Operation Manual
33
TRACKER 5430/5430i Installatie- en Bedieningshandleiding
NAVMAN
13-7 Instelling alarmen
XTE-alarm
Wanneer het XTE-alarm is ingeschakeld zal
een alarm afgaan wanneer de boot naar een
punt navigeert en de afstand van de boot tot
de geplotte koers (XTE) groter is dan de CDI
(Koersafwijkingsindicator)-schaal (zie appendix
C, CDI).
Stel, om het alarm in te schakelen, het
XTE-alarm in op Aan.
Stel, om het alarm uit te schakelen, het
XTE-alarm in op Uit.
Gevaaralarm
Wanneer het gevaaralarm is ingeschakeld zal
het alarm afgaan wanneer de boot binnen een
bepaalde afstand van een gevaar-waypoint
komt. Om dit alarm in te schakelen dient een
gevaaralarmafstand ingevoerd te worden (max.
9,99 afstandseenheden).
Stel, om het alarm uit te schakelen, het
gevaar-alarm in op Uit (0).
Weinig brandstof-alarm
Wanneer het weinig brandstof-alarm is
ingeschakeld zal het alarm afgaan wanneer de
resterende brandstof in de tank minder is dan de
weinig brandstof-waarde.
Voer, om dit alarm in te schakelen, een weinig
brandstof-waarde in.
Voer, om dit alarm uit te schakelen, de weinig
brandstof-waarde in op Uit.
DGPS-alarm
Wanneer het DGPS-alarm is ingeschakeld, zal
een alarm afgaan wanneer de TRACKER geen
DGPS-signaal ontvangt (baken, WAAS of EGNOS)
Voor gebruik van de alarmen, zie paragraaf 2-5.
Om het alarm dat afgaat uit te schakelen, druk
op ESC.
Aankomstradiusalarm
Als het aankomstradius alarm is ingeschakeld, dan
zal het alarm afgaan indien:
a De boot op weg is naar een punt en de
boot binnen de aankomstradius van de
bestemming komt.
b Of wanneer de boot een route navigeert en
de boot binnen de aankomstradius van een
waypoint in de route komt.
Om dit alarm in te schakelen dient een
aankomstradius ingevoerd te worden (max.
9,99 afstandseenheden).
Om het alarm uit te schakelen dient de
aankomstradius op Uit (0) te worden ingesteld.
Ankeralarm
Als het ankeralarm is ingeschakeld zal een
alarm afgaan wanneer de boot meer dan de
ankeralarmafstand beweegt.
Om dit alarm in te schakelen dient een
ankeralarmafstand ingevoerd te worden (max.
9,99 afstandseenheden). De TRACKER bewaart de
huidige bootpositie.
Om het alarm uit te schakelen dient het
ankeralarm op Uit (0) te worden ingesteld.
De minimale instelling van het alarm wordt
bepaald door de precisie van het global
positioning systeem, normaal gesproken minder
dan 10 m (33 vt).
Waarschuwing: Vertrouw niet op het
ankeralarm als de enige ankerwacht.
De waarden kunnen onafhankelijk van elkaar
worden veranderd. Deze logwaarden worden
bewaard wanneer het instrument wordt
uitgeschakeld.
De TRACKER heeft twee afstandlogs.
Tochtafstand:
De afgelegde afstand sinds het log gereset werd.
13-6 Instelling log
Totale afstand:
De afgelegde afstand sinds het totaallog gereset
werd.
Reset tochtafstand
Dit reset de tochtafstand tot nul.
Reset totale afstand
Deze optie reset de totale afstand tot nul.
Tip: Gebruik het gebruikerskaartbeeldscherm
om te controleren hoeveel punten op elk traject
worden geregistreerd (zie paragraaf 11).
Zend traject
Zend trajectdata naar de seriële poort.
Wis traject
1 Selecteer het nummer van het te wissen traject
(1 tot 5).
2 Selecteer Ja om te bevestigen.
De data in het geselecteerde traject wordt gewist.