Operation Manual
42
TRACKER 5430/5430i Installatie- en Bedieningshandleiding
NAVMAN
b De normale fout in GPS-positie is in 5% van de
gevallen groter dan 10 m (33 vt).
c Onder speciale omstandigheden kan het
Ministerie van Defensie van de VS een opzettelijke
en veranderende fout van max. 300 m in de
GPS-posities introduceren.
7 Geen DGPS-positie of verlies van DGPS-
positie:
a Om een DGPS-positie te ontvangen dient
WAAS/EGNOS ingeschakeld, of een optionele
DGPS-antenne geïnstalleerd te zijn (zie paragraaf
7).
b Met WAAS/EGNOS: Boot bevindt zich buiten het
bestrijkingsgebied (zie paragraaf 7).
c Met WAAS: GPS-antenne heeft geen duidelijk
zicht op de horizon in de richting van de evenaar.
d Met baken-DGPS: boot buiten het bereik van
DGPS-baken.
8 Boot niet zichtbaar op de landkaart:
Druk op ESC om naar boot-in-het-midden te
wisselen (zie paragraaf 3-1-1).
9 De tijd of datum op het satellietbeeldscherm
klopt niet of is uitgeschakeld.
a Geen GPS-positie.
b In simulatiestand. Schakel de simulatiestand uit
(zie paragraaf 13-10).
c Lokale tijdaanpassing klopt niet (zie paragraaf
13-9). De lokale tijdaanpassing dient veranderd te
worden wanneer zomertijd begint of eindigt.
10 Automatische piloot reageert niet op
TRACKER; geen NMEA-output:
a NMEA-output is uitgeschakeld of de gewenste
NMEA-zinnen zijn niet ingeschakeld. Controleer
NMEA-instellingen (zie paragraaf 13-8).
b Controleer of het instrument correct is
aangesloten.
11 Diepte wordt niet weergegeven:
a In de landkaart-, snelweg- of databeeldschermen
dient een dataveld naar Diepte worden gezet.
b Controleer of de dieptepeiler werkt en juist is
aangesloten.
12 Geen brandstoffuncties beschikbaar:
a Geen brandstofkit geïnstalleerd.
b Brandstoffuncties niet ingeschakeld. Stel Num
Motoren in op 1 of 2 (zie paragraaf 13-4).
c Kabels zijn niet aangesloten of zitten in de
verkeerde contacten van het beeldscherm. Zorg
dat de plugkleuren overeenkomen.
13 Brandstofverbruik of resterende brandstof
lijken onjuist:
a De motor heeft gedraaid terwijl de TRACKER niet
was ingeschakeld en het brandstofverbruik is niet
geregistreerd. Leg autopower bedrading aan (zie
paragraaf 15-3).
b In ruige zee kan brandstof door de transducer
heen en weer golven. Probeer dit probleem
door de installatie van een eenweg-klep tussen
de brandstoftransducer en de brandstoftank te
verhelpen.
c Tank vol of Resterend instellen is niet bij elke
tankbeurt gereset.
d Bij het tanken kunnen luchtbellen in de tanks
hebben voorkomen dat de tanks volledig werden
gevuld.
e Brandstoftransducers verslijten na verloop van
tijd en dienen als richtlijn na elke 5000 liters
vervangen te worden.
14 Geen of weinig brandstofdebiet aflezing:
a Controleer of de brandstofkabelconnectors
stevig in hun contact zitten en of de sluitmoer is
aangedraaid.
b Verstopte brandstoftransducer Verwijder
indien dit het geval is de transducer uit de
brandstofleiding en blaas er voorzichtig door in
tegengestelde richting van de brandstofstroom.
Plaats een brandstoffilter voor de transducer.
c Controleer de brandstofkabels op schade.
d Vies brandstoffilter.
e Brandstoftransducer is blootgesteld aan
overmatige hitte of vibratie.
15 Een debietwaarde zichtbaar voor twin
motorinstallatie:
Stel Num Motoren in op 1 of 2 (zie paragraaf 13-4).
16 Grillige brandstofdebietwaarden:
a De brandstoftransducer is misschien te dicht bij
de brandstofpomp geplaatst en lijdt daarom
onder te sterke trillingen.
b Controleer op lekkage in de brandstofslangen en
het aanzuigsysteem van brandstof in de tank(s).
c Het instelling van de debietfilter is niet passend
voor de motor (zie paragraaf 13-4). Verhoog
de brandstofdebietwaarde totdat een stabiele
debietwaarde wordt weergegeven.
17 TRACKER functioneert grillig of
onverwacht:
Instellingsdata incorrect. Reset naar
fabrieksinstelling (zie paragraaf 13-1).