bijv. Verwerving, GPS-positiebepaling, Geen GPS. Indien het instrument op de simulatiestand staat geeft het Simuleren weer (zie paragraaf 2-7) B Tijd en datum van GPS-satellieten. Tijd is lokale tijd (UTC [GMT] plus lokale afwijking, zie paragraaf 14-10) C HDOP: De fout in de GPS-positie veroorzaakt door satellietgeometrie.
Het Metersbeeldscherm veranderen. Stel, voordat het metersscherm wordt gebruikt, Snelheidsbereik, Max RPM en Max brandstofdebiet in (zie paragrafen 14-3 en 14-4). ii 1 Ga naar het Metersbeeldscherm en druk op . 2 Om het metertype te selecteren: i ii 3 b) Druk op om een menu van data-items weer te geven. c) Selecteer een data-item dat op uw systeem beschikbaar is. Selecteer Metertype. Selecteer Analoog (rond) of Digitaal (cijfers). iii Herhaal bovenstaande stap om andere meters in te stellen.
10 Brandstoffuncties en -beeldscherm Voor de brandstoffuncties dienen optionele benzine/diesel of SmartCraft brandstofsensoren geïnstalleerd en ingesteld te zijn. 10-1 Wat de brandstofcomputer doet Elke motor heeft een debietsensor om het brandstofdebiet van de motor te meten. De TRACKER gebruikt deze debietbedragen, samen met de boots snelheid en RPM, indien beschikbaar, om de resterende brandstof in de tank(s), verbruikte brandstof, bereik en brandstofverbruik te schatten.
Verbruikt Verbruikte brandstof weergeven tijdens een tocht. Op een boot met meerdere motoren wordt de data voor de bakboordmotor weergegeven aan de linkerkant van het beeldscherm. Ga, als u wilt meten hoeveel brandstof is verbruikt, naar het brandstofbeeldscherm en: Druk, voor een boot met een motor op en selecteer Verbruikt opschonen. Voor een boot met meerdere motoren wordt de brandstof verbruikt door de afzonderlijke motoren en de totaal verbruikte brandstof weergegeven.
10-3 Brandstof toevoegen of verwijderen Wanneer u brandstof toevoegt of verwijdert dient u dit aan de TRACKER te vertellen omdat anders de brandstofgegevens geen betekenis hebben. A Volledig vullen van de tank Ga naar het Metersbeeldscherm en druk op . Vervolgens: C Voor een boot met een enkele tank, selecteer Tank vullen. 2. Selecteer op een multi-tank boot uit welke tank u de brandstof verwijderd.
10-4 Weinig brandstof-alarm Om een Weinig brandstof-alarm voor een tank in te stellen: 1 2 Druk een of meerdere keren op om het Instellingsmenu weer te geven, selecteer Brandstof en vervolgens Instelling tanks. Op een boot met meerdere tanks selecteert u de tank waar u het alarm voor wilt instellen. 3 Selecteer Brandstofalarm en voer een brandstofniveau in om het Weinig brandstof-alarm af te doen gaan; of voer nul in om het alarm uit te schakelen.
10-5-2 Watersnelheid en Snelheid over de grond en bereik zullen eveneens verschillen, zoals onderstaand weergegeven. Een logwiel- en een pitotsensor meten watersnelheid, de snelheid van de boot door het water. Een GPS meet snelheid over de grond, de snelheid van de boot over de bodem van het water.
10-6 Brandstofverbruikcurves Een brandstofverbruikcurve geeft brandstofverbruik (verbruikte brandstof per eenheid afgelegde afstand) en bootsnelheid weer als een functie van motor RPM. Voor een brandstofverbruikcurve is de RPM van de motor nodig. Hiervoor dient/dienen SmartCraft of dieselsensoren geïnstalleerd te zijn.
registreren. Dan vraagt de TRACKER of u de curve wil bewaren. Selecteer Ja. De brandstofcomputer vraagt naar een naam voor de curve. Verander indien gewenst de standaard naam. Druk vervolgens op . 10-6-2 Brandstofverbruikcurves beheren Een curve een andere naam geven 1 Druk een of meerdere keren op , totdat het Instellingsmenu wordt weergegeven en selecteer vervolgens Brandstof. 2 Selecteer Brandstofverbruikcurve. Selecteer Naam en selecteer de naam voor de curve die u een andere naam wilt geven.
10-7 Kalibratie Kalibreer benzinebrandstofdebietsnsors tijdens installatie, of indien de brandstofaflezingen niet lijken te kloppen en andere suggesties voor het oplossen van problemen niet helpen (zie Appendix B Problemen oplossen). Om de sensor(s) te kalibreren: 1 Noteer het brandstofniveau in de tank(s). 2 Verbind de draagbare tank(s) aan de motor via de brandstoftransducer(s). 3 Laat de motor op kruissnelheid lopen totdat ten minste 15 liter (4 gallons) benzine is verbruikt per motor.
11 Getijdenbeeldscherm Het getijdenbeeldscherm is beschikbaar op C-MAP landkaarten. Het getijdenbeeldscherm geeft getijdeninformatie op een getijdenstation voor de geselecteerde datum. Opmerking: Voor een goede werking van het getijdenbeeldscherm is het nodig dat de lokale tijdsaanpassing correct is ingesteld (zie paragraaf 14-10) 2 Selecteer Getijdenstations. 4 Druk op 5 Selecteer Getijhoogte. en selecteer Kaart info. 1 Druk op 2 Selecteer Vandaag, Volg dag of Vorige dag. .
12 Gebruikerskaartbeeldscherm Een C-MAP™ gebruikerskaart is een optionele insteekkaart die gegevens kan bewaren (zie paragraaf 1-3). Er zijn drie soorten folders: waypoints, routes of een traject. Om naar het gebruikerskaartbeeldscherm te gaan, druk op , selecteer Ander en vervolgens Gebruikerskaart. Opmerking: 1 Voordat een gebruikerskaart wordt gebruikt dienen alle andere landkaartkaarten verwijderd te worden en dient de gebruikerskaart ingevoerd te worden.
Een folder van de gebruikerskaart wissen andere gegevens, dan zal de TRACKER beide waypoints weergeven. Selecteer: Overslaan: Laad het nieuwe waypoint niet. Vervang: Laad het nieuwe waypoint en vervang het bestaande. 1 Selecteer de te wissen folder. 2 Druk op 3 Selecteer Ja om te bevestigen. en selecteer Wissen. Lezen van de folderinformatie De foldernamen van de gebruikerskaart worden gelezen en weergegeven. Door ze te lezen worden de folders niet naar de TRACKER geladen.
14 Instelling van de TRACKER De TRACKER heeft een aantal geavanceerde functies die ingesteld kunnen worden via het instellingsmenu. We raden aan bekend te raken met de bediening van het instrument voordat de standaard instellingen van de gegevens in deze menu’s veranderd wordt. Druk om naar een instellingsoptiemenu te gaan een of meerdere keren op , om het instellingsmenu weer te geven en selecteer een optie. Opmerking: 1 De opties van het Instellingsmenu worden in de volgende paragrafen uitgelegd.
Instellingsoptiesmenus Standaard fabrieksinstellingen worden weergegeven. De beschikbare instellingsgegevens zijn afhankelijk van de optionele sensors en geïnstalleerde instrumenten.
Fabrieksinstelling reset M.b.v. deze functie worden alle TRACKER-instellingen, (behalve de taal, waypoints en routes) gereset naar de standaard fabrieksinstelling, weergegeven in de instellingsmenu’s. SmartCraft Er is geen SmartCraft gateway geïnstalleerd. SmartCraft-functies uitschakelen. Normaal gebruik van SmartCraft Zie paragraaf 15-8.
Gebruik Kaartdatum om te selecteren dat de TRACKER kaartdatum overeenkomt met de datum van de papieren landkaart. Dan zullen de lengte- en breedtegraadcoördinaten van de op de TRACKER weergegeven objecten veranderen, zodat ze overeen komen met de corresponderende coördinaten op de papieren landkaart. Kaartverschuiving ! CAUTION ! Instelling van de kaartdatum 1 In het Kaartinstellingsmenu, selecteer Kaartdatum. 2 Selecteer de kaartdatum voor de papieren landkaart die u gebruikt.
Algemeen submenu Plotterstand Normaal: alleen schalen die beschikbaar zijn op de landkaartkaart kunnen worden weergegeven. Indien gedrukt wordt op of om een landkaartschaal te selecteren die niet beschikbaar is, dan zal het landkaartscherm wel veranderen naar deze schaal maar alleen de positie en het traject van de boot weergeven (indien ingeschakeld). De rest van het beeldscherm is wit met zwarte kruisarcering en er wordt geen landkaartinformatie weergegeven.
Ander submenu Waypoints Namen Geeft waypoints weer: Alles verbergen geeft alleen waypoints weer op een geselecteerde route; Geselecteerd geeft waypoints weer met hun weergaveoptie ingesteld op Icoon of I+N (Icoon en Naam) (zie paragraaf 5). Geeft plaatsnamen weer. Lichten Geeft vuurtorens weer: Geen sector verbergt alle lichtsectoren; Aan geeft alle data weer. Nav-hulp Geeft signalen weer (mist, radar, radio stations) en boeien.
14-3 Instelling > GPS Druk een of meerdere keren op , totdat het Instellingsmenu wordt weergegeven en selecteer GPS: tijd niet gebruikt is en het lang duurt om een GPS-positie te ontvangen. Statische navigatie Wanneer de boot stopt of heel langzaam vaart worden de GPS-snelheid en -koers grillig. Statische navigatie is een nummer en de opties zijn: GPS-bron Intern: Gebruik de interne GPS-antenne (TRACKER 5505i) of de bijgeleverde externe GPS-antenne (TRACKER 5505, TRACKER 5605) (zie paragraaf 15-5).
14-4 Instelling > Brandstof Voor de brandstoffuncties dient een optionele brandstofdebietsensor geïnstalleerd te worden. Druk een of meerdere keren op , totdat het Instellingsmenu wordt weergegeven en selecteer dan Brandstof: ! CAUTION ! WARNING Debietfilter: De meeste motoren onttrekken geen constante hoeveelheid brandstof aan de tank. Voor een stabiele brandstofdebietwaarde berekent de TRACKER de debietwaarde door verschillende metingen te doen en hier het gemiddelde van te nemen.
3 Druk op of om de leiding met de data voor de bekende motor te selecteren. Druk op , selecteer de naam voor de bekende motor en druk op . 4 Herhaal de bovenstaande stappen voor de andere motoren. 5 Druk op . Brandstofverbruikcurve Zie paragraaf 10-6. Snelheidsbron Indien zowel de watersnelheid als de snelheid over de grond beschikbaar zijn, selecteer dan welke u wilt gebruiken voor de brandstofberekeningen (zie paragraaf 10-5-1). Max.
Traject verzenden Deze optie is inbegrepen voor compatibiliteit met oudere instrumenten. Neem voor informatie contact op met uw Navmanleverancier. Traject wissen. De data van het traject dat geselecteerd was voor registratie (zie bovenstaand) wordt gewist. 14-6 Instelling > Log Druk een of meerdere keren op , totdat het Instellings-menu wordt weergegeven en selecteer dan Log: De waarden kunnen onafhankelijk van elkaar worden veranderd.
14-7 Instelling > Alarmen Druk een of meerdere keren op , totdat het Instellings-menu wordt weergegeven en selecteer dan Alarmen: Alle alarmen, behalve Verlies van GPS-positie kunnen in- of uitgeschakeld worden. Voor de XTE- en verlies van DGPSpositie-alarmen, selecteer om het Symbool 56 alarm in te schakelen of om het alarm uit te schakelen. Voor de andere alarmen dient een alarmreactiewaarde te worden ingevoerd om het alarm in te schakelen.
14-8 Instelling > Eenheden Druk een of meerdere keren op , totdat het Instellings-menu wordt weergegeven en selecteer dan Eenheden: Diepte vt (voet), m (meters) of va (vadems) Brandstof Liters, USGal (VS gallons) of ImpGal (Imperische gallons) Kompas °T (ware noorden) of °M (Magnetische noorden) Temperatuur °F (Fahrenheit) of °C (Celsius) Wind (optioneel) De standaard eenheden worden bovenstaand weergegeven.
de andere instrumenten ook automatisch veranderd. Als alternatief, selecteer 0. Zie paragraaf 15-9. 14-10 Instelling > Tijd Lokale offset (afwijking) Druk een of meerdere keren op , totdat het Instellings- menu wordt weergegeven en selecteer dan Tijd: Het verschil tussen de lokale tijd en de UTC (GMT). Verander lokale afwijking wanneer zomertijd begint en eindigt. Het bereik is 0 tot ± 13 uren, in stappen van 30 minuten. Tijdnotatie De opties zijn 24 uur of 12 uur.
15 Installatie Correcte installatie is cruciaal voor een goede werking van het instrument. Het is van vitaal belang dat u het complete hoofdstuk over installatie in deze handleiding en documentatie die bij de antenne en eventuele andere onderdelen geleverd wordt doorleest voordat u begint met de installatie. 15-1 Installatie: Wat er bij de TRACKER geleverd wordt • TRACKER-beeldscherm • Stofkap voor beeldscherm • Afsluitkapje voor ongebruikte connectors • Stroomkabel • Bevestigingsbeugel (incl.
Optionele sensoren en instrumenten Minimum: 5 liter per uur (1,3 VS gallons per uur). Brandstofsensors: Deze optionele brandstofdebietsensoren kunnen op maximaal twee motoren worden geïnstalleerd: • Navman benzinesensors (zie paragraaf 15-6) Maximum: 130 liter per uur (34 VS gallons per uur). • Ondersteunde motortypes: Minimum: 25 liter per uur (6,5 VS gallons per uur). Buitenboord tweetakt carburateur- en EFI- benzinemotoren: 50 tot 300 pk. Buitenboord viertakt benzinemotoren: 90 tot 300 pk.
15-3 Installatie: Het beeldscherm Kies een positie waar het beeldscherm: Voor de TRACKER, met de interne GPS-antenne: • Ten minste 100 mm verwijderd is van het kompas, ten minste 300 mm van een radiozender en ten minste 1,2 m van een antenne. Dient het beeldscherm goed zicht op de lucht en de horizon te hebben. Dient het zicht niet geblokkeerd te zijn door grote onderdelen van de bovenbouw. • Eenvoudig te lezen en gebruiken is.
15-4 Installatie: Stroom-/Datakabel De stroom-/datakabel heeft een zwarte sluitmoer en aangesloten kabels. 1 Leg bedrading aan voor auto-power voor de TRACKER, zodat de TRACKER wordt ingeschakeld als het contact van de boot wordt omgedraaid, om motoruren of totale verbruikte brandstof bij te houden. Gebruik anders gewone stroom (zie voor meer informatie paragraaf 2-3).
15-5 Installatie: GPS-antenne Een antenne selecteren Een antenne installeren Installeer een van de volgende GPS-antennes: • Gebruik normaalgesproken de interne GPS-antenne (TRACKER5505i) of de bijgeleverde GPS-antenne (TRACKER 5505, TRACKER 5605). • Een optioneel differentiaalbaken DGPS-antenne voor betere precisie binnen het bereik van differentiaalbakens op de wal in gebieden waar WAAS of EGNOS niet beschikbaar zijn.
15-7 Installatie: Navman dieselsensors Bevestig de optionele dieselbrandstofkit gebruik makend van de instructies die bij de kit worden geleverd. Opmerking: Installeer een kit voor elke motor, voor maximaal twee motoren. De twee dieseldebietsensoren dienen van parallelle bedrading te worden voorzien. worden voorzien (zie paragraaf 14-4).
Elk instrument kan worden aangesloten op een groep van instrumenten. Als het achtergrondlicht verandert in groep 1, 2, 3 of 4 dan zal deze automatisch meeveranderen voor de andere instrumenten in dezelfde groep. Als u dit doet voor instrumenten uit groep 0, dan gebeurt er niets met de andere instrumenten. Als een alarm afgaat kunt u dit uitschakelen op een van de instrumenten die dat alarm weer kunnen geven.
15-11 Installatie: Instelling en test Instelling en test 1 2 Deze data kan later veranderd worden (zie paragraaf 14). Indien het beeldscherm op een beugel bevestigd is, draai en kantel het instrument dan zodat het goed zichtbaar is en draai de knop met de hand vast. 3 Plaats de gewenste C-MAP-landkaart in de houder (zie paragraaf 1-3). 4 Schakel het instrument in (zie paragraaf 2-3).
Appendix A - Specificaties ALGEMEEN Waypoints: Max. 3000, met standaard of gebruiker gedefinieerde alfanumerieke namen van max. 8 cijfers en/of letters. Formaat: TRACKER 5505/5505i: 150mm H x 164mm B x 65mm D (5.9” x 6.5” x 2.6”) Routes: 25 routes, met elk max. 50 punten Trajecten: Per tijd of afstand, een traject met max. 2000 punten en vier met max. 500 punten. (TRACKER 5605) 179,5mm H x 195mm B x 54mm D (7.1” x 7.6” x 2.
TRACKER 5505, TRACKER 5505i Lijst met datums Adindan American Samoa 1962 ARC 1950 Astro Beacon ‘E’ 1945 Astro Tern Island (Frig) 1961 Ayabelle Lighthouse Bissau Camp Area Astro Cape Chatham Island Astro 1971 Corrego Alegre Djakarta (Batavia) European 1950 Gan 1970 Guam 1963 Herat North Hong Kong 1963 Indian 1954 Indonesian 1974 ISTS 073 Astro 1969 Kerguelen Island 1949 L. C. 5 Astro 1961 Luzon Massawa Minna Nahrwan United Arab Emirates North American 1927 Observatorio Meteorolog.
Appendix B - Problemen oplossen Deze handleiding voor het oplossen van problemen gaat ervan uit dat de gebruiker de relevante paragrafen in deze handleiding gelezen en begrepen heeft. Het is vaak mogelijk om moeilijkheden op te lossen zonder dat het apparaat voor reparatie naar de fabriek wordt gezonden. Wij verzoeken u vriendelijk om deze sectie door te lezen voordat u contact opneemt met uw Navman dealer. Er zijn geen onderdelen die door de gebruiker onderhouden dienen te worden.
B-2 GPS-navigatieproblemen 2-1 Geen GPS-positie of de eerste ontvangst duurt lang na het opstarten: 2-5 De tijd of datum op het satellietbeeldscherm staat uit of klopt niet: a Kan soms gebeuren als de antenne geen duidelijk zicht op de lucht heeft. Satellietposities veranderen voortdurend. a Geen GPS-positie. b In simulatiestand. Schakel de simulatiestand uit (zie paragraaf 14-11). b Antennekabel is niet op het beeldscherm aangesloten. c c Herstart de GPS (zie paragraaf 14-3).
B-3 Problemen met de brandstofverbruikcurves 3-1 Aantal motoren of tanks klopt niet 3-3 Resterende brandstof lijkt niet te kloppen: Controleer of het aantal motoren en tanks klopt (zie paragraaf 14-4). a De TRACKER heeft geen bedrading voor autopower (zie paragraaf 15-4). b U heeft brandstof toegevoegd of verwijderd maar dit niet aan de TRACKER verteld (zie paragraaf 10-3). c Luchtbellen kunnen voorkomen dat de tank volledig gevuld wordt. Dit is met name een probleem met ondervloerse tanks.
Appendix C - Woordenlijst en navigatiedata Woordenlijst Aandachtsgebied - Een belangrijk gebied op de landkaart, zoals een beperkte ankerplaats of een ondiep gebied (zie paragraaf 14-2). MOB-functie - Start navigatie terug naar de plaats waar iemand overboord is gevallen (zie paragraaf 2-5). Dieptelijn - Een dieptecontourlijn op de landkaart. NavBus - Een manier om Navmaninstrumenten met elkaar te verbinden zodat ze data kunnen delen (zie paragraaf 15-9).
Navigatiedata De boot vaart van de start naar de bestemming en heeft zich van het begin tot de bestemming van de geplotte koers begeven. BRG BRG CDI Peiling tot bestemming: Peiling tot de bestemming van de boot. Peiling tot cursor: Peiling tot cursor van boot (cursorstand, zie paragraaf 3-2) Koersafwijkingsindicator: Wanneer de boot naar een punt navigeert, dan geven de landkaart- en snelwegschermen een parallelle lijn aan beide kanten van de geplotte koers weer.
Lon 174° 44.535’E Lat 36° 48.