Operation Manual
16
TRACKER 5430/5430i Installatie- en Bedieningshandleiding
NAVMAN
Traceren houdt met regelmatige tussenpozen de
positie van de boot bij. Deze intervallen kunnen
zijn:
Tijdsintervallen
Of afstandsintervallen.
Het traject waar de boot langs is gevaren kan
worden weergegeven op de landkaart. De
TRACKER kan een traject weergeven terwijl een
andere wordt opgeslagen.
Om met trajecten te werken, zie paragraaf 13-5.
De TRACKER kan vijf trajecten bewaren:
Traject 1 kan maximaal 2000 punten bewaren
en is bedoeld om de normale voortgang van
de boot bij te houden.
Trajecten 2, 3, 4 en 5 kunnen elk maximaal
500 punten bewaren en zijn bedoeld om
onderdelen van een reis bij te houden, om
later precies zo gevaren te kunnen worden,
bijvoorbeeld het binnenvaren van een
riviermonding.
Tip: Bewaar de trajecten als de condities
goed zijn.
Als een traject wordt opgeslagen en het traject
is vol, dan gaat het opslaan door en de oudste
3-5 Trajecten en traceren
Tijdsintervallen
Interval Traject 1 Traject 2, 3, 4 of 5
1 sec 33 minuten 8 minuten
10 sec 5.5 uur 1.4 uur
1 min 33 uur 8 uur
Afstandsintervallen
Interval Traject 1 Traject 2, 3, 4 of 5
0.01 20 5
1 2,000 500
10 20,000 5,000
De trajectlengte wordt in de huidige
afstandseenheid weergegeven, bijv. nm.
punten op het traject worden gewist. De
maximale lengte van een traject hangt af van de
gekozen interval: een kortere interval geeft een
korter, meer gedetailleerd traject en een lange
interval geeft een langer, minder gedetailleerd
traject, zoals weergegeven in de volgende
voorbeelden: