Operation Manual
10
TRACKER 5430/5430i Installatie- en Bedieningshandleiding
NAVMAN
2-6 Simulatiestand
De simulatiestand stelt de gebruiker in staat
om op de wal aan de TRACKER te wennen.
In de Simulatiestand wordt de data van de
GPS-ontvanger en andere sensors genegeerd
en wordt deze data door de TRACKER intern
aangemaakt om beweging van de boot te
simuleren. Voor de rest functioneert de TRACKER
normaal.
Om te controleren of de TRACKER op de
simulatiestand staat, druk op DISP en selecteer
Satelliet. Als het in de Simulatie
stand staat, dan staat er Simulatie links bovenin
het scherm.Om de Simulatiestand te beginnen en
te eindigen, zie paragraaf 13-1.
Waarschuwing: Gebruik de Simulatiestand
nooit als de TRACKER op het water aan het
navigeren is.
2-5 Alarmen
Als de TRACKER een alarmconditie waarneemt
geeft het een waarschuwingsboodschap weer op
het scherm, de interne pieper gaat af en externe
piepers en lichten treden in werking.Druk op
ESC om het alarm uit te schakelen. Het alarm zal
weer afgaan als de alarmconditie zich opnieuw
voordoet.
De TRACKER heeft door de gebruiker in te
stellen alarmen plus een alarm voor verlies van
GPS-positie (zie paragraaf 13-7).
De MOB-functie bewaard de positie van de boot
en navigeert vervolgens terug naar dit punt. Om
dit te doen:
1 Druk op
.
De TRACKER piept vier keer en bewaart de
positie van de boot als een waypoint, MOB
genaamd.
2 De TRACKER wisselt naar het
landkaartbeeldscherm, met het MOB-
waypoint in het midden van de kaart.
De landkaart zoomt in voor accurate
navigatie. Indien de landkaart de benodigde
kleine schaal niet weer kan geven, wisselt
de TRACKER naar de plotterstand (een wit
beeldscherm met kruisarcering zonder
kaartdetails, zie paragraaf 13-2).
3 Indien de automatische piloot output
uitgeschakeld is (zie paragraaf 13-8) dan zal
de TRACKER onmiddellijk terug navigeren
naar het MOB-waypoint.
Indien de NMEA-output (automatische piloot)
is ingeschakeld, dan vraagt de TRACKER of de
automatische piloot actief is. Selecteer:
2-4 Man overboord (MOB)
Nee: De TRACKER zal onmiddellijk terug
navigeren naar het MOB-waypoint.
Ja: De TRACKER vraagt of de boot naar het
MOB-waypoint dient te varen. Selecteer:
Ja: om onmiddellijk naar het MOB-waypoint
te gaan navigeren.
Waarschuwing: Dit kan resulteren in een
plotselinge en gevaarlijke draai.
Nee: om eerst de automatische piloot uit te
schakelen en dan Ganaar te gebruiken om
naar het MOB-waypoint terug te navigeren
(zie paragraaf 3-3) .
Om de MOB te annuleren of een andere MOB
in te stellen:
1 Druk nogmaals op om een menu weer te
geven.
2 Selecteer een optie van het menu.
Tip: Het MOB-waypoint blijft op de landkaart
staan nadat de MOB is geannuleerd. Om het
MOB-waypoint te annuleren, zie paragraaf
9-2-5.
2-3 Achtergrondlicht en beeldschermcontrast
1 Druk kort op om de beeldschermtoetsen
weer te geven.
2 Het beeldscherm en de toetsen worden
verlicht. Er zijn zestien verlichtingsniveaus.
Om het achtergrondlicht te veranderen, druk
op (minder fel) of (feller)
3 Om het beeldschermcontrast te wijzigen:
i Druk op om Contrast te kiezen.
ii Druk op of om het contrast aan te
passen.
4 Druk op ENT om de nieuwe waardes te
accepteren.