Operation Manual
TRACKER 5380 Installatie- en bedieningshandleiding
48
NAVMAN
Voor de brandstofinstelling dienen optionele
benzine- of Smartcraft-sensoren geïnstalleerd
te zijn. Stel eerst
Aantal motoren in om
de brandstoffuncties in te schakelen.
Druk een of meerdere keren op
,
totdat het
Instellings-menu wordt
weergegeven en selecteer dan
Brandstof:
Tank vol
Informeer de TRACKER dat uw brandstof tank
gevuld is (zie paragraaf 10-1).
Restant instellen
Verteld de TRACKER dat brandstof toegevoegd
of verwijdered is (zie paragraaf 10-1).
Verbruikt opschonen
Selecteer
Verbruikt opschonen om
Verbruikt (de hoeveelheid gebruikte
brandstof) op nul te zetten. Gebruik deze
functie om de hoeveelheid brandstof die over
een bepaalde tijd of afstand gebruikt wordt
te meten.
14-4 Instelling > Brandstof
Waarschuwing: brandstofverbruik kan
drastisch veranderen, afhankelijk van de
lading van de boot en de condities op het
water. Neem altijd voldoende brandstof voor
de reis, plus een reserve mee.
Tankafmeting
Voer het formaat van de brandstoftank in.
Navman raad aan het tankformaat op te meten
door de brandstoftank leeg te laten lopen, de
tank helemaal te vullen en de hoeveelheid af
te lezen op de meter van de benzinepomp.
Pas op voor luchtbellen, in het bijzonder in
ondervloerse tanks.
Aantal motoren
Stel het aantal motoren in op
0, 1 of 2. De
brandstoffunctie is uitgeschakeld indien
0
wordt geselecteerd.
Kalibreren
SmartCraft brandstofsensoren zijn in de
fabriek gekalibreerd en dienen niet opnieuw
te worden gekalibreerd. Kalibratie van
Navman benzinesensoren geeft preciezere
brandstofwaarden.
Bij twinmotorinstallaties dienen beide
brandstoftransducers gekalibreerd te worden.
Dit kan tegelijkertijd worden gedaan door
gebruik van twee draagbare tanks, of op een
verschillend tijdstip met gebruik van een
draagbare tank.
Voor kalibratie van de brandstoftransducer(s)
dient het brandstofverbruik nauwkeurig te
worden bijgehouden. Dit kan het best door
gebruik van een kleine draagbare tank. Voor
een accurate kalibratie dienen ten minste 15
liters (4 gallons) te worden gebruikt.
Het is vaak moeilijk om ondervloerse tanks
twee keer tot precies hetzelfde niveau te vullen
als gevolg van luchtbellen, dus als er meer
brandstof wordt gebruikt, zal de kalibratie
preciezer zijn.
Voer om de brandstoftransducer(s) te
kalibreren de volgende stappen uit:
1. Noteer het brandstofniveau in de tank(s).
2. Verbind de draagbare tank(s) aan de motor
via de brandstoftransducer(s).
Stel de snelheids- en koersfilters in op de
laagste waarden die nog een stabiele aflezing
geven. Het bereik van elk filter is van 1 tot 60
seconden of Uit (0).