Pilot 3380 Tracker 5430/5430i C H A RA TU PT LO O P T I T L E O R T www.navman.
FCC Verklaring Opmerking: Deze apparatuur is getest en voldoet aan de richtlijnen voor een klasse B digitaal instrument, conform onderdeel 15 van de FCC-reglementen. Deze richtlijnen zijn ontworpen om redelijke bescherming te bieden tegen schadelijke storingen in een normale installatie. Deze instrumenten produceren, gebruiken en kunnen radiofrequentieenergie uitstralen en indien ze niet geïnstalleerd zijn in overeenkomst met de instructies, dan kunnen ze schadelijke storing m.b.t.
Inhoud 1 Introductie ............................................................................................................................................6 1-1 Onderhoud . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6 1-2 Insteekkaarten. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
11 Gebruikerskaartbeeldscherm............................................................................................................. 26 12 Informatiebeeldscherm ..................................................................................................................... 27 13 Instellingsmenu ................................................................................................................................. 27 13-1 Instelling systeem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Belangrijk Het is de persoonlijke verantwoordelijkheid van de eigenaar om dit instrument op zodanige wijze te installeren en gebruiken dat geen ongelukken, persoonlijk letsel of zaakschade ontstaan. De gebruiker van dit product is verantwoordelijk voor het in acht nemen van de regels voor goed zeemanschap. Global Positioning Systeem: Het global positioning systeem (GPS) wordt onderhouden door de VS-regering, welke verantwoordelijk is voor functioneren, precisie en onderhoud.
1 Introductie TRACKER kaartplotters NAVMAN’s TRACKER kaartplotters zijn compacte, stevig gebouwde navigatie-instrumenten met veel functies. Ze zijn ontworpen voor gebruiksgemak. Complexe functies kunnen worden uitgevoerd met een paar tikken op de toetsen, zodat navigeren een stuk eenvoudiger wordt. Deze handleiding behandelt de volgende NAVMAN kaartplotters: TRACKER 5430 Grijsschaal beeldscherm, externe GPS-antenne TRACKER 5430i Grijsschaal beeldscherm, interne GPS-antenne.
Wisselen van de insteekkaart Gouden contacten hieronder 1 2 3 Kaart Houder Schakel de TRACKER uit (zie paragraaf 2-1).Verwijder de kaarthouder uit de TRACKER en neem de kaart uit de houder. Plaats de kaart in de hoes. Druk een nieuwe kaart in de houder. Verzeker uzelf ervan dat de gouden contactjes aan de buitenkant onderaan zitten (zie bovenstaand). Bewaar de kaarthoes.
2 Normaal Gebruik Toetsenoverzicht ESC Ga terug naar een eerder menu of beeldscherm. Alle gemaakte veranderingen worden genegeerd. DISP Geeft een menu van de voornaamste beeldschermen weer. Selecteer, om naar een beeldscherm te gaan, deze van het menu (zie paragraaf 2-2). , , , Cursortoetsen, om de cursor of de selectiemarkering te bewegen. MENU Geeft een menu weer met de opties voor het huidige beeldscherm. Druk nogmaals op MENU om het Instellingsmenu weer te geven (zie paragraaf 13).
2-1 Auto power in- en uitschakelen Auto-power 2 Indien de TRACKER auto power-bedrading heeft (zie paragraaf 15-3), dan schakelt de TRACKER automatisch in en uit als de stroom aan boord in- en uitgeschakeld wordt. De TRACKER kan dan niet handmatig in- of uitgeschakeld worden. Pas, indien nodig, het beeldscherm zo aan dat het goed leesbaar is (zie paragraaf 2-3). Lees de waarschuwing en druk op ENT. 3 Het satellietbeeldscherm wordt weergegeven.
2-3 Achtergrondlicht en beeldschermcontrast 1 2 Druk kort op om de beeldschermtoetsen weer te geven. 3 Om het beeldschermcontrast te wijzigen: i Druk op om Contrast te kiezen. Het beeldscherm en de toetsen worden verlicht. Er zijn zestien verlichtingsniveaus. Om het achtergrondlicht te veranderen, druk op (minder fel) of (feller) ii Druk op passen. of 4 Druk op ENT om de nieuwe waardes te accepteren.
2-7 Navigatie De TRACKER kan op twee manieren navigeren: rechtstreeks naar een punt of via een route.Voer waypoints in op interessante punten voordat met navigeren wordt begonnen (zie paragraaf 9-2-1).
3 Landkaart Het landkaartbeeldscherm is het belangrijkste TRACKER-scherm. Het geeft de landkaart, de positie en koers van de boot en navigatiedata weer. 3-1 Landkaartbeeldscherm Een standaard kaartscherm geeft weer: Databeeldscherm. Om de data uit of in te schakelen of om te veranderen welke data wordt weergegeven, zie paragraaf 3-1-8. De kaart. Om de weergegeven informatiesoorten te veranderen, zie paragraaf 13-2. Bootpositie (zie paragraaf 3-1-1). Kompasbeeldscherm (zie paragraaf 3-1-4).
Bijv.: Houd ingedrukt om de cursor naar de rechterkant van het beeldscherm te bewegen en de kaart zal naar links scrollen. BRG (rood) COG 3-1-2 Latitude en longitude Latitude en longitude kunnen bovenaan de landkaart worden weergegeven.
i Havenvoorzieningen i ii ii Selecteer het soort voorziening waarnaar gezocht moet worden. Medium/Groot: geeft twee velden per regel en maximaal vier regels weer. 4 Een lijst met getijdenstations wordt weergegeven. Selecteer het weer te geven getijdenstation. De landkaart wordt opnieuw getekend met het getijdenstation in het midden. Om nu een getijdenkaart weer te geven (zie paragraaf 8) voor het station: i Druk op MENU en selecteer Landkaart info. ii Selecteer Getijhoogte.
3-3 Ganaar Ganaar is een eenvoudige manier om rechtstreeks naar een punt te navigeren. Om Ganaar te starten 1 Kies het punt waar u naar toe wilt: Waarschuwing: Verzeker uzelf ervan dat de koers niet over land of door gevaarlijk water gaat. 2 Om naar een waypoint of een ander punt op de kaart te gaan: i Druk op ESC totdat het kaartbeeldscherm wordt weergegeven. ii Beweeg de cursor naar de bestemming. Het punt van bestemming wordt met een cirkel gemarkeerd. De boots geplotte koers naar de bestemming.
3-5 Trajecten en traceren Traceren houdt met regelmatige tussenpozen de positie van de boot bij. Deze intervallen kunnen zijn: Tijdsintervallen Of afstandsintervallen. Het traject waar de boot langs is gevaren kan worden weergegeven op de landkaart. De TRACKER kan een traject weergeven terwijl een andere wordt opgeslagen. punten op het traject worden gewist.
4 Brandstofbeeldscherm Om het brandstofscherm te gebruiken dienen de optionele brandstofkit geïnstalleerd en de brandstofgegevens ingesteld te zijn (zie paragraaf 13-4). Druk, om naar het brandstofscherm te gaan op DISP en selecteer Brandstof. Het Brandstofscherm geeft weer: Verbuikt: Totaal verbruikte brandstof sinds het voor de laatste keer gereset werd tot 0 door het Verbruik opschonen-commando (zie paragraaf 13-4). Resterend: De resterende hoeveelheid brandstof in de brandstoftank(s).
5 Databeeldscherm Het databeeldscherm heeft zes grote numerieke data-velden. Druk, om naar het datascherm te gaan op DISP en selecteer Data. Om te selecteren wat wordt weergegeven: 1 Druk op MENU en selecteer Data-instelling. 2 Verander een dataveld: i Druk op de cursortoetsen om het veld te markeren. ii Druk op ENT om een menu van de data die in dat veld kunnen worden weergegeven weer te geven. iii Selecteer de in het veld weer te geven data; selecteer Geen om het veld leeg te laten.
ii Het numerieke data-beeldscherm veranderen 1 2 Druk in het snelwegbeeldscherm op MENU en selecteer Data-instelling. iii Selecteer de in het veld weer te geven data; selecteer Geen om het veld leeg te laten. Verander een dataveld: i Druk op de cursortoetsen om het veld te markeren. Druk op ENT om een menu van de data die in dat veld kunnen worden weergegeven weer te geven. 3 Herhaal bovenstaande stap om andere datavelden te veranderen.
7-1 Satellietbeeldscherm Wanneer de TRACKER wordt ingeschakeld wordt automatisch het satellietbeeldscherm weergegeven terwijl de GPS-antenne opstart. Het satellietscherm geeft informatie over de GPS-satellieten en de GPS-positie. Druk, om naar het satellietscherm te gaan op DISP en selecteer Satelliet. Status van de GPSantenne, bijv. Verwerving, GPS-positiebepaling, Geen GPS.
Het getijdenbeeldscherm geeft data weer voor de gekozen datum: Getijdenstation en naam Afstand van de boot Maanfase voor de maan op de huidige tijd op de gekozen datum. Huidige tijd Gekozen datum voor weergave Getijdenkaart Nacht Nacht Zonsondergang ZonsopgangDag Dag Day Getijdehoogte-cursor Druk op of om de cursor naar boven of beneden te bewegen. Hoogte van de cursor. Tijd op de dag, 0 tot 24 uur Tijden op de geselecteerde datum. Getijdehoogte Tijd van de cursor.
Indien er veel waypoints zijn, gebruik deze functie dan om te selecteren welke waypoints op de landkaart worden weergegeven. Opmerking: de andere keuzemogelijkheden voor de “Waypoints' -instellingsoptie zijn “verberg al' (geen waypoints op de kaart) en “Bekijk al' (alle waypoints worden op de kaart weergegeven) (zie paragraaf 13-2). 9-1 Waypoints-beeldscherm Om naar het waypoints-beeldscherm te gaan, druk op DISP en selecteer Waypoints (zie rechts).
2 3 Druk op MENU en selecteer Bewerken. Verander de waypoint data (zie paragraaf 9-2-7). Selecteer Bewaren. Een waypoint bewerken in het waypointsbeeldscherm 1 Druk in het waypoints-beeldscherm op of om het te bewerken waypoint te markeren. Druk op MENU en selecteer Bewerken. 2 Verander de waypoint-data (zie paragraaf 9-2-7). Selecteer Bewaren. 9-2-4 Een waypoint weergeven op de landkaart Dit gaat naar het landkaartbeeldscherm en geeft het geselecteerde waypoint in het midden van het scherm weer.
10-2 Routes beheren Waarschuwing: Geef, nadat een route gecreëerd of veranderd is, de route weer op de landkaart en controleer dat de route niet over land of door gevaarlijk water gaat. 6 10-2-1 Een nieuwe route creëren A. Een nieuwe route creëren vanuit het kaartbeeldscherm 7 Druk op of om het bereik te veranderen; scroll de landkaart door de cursor te bewegen naar de rand van de kaart. Een data-venster links bovenaan geeft de routenaam en de totale afstand weer.
Selecteer anders het waypoint waar het nieuwe waypoint vóór geplaatst moet worden. ii Druk op ENT. Een lijst met waypoints wordt weergegeven. Selecteer het te gebruiken waypoint. Als een waypoint wordt ingevoerd, worden automatisch de afstand en peiling van elke etappe weergegeven. Indien de route meer waypoints heeft dan op het scherm passen, druk dan op of om ze te zien. 5 6 Een route bewerken vanuit het routesbeeldscherm: 1 2 3 Druk in het routesscherm op of om de te bewerken route te markeren.
11 Gebruikerskaartbeeldscherm Een C-MAP™ gebruikerskaart is een optionele insteekkaart die gegevens kan bewaren (zie paragraaf 1-2). Er zijn drie soorten folders: waypoints, waypoints, routes of trajecten. Opmerking: De oude 5 volt-kaarten worden niet ondersteund. Om naar het gebruikerskaartbeeldscherm te gaan, druk op DISP en selecteer Gebruikerskaart. Het gebruikerskaartbeeldscherm heeft: Een folderlijst Een lijst met de folders van alle gebruikerskaarten in de TRACKER.
1 Druk op MENU en selecteer Kaart. 1 Selecteer de te wissen folder. 2 Selecteer Formatteren. 2 Druk op MENU en selecteer Wissen. 3 Selecteer Ja om te bevestigen. 3 Selecteer Ja om te bevestigen. Een folder van de gebruikerskaart wissen Lezen van de folderinformatie De foldernamen van de gebruikerskaart worden gelezen en weergegeven. Door ze te lezen worden de folders niet naar de TRACKER geladen. 1 Druk op MENU en selecteer Kaart. 2 Selecteer Lezen.
Instelling menukaart met standaard fabrieksinstelling tussen haakjes Systeem Landkaart Rotatie (Noord boven) Geprojecteerde koers (Uit) CDI-schaal (0.
13-1 Instelling systeem Taal Fabriekinstelling reset Selecteer de taal voor de beeldschermen. De opties zijn: Engels, Italiaans, Frans, Duits, Spaans, Nederlands, Zweeds, Portugees, Fins en Grieks. Achtergrondverlichting Selecteer de helderheid van het achtergrondlicht en de LCD-contrastniveaus. Om de standaard instellingen te veranderen: i Druk op of om of Achtergrondlicht of Contrast te selecteren. ii Druk op of te selecteren.
dezelfde positie op de papieren landkaart. Om de posities van de TRACKER overeen te doen komen met een locale kaart die niet op WGS84 is gebaseerd: Selecteer Kaartdatum en selecteer de datum voor de locale kaart. Zie appendix A voor een lijst met beschikbare datums. WGS84 is de standaard datum, en de meest gebruikte datum op papieren landkaarten. Of indien de correcte datum niet beschikbaar is, behoud de WGS84-datum en voer een kaartverschuiving uit. (zie onderstaand).
13-3 Instelling GPS GPS-bron Er zijn drie mogelijkheden: • Intern: Gebruik voor de TRACKER 5430i de interne GPS-antenne en -ontvanger. Gebruik voor de TRACKER 5430 de interne GPSonvanger en een externe GPS-antenne die in de gouden connector aan de TRACKER wordt gestoken. • NMEA: Gebruik een externe GPS- of DGPSbron, aangesloten via NMEA (zie paragraaf 14). • NavBus: Gebruik een externe GPS- of DGPSbron, aangesloten via NavBus (zie paragraaf 14).
3 Tankafmeting Laat de motor(en) op normale kruissnelheid draaien totdat ten minste 15 liters (4 VS gallons) wordt aangegeven (30 liters [8 VS gallons] voor twinmotoren). Controleer de eigenlijke verbruikte hoeveelheid brandstof per motor. De eenvoudigste manier om dit te doen is door de tank(s) tot het aanvangsniveau(s) te vullen en de weergegeven waarde op de brandstofpomp te noteren. Selecter Brandstof Kal. De hoeveelheid brandstof die de TRACKER heeft gemeten wordt weergegeven.
Tip: Gebruik het gebruikerskaartbeeldscherm om te controleren hoeveel punten op elk traject worden geregistreerd (zie paragraaf 11). Zend traject Zend trajectdata naar de seriële poort. Wis traject 1 Selecteer het nummer van het te wissen traject (1 tot 5). 2 Selecteer Ja om te bevestigen. De data in het geselecteerde traject wordt gewist. 13-6 Instelling log De waarden kunnen onafhankelijk van elkaar worden veranderd. Deze logwaarden worden bewaard wanneer het instrument wordt uitgeschakeld.
13-8 Instelling eenheden Afstandseenheden Brandstofeenheden Opties zijn nm (nautische mijlen), mi (mijlen) of km (kilometers) Liters, VSGal (VS gallons) of ImpGal (Emperische gallons) Snelheideenheden Kompas Opties zijn kn (knopen), mpu (mijlen per uur) of kpu (kilometers per uur).
Tip: Gebruik de cursor om de koers te berekenen (zie paragraaf 3-1-1). Tip: Verander de koers terwijl de boot vaart om te simuleren dat de boot van koers raakt. Demo Simuleert dat de boot met een gegeven snelheid een route aflegt. Als het eind wordt bereikt, vaart de boot terug over de route in de tegenovergesteld richting. Voordat deze stand wordt gebruikt dient ten minste een route worden ingevoerd (zie paragraaf 10-2-1). De opties zijn: Snelheid: De gesimuleerde te gebruiken bootsnelheid.
15 Installatie Correcte installatie is cruciaal voor een goede werking van het instrument. Er zijn twee componenten te installeren, de TRACKER en de GPS-antenne. Installeer daarnaast de optionele brandstofkit, om de TRACKER als een brandstofcomputer te gebruiken. NMEA-data van een diepte-peiler accepteren en weergeven. De TRACKER kan: Externe piepers of lichten voor het alarm aansturen. Data van andere NAVMAN-instrument die via NavBus zijn aangesloten versturen en ontvangen.
15-3 Installatiehandleiding Voor beugelbevestiging i Houd de beugel op de juiste plaats en markeer de schroefgaten. ii Boor de schroefgaten en schroef de beugel op zijn plaats met de bijgeleverde schroeven. Draai de schroeven niet te stijf aan omdat het beeldscherminstrument anders misschien niet draait. Bevestig het beeldscherm nog niet. Waarschuwing: Verzekert u zich ervan dat de installatiegaten die u maakt de constructie van de boot niet ondermijnen.
• Of Basis bedrading: Als de hoofdschakelaar ingeschakeld wordt dient de TRACKER handmatig worden ingeschakeld met de - toets. De motoruren en de brandstofteller zijn uitgeschakeld. • Of Auto power-bedrading: De TRACKER schakelt automatisch aan en uit wanneer het contact wordt in- en uitgeschakeld (zie paragraaf 2-1). De motoruren en de brandstofteller zijn ingeschakeld. Kies auto power als de optionele brandstofkit is geïnstalleerd. 4 ii 3 Verwijder de stofkap.
Installatie Standaard bedrading Stroom-/datakabel (zwarte sluitmoer) Pin Draad Signaal 1 Zwart Aarde (negatieve stroom NMEA) Opmerking: De kabel heeft twee draden met zwarte buitenkant, de zwarte draad (pin 1) en de afscherming (bedekt met hittekrimpfolie). Deze raken elkaar in de kabel en het maakt daarom niet uit welke zwarte draad wordt gebruikt.
Appendix A - Specificaties Fysieky Formaat 126 mm H x 126 mm B x 64,8 mm D (5.0" x 5.0" x 2,57")., TRACKER 5430, 5430i: grijsschaal, (240 x 360 pixels). Elektrisch Stroomvoorziening aandrijving: 8 tot 16 V DC, 220 A met volledig achtergrondlicht. Externe pieper of licht output, geaard, maximaal 30 V DC, 200 mA. Werkingstemperatuur 0° tot 50°C (32° tot 122°F) Landkaarten en gebruikerscartridgesa C-MAP™ NT cartridges, NT+ cartridges en NT MAX. 3.3 V C-MAP™ gebruikerscartridges Waypoints Max.
Lijst met datums ADINDAN ARC 1950 ASCENS.ISL.58 BISSAU CAPE DABOLA EUROPEAN 1950 GRACIOSA BASE HJORSEY 1955 IGN72 IRELAND 1965 KERTAU 1948 LUZON MIDWAY AS. 61 NAD 1983 O.S. IRELAND P.TE NOIRE 48 POTSDAM QORNOQ S.LEONE 1960 SELVAGEM 1938 TANANARIVE 25 VOIROL 1960 YACARE AFGOOYE ARC 1960 AUS.GEOD. 66 BOGOTA OBS. CARTHAGE DECEPTION IS EUROPEAN 1979 GUAM 1963 HONG KONG 63 INDIAN ISTS 73 AS.69 KUSAIE AS. 51 M. MERCURY 68 MINNA NAHRWAN O.S.G.B. 1936 P.TO SANTO 36 PRV.S.AMER.56 REUNION S.
b De normale fout in GPS-positie is in 5% van de gevallen groter dan 10 m (33 vt). c Onder speciale omstandigheden kan het Ministerie van Defensie van de VS een opzettelijke en veranderende fout van max. 300 m in de GPS-posities introduceren. 7 Geen DGPS-positie of verlies van DGPSpositie: a Om een DGPS-positie te ontvangen dient WAAS/EGNOS ingeschakeld, of een optionele DGPS-antenne geïnstalleerd te zijn (zie paragraaf 7).
Appendix C - Woordenlijst en navigatiedata Woordenlijst Aandachtsgebied - Een belangrijk gebied op de landkaart, zoals een beperkte ankerplaats of een ondiep gebied (zie paragraaf 13-2). Dieptelijn - Een dieptecontourlijn op de landkaart. Landkaartkaart - Een insteekkaart waarop data voor een bepaald gebied staat (zie paragraaf 1-2). C-MAP™ landkaartkaart - Zie landkaartkaart C-MAP™ gebruikerskaart - Zie gebruikerskaart. Cursor - Een -symbool op het beeldscherm (zie paragraaf 3-1-1).
Navigatiedata De boot vaart van de start naar de bestemming en heeft zich van het begin tot de bestemming van de geplotte koers begeven. BRG +BRG CDI Peiling tot bestemming Peiling tot cursor Koersafwijkingsindicator COG CTS DTG ETA +RNG SOG Koers Over Grond Te sturen koers Af te leggen afstand Verwachte aankomsttijd Bereik tot cursor: Snelheid Over Grond: STR TTG XTE Steering: Tijd Te Gaan: Cross Track Error: VMG Velocity Made Good: Peiling tot de bestemming van de boot.
Lon 174° 44.535’E Tr a c ke r 5 430 /5 430 i Made in New Zealand MN000455A Lat 36° 48.